This is a digital copy of a book that was preserved for generations on library shelves before it was carefully scanned by Google as part of a project
to make the world's books discoverable online.
It has survived long enough for the copyright to expire and the book to enter the public domain. A public domain book is one that was never subject
to copyright or whose legal copyright term has expired. Whether a book is in the public domain may vary country to country. Public domain books
are our gateways to the past, representing a wealth of history, culture and knowledge that's often difficult to discover.
Marks, notations and other marginalia present in the original volume will appear in this file - a reminder of this book's long journey from the
publisher to a library and finally to you.
Usage guidelines
Google is proud to partner with libraries to digitize public domain materials and make them widely accessible. Public domain books belong to the
public and we are merely their custodians. Nevertheless, this work is expensive, so in order to keep providing this resource, we have taken steps to
prevent abuse by commercial parties, including placing technical restrictions on automated querying.
We also ask that you:
+ Make non-commercial use of the files We designed Google Book Search for use by individuals, and we request that you use these files for
personal, non-commercial purposes.
+ Refrain from automated querying Do not send automated queries of any sort to Google's system: If you are conducting research on machine
translation, optical character recognition or other areas where access to a large amount of text is helpful, please contact us. We encourage the
use of public domain materials for these purposes and may be able to help.
+ Maintain attribution The Google "watermark" you see on each file is essential for informing people about this project and helping them find
additional materials through Google Book Search. Please do not remove it.
+ Keep it legal Whatever your use, remember that you are responsible for ensuring that what you are doing is legal. Do not assume that just
because we believe a book is in the public domain for users in the United States, that the work is also in the public domain for users in other
countries. Whether a book is still in copyright varies from country to country, and we can't offer guidance on whether any specific use of
any specific book is allowed. Please do not assume that a book's appearance in Google Book Search means it can be used in any manner
anywhere in the world. Copyright infringement liability can be quite severe.
About Google Book Search
Google's mission is to organize the world's information and to make it universally accessible and useful. Google Book Search helps readers
discover the world's books while helping authors and publishers reach new audiences. You can search through the full text of this book on the web
at http : //books . qooqle . com/|
Over dit boek
Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat
doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken.
Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke
domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land
verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van
geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn.
Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de
lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u.
Richtlijnen voor gebruik
Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken
uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven
leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciele partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op
automatisch zoeken.
Verder vragen we u het volgende:
+ Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciele doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door
individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciele doeleinden.
+ Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek
doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelhe-
den tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien
hiermee van dienst zijn.
+ Laat de eigendomsverklaring staan Het "watermerk" van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het
project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet.
+ Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er
niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is
voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval
met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het
eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng.
Informatie over Zoeken naar boeken met Google
Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit
allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en ui tgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken
op het web via http : //books . google . com
Digitized by VjOOQIC
INDIANA
UNIVERSITY
LIBRARY
Presented by
Digitized by VjOOQIC
.0^
Digitized by VjOOQIC
Digitized by VjOOQIC
DE OUDE TIJD.
Digitized by VjOOQIC
Digitized by VjOOQIC
DE OUDE TIJD.
GE8CHIEDENIS — MAATSCHAPPELIJK EN HUISELIJK LEVEN — MONUMENTEN
VOLKSEIGENAARDIGHEDEN — OVERLEVERINGEN —
KUNST — NIJVERHEID — GEBRUIKEN — KLEEDING — VOLKSVERHALEN
SPREEKWOORDEN — LIEDJES
hit
NOORD- EN ZUID-NEDERLAND.
ONDEB LEIDING VAN
DAVID VAN DER RELLEN Jr.
MET MEDEWF EKING VAN
NOORD- EN ZUID-NEDERLANDSCHE GESCHIED- EN OUDHEIDKUNDIGEN
EN KUNSTENAARS.
1870.
HAARLEM,
A. C. KRUSEMAN.
Digitized by VjOOQ IC
453375
f * L Dch
\£10
: .• • • •••••••• • • •••••!••:;
Gedrukt by Gchr. van Aspcren van der Velde, tc Haarlem.
Digitized by VjOOQIC
I
I
Ken Heidenkamp. Zie bladz. 16.
NIEUWEJAAR.
Het is een oud gebruik, elkaar geluk te
wenschen bij <le eerste gelegenheid , dat men
elkaar ontmoet, na een nieuwen jaarkring
ingetreden te zijn.
Wellicht verwacht gij zulks ook van de
Redaktie van "De Oude Tijd." In die ver-
wachting zal zij u dan ook niet teleurstel-
len , en daarom , gegerde lezers , wenscht zij
u toe, dat gij ook dit ingetreden jaar haar
werk wilt en kunt blijven volgen met een
gezond lichaam, een gezond hoofd en een
gezond hart. Dat gij u opgewekt moogt
voelen om mede te werken tot geheele ver-
nietiging van het verkeerde , wat de vroegere
tijden nog aan den onze als erfenis over-
lieten , en tot herwinning van het goede , wat
zij boven den tegenwoordige \66r hadden.
Ziet daar, wat u de Redaktie van harte toe-
wenscht. Gewoonlyk wordt zulk een wensch
beloond met eenig geschenk, maar gy be-
1870.
grijpt, lezers, daarom is het de Redaktie
niet te doen ; neen dat in 't geheel niet.
Spijt u zulks? Zijt gij er dan z66 bijzon-
der op gesteld geschenken te maken , welnu ,
denkt dan nog eens aan het Museum van
Oudheden en aan de inschrrjvingsbiljetten ,
die gij in de ll c aflevering zult gevonden
hebben. Waarschijnlijk was door devele be-
moeiingen en door al de feestdagen op 't
einde Tan 't jaar die zaak u door 't hoofd
gegaan.
Maar laat ons daarover verder zwijgen
en 't alleen als een kleine herinnering be-
schouwen.
Van oudsher dan , was het geven van ge-
schenken op den Nieuwjaarsdag een vast
gebruik. Klein en groot, ieder deed daar-
aan mede. Gevangenen kregen dikwyls tot
nieuwjaars-cadeau gratie of vermindering
van straf. Kloosters, gasthuizen en verachil-
l
Digitized by VjOOQIC
453375
Digitized by VjOOQIC
N
t~^«
Een Ueidenkamp. Zie bladi. 16.
NIEUWEJAAR.
Het is een oud gebruik, elkaar geluk te
^enschen bij de eerste gelegenheid, dat men
<?liaar ontmoet. na een nieuwen iaarkrine
grijpt, lezere, daarom is het de Redaktie
niet te doen ; neen dat in 't gehed niet.
SDiit u zulks? Ziit eii er dan zoo bozoa-
Digitized by VjOOQIC
2
DE OUDE TIJD.
lende liefdadigheidsgestichten deelden op dien
dag brood en geld aan de armen uit. In
Belgie zond men elkaar vergulde koeken
(waarschynlijk als onze Sint-Niklaas koek)
die nit Henegouwen kwamen, "cruitkoeken"
"Lovensche koeken" en "specie" (gedroogde
en geconfijte vruchten). In Brussel werden
op dien dag voor de huizen der rijken aan-
rechttafels geplaatst , waarop tusschen allerlei
ververschingen ten dienste der voorbijgan-
gers, een tal van waskaarsen schitterde.
Hoe zelfs vorsten geen nienwjaarsgiften
versmaadden blijkt nit den inventaris van de
kleinodien van Philips den Goede, 1421,
waarin we vinden een gouden beker met
deksel, dien de hertog van zijnc gemalin
tot een Nieuwjaarsgeschenk had gekregen. —
Zoo bood in 1503 de stad Mechelen aan den
jongen aartshertog Karel (later keizer Karel V)
een zilveren obliekorf voor zijn nieuwjaar
aan. Dat waren andere cadeanx als de nieuw-
jaarsprenten , die we van aschkarman of
torenwachter krjjgen! En toch zou het zeer
belaugrijk zijn , als wij al de leelyke prenten ,
die door de verschillende ondergeschikte ambte-
naren van verschillende steden en in ver-
schillende tjjden zjjn uitgegeven, bij elkaar
hadden.
Een andere gewoonte was het schieten'm
den nacht van het oude- op het nieuwejaar,
wat tegenwoordig ook al minder wordt.
Vroeger was een meisje daarop zeergesteld,
want uit het meer of minder groot aantal
schoten, door haar minnaar aan haar ven-
ster gelost, werd haar de graad vanliefde,
die hjj haar toedroeg, duidelflk. Ook hield
men er veel van, zich alsdan in vreemde
pakken te steken, of in beeste-, vooral in
hertenvellen , en zoo zingende en dansende
langs de straten te loopen, wat door de
kerk streng veroordeeld werd, zoodat de
Antwerpsche overheid in 1566 op den 31
December door den stads-omroeper liet uitroe-
pen, "dat niemand 't s' avents on* s' nachts en
soude gaen mommen off d' nienwe jaar sin-
ghen noch met eenich spel spelen, op arbi-
trare correctie." Of daarby ook het zingen
en het blazen van den torenwachter ver-
boden werd , weten wy niet. In troepen gingen
gedurende dien tyd kinderen en grooteren
Nieuwjaarsliedjes zingende langs de huizen,
om eenig geldelijk geschenk op te halen,
wat in pretmakerij verteerd werd. We laten
hier eenige van die liedjes volgen, ofschoon
ze weinig om 't lyf hebben :
Dag vrouw, dag man, dat al te gaer,
Ik kom a wenschen een nieaw jaer.
Dear dik, dcur din, ik kom loopen,
Heb ge niet een wafertjen of twee,
Ik en gaen ze niet verkoopen.
't Is een good vrouwtjen die me dat geeft ;
't Is te wenschen , dat ze nog 't naeste jaer leeft.
Goed vrouwtjen, goed vrouwtjen,
Heb ge niet een wafertjen of twee ,
Ik steken ze al in myn mouwtjen.
Nienwejaerken ik sta hier buiten
Ik heb een korfken en 't wil niet sluiten,
Ik heb een mesken en 't wil niet snyden,
Ik heb boter en *t wil niet braijen,
Ik zie een koekjen en ik kan 't niet koopcn ,
Geef my ecu stuivcr eu lact my loopeu.
3.
Op nieuwjaers avond
De bakker slocg zyn wyf,
Al met de hcetc palen,
Zoo deerlyck op haer lyf,
Het wyf kroop in den oven,
De bakker achterna,
Zy waren zoodanig bestoven:
Ik wensch u een zalige niewejaer.
Nieuwejaerken zoete,
Het verken heeft vier voeten;
Vier voeten en eencn steert,
't Is nog wel een waffelken weerd.
terwyl de jongens er dan bij voegden:
Vier voeten en een kloon
Ik ben .... N *s zoon.
de meisjes :
Vier voeten en een fleschken
Ik ben N *s mesken.
Verder waren de Nieuwjaarsliederen groo-
tendeels Kers-, ook wel Driekoningen-liede-
ren, zooals b.v.
Digitized by VjOOQIC
NIEUWEJAAE.
Met desen niewen jare
So wert cms openbare,
Hoe dat ene maecht vruchtbare
Die werelt al verblijt.
Ghtloeft moet sijn dat kindekijn,
Gheecrt moet sijn dat maechdekyn,
Nu ende ewelyc tot aire tijt.
Hoe wcl was haer te moede,
Doe si in vleise endo bloede,
Aensach haers harten hoede,
Den Heer der werelt wyt.
Gheloeft moet sijn dat kindekijn, enz.
Si baerden sonder pine
Ende si bleef maghct fine,
Des sondaen medecine,
Des hebben die joden spijt.
Gheloeft moet sijn dat kindekijn, enz.
Die enghelen songhcn scone
Glorie in den trone,
Ter eren ende ten love
Den kinde, seker sijt.
Gheloeft moet sijn dat kindekijn, enz.
Doen achte daghcn warcn leden,
So wert Jesus besneden,
Al naer den joctscer seden,
Dwelc ons Tan sondcn vrijt.
Gheloeft moet sijn dat kindekijn, enz.
Dat de waarzeggers en het volksbijgeloof
aan de omstandigheden van weer en wind,
waaronder een nieuw jaar ingetreden werd,
groot gewicht hechtten, zal wel geen ver-
wondering baren.
Een goed jaar b.v. zal het geven, wan-
neer de lucht klaar en het weer stil is,
zonder regen of wind.
Mocht het waaien, zoo heeffc men toe te
zien, van waar de wind komt. Waait hij
nit het oosten , zoo heeft men ziekte onder
't vee te wachten, — komt hij uit het
westen, rekent er dan op, dat er vele vor-
sten znllen sterven , — znidenwind brengt
besmettende ziekten onder de menschen aan ,
— noordenwind gee ft een vruchtbaar jaar.
Waait het erg, dan volgt pest.
Is de hemel 's morgens rood , stellig kan
men zich op veel slecht weer voorbereiden.
B\j mooi weer en een helderen zonneschijn
op i Januari, mogen de visschers zich ver-
heugen ; zij kunnen zeker zijn een goed visch-
jaar te znllen hebben.
Smeult het vnnr van den laatsten avond
des ouden jaars nog op den morgen van het
nieuwe onder de asch, dat is een goed
teeken. (Zeker een voorteeken nit den tyd
toen er nog weinig tnrf gebmikt werd ; 't zon
anders op die wyze niet moeielijk zyn , een
goed jaar te bespreken).
En lieve jonge dame , wilt gy weten , hoe
de voornaam is van uw aanstaande? Vraag
het aan de Luiksche meisjes, — zjj zullen
u zeggen, dat ge slechts te letten hebt op
het eerste kind, natuurlijk liefst een jon-
gentje, wat op Nieuwejaar uw huis inkomt.
Uw toekomstig minnaar heeft stellig den-
zelfden voornaam dien dat kindje draagt.
Nu, lezers, volgens de bovengenoemde
wetten moeten wij u veel Noordenwind toe-
wenschen, maar, overtuigd dat gy niet op
dien wind gesteld zyt , en volgens onze hier-
boven opgedane overtuiging geen der andere
windstreken aan iemand toe te wenschen
is, zullen wy best doen, hier onze verdere
wenschen maar voor ons te honden.
OUDE RECHTSSPRAAK,
DOOR
Mr. A. H. VERSTER.
De hedendaagsche rechtspleging huldigt
het beginsel : "beter dat tien schuldigen vrij
zfin , dan dat een onschuldige gestraft worde ,"
en in de toepassing der straffen beoogt men
slechts de misdadigers onschadelijk te inaken ,
zoo veel mogelijk zorgende dat zij niet voor
de maatschappy verloren gaan, terwjjl de
policie moet trachten misdrijven te voorko-
Digitized by VjOOQIC
BE OUDE TIJD.
men. Vergelijkt men dezen toestand, ook in
zjjn uitkomst , met hetgeen vroeger gebeurde ,
dan kan men den tegenwoordigen tyd niet
genoeg prijzen.
Vroeger was het eenige beginsel, zoo er
van beginsel sprake was (wij hebben het oog
op 15de en 16Je eeuw) misdadigers te straffen ,
en zoo hard te straffen als maar mogelyk
was, om door afschrikkende voorbeelden het
kwade te keeren. Dit werkte daarenboven
zeer verkeerd , doordien aan de rechterlijke
personen of heeren premie*n werden toe-
gekend of het gestolen goed in 6igendom over-
gelaten , zoodat er veel misbruiken ontston-
den. Het edict crimineel van 1570 spreekt
van deze misbiuiken : "In eenige plaatsen ,"
zegt art 61 , "den offieier oft den heere
neemt 't hemwaerts al 't geen de ghe van-
gen heeft al waert gheHolen goed of kerck
roof. — Alle de gouden specien door den
gce*xecuteerden achter te laten , de schulden
betaeld, zijn voor den schouteth, het zilve-
ren geld word onder de dienaers die hem
hebben aengehouden verdeeld." Antwerpen
tit. 13. art. 13.
Een vrachtvoerder op zondag koopmans
goederen vervoerd hebbende werd veroordeeld
in de boete na uytwijzen het verbod; maar
werd van den verderen eisch des bailjuws
ontslagen , salvo dat hij den Bailliu eene
reijse in de duijnen doen sal met zijn beste
peerden (1544).
De straffen waren ordinaire en extraordi-
naire; de ordinaire zijn, zooals Damhouder
zegt: "degenedie 't regt gesteld heeft, oft
die den prince gheordonneert oft gestatueert
heeft , oft die ghebrogt zijn by costumen ende
usantien elck in 't sijne; de extraordinaire
sijn degene die den juge stelt 't synder
discretie om groote merckelijke en urgente
cause, b\j dat noch recht, noch den prince,
noch de costume, noch usantie daaraf ghe-
statueert hebben" (cap. 55.).
En verder van buitengewone en snoode
euveldaden handelende , zegt hij : "deze wor-
den extraordinairelyk en singulierlijk , ter
discretie van den juge , gepuniert , en in dat
stuk is er geen special regel te geven om
de enormiteyt van den sticke Wilde
nogtans de juge iels meer doen, hg sonde
dit mogen doen, om de enormiteyt ende
leelykheijt van den sticke "
Nu behoeft het geen betoog dat de hee-
ren juges destijds weinig discreet waren,
en dat iets meer doen tot veel fraais aan-
leiding gaf op het veld van pijnigingen ,
waarop reeds zooveel gedaan was en waar
men artistes aantreft als een Tristan V Her-
mite, den grooten hofrechter van Lodewijk
XI (1483.).
In den regel jaagt die rechtspleging reeds
bfl de vermelding der feiten een rilling door
de leden , maar soms geeft zrj stof tot ver-
wondering over de schending der geringste
begrippen van gezond verstand.
Onder de eersten behooren die van het
verdrinken in een pijp (ton) met water,
zooals zekere Neelke (Cornelia) Aalders over-
kwam , wegens Kindermoord , den 1 2 Pe-
bruari 1631.
Verscheidene Costuymen van Vlaanderen
houden in : de straf tot den put voor herhaal-
delyk overspelige Vrouwen , dat is , die
ongelukkigen werden levend in een put be-
graven. Een oud werk vermeldt zulk een
executie van den 19 Juli 1597 , aldus :
: 'Maria Barbier toen zij in het graf ne-
derlegde, begeerde sy eenen snuytdoek op
haer aengesicht te hebben , 't welck gedaen
werd. Doe wird haer lichaem ende aenge-
sicht met aerde bedeckt ende de scherpreg-
ter sprank op de selce ende stample met
de voeten soo seere op haren buyck , dat
sy terstond haren geest gaf."
Het jus talionis , oog om oog en tand om
tand , gaf aanleiding tot afschuwelyke wreed-
heden in rechterlijken vorm, welk recht in
bijna alle oude costuymen is omschreven,
b. v. : "soo wie eenen anderen beneemt ooghe ,
hant, voet, oor ofte neuse, verbeurt gelijck
lidt, achtervolgens de previligien" (Cost:
van *s Hertoghen-Bosch cap 3, art. 16, 1609.).
Akeligheden zgn evenwel uit de straf-
pleging dier tgden genoeg bekend, zoodat
het doelmatiger is eenige zonderlinge geval-
len op te geven waaruit men den geest dier
tijden kan opmaken: ex ungue leonem.
Vele mesgrepen en mesusen, zoo als de
Costuymen zeggen, werden gestraft met het
afhouwen der vuist , zooals beleedigingen te-
Digitized by VjOOQIC
OUDE RECHTSSPRAAK.
gen de overheid, het verbreken der roede
van de Justitie, het doorsteken der dijken,
het uitrukken van grenspalen enz, hoewel
op andere plaatsen hiervoor bedevaarten of
geldboeten werden opgelegd.
Soms evenwel werd de vuist niet afgesla-
gen, maar vergenoegde men zich den delin-
quent ootmoedig vergiffenis te doen vragen
in de kerk, waar hij met een brandende
kaars moest verschijnen, aan welke kaars
een metaele vuist met sijnen naem daerop
moest hangen; "Zal voorts tot syne coste
binnen ses weken doen gieten een metaele
vuist met een bylken daarin, doende daer-
op sculperen syn naem ende doen hanghen
met een stok mishandeld ; daarvoor werd deze
zachtzinnige vrouw veroordeeld de rechter-
hand te doen afhouwen, hetwelk veranderd
werd in de hier boven vermelde straf van
de offerande eener zilveren vuist , welke plech-
tigheid in de abdij van St. Pieter te Gent
plaats had ; zij moest daarenboven haar por-
tret en haar wapen naast dat vuistje aan-
bieden, welke voorwerpen in de kerk wer-
den opgehangen.
Veeltijds werden er ook bedevaarten als
straf opgelegd, meestal voor het uiten van
scheldwoorden. Elke plaats had haar eigen
begunstigde bedevaartsoorden. Leuven stuurde
haar pelgrims naar Sint Joos ; de baanderij
Arrestatie op een gewyde plaats.
hier in den vierscharen , openbaerlick ten
aensien van een yegelycken tot een eeuwige
memorie" (Zeeuwsche oudheden).
In vele gerechtszalen zag men zulke me-
talen vuisten met hun opschriften hangen.
In de groote vierschaar van het Brugsche
Vrge, vond men koperen hoofden hangen
waarvan de tongen met een ijzer doorboord
waren. In 1794 zijn de meesten dier gedenk-
stukken geroofd en vcrnietigd.
In 1396 had zekere dame, Yolante van
Cortericke, vrouwe van Melle, den baljuw
van Letterhoutem , toen hij bij haar in qua-
liteit aan huis kwam , grovelijk beleedigd en
van Grimberghen naar het H. Bloed te Wilse-
maken ; Mechelen naar St. Martin te Tours ,
en naar St. Jacob in Gallicie. Het graafschap
Limburg naar Reuchemont ; Diest naar Rome
en naar Ferrare , Straatsburg enz , en de pel-
grims moesten het bewijs mede brengen dat
zij er geweest waren.
Art. 20 van de Luyksche costuymen
houdt in:
"Qui coupe le poing a un autre , eschet en
quinze voyage de St. Jaque en argent en-
vers la partie , et en la moitie" envers TofBcier ;
et pour un oeil eschet en pareille peine que
pour le poing.
Digitized by VjOOQIC
6
DE OUDE TLTD.
Geld was ook vroeger de ziel dernegotie,
en die reizen werden dikwyls voor klinkende
specie afgemaakt ten profijte van den bal-
juw; en dat werd ten laatste z66 de ge-
woonte , dat vele Costuymen , zoo als die van
Diest en Luik, een vast tarief aannamen.
"Item deghene die ghewezen wort ter saken
van eenighe fourfeyten in eenen wegh in
Cypres, mach lossen met dertich realen.
"Item die wech tot Sint- Jacobs in Galissen ,
die mach lossen met twintig realen.
"Item die wech tot Roomen, die mach
lossen met tien realen.
"Den wech tot Ferraren staet der redemptie
met vijf carels.
"Den wech naer Straesburch staet ter re-
demptie met dry carels.
"Den wech tot Milanen staet ter redemptie
met vijf carels." cap. 6. art. 22.
"Les voyages accoustumez et les composi-
tions d'y ceux sont tels:
"Le voyage d'outremer de 20 florins, d'or
"Le voyage de S' Jaques 10 ,. „
"Le voyage de Rochemadoux 5 „ „
"Le voyage de Vendosme 2 et derai
"Le voyage de Walcourt 1 florin J".
Voor slagen , stooten en diergeljjke werden
enkel geldboeten opgelegd en, daar de cos-
tuymen de verschillende artikelen nauwkeurig
omschreven met vermelding daarachter van
den prijs even als een behoorlijke spijskaart ,
zoo wist een burger destjjds juist hoeveel hij
voor een klap kwijt was.
Zoo leest men in de costuymen van De-
wene art. 450 : t4 Soo wie in fellen oft gram-
men moede op yemanden wapen treckt om
hem te evelen (nocere) aen lyf oft aen lith
ende hem niet en raeckt, noch bloedt en
laet , verbeurt twee guldens ; Ende indien hy
denselven bloedt reysde sonder verminckt,
verbeurt dry guldens; Ende indien hy den-
selven verminckt sonder oogen, neuse, han-
den oft voeten te benemen, verbeurt boven
de voors. breuck noch ses guldens ; Ende in-
dien hy eenighe van dien bename, verbeurt
boven de voorschreven breucken noch 24
guldens , ende den beschadigden syne schade."
's Hertogenbosch Cap. 3. — "Van eenen
vuysten slach , eenen stuyver drie oort — van
messe oft andere gheslepen wapenen te tree-
ken om eenen anderen te invaderen , vyfthien
stuyvers dry oort , — eenen anderen te slaen
sonder quetsen met eene gheswaerder handt,
te wetene met steen ofte houdt, oft dier-
gelijke oft yemanden daer mede te werpen ,
vyfthien stuyvers dry oort; — eenen ande-
ren met gelycke gheswaerder handt te quetsen ,
een en twintich stuyvers; — eene bloedige
oft lendige wonde dry carolus guldens ende
thien stuyvers."
Daar wjj toch aan de rekeningen courant
der heilige Hermandad zjjn , behoort hier ter
plaatse :
"Reglement voor den scherprechter te Brug-
ge en wat hij voor iedere executie hebben
moet."
u 4. Voor 't vier oft als iemand levende
verbrandt of geworght wort ontfanght desen
scherpregter dertich vlaemsche stuyvers.
2. Voor 't sweert oft als iemand onthoofd
wordt dertich stuyvers.
3. Voor begravinghe in d' aerde , 't welk
noghtans bijna (alleen) aen de vrouwen ge-
schiet , dertich stuyvers.
4. Voor frytinghe oft verziedinghe in d' olie-
ketel: dertigh stuyvers.
5. Voor ontledinghe: dertigh stuyvers.
6. Voor het rat: dertigh stuyvers.
7. Voor het strop oft de baste, 't welck
woelinghe gheseyt wordt : dertigh stuyvers.
8. Voor de galghe ontfanght hy diesge-
lyckx dertigh stuyvers.
9. Voor verscheuringJie met peer den ont-
fanght hij thien stuyvers.
10. Voor stroppelkoorden : thien stuyvers.
1 1 . Voor nypinghen , vierighe en onvie-
righe, ontfanght hy thien stuyvers.
12. Voor afkappinghe van vuyst, vingher,
duym , voet oft ander litmaet , ontvanght hy
thien stuyvers.
13. Voor gestomptheydt (mutilatus) ont-
fanght hy thien stuyvers.
14. Voor doorstekinghe der tonghe thien
stuyvers.
15. Voor uyt-treckinghe der tonghe , thien
stuyvers.
16. Voor 't brandt-mercken op de kake
oft op de rugghe , ontfanght hy thien stuyvers.
1 7. Voor gheeselinghe , ontfanght hy thien
stuyvers.
Digitized by VjOOQIC
OUDE BECHTSSPRAAK.
18. Voor vertooninghe oft te tooghen te
stellen eenig persoon op *t schavot van jus-
tice ende de gheeselinghe daer uyt namaels
volgende, ontfanght hy diesgelyckx thien
stuyvers.
Nota : Dat het officie van hondenslaeger te
Brugge , aan het beulschap is verbonden."
Het baantje van beul was te Brugge al
even weinig winstgevend als tegenwoordig de
rjjksbetrekkingen in den regel zjjn ; er is een
opmerkeiyke eentoonigheid in dat tarief van
dertigh en thien stuyvers. Voor verscheu-
ringhe met peerden kreeg de man slechts thien
stuyvers , even als voor de uyt-treckinghe der
tonghe ; — neen , het is al heel min gesteld , of
misschien had de ambtenaar het druk , en dan
leverde het een bestaantje op. Gent was vrij
wat milder; die stad kende in haar regle-
ment van 17 Januari 1676 gansch andere
8ommen aan dien titularis toe :
b. v. "VII Item voor het raeybraecken met
woelen , of afsnjjden van den hals ende met
het transporteren ende exposeren van het
dood lichaem ter plaetse patibulaire 't samen
24 guldens" enz.
Ook Amsterdam , blijkens een rekening van
den scherprechter wegens executien doonhem
in het jaar 1712 gedaan:
«1 Onthaist / 6—0—0
Voor 't zwaart en den doek g 6—0—0
Voor *t kisten // 3—0—0
1 Gewurgt u 6—0 —
Voor *t kisten „ 3 - 0—0
1 Gerabraakt 9 slagen a/ 3— 0—0
yder slag « 27—0—0
Voor 't wurgen » 6 — 0—0
Afgenomen en bay ten gebragt .... « 9 — 0—0
2 gehangen, een mes boven'thoofd a 19—0—0
Ben daarvan buyten gebragt u 9 — —
De andere gekist „ 3 — —
2 met brieven te pronk „ 12 — 0—0
3 onder dc galg a f 6 — -0 „ 18—0—0
24 Gegeeselt a f 3—0—0 a 72—0—0
5 daarvan met *t mes boven'thoofd * 15 — —
1 met een coevoet boven 't hoofd. « 3 — —
1 het dubbeld swaart a 6—0 —
1 Gebrandmerkt « 6--0—
Touwe en garde gelt ;/ 12 — —
Voor reysgeldt „ 12 — —
Voor assistentie a 12 — 0—0
Samen f 265—0—0
Niet elke plaats kon zich de weelde ver-
oorloven er een eigen beul op na te houden ,
maar dan werd het volk geprest om beuls-
werk te doen , en soms moesten de veroor-
deelden elkander helpen. Zoo werden twee
jongelieden veroordeeld "malkander in beslo-
ten camere wel strengelijk te geesselen tot
discretie van schepenen."
Er kwamen gevallen voor, dat de scherp-
rechter met deskundigen consult moest hou-
den, zooals bij het onderzoek naar het too-
verteeken of stigma diabolicum , dat sommigen
in den rechter kuit hadden , maar anderen
onder den rechter schouder verborgen hadden ;
bij welk onderzoek de heeren consulenten in
den regel overhoop lagen, zoodat het hof
van Vlaanderen , bij ordonnantie van 31 Juli
1660, beval: ;< dat voortaen tot bezigtinghe
van hetzelve teecken ofte charactere , niet
en sullen gheadmitteerd worden eenighe scherp-
regters , maar wel neutrale en insuspecte doc-
teurs."
Maar niet alle toovenaars hadden dat stigma
diabolicum, en dan werden ze aan de vuur-
of waterproef onderworpen of ze werden , zoo-
als te Oudewater, gewogen. Hadden ze hun
gewicht , dan waren zij bevryd van alle ver-
denking en kregen getuigschriften of passe-
avants , die hen overal elders veilig maakten.
Het beicijs der misdrijven werd in den
regel uitsluitend geleverd door de bekentenis
der steeds gepijnigde beklaagden; getuigen-
bewijs kwam nauwelijks in aanmerking. Men
rekende het den poorters als een privilegie
aan dat geen vreemden tegen hen mochten
getuigen, maar dan trad toch de pgnbank
daarvoor in de plaats.
In civiele processen moest het lot meer-
malen beslissen, zooals o. a. blrjkt uit een
vonnis te Melle (Frankrijk) , gewezen den 24
Sept. 1644.
Zeker presbgter Prudhomeau vorderde van
de vrouw Brune de teruggave van een gouden
pistool, welke zij beweerde te hebben terug-
gegeven.
Elk der beide partijen had reeds verscbei-
dene eeden gedaan, zoodat de rechter even
wijs bleef als in den beginne, maar hjj be-
paalde dat het lot hem uit de verlegenheid
zou helpen. " Officie- wege" voorzag h^J zich
Digitized by VjOOQIC
8
DE OUDE TIJD.
van twee strootjes of stokjes. Om te weten
wie het eerst moest trekken wierp hij een
stuk geld op. Een gerechtsdienaar moest voor
den eischer kruis of munt raden. Deze raadde
munt , en het was kruis ; zoodat de gedaagde
moest trekken aan een der strootjes, welke
de reenter zoodanig met den voorsten vinger
en den dnim hield , dat er niets dan de bo-
venste gedeelten te zien waren. Vrouw Brune
trok het langste, en de reenter "de beoor-
deeling dezer duistere zaak aan de Godde-
lyke voorzienigheid overlatende ," stelde de
gedaagde buiten proces en kosten , zooals om-
standig staat te lezen in het vonnis van Petrus
Satnrnus Houlijer , raadsheer des konings, pre-
sidents-rechter , ordinaris , civiel en crimi-
neel assesseur van Z. M.
Maar ook in criminali werd soms het lot
ingeroepen , en , hetgeen nog vreemder is , om
te weten wie van twee gelykeljjk van schuld-
plichtigheid overtuigde deserteurs moest ster-
ven en daardoor zijn medeplichtige vrijmaken.
u Soo ist dat wy Octavio Schuis , raet 's ko-
ninckx ende auditeur van het krygsvolck van
Oost-Vlaenderen , naer praealable consulte
daerop gehouden aan den heere Superinten-
dent van de justitie militaire, recht doende
nl: bebben ghecondemneert ende condemne-
ren u mits desen te worpen met dry scherpe
teerlinghen, ende den gonnen in dry worpen
sal hebben de minste pointen ofte oogen ge-
straffc te worden met de doot ende public-
quelyck ghearquebuseert te worden ; u voorder
condemnerende in de costen en de misen van
justitie , Actum in audientie dezen 4 2 Ougtse
4644.
Ten slotte zy het my vergund nog eenige
merkwaardige processen aan te stippen.
Om te beginnen, een heksenproces.
Sententie verleent tot laste van Joosyne
Labyns f l . Pieters tooveresse den 4 Augusti
4664."
u Omme dieswille dat gy Joosyne Labyns
f. Pieters, huysvrouwe van Joos Meynfroet,
out omtrent 50 jaren , geboren en woonach-
tigh binnen deze parochie Heestert (by Kort-
ryk), u soo verre hebt vergeten van nu ge-
leden de 4 9 jaeren , te maeken een compact
met den duyvel der helle ," alzoo gaat het
vonnis voort en verhaalt daarin zeer omstandig
hoe of die heer duivel in het zwart en met
pluimen was uitgemonsterd en hoe kg by
haar kwam aan den "borreput", waar z\j water
haalde; daar onderteekende zij een contract
met "Hancxken" (zoo heette de duivel) , waar
zy God, Schepper en Zaligmaker, het doop-
sel, de H. Maagd en alle "lieve Heylighen"
afzwoer en "Hancxken' * voor haar God nam.
Die onderteekening geschiedde door haar met
een "haeexken" , omdat zy niet schrijven kon.
Er wordt vermeld hoe de duivel haar drie
maanden te voren reeds verzocht had in de
gedaante van een zwarten priester, toen zy
in den schaapsstal van zekeren Arent van den
Cruycen stond te "dubben" (tobben) over de
dure tijden ; daar had vriend Hancxken haar ,
de getrouwde vrouw, zeer leelijke dingen
voorgesteld , die onverholen worden medege-
deeld als door een oor- of ooggetuige. Zy kreeg
soms zelfs geld , namelijk "vijf schelen para-
syse," en niet alleen geld, maar ook een
"roodt ende geluwe poeder, daer mede" zfl
menschen betooverde en deed sterven. Z66
nauwkeurig was alles bekend , dat er in het
vonnis te lezen staat wat Hancxken beloofde
te betalen, namelijk: "Voor elcken man die
gy soudt betooveren 10 schelen parasyse,
u Voor elcke vrouwe vijf schelen.
"Voor elck kindt dry schelen.
"Voor elck peert veerthien schelen.
"Voor elcke koe ses schelen.
"En voorts al naer advenante , soo gy oock
by uwe eyghen confessie hebt bcleden."
Die confessie was waarschijnlyk door py-
niging verkregen. Merkwaardig zyn de cijfers :
voor een paard 44 schellingen, dan volgt in
prijs de man , dan de koe , daarop de vrouw.
Dat poeder had zij gekregen "f elckens
als sy ten dansen vloog" , en dat gebeurde
"by het soeten vrauwken van Eecken op den
cnock Michel Algoets , op den cnock bij Jan
Libberechts gheseyt Leenman, op de papen-
straete voor het hofgat Arent van Houtte,
mitsgaeders binnen den nieuwen bosch bij
Corterycke, op de solders 't Ooteghem en
elders." Dat ten dansen vliegen was het
Sabbath vieren; daarvoor kreeg zij vet om
zich te smeeren. In het u Traite* des sorciers
et de sorcellerie, livre tres utile et nCces-
saire aux juges etc. Paris 4643, wordt dat
Digitized by VjOOQIC
OUDE RECHTSSPRAAK.
9
vliegen zeer omstandig omschreven : hoe zij
gesmeerd en zonder eenig kleedingstuk op haar
bezemsteel of bok de lucht door vlogen met
den duivel achterop, u comme un rude fouet-
teur. ,,
Nu volgt de lijst der menschen en dieren,
die door hs&r fatalen poeder het hachje er
bij hebben ingeschoten. Zij scheen het bijzon-
der te hebben tegen zekere famielie Gaennijn ,
waaryan zij vader, twee zoons en een doch-
ter liet sterven aan booze zweeren. Francois
Gaeremijn was er het ergste aan toe : die
werd lain, en "uyt syn elleboghe croop een
beeste ghelijck een roode slecke met twee
oorens, welck oorens afghesneden synde, de
ven. Zij vergreep zich onophoudelijk aan kal-
veren.
"Omme alle welcke abominabele en exe-
crabele faiten en delicten" Jufvrouw Joosyne
Labyns werd veroordeeld "gheworgt te worden
aen een staeck patibulaire , ende het lichaem
verbrandt te worden al in asschen."
Niet onbelangrijk is ook de sententie van
Anna Maria Eeltjens van "Tielbourg geap-
prehendeerde en beklaegde". Deze vrome zus-
terhad aan het lichtgeloovig volk wijsgemaakt
dat zij nooit voedsel nam ; in e*e*n woord een
tweede Besje van Meurs. Daardoor had zij
voor heilig willen doorgaan ten haren bate ,
maar zij had het scherpe oog der heilige
Tortuur.
selve beeste wederom in den arm en ellebo-
ghe croop." "Eindelijk stierf Mijnheer Fran-
cois seer ellendigh en miserabel uytgedroogbt
ghelijck een en koolstock."
Zij betooverde paarden en koeien, ook
kinderen; sommige menschen betooverde zij
half, door ze vriendelijk op den schouderte
kloppen , o. a. de vrouw van zekeren Arent
Gaennijn , die , zooals wordt medegedeeld , is
gestorven , ook "uytghedroogt gelijck een kool-
stock, seer miserabel."
Wat onderscheid er is tusschen half en
heel betooveren , blijkt niet ; men schijnt toch
van beiden op die miserabele wflze te ster-
1870.
justitie niet kunnen misleiden , die haar tot
boetedoening veroordeelde "in een wit hembde"
benevens tot een gevangenisstraf en in de
kosten.
Hieruit blijkt dat de bekentenis (door de
prjnbank) alles afdeed. In het vorige geval
zal een hoogst onschuldige geboet hebben voor
de excessen van de famille Gaermijn of dier
vaderen, en voor een veeziekte, terwgl in
het tweede geval een bedriegster aan de kaak
werd gesteld.
Het is dus niet te verwonderen, dat er
lieden ten onrechte ter dood veroordeeld wer-
den ; maar dan maakte men maar weer een
9
Digitized by VjOOQIC
10
DE OUDE TIJD.
vonnis , waarbij het vorige vernietigd werd , en
dan was alles weer in orde , zooals een sen-
tence waarbjj zekere Hans van de Velde ter
dood veroordeeld was , twee jaar na de executie
vernietigd werd.
De rechtsspraak strekte zich over alles en
alien nit , over levenden , ook over dooden.
Zoo werd er vonnis in 1747 geveld over u het
doodt ligchaem van Johannes van Overbeke ,
sigh in de gevangenisse hebbende verhanghen",
daar zelfmoord strafbaar was.
"'t Hof recht doende, condemneert het doodt
lichaem van den voorss. Joannes van Over-
beke door den scherprechter ghesleept te
worden van uyt de plaetse van vangenisse
tot buflten de deur, ende aldaer geleijt te
worden op een hurde met het aensicht naer
de aerde, om voorder gesleept te worden
naer de ordinaire plaetse patibulaire ende
aldaer ghehanghen in eene micke."
Kinderen werden eveneens geyonnisd, nu
eens streng, dan weder z66 dat het zonde
was er zoo veel deftigheid om te vermor-
sen. Zeker knaapje Lambrechts Hendricx
had te Vere in 1655 met een dieventroep
medegedaan, had goederen helpen helen en
werd daarvoor met de meest mogelyke for-
maliteit veroordeeld : u den broeck afgestreken
ende wel strengelrjck op de bloote billen met
roeden te worden gegeesselt."
Bij een ander vonnis werd een jongen van
elf jaar veroordeeld om "ghesleept ende ghe-
hanghen te worden", daar hij een meisje zoo-
danig met een steen op het hoofd had ge-
slagen dat zij er aan gestorven was , en zulks
daar het kind hem zijn "caproen" had af-
getrokken.
De procedures tegen dieren zijn zeer ver-
makelyk wegens den onverstoorbaren ernst
waarmede zij behandeld werden. Van 1522
tot 1530 waren de ratten te Antun zooda-
nig vermenigvnldigd dat men voor hongersnood
vreesde. Er werd een eisch van verbanning
tegen die dieren ingesteld en van excommu-
nicatie. Opdat alle vormen in achtgenomen
zouden worden, kregen zij den advokaat
Mr. Chassane'e , een groot rechtsgeleerde , tot
verdediger, die dan ook alle exception op-
wierp van nietige dagvaarding enz. , waardoor
hjj de zaak op de lange baan schoof.
Evenzoo werd er in 15.31 een vervolging
ingesteld tegen de meikevers. Aan denzelfden
advokaat werd in dezen advies gevraagd. Hij
onderzocht eerst, of de bewoners der plaats
wel recht hadden. V6<3r alles moesten de
kevers gedagvaard worden. Er is niet ver-
meld of de ratten en kevers na de eerste
dagvaarding getracht hebben te transige'ren.
Pieter de Vos, onderbaljuw van Belle in
Vlaanderen, deed in 1486 door den beul van
Yperen aan een varken op het schavot het
leven benemen, en dit dewijl het beest het
kind van zekeren Matthijs Cicx gebeten en
gedeeltelijk genuttigd had. Van al hetwelk
een acte is opgemaakt den 12den September
van dat jaar.
Voorbeelden van dergelyke strafplegingen
vindt men in menigte , en vooral waren het
de varkens , die veel met het gerecht te ma-
ken hadden. De opvatting dat dieren mis-
dry ven konden begaan en daarvoor strafbaar
waren, werd door nagenoeg alle rechtsge-
leerden der vijftiende en zelfs in de zestiende
eeuw gehuldigd ; z$j steunde op de Mozaische
leer , nitgedrukt in Exodus XXI vs. 28. 29. ,
waar de straf van steeniging wordt uitge-
sproken tegen ossen die stooten , maar tevens
bepaald dat de eigenaar van den os aanspra-
kelijk voor diens euveldaden is , zoo hjj van
te voren de kwaadaardige neigingen van het
dier gekend , maar geen voorzorgen genomen
heeft. Van deze onderscheiding maken de
vonnissen , waarvan hier sprake is geen
melding.
i
De beide hierbij gegeven plaatjes zijn ge-
nomen uit Damhouder's Practycke in crimi-
nele Saecken. Druk van Rotterd. 1628.
Op het eerste zien wij, hoe een misda-
dadiger uit een kerk gehaald wordt, waar
hij zich zeker rekende. "Maar", zegt Dam-
houder, u Heylighe oft ghewijde plaetsen en
bevrijen geen" ; en vult dit aan door een
tal misdaden, te veel om hier te noemen.
Het tweede is uit zijn 37 stc artikel over
het "pynen", wat de Juge "eerst soetelgck
moet beginnen en daernaer noch stranghe-
lijcker." Hier ligt de patient gebonden op
een smalle plank; de hangman legt een
natten doek over zyne oogen of houdt hem
Digitized by VjOOQIC
OUDE RECHTSSPRAAK.
11
den neus dicht. Een tweede stelt hem , nadat
hij geheel met koud water begoten is , "een
brej'delkcn binnen zijnen mont , ende giet met
eenen waterpot oft canneken coudt water in
zijnen mondt ende lichaem, tot dat het li-
chaeni gheswollen is, alsoo dickmael ende
langhe alst de Juge ende zijnen Raet schijnt
dat 't lichaem verdraghen mach sonder groot
dangier en peryckel," enz. Hoe onmensche-
lijk, al wordt zulk pijnen nog zoo "soete-
lyck" toegepast!
BESCHOUWINGEN EN OPMERKINGEN NAAR AANLEIDING VAN EEN ZONDERLING BOEK.
DOOR
D. F. VAN HEY ST.
De aan iedereen bekende uitspraak van
het Bijbelboek, de Prediker : "Hetgeen er
geweest is , hetzelve zal er zrjn , en hetgeen
er gedaan is, hetzelve zal er gedaan wor-
den, zoodat er niets nieuws is onder de
zon," komt ons niet zelden in de gedach-
ten, wanneer wij den tijd, dien wij bele-
ven, met vroegere dagen vergelijken. Hoe
menigmaal hooren wij niet den een of ande-
ren onzer bejaarde kennissen uitroepen : "Wei,
zie eens , die mode is er in mijn tijd ook al
geweest!" of wel : "Denkt ge dat die uit-
vinding nieuw is? Och, kom. Veertig jaar
geleden heb ik die dingen ook al gezien!"
Wanneer wij ons voor de groote spiegelrui-
ten van een prachtigen galanterie- of meu-
belwinkel te Amsterdam of 's Gravenhage
bevinden, dan worden wij bij het beschou-
wen der sierlijke vazen, tafels en fauteails
menigmaal gefrappeerd door de vele antieke
vormen , die zich aan ons oog vertoonen ,
waardoor al de glans der nieuwheid noodig
is om ons te overtuigen, dat die voorwer-
pen eerst kort geleden de fabriek hebben
verlaten. Het woord renaissance duidt dan
ook reeds genoegzaam aan, dat men in de
kunst gaarne de oude tijden wil laten her-
leven. En de kunst doet daar wel aan, want
wat degelijkheid en bevalligheid betreft kan
menig hedendaagsch kunstenaar nog met
vrucht bij onze voorvaderen ter seholegaan.
Maar ook daar, waar men geene navolging
of opwekking van het oude bedoelt, maar
werkelijk pretendeert iets nieuws te leveren ,
d£ar is het soms of een oud heertje met
steek en staartpruikje , korte broek en zil-
veren gespen spotachtig fluistert: "Neen ,
mannetje, bluf maar niet te hard op
uwe nieuwe inventie! Als er in mijn tijd
tentoonstellingen geweest waren , dan zou ik
met uw zoogenaamd nieuw id£e al eene me-
daille verdiend hebben!"
Ja , het is waarlijk oin wanhopig te wor-
den ! Hoe zal men op het gebied van kunst
of literatuur nog iets nieuws bedenken?
Maak een vers, en dadelijk roept een re-
censent u toe: "Datzelfde onderwerp is wel
reeds twintigmaal , en veel beter dan door u ,
behandeld." Die jonge dichter in een van de
Blijspelen van Scribe wist het wel , toen hij
begreep dat de wereld reeds overvoerd was
met romancen en balladen, met vroolijke
feest- en minneliederen , en hij gaf daarom ,
in tegenoverstelling van alle andere jonge
dichters , als zijn eersten bundel eene verza-
meling van lijkzangen in het licht, onder
den naam van "de Katafalk." Het sterven
was wel niets nieuws, maar als onderwerp
van een eersten dichtbundel, had het ide*e
toch nog iets origineels. Alle mogelijke on-
derwerpen zyn ontelbare malen in pofizy of
proza behandeld : Zon , maan , sterren , —
liefde van allerlei soort, verboden en ge-
permitteerd , — zoowel als mindere verheven
zaken, bijv. vlooien, pruiken, Orandnetels,
ezels , ganzen en dergelijke. Wilt grj won-
derlyke titels verzinnen, dan moet grj al
zeer vindingrijk zijn om het onze oude ltd
te verbeteren. Denken wij maar eens aan:
a Vier stukgesneden galgestroppen , benevens
Digitized by VjOOQIC
12
BE OUDE TUD.
even zoovele toegeworpen liefdekoorden"
(1680), of aan "Schoenen met hooge hielen
voor dwergen in heiligheid" (uit den tyd
van Cromwell) ; of aan "Den Grooten en
Witten Duyvel ; dat is een klaer vertoon en
aenwijsinge dat den Koninck van Vranckryck
niet door gewelt van wapenen, maer door
de malitieuse directie van Jan de Wit, Pen-
sionaris en syne Groole complicen, onder
't Canon van goude Lowysen soo veel steden
en sterckten onses lieve Vaderlants onder
sijn gehoorzaemheydt heeft bekomen ;" of
aan U D' oprechte Oranje oogensalf, opge-
veylt door een Hollantse Quaksalver, aen
alle Oranjelief hebbers. Gedrukt in d' Oranje
Druckery" (1672). Maar vooral aan : u De gees-
telijke mosterdpot om de ziel stichtelijk te doen
niezen" (uit den tijd van Cromwell). Dit
lijstje zou nog met een aantal andere na-
men vermeerderd kunnen worden, en dus
komt ook geen rare boektitel ons meer
nieuw voor.
Op het gebied van kleeding en opschik,
waar de mode met tyrannieke hand regccrt,
is wel het allerrainst iets nieuws te vinden.
De crinoline, die tot zoovele geestigheden
aanleiding gaf, was immers slechts een
gewijzigde vorm van de verdegale der 16 e
eeuw , of nog meer van de enorme hoepelrok
of panier der 18 . De korte nauwsluitende
japonnen der laatste dagen herinneren aan
de kleeding van het begin dezer eeuw, tcr-
wijl sommige dames, om zich van achteren
meer voorkomen te geven , de culs de grin ,
zijnde kussens van wol of paardenhaar, weer
schijnen ingevoerd te hebben. Ja , in den vorm
der rokken vinden wij de 16', 17 c en 18°
eeuwen telkens terug.
Met de kapsels is het waarlyk niet an-
ders. Lacht ge nu om de massa haar, die
de dames aan haar hoofd bevestigen , en
die een soort van toren vorrat, waarop een
klein hoedje, by wijze van schild, de punt
der neus raakt, zoodat het lieve en edele
voorhoofd geheel onzichtbaar wordt, — o,
in het grijs verleden was het nog wel an-
ders ! Toen bouwden de dames nog wel kun-
stiger torens op haar hoofd. Lees maar eens
u Ecn nacht in een armstoel" van mevr. Bos-
boom-Toussaint. Daar vindt ge het voorbeeld
van eene dame , die , bij gelegenheid van een
aanstaand feest, een ganschen nacht op een
stoel moest blijven zitten, om haar prachtig
kapsel, waaraan een coiffeur naar de mode
uren lang had gearbeid, niet in de war te
brengen.
Ook het Tijdschrift "De Oude Tyd" heeft
reeds meer dan eens de bewijzen geleverd
voor de waarheid van Salomo's bewering:
dat er niets nieuws onder de zon is.
Hebben wij op onze schouwburgen nog
kort geleden de bekwame schaatsenrijders
Leopoldine Adacker en Horatio Syr bewon-
derd , in ons Tijdschrift leest gij op biz. 62 ,
dat het rijden op rolletjes reeds in 1792 by
ons werd uitgeoefend.
Toch zou het wat kras zijn, om nu na
al die opmerkingen de nieuwheid van al
wat ons voorkomt te ontkennen, en bij elke
nieuwe uitvinding te zeggen : "0 , dat is er
zeker vroeger ook wel geweest, al weten
wij het thans niet meer !" Ongetwijfeld heb-
ben kunst en wetenschap bij de verschillende
volken der oudheid op veel hooger trap ge-
staan, dan wij zelfs maar kunnen vermoe-
den. Er moct eene beschaving en ontwikke-
ling zyn geweest, waarvan wy ons nauwe-
lijks een denkbeeld kunnen maken. De over-
blijfsels van oude kunstgewrochten , die nog
tot ons zijn gekomen, bewyzen dat. Dui-
zende nuttige en schoone zaken, die ons
met verbazing zouden vervullen , moeten ver-
dwenen zijn met die onmetelijke en mach-
tige rijken , van welker bestaan slechts en-
kele steenklompen getuigen. Van vele uit-
vindingen , die tot de nieuwere tijden behoo-
ren, weten mij met gcnoegzame zekerheid,
dat reeds een vroeger tyd er aanspraak op
mag maken. Arabieren en Chinezen mogen
daaromtrent een woordje meepraten. Zoowel
het kompas, als het buskruid, en het pa-
pier uit lompen vervaardigd, waren volgens
Sismondi by de Mooren in Spanje niet on-
bekend. Maar toch zouden wij veel te ver
gaan , wanneer wij meenden , dat alle merk-
waardige ontdekkingen reeds vroeger gedaan,
en alleen in den loop der tijden. vergeten
zijn , zoodat er bijv. (zooals ik eens ergens
gelezen heb) een bliksemafleider op den tera-
pel te Jeruzaleni zou gestaan hebben. Al
Digitized by VjOOQIC
BESCHOUWINGEN NAAR AANLEIDING VAN EEN ZONDERLING BOEK. 13
mogen daarbg somraige natuurkrachten ook
al eeuwen geleden ontdekt zijn, dan bleef
het toch voor latere dagen bewaard om die
z66 toe te passen, dat de menschheid er
werkelijk groot nut van had. Leert de His-
toric ons, dat de kracht van den stoom
reeds in de 17 e eeuw bekend was , en ver-
haalt de dichterlgke traditie ons zelfs het
treurig lot van den uitvinder, Samuel de
Cans, — welk belang heeft die nitvinding
toen gehad, wanneer het nog twee eeuwen
dnren moest vdtfrdat de stoomkracht op ver-
schillende wijzen werd toegepast ? Een Napo-
leon I wees zelfs nog den man af, die hem
stoomschepen wilde bezorgen. Waarlgk, nu
door de werking van den stoom de gedaante
der maatschappij bijna geheel veranderd is,
nu mogen wij ook aan onze eeuw de nieuw-
heid der nitvinding niet betwisten.
Maar hoe dit zjj, zeker is het, dat het
woord van den Prediker nooit ztioveel waarheid
bevat, dan wanneer er van de dwaasheden
en gebreken der menschen sprake is. Dan
zien wij dat de mensch nog even zwak, even
inhalig , even ijdel , even trotsch is als een
duizend jaar geleden. Dan geven wij Mephi-
stopheles uit Goethe's Faust gelijk, als hij zegt :
"Der klcine Gott der Welt bleibt stets von glei-
(chem Selling,
Und ist so wundcrlich als wie am crsten Tag."
Klagen wij over de onzedelijkheid onzer
dagen; jammeren wij over de toenemende
wcelderigheid en ontucht der hoogere stan-
den , zoowel brj ons als in het buitenland, —
lezen wij dan eens wat oude schrjjvers ons
verhalen omtrent de wellust en verfijnde zin-
nelijkheid van vroegere eeuwen , en al geloo-
ven wij daar zelfs maar een klein gedeelte
van, dan zullen wij volmondig verklaren:
"de mensch blijffc zich zelven altijd fifelijk,
er is niets nieuws onder de zon." Immers,
Dr. van Deventer getuigt zelfs in zijne voor-
rede voor de Blflspelen van Terentius, dat,
indien men de Grieksche namen in die stuk-
ken in hedendaagsche veranderde, voor de
Haven vertrouwde vrienden en voor de lie-
taeren "lorettes" nam , niemand meenen zon,
menschen voor zich te zien van voor ruim
twee duizend jaren.
Neen , hoe meer men het verledene be-
studeert, hoe meer men het goede van on-
zen tijd zal erkennen en hoe minder men het
voorgeslacht zal verheffen ten koste van het
tegenwoordige.
Menige bladzijde in dit Tfldschrift heeft
in dat opzicht reeds heilzame lessen gege-
ven. Denken wij maar aan de bijzonderheden
der lijfstraffelgke rechtspleging en de gru-
weDjke vonnissen van honderd of twee hon-
derd jaar geleden.
Klaagt gjj over het tijdverbeuzelen in def-
tige vergaderingen , over eindelooze redevoe-
ringen in 's lands raadzalen, dan leert u
biz. 446 dat dit 80 jaren geleden niet
beter was, zoo gg al het oude versje niet
kendet :
u Zij dron ken een glas,
En lieten de zaak zooals zij was."
Neem verder het artikel : dienslboden !. . .
wee , wat heb ik daar gezegd ! Nu komen
de tongen van oude en jonge huismoeders
los. Ieder heeft wat omtrent oneerlijkbeid ,
lichtzinnigheid , zucht tot opschik, luiheid,
enz. enz. in het midden te brengen. Zooals
het tegenwoordig wordt , is het vroeger nooit
geweest! Alle ondeugden vindt gjj vertegen-
woordigd! Het is of een booze geest in de
dienstboden gevaren is ! . . . , Mevrouw !
zwijg toch, roep geene booze gecsten op,
bid ik u, want daar lees ik juist in den
Catalogus van eene voorname Bibliotheek,
dat reeds in het jaar 1682 te Amsterdam
een boek is uitgekomen, getiteld: "Seven
Duyvelen, regeerende en vervoerende de he-
densdaegsche Dienst-maegden." Och , het was
toen ook al zooveel beter niet dan nu, en
de dienstmcisjes schijnen zich voor een groot
deel aan dezelfde euvelen te hebben schul-
dig gemaakt. u Ja, maar 266 erg als nu is
het toch zeker vroeger niet geweest! Keetje,
mijn keukenmeid, draagt een hoed, die er
zoo op het oog bijna evenals de mijne uit-
ziet. Men heeft haar verleden aan de deur
zelfs voor mij aangezien." — "Zoo , Mevrouw ,
dat is zeker heel erg, maar — de dichter
Paffenrode heeft in de 17 e eeuw toch ook
reeds gezegd:
Digitized by VjOOQIC
u
DE OUDE TUD.
"Zie maer eens hoe dat zich cen dccl van dc
kameniertjes wcct op te tooijen.
Ze xijn bestrikt en bequiekt, spijt de juffrouw
zoo zija er lokjes gekruld,
Zoodat je dik niet wcet of jc sc voor de mr.it
of dc juffer houden sult. v
Nog eens: "Er is niets nieaws onder de
zon." Die woorden herhalen wy ook , als wrj
eens nagaan welke boeken of tooneelvertoo-
ningen tegenwoordig het meest in den smaak
van het publiek vailen , en vervolgens onder-
zoeken hoe het daarmede in oude tjjden ge-
steld was. De mensch blijft ook daarin zich-
zelven gelyk. Sterk gekruide kost werd ook
toen het gretigst verslonden. Al wat op de
verbeelding werkte, wat opwekte en arau-
seerde of het oog verrukte , was ook toen het
meest welkom. Over de dramas a grand spec-
tacle van onze dagen is algemeen het anathe-
ma uitgesproken. Wij ergeren ons als wij den
schouwburg zoo druk bezocht zien, wanneer
men stukken opvoert als "De zoon van den
nacht" of u De ridders van den nevel." Maar
vergcten wij niet, dat Jan de Marre's "Eeuw-
getyde van den Amsterdamschen Schouwburg"
in 1738 niet minder dan 16 kecren met groo-
ten bijval werd opgevoerd , terwijl men in dat
stuk eene duidelijke voorstelling zag van de
hel met al hare verschrikkingen , van Apol-
lo^ zonnehof , enz. Menig voorbeeld zou men
van vrocgeren tooneeltoestel kunnen vinden.
Zoo daalde in de "Faeton" van Vondel de
Nacht op cen wolkenwagen neder, omringd
van vleermuizen en nachtgedrochten. De Am-
sterdamsche Schouwburg was goed voorzien
van valluiken en "konst- en vliegwerk." De
zucht voor prachtige en geruchtmakende ver-
tooningen is den mensch als ingeschapen.
Ieder weet hoe de oude Mysterien en de
Rederijkersoptochten van heinde en ver eene
verbaasde en ongeduldige menigte deed toe-
stroomen. Ja, reeds Horatius ergerde zich
dat z^ne medeburgers het meest behagen
vonden in groote legerbenden, optochten of
schepen.
Door alle eeuwen heen wilde men ge-
schokt, medegesleept of tot luidruchtige
vroolijkheid gebracht worden. Vandaar dat
de meest onkiesche kluchtspelen van vroc-
gerc dagen, vol platte en dubbelzinnige aar-
digheden , het onstuimigst werden toegejuicht.
Zien wij aldus hoe de smaak van het
publiek zich gelden laat by de tooncelver-
tooningen van voorheen en thans, ook de
voortbrengselen der pers geven daaromtrent
een niet minder sprekend getuigenis. Hoogst
merkwaardig zou het zyn om eens opzette-
lyk te onderzoeken , welke soort van lectuur
in verschiilende tydperken het meest in den
smaak viel en hoe lang de ingenomenheid
met een of ander werk duurde. De geschie-
denis onzer Letterkunde, zooals die door
verschiilende auteurs is beschreven, geeft
daaromtrent wel belangryke inlichtingen ,
maar toch moeten de opgaven onvolledig
blijven. Zulk eene geschiedenis moet zich
uit den aard der zaak tot die dicht- of proza-
werken bepalen , die de meeste waarde heb-
ben; maar het zijn waarlijk niet altyd de
beste boeken geweest, die het meest in den
smaak vielen. Het oprakelen van menig kng
vergeten prul zou nu zeker geen aangenaam
werk zyn , maar toch zou een dergeiyke wyze
van beschouwen misschien menigraaal een
verrassend licht werpen over den maatschap-
pelgken toestand onzer voorvaderen.
Uit onzen eigen leeftijd herinncren wy
ons , dat er telkens werken zijn geweest ,
die de algemeene aandacht trokkeu en een
poos bezig hielden. Wie herinnert zich niet
de koortsachtige drift waarmede Sue's u Mys-
teres" en "Juif errant" werden verslonden ?
Toen nam die algemeene opmerkzaamheid
op den invloed der Jezuiten een aanvang,
die nog in onze dagen door boeken als "Le
Maudit" enz. wordt gaande gehouden. Later
maakte Mevr. Beecher-Stowe's "Negerhut"
zich van het terrein meester en hield het
treurig lot der slaven hoofden en harten
bezig. AUer oog werd naar Amerika gericht ,
en de Amerikaansche literatuur, door romans
als "De Lantarenopsteker" en door Long-
fellow's Dichtwerken vertegenwoordigd, ver-
kreeg een blyvend burgerrecht in Europa.
Weer later was het Multatuli's "Max Have-
laar" en al wat Indie betrof , dat het lezend
publiek bezig hield. De Indische questie werd
het wachtwoord, en is het grootendeels ook
nu nog. — De meer en meer veld win-
Digitized by VjOOQiC
BESCHOUWINGEN NAAR AANLEIDING VAN EEN ZONDERLING BOEK. 15
nende zucht voor het bespreken van gods-
dienstige vraagpunten, voor het theologi-
seeren onder allerlei standen, gaat samen
met boeken als: Limburg Brouwer's "Lees-
gezelschap van Diepenbeek*' en dergelijke,
en kenteekent zich in den bijval dien deze
romans vonden. En z66 zou men nog andere
tydperken en andere voorbeelden kunnen aan-
halen, en ook nog veel meer in bijzon-
derheden kunnen treden. Want menig boek ,
al wordt het later vergeten of verwor-
pen, ja zelfs enkele passages van een of
ander boek, zijn soms als een merkwaardig
teeken des tyds te beschouwen.
Maar ook reeds de oppervlakkigste blik
op den volkssmaak door alle eeuwen heen,
bewjjst ons dat wonderbaarlijke verhalen ,
vreemde avonturen en lachverwerkende grap-
pen altijd de meeste aantrekkelijkheid heb-
ben 'gehad. En hoe minder een volk nog
ontwikkeld is , hoe meer dat in het oog valt ;
het is daarin dan gelijk aan de kinderen,
die met open mond staan te luisteren naar
de vertellingen oratrent toovenaars en schoone
princessen. Wordt het kind ouder en wyzer,
dan vindt het die sprookjes flauw en onbe-
dnidend; is het publiek meer ontwikkeld,
dan eischt het ook van een Romanschrijver
iets meer 2 dan eene opeenstapeling van sterk
gekleurde gebeurtenissen.
Deze en dergelijke denkbeelden rezen by
mfl op , toen ik een oud historisch werk door-
bladerde, waarover ik in de volgende afleve-
ring hoop te spreken.
(Wordt tercolgd.)
SWOB'S LAAUWE.
FRIESCH SPREEKWOORD.
Hoort men in Friesland van "Swob's
Laauwe" spreken, zoo heeft men daaraan
de beteekenis te hechten van "valsche, be-
driegelyke trouw."
Zjj , door wie dat gezegde in de wereld is
gekomen, heette Swob Sjaardima, weduwe
van Jarich van Hottinga.
In haar tyd zuchtte Friesland onder den
druk van de gevloekte burgertwisten tus-
schen de Vetkoopers en Schieringers. Swob
en hare bloedverwanten waren de laatste
partij toegedaan; haar huis — Hottinga-huis
te Nieuwland — was door haar broeder ver-
sterkt , en van daar uit werden zoo vele voor
de tegenpartij nadeelige tochten ondernomen ,
dat de Vetkoopers eindelijk het beleg voor
't kasteel sloegen, en het met de "groote
Sneker Busse" ' fel beschoten.
Om afleiding te bezorgen, overrompelde
Swob's broeder Sikko de stad Bolsward, in
de hoop, dat de Bolswarders, die \66t
't kasteel lagen, nu spoedig zouden aftrek-
ken, maar weldra werd hij genoodzaakt de
stad weder te ontruimen. Dapper hidden
zich de belegerden, zoodat de belegeraars
besloten ze door den honger te dwingen en
tevens beproefden door verdrag of door list
meester van het slot te worden. Een van
de hoofden der Vetkoopers , Wybe Groustins ,
verzocht daarom een onderhoud met Swob,
wat toegestaan werd. Maar de slimme Swob
was op hare hoede en betaalde list met weder-
list. Zij hield zich alsof ze ziek en zwak was ,
en niet voort kon zonder hulp van een paar
mannen , op wie ze leunde. Zij wenkte Wybe
tot haar te komen. Op zyn vraag: "Swob,
is 't lauwa ? (in trouwe, eerlyk, zonder bedrog),
kreeg hij een bevestigend antwoord; maar
op de Valbrug en onder haar bereik geko-
men , werd hij door de beide begeleiders
van de op eens gezond geworden vrouw aan-
gegrepen en naar binnen gesleept. Dit was
dus de eerlijkheid en trouw van Swob,
"Swob's Lauwa." —
Zulk een daad verwekte bij de omhunne
trouw en eerlijkheid bekende Friezen zulk
een afkeuring, dat sinds 1480, het jaar,
waarin dit voorval plaats greep , deze spreek-
wijze bij hen in gebruik gekomen is om iets
laags en oneerlflks uit te drukken.
1 De grootc bus van Sncek. Zic over de bnssen
1° jaarg. bladz. 22 van dit tijdschrift.
Digitized by VjOOQIC
16
1>E OUDE TIJD.
DE HEIDENEN, INZONDERHEID MET BETREKKING TOT HUNNE BEHANDELING IN ONS
VADERLAND GEDURENDE VROEGERE EEUWEN,
DOOR
Mr. J. W. STAATS EVERS.
Het is nog niet langen tijd geleden, dat
eenige troepen Zigeuners door hunne ver-
schijning in enkelc oorden van ons vaderland
op nieuw de aandacht van velen tot zich
trokken. Ofschoon er reeds meer dan vier
eeuwen verloopen
zijn sedert deze
lieden voor het
eerst onzen va-
derlandschen bo-
deni betraden ,
ontnam de strooin
des tijds echter
weinig aan eene
goheimzinnig-
lieid , die hun
als eon Nomaden
volk door bjjzon-
dere gebruiken ,
onbekende taal,
vreemdsoortige
kleeding,gewaan-
de kennis van de
toekomst , bij-
zondere bedrijven
enz. voortdurend
is bijgebleven en
by herhaling de
aandacht van be- ^^w- ^
oefenaren derge-
schiedenis, dich-
ters, soras ook van tooneelschrijvers op hen
bleef gevestigd houden. Vader Cats zeide
reeds van hen:
Daer is en scldsacm volck genegen 0111 te dwalen,
Gcdurig oragevoert in aile vrecmdc palcn ,
Dat, 800 hctschijnen mag, als in het wilde Iceft,
Maer des al niet te min sijn va s tc wcttcn hcefl :
Het lact zich overal den nacin van Heijdcns
(geven ,
En leyt, al waer het komt, ccn wonder scldsaem
(leven ;
Hcidenen , miar Rembrandt.
Hot roemt zich dat het wcet uyt yders hant te sicn ,
Wat icmand voor gcluck of onheyl sal geschifin.
Wij zullen thans eenige geschiedkundige
bijzonderheden aangaande deze heidenen
mededeelen en
daarby tevens
beschrijven hoe
onze voorouders
over deze lieden
dachten en hoe
zij ze behandel-
den. '
Deze Zigeuners,
omtrent wier her-
komst de gevoe-
lens in verschil-
lende landen nit
elkander liepen ,
waren bij onze
voorouders onder
den naam van
Heidens bekend ,
6f omdat zij zulks
met der daad wa-
ren , ofschoon zij
voorgaven Chris-
tenen te zyn , uf
*~~ omdat men ge-
loofde dat zij nit
Egypte kwamen ,
» Het onderstaande werd , behalvc uit cigen
nanteokeningen, door ons ontlceud aan het werk
van Mr. J. Dirks ^Geschiedkundige onderzoc-
kingeu aangaande het verblijf der Hcidens of
Egypticrs in de Noonlelijkc Nederlandcn"; en
aan de verhandclingen van Mr. Is. An. Nijhoff
"De Hcidenen in Geldcrland", opgenomen in den
Volks-Almanak 1853, en "Bijdragc to( dcGcsehic-
denis der Heidenen in Geldcrland", van Mr. L.
A. J. W. Baron Sloct van den Bcele, voorko-
mende in de Bijdragen voor Vadcrl. Gesch. en
Oudheidkundc , deel V.
Digitized by VjOOQIC
DE HEIDENEN, ENZ.
17
hetgeen destijds als een heidensch land be-
schouwd werd. Zy heetten van daar oudtijds
in officieele stukken "lieden die het habyt
der Egyptiers droegen" en werden in Enge-
land ook "Gipsies'* genoerad. In Duitsch-
land gaf men hun echter de benaming van
Zigeuners, welke in lateren tyd meer alge-
meen werd aangenomen ; in Frankrijk die van
"Bohemiens" op de meening berustende dat
zg uit Boheme kwamen , en in Spanje en
Portugal werden ze weder "Gitanos" genoemd.
Indische dan eene Egyptische afkomst. Men
beweert dat zy tot de kaste der Indische
Parias of, gelyk zy in Hindostan genoemd
worden, Suders behoorden en dat zy, toen
Timur Bey Indie in het laatst der 44 e ecuw
met zijne Mongolen verwoestte, het zwaard
diens bloeddorstigen veroveraars ontvloden
en westwaarts opgetrokken zijn , hetgeen met
hunne eerste verschyning in Moldavie in
1417 goed overeenkorat. Met dat al wist
echter niemand volkomen juist van waar zy
Huidencn op wcg , naar J. Cullut.
Velen, en men houdt dit voor niet onwaar-
schijnlijk, zijn ook van meening dat deze
heidenen eens in het westelijk gedeelte van
Indie , aan den vloed Indus , welke in de
landtaal Sint beet, hebben gewoond, waar-
naar zy zich zelven ook "Suite" noemden. Van
daar worden zrj in Wallachye en Moldavie
Tschingenes genaarod naar een door Timur
Bey uit Indie verdreven volk. Hunne over-
eenkomst in Weeding , zeden , levenswyze en
bedryven, vooral hunne wigchelarij, verra-
den dan ook , naar men zegt , veel meer eene
1870.
kwamen, zoodat hunne hcrkomst even ge-
heimzinnig bleef als dit hunne personen waren.
Het schijnt dat deze heidenen, waar men hen
ook heeft aangetroffen, hetzy in Spanje,
Engeland, Rusland, Hongarye, Nederland
enz. , met geringe uitzonderingen steeds de-
zelfden gebleven zijn. Als zwervende her-
dersvolken onbeschaafd, waren zij niet
kiesch in hunne spijzen en versmaadden zy
soms niet de walgelijkste voorwerpen, als
het aas van eene koe of zwjjn. By de mees-
ten dienden vingers en tanden voor mes.
8
Digitized by VjOOQIC
18
DE OUDE TIJI).
Hunne gehardheid deed Cats reeds zeggen:
"Wij kunncn noordewind en alle storremvlagcn ,
a Wij kuanen harde vorst ook zonder hinder dragcn,
a Soo dat ons gan9che lijf geeu kond of hit en kent."
Jonge heidinnen waren over het algemeen
schoon , met zeer fraage zwarte oogen , maar
oud geworden waren het de leelykste draken ,
dien men kon zien. De meeste kinderen liepen
tot hun 10 lc jaar geheel toiletloos. Even
als alle Oostersche volken waren zij vroeg
ontwikkeld en gewoonlyk zag men huwelij-
ken tusschen knapen en meisjes van 12 tot
14 jaren. Was er meer dan e'e'n vryer om
dezelfde Preciosa, dan besliste een kampge-
vecht met vuist of zakmes somtijds den strijd ,
terwijl de overwinnaar de braid kreeg. Bij
hen gold de regtsregel "Consensus facit
nuptias". De meisjes waren meer of minder
gezocht naar mate zg goed konden waar-
zeggen en vlug bij de hand waren om geld
te verdienen. Onder koningen of andere op-
perhoofden , als hertogen , graven of barons
rondzwervende , was echter, zoo als dit nit
den aard der zaak bjj nomaden volken voort-
vloeit, de band tusschen vorst en onder-
hoorigen zeer zwak. Zich steeds van eene
beschaafde wereld isolerende , behielden zij
hunne eigen taal en zelfstandigheid.
De heidenen namen al spoedig eenig be-
dryf ter hand , dat aan hunne zwervende
levenswijze voegde : zij werden rondtrekkende
scharensljjpers , ketellappers , hoefsmeden ; met
hunne gebrekkige werktuigen vervaardigden
zij ringen, spijkers, nagels, hoefyzers en
messen, lapten daarmede ketels en potten,
ook goten zij soms tinnen voorwerpen. In
Hongaiqje waren zij mede paardendocters ,
beerenleiders of scherpregters , en in Spanje
scheerders van muilezels. Ook vermaakten
zij het volk met zang en dans en wisten
zich vooral bij de plattelandsbewoners in te
dringen door hunne gewaande tooverkunsten ,
duivelsbanning , handkijkerg , waarzeggerij ,
droomuitlegkunde en diergelijke.
In het jaar 1827 werd er te Southampton
eene maatschappjj tot verbetering van hei-
denen opgerigt. Behalve de zwervende hei-
denen trof men ook enkele gezetene aan ,
als de Gitanerias , die in Spanje afgezonderde.
deelen der steden bewoonden, toen koning
Ferdinand hun in 1499 daarbij vaste woon-
plaatsen had aangewezen.
Nadat de heidenen zich orastreeks 1417
voor het eerst in Duitschland hadden ver-
toond , bezochten zg twaalf jaren later het
eerst ons vaderland en wel Arnhem. Daar
zij het doel hunner togten met godsdienstige
verrigtingen in verband bragten, zich als
pelgrims en verrolgden om der godsdienstwil
voordoende, ontving men hen op Neder-
landschen bodem aanvankelijk overal gastvrij
en met vereering. Van daar dat de regeering
van Arnhem in 1429 hunne eerste bende,
onder aanvoering van den graaf van Klein
Egypte , ter eere (rods op een half malder
weit, een vat bier en 100 haringen ont-
haalde en daarbg bovendien nog / 6 aan
geld gaf, voor dien tijd eene rijke en met
de toenmalige behoeften overeenkomende gift.
Behalve dat ook Zutphen hen gastvrij ont-
ving , vinden wij verder opgeteekend dat Karel
van Egmond in 1496 aan eene bende hei-
dens, te weten Martijn en zjjn gezelschap,
vrijgeleide gaf om met hun vee, goud, zil-
ver en andere voorwerpen door zrjn land te
trekken : de Geldersche hertog kende Martijn
bovendien den grafelrjken titel toe. Het duurde
echter niet lang of onze heidens begonnen
de hun in ons land verleende gastvrijheid
te raisbruiken en inzonderheid den platte-
landsbewoners tot grooten overlast en schrik
te verstrekken. Kondreizend voor beroepen ,
gelijk wij hierboven omschreven , verzuimden
zy niet de landhoeven op te nemen, en als
hun aanbod of bedelen onbeantwoord bleef ,
de bevreesde bewoners onder bedreigingen
van brandstichting enz. , tot het doen van
giften te dwingen, of ter sluiks weg te
nemen wat voor de hand lag. Ook gebruikten
zij wel eens geweld om tot hun doel te ge-
raken , waaruit dan by verzet van de zijde
der aangeranden, hevige vechtpartijen ont-
stonden. Dit veroorzaakte , vooral in een tijd ,
waarin eene niet al te goede politie , bij den
toenmaligen slechten toestand der commu-
nicatie-middelen , dikwerf geen dadelijken
bystand kon verleenen, onder het goede
landvolk al spoedig zulk eene paniek, dat
dit uit vrees voor wraak, aan de heidenen,
Digitized by VjOOQIC
BE HEIDENEN , ENZ.
19
die dikwerf in talrjjke benden rondzwierven ,
niets meer durfde weigeren. Hierbij kwam
dat ook veel inlandsch geboefte en afgedankte
soldaten , die liever in luiheid gebedeld brood
wilden eten , dan door arbeid in een eerljjk
onderhoud te voorzien, zich als heidens be-
gonnen te kleeden en aan te stellen, voor-
gevende de kanst Tan waarzeggen en dui-
yelsbezweren te verstaan. Het platte land
kreeg alzoo den grootsten overlast van eene
bestorming door echte en gewaande heide-
nen. bedelaars, lediggangers , vagebonden,
beerelooze knechten enz. , die zich soma in
talrijke benden in den omtrek der dorpen leger-
den , om nu eens met de vrees , dan weder met
de ligtgeloovigheid der bewoners hun voordeel
te doen. Het werd nu noodzakeljjk daartegen
maatregelen te nemen. Er komen in geen
gewest van ons vaderland talryker en scherper
verordeningen tegen de heidenen voor dan
in Gelderland. Wij zien met het jaar
4544 aldaar onder Karel V eene reeks van
plakkaten tegen hen geopend, die tot 1738
voortdurend vernieuwd en verzwaard werden.
Men gelastte hun aanvankelijk binnen drie
of vier dagen het land te verlaten, onder
bedreiging van , daar weder in komende , voor
de eerste maal gegeesseld en gebrandmerkt
en voor de tweede maal om zonder eenigen
vorra van proces opgehangen te worden.
Soms geschiedde dit brandmerken ook dubbel ,
op den rug en op de muis van de hand. Uit
de rekening van Nijmegen blykt dat reeds
in 1551 aan "meister Hans, scherprichter ,
voor twee heydenschc vrouwen te geijzelen
een schild en twee vaten bier gege ven werd."
Het stond vrij hen , die zich te weer stelden ,
straffeloos dood te schieten. Een plakkaat
beval den ambtlieden hen met den klokslag
te vervolgen, dat is met de weerbare man-
schap van het ambt gewapend tegen hen op
te trekken. Aan herbergiers, kroeghouders
en alle ingezetenen in 't gemeen werd streng
verboden hun huisvesting te verleenen of
hen in schuren , stallen , hooibergen of schaaps-
schotten te laten vernacbten , zelfs hun eten en
drinken te geven. In de crimineele senten-
tieboeken van het Geldersche hof staat op-
geteekend dat dit collegie 10 December 1725
den scherprcgter naar Bommel zond om Arien
Snoeck, schoolmeester te Vuren, en zijne
huisvrouw Aeltjen Ariense beiden te geesselen
en laatstgenoemde , die misschien al te goed-
hartig was geweest, daarenboven te brand-
merken "wegens het logeren van het roof-
en moordenaarsgezelschap van de zoogenaamde
heidens." Toen de heidens in weerwil van
de gestrenge tegen hen uitgevaardigde plak-
katen zich met het jaar 1699 bij benden
van drie honderd man te gelijk, waarvan
sommigen van vuurwapenen voorzien waren,
in ons vaderland begonnen te vertoonen,
werden meestal jaarlijks algemeene jagten
tegen hen verordend. ' Men riep het volk
daarvoor met kolkslag op, om gewapend op
te komen, terwijl de militaire magt haren
bijstand verleende: eene groote streek werd
dan in het ronde afgezet en de heidens , in
de engte gedreven , als wild gedierte dood-
geschoten. Doorgaans waren zij, die op deze
wgze den dood vonden, er wel aan too;
want, zegt Nijhoff teregt, de haren ryzen
te berge en het hart krimpt van weedom in-
een bij 't verhaal der barbaarsche straffen ,
die vaak den gevangen heidens werden aan-
gedaan en de folteringen onder welke onze
voorouders hen martelden of ter dood lieten
brengen. Was het den heidenen soms doenlijk
in de digte bosschen der Veluwe aan hunne
vervolgers te ontsnappen , onmogelijk konden
zij dit in de Nederbetuwe , waar men , in-
zonderheid in 1725, op verzoek der Staten
eene groote jagt op hen hield. Volgens sche-
penvonnis der stad Zalt-Bommel werden den
21 November van evengemeld jaar van de
vijftig op zoodanige jagtpartij aangehouden
heidens, twaalf vrouwen gegeesseld en ge-
brandmerkt en tien eerst half geworgd,
daarna van onderen op geradbraakt en hun
hoofd vervolgens op palen gezet. Dit is slechts
de*n drama uit velen. Op geesseling volgde
steeds bannissement met de bedreiging van
de doodstraf bij overtreding hiervaiu Ik lees
van daar in de acta van het Geldersche hof
dd. 17 Nov. 1733: "Also enige Heidens op
1 Ook tegen bedelaars en landloopcrs vaardigde
men sedert in ons vuderland vele generate jacht en
uit, hocdanige 24 November 1808 nog te A rnhem
gfhonden werden. Zic len janrg. bl. 397.
Digitized by VjOOQIC
20
BE OUDE TLTD.
de dood gebannen voorgewend hadden dat
door het gedruis der menschen deese clausule
by het lezen van de sententie niet hadden
kunnen verstaan, so is den Landdrost van
Veluwe aangeschreven om, ter voorkoming
van zulke inconvenienten , de gefixecuteerdens ,
wanneer van het schavot afgeleid worden,
te erinneren dat op de dood gebannen zyn."
Ging men vroeger by ons met gestrengheid
tegen deze lieden te werk , ook elders waren
zy aan vele vervolgingen blootgesteld. Zoo
werd in Schotland ieder heiden, die in het
land bleef , met een oor aan een boom gena-
geld , ten toongesteld en bij terugkeer gehan-
gen. Prans I vervolgde de heidenen reeds he-
vig in 1 539 ; Karel IX beval nun vervolgens
in 4560 om Frankrijk binnen twee maanden
te verlaten, onder bedreiging van afschering
van haar en baard. De Ryksdag te Orleans
besloot later, hen te vuur en zwaard te ver-
volgen, en Richelieu stelde hen in 4635 met
"militaire debandes" gelijk, die zonder vorm
van proces met de galeyen gestraft werden.
De vervolgingen tegen de heidens komen
in ons vaderland nog tot ongeveer in het
midden der vorige eeuw voor , waarna de ge-
strengheid onzer voorouders hen eindelijk
voor goed deed verdwijnen.
De beide grootste prentjes zyn genomen
naar den uitmuntenden etser J. Callot. Het
zyn beiden slechts gedeelten van de oor-
spronkeljjke. Het eerste , op bladz. 4 , ver-
toont ons een Heidenkamp, het tweede een
Heidentroep op reis. Ofschoon Callot hierin
blykbaar eenigzins zijne fantasie heeft laten
werken, geeft hjj ons toch een denkbeeld
van het leven dier horden in de 47 e eeuw.
Het kleinere prentje is naar Rembrandt
gevolgd.
♦ DE NAAIMEfSJES IN 1748.
Geen klasse in de maatschappij staat zdo"
bloot aan plageryen als die der naaimeisjes
of der wel eens zoo genoemde naaimuggen.
't Is eenmaal nu zoo (of liever het teas
zoo, daar de naaiwinkels ook al uit demode
geraken) , en toch , in plaats van ze te bespot-
ten , moest men eerder diep medelyden hebben
met die arme schepseltjes , die op den jo-
ligsten leeftijd zoo den ganschen dag opge-
sloten zitten en als een naaimachine niets
doen dan een naald op en neer te halen. Is
het wel wonder, dat wanneer de dag van
vryheid gekomen is, de dag, waarop ze den
pot gaan verteren, ze zich als dol en uit-
gelaten gedragen ? Zulk een dag is voor die
kinderen een geluk , waarbjj weinig genot in
haar verder leven zal kunnen vergeleken wor-
den. Daar van af stand te doen , moet als een
met niets ter wereld te vergelyken opoffe-
ring beschouwd worden. Daarom eere aan
de naaimeisjes van 4 748 , die alles , wat ze door
wekelyksche bijdragen en uit boeten bij elkaar
gekregen hadden , haar pot , ten beste gaven
tot verdediging van 't Vaderland!
De Utrechtschc deernen hadden daartoe het
voorbeeld gege ven.In statigen optocht alien met
oranje linten getooid , togen zy naar het Stad-
huis en offerden daar haren pot, die goed
voorzien was , wyl er in de twee vorige ja-
ren ook al geen pot vertecrd was ten gevolge
van de kommerlyke omstandigheden des lands.
Die van Rotterdam volgden het gegeven
voorbeeld. De Middelburgsche deden hetzelfde ,
waarby door de oudste, "met eene goede gra-
tie" nog een gedicht werd gereciteerd:
Wel Eedle Hcrcn hier vcrgaard!
Een kleue Pot, door ons gespaanl,
Brengt U hier onzc kinderhund
Tot *t nut van 't lieve Vaderland.
De zucht in 't tedcre gemoed
Voor Godsdienst, Vrijheit, Blocd en goed,
Drijft ons op eigen keur thans been. enz. enz.
Moet men niet voor zulke naaimeisjes den
hoed afhemen?
HET HUIS TE ZUIJUCHEM.
In den onlangs verschenen Gelderschen Al-
manak vindt men twee afbeeldingen van het
huis te Zwjlichem , met verwonderl^jke scherp-
zinnigheid gereconstrueerd naar de teekenin-
gen der bouwvallen, door C. Pronk ge-
teekend.
De schrij ver der Burchten en Kasteelen van
Nederland levert eene voorstelling der rulne
Digitized by VjOOQIC
HET HUIS TE ZUIJLICHEM.
21
door J. P. Christ en schryft , dat er , behalve
nog eene teekening door Rademacher , "geene
andere" van het huis te Zuglichem schijnen te
bestaan." — Nn heb ik het geluk van in myne
verzameling drie uitvoerige schetsen te bezit-
ten , ran het huis , den voorburgt en een waar-
schjjnlijk van den eik met de klok in het dorp.
Deze krjjtteekeningen , die ons het kasteel doen
zien gelijk het was , toen de beroemde dichter ,
geleerde , staatsman en musicus het bewoonde,
zijn te belangryker, omdat zij vervaardigd
De Nestor onzer kunstkenners , de Hr.
Rramm , zeide reeds in zijn Nederlandschen
kunstkosmos : "de C. is z66 getrokken dat men
ze zou kunnen nemen voor eene P." — Daar
het penneschrift op mijn teekening zeer duide-
lijk is , gaf ik deze zuivere ddcalque der hand-
teekening.
De Voorburgt is op de plaat in den Alma-
nak zeer juist gerestaureerd. Het Huis echter
had geen trapgevels , was sierlijker aan de
voorzyde, en rechts van deze, lager opgetrokken.
werden door Constantijn Huijgens den jonge
zelven , zoon van den grooten Constanter, broe-
der van Christiaan, dien Newton "Summus
Hugenius" noemde. Onder nevensgaande voor-
stelling, door mij op l l t der grootte zoo
getrouw mogelijk gekopieerd, staat met de
hand van Huijgens geschreven: "Aug. 1657
't Huijs te Zuijlichem." — Onder de andere :
Myne drie teekeningen wil ik volgaarnc ,
als een eerbiedige hulde aan de schim
van den dichter der Korenbloemen , den
tegenwoordigen eigenaar van den alouden
burgt aanbieden. Want zij behooren en zijn
waardig te berustcn bij de ovcrige docu-
menten betrefFende *
het huis te Zuijlichem.
Nov. 1869.
Mu. A. Veii Hukll.
Digitized by VjOOQIC
22
DE OUDE TIJD.
HET VRIJEN EN HET TROUWEN.
XA DE BKUILOFT.
't Wordt toch altijd laat by een bruilofts-
feest , en al zijn wy ook de eersten der
gasten geweest, die naar huis keerden, naar
mijn zin was het toch al weer te laat.
Men is na zulk een nacht nooit recht
frisch, men heeft meer gegeten en gedron-
ken dan gewoonlijk en natuurlijk niet de
noodige nachtrast gehad. Nu , ik denk dat er
vele gasten zullen zijn, die 't van daag in
hun hoofd zullen voelen ; geen wonder, er is
op die bruiloft zoo iets gebruikt. Van den wyn
zullen wij maar niet eens spreken, maar
die tafel ! Ze bezweek liaast onder de elkaar
opvolgende las ten. 't Was wezenlyk een ko-
ninklijk feest, waarbij men zich ook niet
bekreund heeft over keuren, ten minste
die van 1655, verbiedcnde "eenige gentil-
jessen , gegoten of fijne suiker op het tweede
gerecht op te zctten"; die is al zwaar
overtreden. Misschien ziet men er zoo naauw
niet meer op; anders kost dat den oudelui
een honderd gulden boete.
Wat was daar een suikcrwerk bijecn , tot
zelfs een zee -met schepen toe, alles uit suiker
gewerkt ! Die zee paste juist bij zulk een voor-
naam reeder. Maar 't moet gezegd worden , de
Amstcrdamsche suikerwerkers hadden er eer
van, en 't verwondert mij niet, dat men zenaar
Friesland doet overkomen , zoo er daar eenig
feest van belang aan de hand is. Ze weten
paleizen, tempels, lusthoven en waranden
met dieren, gaanderyen en wie weet wat
al uit de suiker te fabriceeren.
Nu moeten we toch nog eens op ons ge-
mak de zilveren huwelijkspenning bekijken,
waarvan men de vriendelykheid had, na
het zingen der bruiloftsliederen aan elken
gast %en cxemplaar aan te bieden; wel een
bcwijs, dat men er daar niet tegen was,
dat etende gasten ook dragende gasten wer-
den. Door al de pret hadden wij niet eens
gelegenhcid, om goed te zien wat er op
staat.
Ha, daar hebt ge het gelukkige paar ten
voetc nit. Ze geven elkaar de hand en zyn
dus verbonden. Maar daar zie ik nog een
tweeden band , een slot : zij zijn dus aan
elkaar vastgehecht en vastgesloten. Wen-
schen wij hun toe, dat geen van beiden er
ooit aan denke het slot te verbreken. Wat
staat daar nu verder rondom de figuren?
tf Daer d* een in d'auder hart,
"Door tijdt gesloten wart,
"Sict men veel vreuchde sproiten,
"Drnck, angst of lijden groot,
"Niet andci*s als de doot
a Kan ichlut (slot) weer ontoluyten.
Aan de andere zyde lees ik:
"Houwt dacr, jonckvrouw,
"Die ick bemin,
"En anders gheen,
"Daer is mijn trouw
"Mijn hert en sin,
"Nacst Godt alleea.'*
De namen van onzen vriend en zijne jonge
vrouw staan op den rand.
Ik zal mijn penning opbergen bij die an-
dere twee, die ik daar in dat laadje heb
liggen , de een van do bruiloft van een neef ,
de andere van een nicht. Dat nichtje bc-
hoort nog al tot de fijnen ; het is de dochter
van dien ouden Heer, die gisteren avond dat
vrolyk bruiloftslied op de wijze van Psalm
, begon op te halen , zooals dat in
zijn tijd in 't geheel niet vreemd was , maar
waardoor de goede man de lachlust van. het
jongere geslacht gaande maakte. Diezelfde
kleur heeft ook zijn dochter's huwelijkspen-
ning ; zie slechts , daar staat de Christus, die
zelf het paar verbindt , met opschrift :
"Twee handen die oprecht
"In liefde wel vcrnoegt
"Bestaen haer tronw in echt
"Den llemel *t samenvoceht."
en aan de keerzijde hebben wij een huwelijk
uit het Oude Testament, van wie, dat is
moeijelijk te zien.
Neef was van een anderen stempel; hy
was meer een vrolijke en galante jongen.
Hier heeft hij zich doen voorstellen als
Digitized by VjOOQIC
HET VRIJEN EN HET TROUWEN.
23
een minnaar, die aan zijne dame een bran-
dend hart aanbiedt met de woorden :
a Mijn lief, ontvang mijn brandend hcrt,
tf Dat n op trouw gegeven wert."
De goede vent hield veel van kinderen,
hoopte altijd er veel te krijgen, maar tot
zijne spijt kreeg hij er geen een.
Hij rekende er z66 vast op, dat hy
reeds op de keerzijde van zijn huwelijks-
penning een kinderkopje in een krans liet
zetten met het opschrift:
a De beste vrucht die *t huwelick bacrt,
"Zijn kinderen vroom en goet van acrt."
't Zal my groot genoegen doen , als ik by deze
ook hun aller koperen , zilveren en gouden
bruiloftspenningen nog eens kan bergen ; maar
ik denk wel, dat ik zelf v66r dien tijd wel
opgeborgen zal zijn. 't Zij zoo. AUes heeft
zijn t\jd , zei Salomo , en ik voeg er bij : ieder
heeft zijn tijd.
a Gheluck vereendc Menschen,
"Den Hcmel wil u staet ghebencdijen;
"Gheelijck als wy u wenschen,
a Om tydelijck en eeuwich tc verblijen,
"Met 800 veel goets,
"Met so veel soets,
"Met soo veel vrolijckheden,
"Met soo veel ceren,
"Als ghylien kundt begecren,
"Hicr beneden."
"De goddelijckc Minne . . .
Zoo, zoo, ga voort, vriend; 't schynt
dat de bruiloft u nog in 't hoofd zit, wijl
ge Breeroo's oud bruiloftsliedje nog eens
gaat ophalen. Dat "Patertje langs de kant"
scheen u ook al bijzonder wel te bevallen , je
wist niet van ophouden. Maar je moet toch
een beetje aan je jaren gaan denken en in
't oog houden, dat er nog heel wat ver-
moeijenissen voor de deur staan eer de na-
sleep van de bruiloft achter den rug is.
Apropos, hoeveel raadt gy wel, dat on-
langs die bruiloft van Jufvr. Maes gekost
heeft?
Die met Sypestein getrouwd is? Hoe kan
ik dat weten ? Wel heb ik gehoord , dat die
van Susanne Huygens ruim / 3644 kostte.
Zoo, nu de kosten van de andere, met
eenige kleederen daaronder begrepen , kwamen
zoo wat op 't zelfde neer ; ze beliepen ruim
/ 3688.
Ja, ja, het uithuwelijken van zen doch-
ters is een halve rume voor de ouders.
Wanncer er bruiloft is,
Dan moet de goldkast open,
En 't goud in rcgen valt,
Ten kaste uitgedropen.
Jk denk, dat ook bruid en bruigom
thans wel zullen opgestaan zijn , en dat hun
door de bruidsmeid het waschwater reeds
zal zijn aangeboden. Dat is altijd een bui-
tenkansje voor zulk een meid, daar men
zulks niet met een kleinigheid durft beloonen.
Zonder twijfel zullen de speelnootjes , die
niet al te slaperig zyn, al met verlan-
gen uitzien naar het oogenblik, waarop ze
het moois te zien zullen krijgen, wat het
jonge vrouwtje van haar man als morgen-
gave heeft gekregen, en de geschenken van
de verwanten en vrienden, die nog niets
gegeven hadden.
En nu wordt het, dunkt mij, tijd om
de jongelui te gaan bezoeken ; men mocht
ons anders eens aanzien voor menschen , die
niet weten te leven. Maar er lang blijven
doe ik niet, en evenmin zal ik veel gebrui-
ken van 't geen er gisteren overgebleven is ,
anders raak ik geheel van stuur. Over-
morgen komt weer een dag ; dan volgt immers
de partij die de speelnooten gezamenlijk aan
de jongelui geven. Als eerste bydrage voor
die onkosten wordt het varken geslacht , dat
is de spaarpot, waarin de boeten bij pand-
spelen , raadsels enz. in den loop der feesten
opgespaard bewaard worden.
Dan krijgen we nog het Vischmaal, wat
de bruigom heeft toegezegd als losprys voor
zijne bruid, zooals wy gehoord en gezien
hebben (zie l e deel bladz. 402). Dat is ge-
woonlyke en van de dolste partytjes.
Daarna komen er nog party en bij oom
Piet en by tante Saar, bij al de broers en
de getrouwde zusters, bij neven, nichten,
vrienden — och, och, wat beklaag ik de
jonggetrouwden , die zoo dag aan dag van
Digitized by VjOOQIC
24
DE OUDE TLTD.
de eene naar de andere partij gejaagd wor-
den! En dat noemt men nog wel a despeel-
man zit nog op 't dak," terwijl het goed
is orn de menschen te vennoorden ! Weigeren
kunnen zij niet, zonder kwade vrienden te
maken. En toch , zij wenschen zoo zeer , slechts
met hun beiden te zijn!
En dan die flaauwe geestigheden , die het
jonge vrouwtje telkens doen blozen!
Men moest het in de mode zien te bren-
gen , om een jong paar meteen na het trou-
wen op reis te zenden.
Werkelijk sch\jnen in de tweede helffc
der 18 e eeuw sommigen een afkeer te heb-
ben gekregen van al dien omhaal bij het
trouwen ; want men vindt bij schrijvers uit
dien tjjd de afkeuring uitgesproken over het
trouwen in stilte , waarbij men , in de gewone
kleeding, door de kosters woning de kerk
insloop, met weinig getuigen, en z66 alsof
men zich schaamde getrouwd te worden. Weer
anderen trouwden in de Engelsche of Fransche
kerken, zonder een enkel woord Fransch of
Engelscli te verstaan, zoodat de koster hun
op het vereischte oogenblik het "Oui" of
"Yes" moest influisteren en hun beduiden
wanneer ze tot het punt van knielen geko-
men waren. Of zulks nu was, om weinig
opschudding of wel om veel bluf te maken ,
zullen wij maar onbeslist laten.
De gewoonten in Twente heerschende bg
't vrijen, hebben wij vrij uitvoerig bekeken.
Hoe het bij de bruiloft toeging, willen wij
voor wij scheiden ook nog even nagaan.
Waarschijnlyk heerschen daarby nog tegen-
woordig voor een . groot deel dezelfde ge-
bruiken van voorheen.
Niet altijd werd aldaar de bruiloft juist
gevierd op den dag waarop 't huwelijk ge-
sloten was , maar gewoonlijk op den dag na
't kistenmaal (zie l e deel bladz. 395).
Reeds vroeg in den ochtend komen de
leden der famielje opdagen. Elk huisgezin
brengt een krentenbrood van een daalder
mede ; melk voor de rijstenbrrj is al vroeger
gezonden , en andere gasten hebben reeds van
te voren voor een gerookte ham gezorgd.
Jenever met rozynen en suiker is de drank,
waarmede de gasten verwelkomd worden.
Daarop volgt krentenbrood met koffij , om
weer voor den eerstgenoemden drank plaats te
maken, die door bruid en bruidegom uit
een versierd tinnen kommetje met een ver-
sierden lepel gebruikt wordt, terwyl de
bruigom daarbij uit zijn lange met goudpa-
pier omwonden pijp rookt.
De bruid heeft dien dag heel wat te doen
met zich te kleeden. Tegen den middag
toch ontdoet zij zich van haar gewoon
Zondagspak, waarin zij de gasten heeft ont-
vangen, en trekt, staande voor het ge-
opend kabinet en in 't bijzijn van al de
vrienden, haar eigenlyk bruidskleed aan, zwart
en wit van kleur. Nieuwe kousen en schoe-
nen zijn niet te vergeten. Na den middag
doet zij dezelfde manoeuvre op nieuw, en
vertoont zich wederom in een ander Zon-
dagspak; soms, als zij goed in de kleeren
zit en een beetje coquet is, herhaalt ze dat
kleeden nog wel eens een paar malen.
Onder het vioolgekras van den speelman
zet men zich aan den maaltjjd, bcstaande
uit aardappelen met stokvisch en ham , later
rflstenbrij met suiker. Om ieder evenveel
van zijn spel te laten genieten , loopt de muzi-
kus al spelende rond de tafels, presenteert
een tinnen bord aan den bruigom, die het,
na er een fooi op gelegd te hebben, verder
doet rondgaan.
En nu neemt de dans een aanvang, na-
dat ook de gasten, niet tot de famielje
behoorende , zijn aangekomen. De beide noo-
digers openen dien dans met de buurmeisjes ;
de bruid wordt door den noodiger van brui-
goms kant ten dans geleid , en schenkt dien ,
al dansende, een sakdoek van wit fijn lin-
nen, waarin zijn naam is gemerkt , en waar-
van hij dadelijk gebruik moet maken. Onder
zingen en dansen wordt de avond en de
nacht gesleten tot aan 't aanbreken van
den morgen. Wel wordt de speelman moe,
maar geld verzoet den arbeid, en daarom
ziet hij niets 1 lever dan een groot getal
gasten, want elk, met uitzondering van de
bruiloftsnoodigers , moet hem voor elken dans
£en stuiver geven. Op die wijze loopt zulk
een snuiter op Ce*n bruiloft wel eens een
gulden of vijftien op.
Digitized by VjOOQIC
GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN.
25
GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TUDEN,
DOOR
D. VAN DER KELLEN Jr.
DE KLEERMAKER.
Een der kenteekenen , waardoor zich dc
niensch van de andere dieren onderscheidt ,
bestaat in zijne klceding.
En geen vermakelijker zaak ter wereld,
dan al de zotte vormen na te gaan, die
er in verschillende tyden aan die lappen en
die kleeding gegeven zjjn. — Wij lachen er
alien om , en toch zijn we inaar recht blijde ,
al is 't alleen maar om onze lieve dames
Dc Kleermaker, naar Brekelenknmp. I7e cewr.
De andere schcpsels bekommeren er zich
niet over, in hun natuurstaat gezien te worden ,
maar wij , arme menschenkinderen , wij scha-
men ons daarvoor, dank zij onzen ondeugen-
den stamvader Adam, die door zijn val en
den daaruit volgenden gordel van vijgenbla-
deren, den grond gelegd heeft voor allerlei
kostbare uitgaven aan stukken en lappen
zijde, fluweel en dergelijkc stoffen, dienwij,
in plaats van bladeren in allerlei vormen aan
't lijf hangen.
1»70.
genoegen te doen , als de voor- en najaars-,
winter- en zomermodes arriveeren.
De mode van Parijs, grooter despoot dan
Keizer Napoleon of de Koning van Pruissen
ooit geweest zyn , geeft aan onze vrouwen
hare bevelen, of die hare schoone tailles
znllen laten raden onder een nauwsluitend
lijf, of wel ze verbergen onder een wijde blouse
of kiel ; of ze hare lieve voetjes moeten ste-
ken in lompe laarzen , of die moeten zamen-
trekken en verwringen in een te enge ge-
4
Digitized by VjOOQIC
26
DE OUDE TIJD.
vangenis; of ze hare fraaie halzen moeten
toon en aan elk onbescheiden oog , of ze moeten
wegsluiten onder een hoog lijf. En zelfs, al
moge ook een of ander lichaamsdeel min-
der volmaakt zijn , toch zullen zy niet schro-
men dat aan ieder te laten zien, wanneer
de mode dit beveelt. Voor de mode buigen
zij zich als nederige dienaressen en haasten
zij zich in de door haar voorgeschreven uni-
formen op de parade te verschijnen.
De modemaaksters en kleermakers zijn
hare officieren , of liever hare controleurs ; zij
straffen de weerspannigen , door ze bespot-
telijk te maken. — En wij, mannen, in
plaats van onze vrouwen en dochters te
verdedigen tegen die oude brutale tante en
hare handlangers, wij huldigen haar even-
zeer en vinden het zeer prettig, als onze
vrouwtjes er recht chique uitzien, ja, wat
meer zegt , wij schikken ons zelf ook al naar
de nukken van dat malle schepsel, dat hare
regeering stellig reeds van den eersten dag
der schepping af gevoerd heeft.
Dat laatste gelooven de zedeprekers maar
niet, ze willen ons wijs maken, dat onze
tijd allde*n zoo mal is, en men vroeger e'e'n
en al eenvoud was. Maar ze hebben 't mis.
Over de vrouwen wil ik niet spreken;
die zijn al zoowat op dezelfde hoogte van
voorheen; maar dat zal wel beter gaan,
naarmate zij meer geemancipeerd worden.
Men beginne dat werk met haar van de
voogdijschap der mode los te maken. Wij
mannen, we zijn al in dat opzicht heel
wat vooruit. Welk man zou zich thans met
allerlei kantjes, strikken en lintjes willen
behangen zooals in vroeger tijd? Gaan wij
niet bijna steeds in dofFe , hoogst eenvoudige
kleeren gekleed ? Hoe geheel anders was dat
vroeger, b.v. in den tyd van Karel den
Groote, een tyd, die door velen als een
barbaarsche tyd wordt beschouwd : dat was in
het begin der 9 C eeuw. Die goede verstan-
dige Karel had altijd te tobben tegen de
weelde en praalzucht van zijne hovelh^en.
Een der lesjes, die hij hun gaf, kunnen wij
hier wel eens mededeelen.
Op een goeden dag, dat hy zyn hofstoet
op het prachtigst gekleed om zich vereenigd
had, kreeg hy het op eens in zyn hoofd op
de jacht te gaan. Hy zag wel , dat er regen
en sneeuw aan de lucht hingen , 't geen hem
niet bekommerde, daar hij slechts een een-
voudig kleed aan had , doch zijne hovelingen
keken minder pleizierig naar de zwarte wol-
ken. 'T hielp echter niets, zij moesten volgen
en zulk een jachtpartij allerbekoorlijkst vin-
den. Voort ging het nu door veld en woud ,
door dik en dun , langs tak en struik. Weldra
waren de hovelingen niet meer vertoonbaar,
de een had een scheur hier, de andere een
gat daar, en om het werk te voltooien barstte
eindelyk weer en wind los. Al hun fraaie goed
werd door en door nat en totaal bedorven.
Hoe verheugd waren zij , toen zy , terugge-
keerd, naar huis meenden te kunnen gaan,
om andere kleeren aan te doen; maar, ja
wel, Karel dacht er anders over en meende
hen nog niet genoeg geplaagd te hebben.
"Komt, heeren", zei hij, "nu zullen wy
ons eens flink warmen en onze natte klee-
ren wat opdrogen;" en zich voor een
groot vuur plaatsende , noodigde hij hen zijn
voorbeeld te volgen. Maar, och hemel, door
de groote warmte begonnen de kleeren te
krimpen en nog verder van elkaar te scheu-
ren. Eindelijk ontsloeg hy hen , zeggende :
u Nu, heeren, morgen zullen wij zien of
het beter wil gaan, maar rekent er op,
wij gaan weder in dezelfde kleederen."
Hoe ook met tegenzin, hoe ook door elkeen
bespot, moesten zy wel den volgenden dag
in die smerige pakken wederom ten hove
verschynen. "Dat komt er nu van , zei Ka-
rel, van uwe overdaad. Mijn kleed dient
alleen tot beschutting ; het duurt lang , en is
het versleton, dan kost het mij niet veel
een nieuw aan te schaffen. De utoen daar-
entegen dienen tot niets , kunnen tegen weer
noch wind, en by 't minste ongeval komen
ze u op schatten te staan."
Zoo deed de goede man , om die heeren
hunne kinderachtigheid af te leeren, maar
ik ben zeker, dat het hem niets heeft ge-
holpen.
De wyze van kleeding is en blyft dus
een zaak van groot belang ; daarom meen
ik niet kwaad te doen , u eens mede te
deelen, hoe men vroeger wel gekleed ging.
Gij voorziet wellicht reeds, dat ik veel van
Digitized by VjOOQIC
GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN. 27
uw geduld zal vergen , en inderdaad , in een
paar woorden kan ik u eene geschiedenis
van zulk een belangrijke zaak niet vertellen ;
ik hoop het echter z66 te doen, dat gij
nwen tijd niet zult beklagen. Ook verzeker
ik u , dat , zoo gij er wat van wilt onthou-
den, gjj later menig vervelend oogenblik
znlt kunnen bekorten. B.v. gij zit in een
spoortrein , waar gij u verveelt ; wel nu, dan
kunt gij doen als ik , en hebt awe buren slechts
in een of ander pak van voorheen te steken.
Van een mager fijn gerokt, met een lorg-
net gewapend heertje maakt ge een Bata-
irier , — een gewitdasten cathechiseenneester
stopt ge in het costuum van een tempe-
lier , — een commis-voyageur verandert ge in
een Mercurius en vergeet vooral zyn vleu-
geltjes niet. Waarlgk, beproeft het en ziet
zelf eens , welke zotte karikaturen men op
die wflze kan scheppen. En toch, wanneer
men er alweer aan gewend was, die men-
schen in zulk een vreemd pak te zien , men zou
er weinig meer om lachen , want immers "de
kleeren maken den man" zegt het spreek-
woord , en werkelijk er is wel wat van aan ,
zonder dat het daarom altyd doorgaat. Want
zoo een soldaten-pak een goed krygsman , een
inooie rok een fatsoenlijk man, een kiel of
boeseroen een geschikt werkman vormden,
wij zonden ons niet zoo dikwyls bedrogen
en teleurgesteld vinden.
De kleeding heeffc ontelbare malen het on-
derwerp van bespiegelingen uitgemaakt; de
een wil nit de keuze der kleeding het ka-
rakter van een persoon opmaken , de andere
weer meent nit de wijze , waarop de kleeding
gedragen wordt, te kunnen raden , hoe de man
is , die er in steekt. — Maar niets van dat
alles gaat zeker. Yelen zijn er, die door
een slordige kleeding de aandacht zoeken
te trekken , ofschoon slordigheid juist geen ka-
raktertrek van hea is ; — anderen weder mee-
nen daardoor te toonen , dat zy zorg voor klee-
ding als beneden hunne waardigheid beschou-
wen en zy wel aan andere dingen te denken
hebben , — dan weer zijn er, wie men gelukkig
maakt , door ze opmerkzaam te maken op een
stofje, wat op hun kleed mocht gevlogen
zyn; elk verkeerd plooitje, elk weerspannig
pluisje, dat alles is van 't gi'ootste belang
voor hen. Maar daarom zyn niet alle soort-
gelijke menschen ook in andere zaken zoo
kleingeestig. Alzoo geen regel, — maar
verdere bespiegelingen kunnen nu wel ach-
terwege blijven.
Voor we tot de beschryving der kleeding
overgaan, eerst toch nog een woord over
hem, die ons kleed vervaardigt, den kleer-
maker of snijder, zooals hij vroeger meest
genoemd werd.
Tegenwoordig is de kleermaker een geheel
ander man als voorheen. Thans immers maakt
hij niet alleen de kleederen , maar bij hem
koopt men ook gewoonlijk de stoffen, die
voor een kleed benoodigd zijn ; de kleermaker is
alzoo tevens lakenkooper geworden. Daardoor
zal het hem langzamerhand gelukken, zijn
vak te zuiveren van de blaam, die er steeds
van oudsher aan kleefde.
*t Heette immers , dat hij van het laken ,
wat men hem toevertrouwde , altijd wat door
het oog van de schaar haalde, — datzijne
kinderen van de afgevallen lapjes gekleed
gingen — en al zulke gruwelijke zaken meer.
Schold men hen niet voor "lappedieven
en kromscharen" ? Werd er gepreekt over
"gij zult niet stelen," gewoonlyk werden
daarby de kleermakers niet vergeten, en
nooit als voorbeeld ter navolging gesteld.
Heeft het spreekwoord "Daar hangt de
schaar nit" niet zijn oorsprong te danken
aan de slechte gedachte, die men had van
de snijders? Want bij hen hing gewoonlijk
als uithangbord een schaar uit ; hun wapcn,
hun banier, alles vertoonde een gouden of
zilveren schaar.
Wilt gy eens hooren, hoe men vroeger
dien man beschreef; den man, wien wy
zooveel dank verschuldigd zijn? Is hij het
niet, die ons tegen weeren wind beschermt?
Is hy het niet , die de gebreken , die moe-
der Natuur ons geschonken heeft, voor het
oog bedekt? Ondank is 's werelds loon, dat
zal de kleermaker ook wel gezegd hebben,
toen hy de volgende schets las , die men gaf
in 1619 van
De Character
van een kleermaker.
"Dat hy eergierig waar , hij zoude de voor-
Digitized by VjOOQIC
28
DE OUDE TUB.
plaats willen hebben van alle andere am-
bachten, ende ook geenen minderen patroon
van zijn ambacht nemen als God zelven , om-
dat hij de eerste kleederen voor Adam en
Eva maakten , toen zij verdreevcn waren uit
het Paradijs.
"Het scheint dat alle menschen geboren
zijn om hem van doen te hebben , want hy
is den bedekker van een iegelyks schande;
en derhalven isser niemand of hy is hem
gehouden , maar altoos meer by den dag dan
by nacht, opdat men des te beter mag
zien ende weeten.
"Hy is een gedurige onderzaat , de contro-
leuringe van curieuse vrouwen, en een ver-
obligeerde Simme van alle nieuwe fatsoenen.
"Geraakt hy aan rykdom, men kan niet
zeggen, dat hy daar aan gemakkelijk ge-
komen is, want hy heeft ze moeten haalen
uit de eerste van de zeven dood-zonden.
"Aangaande zyne dapperheid ende vroomig-
heid , hy gaat alle soldaaten te boven , want
hy voert maar een heel kort piecsken ende
is maar geharnast op 't eynde van een van
zyne vingeren , ende nochtans durft hy niet
alleen groote bevelhebberen in den oorlog
aan 't lijf tasten , maar de grootste Prin-
cen zelver.
"Eenige willen hem laaken , omdat hy de
snippclingen van kleederen , die hy maakt ,
te rngge houd, maar dit doet hij maar om
beters willen , want hij weet ze beter te pas
te brcngen , dan degene , die ze toehooren ,
laaten zy zoo groot zyn als ze willen.
Op denzelven.
'k Maak wel van worm-gcspin , van lamra're wol
(wel 't nicest ,
Van buffela vliczcnxelfs, bndekselen dor sehanden,
'k Help dikmaals 't bcest'lyk woer van *t o.en
(aan 't andcr becst,
Vlccsch zakkcn (uitgcscit voor vocten, hooft, en
handcn) ;
Schocnmaakers, 'k lach u uit, gy snyt in cigcn leer,
Enik in andera waar, ruymschaarig, dat wintmecr."
Zoo sprak men over die arme kleermakers ,
en zeer ten onrechte, want eigenlijk geeffc
hy niets in 't minst om een lapje laken,
zoo als my nog onlangs werd medegedeeld
door een vriend , die buiten 's lands zeer fijn
laken gekocht hebbende , hieruit een rok liet
maken , en toch op zijne rekening dezelfde som
voor het maken van dien rok vond , die hy an-
ders voor 't maken en voor de stof te zamen
betaalde. Hij sprak daarover , maar zfjn kleer-
maker antwoordde hem : "mynheer , de snit
wordt betaald. Wat geven wij om een lapje
laken !"
Bewezen alzoo is *t, dat al dat gepraat
kwaadspreken is.
Vroeger kocht ieder zelf de stof voor zijne
kleederen; men wist hoeveel men voor elk
stuk noodig had volgens de opgaaf van zijn
snyder, en bracht het gekochte bij hem.
Gaarne zou ik u een geschiedenis van de
kleermakers willen geven, maar dat, vrees
ik, zou my niet gclukken.
Om daarin eenige aanspraak op volledig-
heid te kunnen maken , zou ik u den eersten
snijder en al zijne opvolgers moeten noemen ,
wat mij, ik beken het, moeielijk, ja on-
mogelijk en te plaatsroovend zou worden.
Ook al bepaalden wy ons ook alleen tot de
Nederlandsche kleermakers, of scheppers ,
zooals ze in de middeleeuwen in Vlaanderen
ook wel genoemd werden, zouden wij plaats
te kort komen. Om de zaak dus slechts in
het groot te behandelen , zal ik alleen mede-
deelen , wat men hier en daar over de snij-
ders-vereenigingen of gilden vindt.
In Amsterdam wordt het gild het eerst
genoemd in 1475, toen het met dat van
de Droogscheerders of Lakenmakers ver-
eenigd was. Als patroon vereerden zij Sint-
Nikolaas.
Later, in 1539, waren ook de Wolle-
naaisters, met eigene Over- en ProefTrou-
wen in het gild opgenomen. Of die naaisters ook
in andere steden in het gild mochten komen , is
mij niet gebleken ; wel zou ik daaraan twijfelen,
wijl het snijden en maken van vrouwekleederen
even goed als van mannengoed tot het
snijderswerk behoorde; immers dikwijls be-
hoorde onder de gildeproeven ook het maken
van een of ander vrouwenkleed, zooals we later
zullen zien. Misschien echter bepaalde zich
hun werk alleen bij de vrouwekleederen van
zware stof. Op het plaatje, op biz. 29,
waar men een snijder uit het midden der
16^" eeuw zijn voile aandacht aan het snijden
van een kunstwerk ziet wijden, terwyl zyne
Digitized by VjOOQIC
GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN.
29
knechten of gezellen bczig zijn de stukken
aan elkaar te naaien, wat natuurlijk minder
tot het hooge gedeelte van 't vak behoort ;
op dat plaatje dan ziet men ook een vrou-
werok hangen, die gereed en uitgespannen
schijnt te zyn.
De oude- en nieuwe-kleer-koopers moes-
ten eveneens de verschuldigde inkom- of
entre'egelden aan hetzelfde gild voldoen; en daar
dit entr^egeld in de 17 c en 18- eeuw niet min-
der dan acht en veertig gulden beliep, kan
men verzekerd zijn , dat het geschreeuw van
nen of zolders . waar men hen , om ze zoo-
veel mogelijk aan het oog te onttrekken,
aan het werk stelde ; want ook de werk-
gever had er belang bij , dat ze niet gezien
werden. Immers, zoo men een beunaas be-
trapte , werd zoowel hij als degeen , die
hem in 't werk gesteld had , ieder met zes
gulden boete bestraft.
In Arnhem hadden de snijders niet minder
last van zulke snuiters, die op hun ambacht
reisden en omgaande neyers (naaiers) ge-
noemd werden. Daarom beklaagden gardia-
De Snyder, naar J. Aramon. lGe eeuw.
"Ouwskleer" vroeger minder langs Amstels
boorden hceft geklonken dan tegenwoordig.
Steeds schijnen de kleermakers veel to
tobben gehad te hebben met ondcrkruipers ,
die, geen proef afgelegd en geen inkomgeld
betaald hebbende en zonder aan de verdere
verplichtingen door de gildemeesters vastge-
steld te voldoen, bij de burgers aan huis
en onder het gewone bepaalde loon gingen
werken.
In Amsterdam hoemde men dat volkje,
volgens Wagenaar, beunazen , omdat ze hun
aas of onderhoud moesten zoeken op de beu-
nen en gilJebroedcrs zich in 1591 aan de
overheden over u dieghene, die hun (zich)
tot lappen en dicrgelycke wcreken begeven
ende gantz onbequaem waren, om eenige
nieuwe werckcn te maicken offte te snyden."
l^aar zij schijnen in hunne eischen ten op-
zichtc van het snijden te ver gegaan te zijn ,
zoodat de Amhemsche Regeering naar Nijme-
gen schrecf hoe men daar er over dacht, en dat
wel omdat de Arnhemsche gildekeuren grooten-
deels gevolgd waren naar die van Nijmegen.
Zooals 7 t wel meer gebeurt , die 't onderste
uit de kan wil , dien valt de klep op den neus.
Digitized by VjOOQIC
30
BE OUDE TIJD.
Zoo ging 't ook den snijders. Het antwoord
uit Nijmegen klonk : "Belangende het ver-
snyden van laken, mach een yder dat selve
vry doen , sonder den snyderen offte dessel-
ven Ambachts raeisteren daer in yet te ken-
nen , overmits het hier voir komenschap ge-
halden ende erachtet ys ," (daar dat hier als
bij den handel behoorend beschouwd wordt).
De goede snyders van de stad Grave op hun
beurt hadden het vooral te kwaad met de
soldaten-snijders. Er was gewoonlijk nog al
veel garnizoen in die stad , en daaronder dus
ook veel verloopen snijders , die de naald met
de spies verruild hadden en , als er tus-
schenbeiden wat mede te verdienen was , het
eerste wapen weer opvatten , ja , met knechts
gingen arbeiden en open winkel opslaan. Ten
genoege van het snijdersgilde nam daarom
in 1613 de Raad van State , na daarover zelfs
ook den Prins gekend te hebben , een resolu-
tie , waarbij het den soldaten verboden werd,
voor anderendan voor soldaten alleen te werken.
De Gouverneur en de Krygsraad van Grave
voegden daarbij nog de bepaling van een
daalder boete voor elk stuk werk, benevens
u arbitralyke" straf, en dat de geweldiger
van het garnizoen tegen billijk salaris steeds
den Dcken van 't gild ten dienste moest staan.
Toch moest in 1040 wederom een ver-
zoek aan Prins Frederik Hendrik gericht
worden, die op dezelfde wijze orde op de
zaak stelde.
Wanneer wij ons een denkbeeld willen vormen
van de inrichting van een kleermakersgilde ,
kunnen wij dat van Grave als een model
daarvan aanemen ; daarby is dat waarschijnlijk
ook een der oudsten.
In 1459 had Graaf Arnoud van Gelre
de goedheid, aangezien de snyders even
goed als andere burgers met wapenen ,
wachten , enz. de stad bewaarden , en ten
einde het Snijdersambt bijeen en in eere te
houden, de brieven van voorrechten van
het gild, die verbrand en verloren gegaan
waren, te hernieuwen, ten gevolge waarvan
de broeders wetten en reglementen verkre-
gen , waaruit de belangrijkste hier volgen :
den Schont beeedigd, het gild gedurende
dat jaar regeeren zullen, de kenren doen
houden en de overtredingen doen boeten.
Niemand kan lid van 't gild worden,
tenzij hij burger der stad zij. Hij moot als
gildebroeder zijn harnas en wapenen steeds
gereed houden, op straffe van 1 pond. Bij
zyne intrede in 't gild geeft hij 10} pond
was, waarvan ^ aan den Heer, j aan de
stad en 4 a&n het gild , voor kaarsen , ter
eere van onze Lieve Vrouwe te branden.
De zoons van Meesters hebben alleen voor
harnas en wapenen , niet voor was, te zorgen.
Elk jaar worden twee goede mannen van
hot gild tot gezworenen gekozen, die, door
De leerlingen zullen als ze in de leer gaan
"ten behoefe der keersen omde L. Vrouwe
daer mede te eeren eerst 2 pont" was geven.
Wordt een tusschen mecster en knecht aan-
gegaan accoord niet nagekomen , zoo betaalt
de overtreder 15 schellingen.
Die om schuld de stad heimelijk verlaat,
en den burgers, het hunne niet betaalt, die
verbcurt daarmedc zijn "ampt."
Die meester wil worden , moet snijden als
proefstukken voor de gezworenen:
1. Een Manstabbcrt.
2. Een Vrouwetabbert.
3. Een Vrouwe-lange Huyck of Sante.
a Die dat alles doen kan en dat werk tot
verbair ende proffyt dergeencr gemaakt en
gesneden heeft, die dat hebben doen snij-
den en maken , zoo mag die in mate voorsz.
dan Mr. in den Ampte voorsz. werden"; maar
"die dat voorz. werk in mate voorsz. by den
voorsz. gezworen niet te regt gesneeden of
gemaakt , soo sal die aan elk stuk werk e'en
pont was gebreukt (verbeurd) hebben , en nog
een vierendeel jaers daernae syn Ampt waal
(wel) leeren en laten hem (zich) dan weer
voor den geswooren proeven als voorsz. is."
Die met snijden voor den een of ander
de stof, waarvan hij iets. moet maken, ver-
snijdt , mag die stof behouden , maar moet de
waarde er van aan den eigenaar vergoeden.
Digitized by VjOOQIC
GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN.
34
Die , zonder gildebroeder te zgn , eeiiig
nieuw stuk snijdt of naait, verbeurt 30
schell.
Noch meester, noch knecht mogen op
boete van 30 schell. op Zon- of Heilige
dagen werken — evenmin na 8 uur van
den avond y66t die dagen , op verbeurte van
15 schell., tenzij het werk ware voor den
Heer of zijne Raden. (!)
Zoo een meester arm wordt, zoo zullen
wekeljjks de gezworenen voor hem bij de
andere meesters omgaan en van elk een
brabantsche (?) ontvangen, op boete van 5
schell.
Die na 12 of 14 dagen met het bestelde
werk niet gereed is, moet het werk, wan-
neer zulks gevorderd wordt, aan den eige-
naar van de stof teruggeven, die het als-
dan bij een ander kan brengen.
Mogt het zijn, dat de meesters van het
voortz. ambt meer voor Iran werk nemen
willen , dan de gewoonte is , zoo znllen 's Hee-
ren Ambtenaar, Rentmeester en Schont en
Burgemeester en Schepenen daarover oor-
deelen.
Alle boeten worden in 3 deelen gesplitst,
een voor den Heer, e'en voor de stad en
het derde voor* het gild.
In 1594 werden op verzoek der dekenen
en gildebroeders door Burgemeesters en Sche-
penen de door eerstgenoemden aangenomen
artikelen bekrachtigd , als :
Die op de teerdagen een gast binnenleidt,
moet voor dien gast betalen.
Die ongenoegen maakt of den ander "syn
Moeder hiete brage of dergelijke lelyke woor-
den" toevoegt, verbeurt een halve ton bier.
Die den ander voor leugenaar uitmaakt , ver-
beurt telkens 6 stuyvers, zoo ook de gast,
die op dergelijke wyze handelt , of liever de-
geen , die hem heeft ingebracht , betaalt die
boete. En worden ze handgemeen , zoo geeft
hij , die er aanleiding toe gegeven heeft , drie
gulden Brabants.
Die op St. Paulus-Hereraietsdag wegblijft ,
wanneer de teerdag gehouden wordt, zon-
der wettige oorzaak zooals ziekte in het huis-
gezin als anderszins, zal slechts de halve
onkosten betalen , even als zij , die meester
zijn, maar 't vak niet uitoefenen, en niet
bjj het feest willen komen.
De weduwe van een meester mag een
jaar en zes weken na 's mans dood het vak
blyven aanhouden.
Een leerling wordt aangenomen voor den
tijd van twee jaren , waarvan aan de gezwo-
renen kennis moet worden gegeven op 10
stuivers boete en de mogelijkheid om zijn
ambt te verliezen.
De leerjongens zullen betalen 10 stuivers
in plaats van de vroeger bepaalde 2 fc was ,
waarvoor de meester aansprakelijk is.
Die om eenig verschil of voor een of an-
dere zaak het gild bijeenroept geeft den
gezworenen 4 stuivers voor hunne moeite en
den gildeknecht voor het bijeenroepen 1 7,
stuiver. Die ongelijk krijgt, verbeurt e^n
gulden 10 stuivers Brabandts.
Die bij de begrafenis van eenig meester,
van diens vrouw of kind wegblijft zonder
afdoende oorzaak , verbeurt 2 & stuiver, even
als hij, die een half uur te laat op de
vergaderingen komt, enz. enz.
Valt het wel te ontkennen , dat in die gil-
dekeuren veel, zeer veel goeds gelegen is?
De gildeproeven van de Gentsche kleer-
makers, die, zooals ook op meer plaatsen,
Sint-Maarten tot patroon hadden, bestonden
in een priesters stool en een vrouwesamaar,
(een lang onderkleed).
Het gild van Brugge was vereenigd met
de Coussescheppers (kousenmakers) , de oude
Kleerkoopers en de Tauwers (Lappers en die
Digitized by VjOOQIC
32
DE OUDE TUD.
aan de huizen de oude kleeren gingen ver-
maken) . Zy vereerden Sint-Nikolaas als hun
Heilige.
Hun gilde- en godshuis kwam uit tegen
den hof van zekeren Heer van Gruuthuize,
die, waarschijnlijk liefde voor het gild op-
gevat hebbende, in 1531 er een fundatie
aan maakte, bezet op verschillende lande-
rijen, waarvoor het gild jaarlyks op Aller-
heiligendag 1 3 armen nieuw in 't pak moest
steken, elk pak ten bedrage van 20 schel-
lingen. Wy zien uit de rekeningen wat een
en ander aan stof kostte en wat er voor het
maken gerekend werd. Elk kreeg
Een hemd, kostende aan stof. 1 schell.
aan 't maken. . 1 gr. 2£myt.
Een wambuis , waarvoor aan la-
ken , kanefas , linnen .... 2 sch. 5 gr.
aan *t maken . . 8 groot.
Een paar kousen (dit waren kou-
sen en nauwsluitende broek
aan e'e'n stuk 2 seh. 6 gr.
Een hoed 9 groot.
Een paar schoenen 9 groot.
Nestels en paternosters .... 1 gr. 9 myt.
Aan een kerel (lange jas , als
een overjas) aan stof. . . . 10 sch. 9 gr.
voor 't maken. . 8 groot.
Zoo in 't nieuw gekleed gingen die armen
met den deken en de vinders (dit was te
Brugge de titel van de overlieden) naar de
kerk om de mis by te wonen. Voor dien
kerkgang en tevens om te offeren kregen
de armen elk 2 groot.
Eindelijk werden aan 60 personen giften
gemaakt in geld en brood , elk ter waarde
van 4 groot.
Met de grootste strengheid waakten de
kleermakers voor do rechten van hun gild,
zooals trouwcns elk gild zorgde voor zijn
eigene belangen, die ook de belangen van
elk zijner leden waren.
Wat ieder gild werken mocht , was streng
afgebakend , wat nog al eens gelegenheid tot
twist gaf. Zoo was het leggen van bor-
duursels op de kleederen het werk der bor-
duurders, iets wat lichtelijk door de kleer-
makers werd vergcten.
Een twist daarover tusschen die twee
gilden in Utrecht gevoerd, leidde tot de be-
paling, "dat de snyers zich niet mogten
bemoeyen als met hetgeen zj op de knyen
of uit het raam conden maken 1 ' — de bor-
duurders daarentegen mochten "geene veld-
teekenen of hosebanden maken , noch vendels ,
borsten en hemdrokken stikken, raaar wel
bordueren, nadat ze door de snijders gesne-
den waren, die ze dan, nadat ze gebor-
duerd waren, moesten opmaken."
In 1768 had er te Hoorn met het kleer-
makersgild een twist van een anderen aard
plaats. Toen daar ter stede de eerste rijg- of
keurslijfinaker was komen wonen , hadden de
kleermakers geeischt, dat hij, evenals zij
schaar en naald gebruikende , bij hen in 't Sint
Vitus-gild zou komen. Burgemeesters dach-
ten er eveneens over, en de keurslijfinaker
kocht het gild , in plaats van proef te doen ,
wat in dien tijd geoorloofd was, en waar-
door hij in dezelfde voorrechten deelde als
de snyders.
Zoo deden ook zijne opvolgers.
Maar nu , in 1768, stierf de vrouw van een
rijglijfmaker , voor wie reeds in zijn jeugd
het gild gekocht was. De gildevoogden wei-
gerden echter het lyk op kosten van 't gild
te begraven, aangezien de man geen proef
had afgelegd , waarop natuurlijk de rijglijf-
makers bij elkaar kwamen en zich recht boos
maakten. De Burgemeesters gelastten den
Voogden het lijk te begraven ; maar toen de
dag der begrafenis daar was, bedankten die
er toch voor en weigerden zelfs by Burge-
meesters te komen, waarop deze ze lieten
halen , voor altijd afzetten , en hun de sleu-
tels der gildekamer afeischten.
Het lijk werd nu als gewoonlyk begra-
ven, waarna nieuwc Voogden aangesteld
werden. Onder dezen moest zich voortaan
altijd <ten keurslijfmaker bevinden, die in
7 t vervolg van alle zijne vakgenooten een
proef zou afnemen.
Gemaakte kleederen mochten de kleermakers
niet verkoopen ; daartegcn waakten de comans
(kooplieden) in oude en nieuwe kleeren , die
echter, zoo als hiervoor reeds gezegd is,
ook tot het gild behoorden.
De kleermakers oefenden hun vak, zoo
als nu nog, gewoonlyk uit op een tafel.
Digitized by VjOOQIC
GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN. 33
Dat deden zij reeds in 1488, want de Bode
Willem Haegedoom zegt een brief overge-
bracht te hebben aan "Gerit Gerits Sartori
in synen huse, daer he sat op synen tafell
ende neyden." 'T was dus voor Jan van
Leyden een groote promotie van de sngders
tafel naar den Munsterschen Koningstroon !
Jammer voor hem, dat net zoo korten tfld
duurde.
Een fraaie schilderij van Brekelenkamp
in het Museum van der Hoop te Amsterdam ,
waarnaar het bjjgaand plaatje genomen is ,
geeft ons een blik in een snjjders werkplaats
van de 17e eeuw (bladz. 25.). Zomers echter
hield de snijder van de luchtigheid buiten ,
zooals wij er een op het plaatje in de Cats ,
dat tot onderschrift heeft: "De nayer, die
geen knoop en leyt, verliest sijn steeck",
buiten zijn huis op een tafel zien zitten,
onder de schaduw van zijn luifel, en met
zijn uithangbord voor oogen , waarop of een ,
schaar, of zijn patroon geschilderd waren
met een of ander regeltje er onder, als :
u Geef d' ermen wat srij huyden draecht,
En cleet u hyer naer *t uw behaegt."
Een goede raad , der armen en des snyders
zak ten baat!
Of wel :
"Die goed gekleet wil gaen ,
Klopt by Meweur Langaer acn."
Men ziet het, de "meester snijder" wordt
al Messeur. En weldra zal men voor zijn
winkel lezen
'•In den Francoyschen winkel,"
en hij zelf zal den titel voeren van "meester
tailleur," — zoodat wij tegenwoordig bijna
niet anders dan tailleurs en marchands-tail-
leurs vinden. — Het ras der kleermakers
maakt plaats voor dat der tailleurs.
En thans zullen wij van den kunstenaar-kleer-
maker (artiste-tailleur) afscheid neraen en ons
bezig gaan houden met de verschillende vormen,
waarin zijn sngdersgeest zich al genit heeft.
{Wordt vervolgd.)
DE ABDIJ VAN BERN.
Wanneer wij, Heusden verlatende, een groot }
kwartier-uurs lang den dijk van Heusden vol-
gen, komen wij aan het punt , waar de weg van
Herpt zich met dien dijk vereenigt. Daar
betreden wij den Bernschen dijk. We zullen
ons niet laten afschrikken door de onzinde-
lijkheid van den weg , die , dank zij de lang-
durige regens , geheel doorweekt is ; evenmin
willen wij ons door de drie slagboomen, i
die wij op onze reis zullen ontmoeten en
die ons den weg willen versperren, laten
terughouden; ze zijn niet gesloten, en een
krachtige duw doet ze wijken.
Hebben wij een klein half uur ver den dijk
gehouden , zoo ontwaren we een paar hofsteden
naast elkaar, die, half verscholen tusschen [
welig groen, voor een schilder een schoone
groep opleveren. Die plek zal waarschijnlijk
het doel van onze reis zijn; wij zullen dus
den djjk verlaten. 'T is hier beneden beter
uit te houden dan daar in de hoogte ; hier kan
men weder eens bijkomen, doorwaaid als men is
geworden door de al te frissche koelte daarboven .
1*70.
Zullen wij aan de eerste of aan de tweed e
boerderij moeten zijn? Laat ons maar eens
vragen; daartoe immers heeft men een
mond.
Het goede oude moedertje, dat daar in
de deur staat , helpt ons spoedig te recht ,
en wy stappen naar haren buurman, den
bewoner der abdg van Bern.
Maar geen monnik zal ons daar ontvan-
gen , neen , van de goedheid van den boer
zullen wij verlof moeten bekomen zyn grond ,
den grond, waar eens de abdjj van Bern
stond, te betreden. Op heel veel meer kan
hij zich niet beroemen, want zijne boerderij
moge al gedeeltelijk van zwaren steen ge-
metseld en de muren op sommige plaatsen
buitengewoon dik zijn , toch schijnt ze nooit
een deel der abdij uitgemaakt te hebben.
Opgravingen zouden daarover meer licht
kunnen verspreiden, maar tot onze spijt
hebben wij noch tijd noch verlof om aan
't opgraven te beginnen.
De boomgaard is de plaats , waarheen wij
Digitized by VjOOQIC
34
DE OUDE TIJD.
onze schreden moeten richten : daar zijn nog
overblijfselen van eenig belang te vinden.
De vriendelijke zoon des bewoners maakt
ons, terwyl hij ons begeleidt, opmerkzaam
op de betrekkelijk hooge ligging van die
plaats, z66 hoog zelfs, dat daar, zooverhet
hem en zijn vader heugt, bij ovcrstroomin-
gen en hoog water nooifc eenige last daar-
van gevoeld is. De stichters der abdy dus
hebben hnnne plaats goed weten te kiezen,
meent gy ; neen , ze hebben die opgehoogd ,
toen ze hunne steenen kerk gingen bouwen.
Wilt gij wellicht iets van dien stichter
der abdy weten, lezer?
De lotgevallen van dien ridder Fulco zijn
raerkwaardig genoeg om hier een plaats te
vinden, ofschoon bij 't geen wij er van we-
ten, waarschynlijk waarheid en logen hand
aan hand gaan.
Hy schijnt verwant geweest te zyn met
het geslacht der graven van Cleef en daarbij
machtig genoeg, zich nu eens met den
graaf van Holland, dan met den hertog
van Brabant te durven meten. Denkelyk
door een huwelijk met een dochter van den
heer van Heusden, kwam hij in 't laatst
der 11° eeuw in 't bezit van Bern, tus-
schen de Oude en Nieuwe Maas gelegen,
waar hij een kasteel moet hebben doen
bouwen. Hoewol z\jn huwelyk van korten duur
was, meende hy toch zich in het bezit van
het hem toegevallene te mogen handhaven,
*t geen hem veel onrust bezorgde, ja meer
dan eens zijne bezittingen en zijn leven
in gevaar bracht. Zoo had eens een zy-
ner bloedverwanten zich door den hertog
van Brabant laten omkoopen, om Fulco
tot een uitval uit zijn belegerd kasteel
aan te zetten en om, zoodra hy buiten
zou zijn, de poorten te sluiten en hem
dus in handen van zijn vijand te doen val-
len. Maar de ander had lont geroken; hij
ook vond een uitval wenschelijk , doch alleen
door bezoldigden, die hy onder bevel van
den verrader stelde, op wiens byzyn hij
niet langer gesteld was, en wien hij de
poort achter den rug deed sluiten , hem toc-
roepende , dat het terugkomen onnoodig was.
Een andermaal had hij het behoud van
zijne afwezigheid alleen aan den moed van
een zestal van zijne knechten te danken.
Het slot toch werd aangevallen door den
kastelein van het slot van Heusden , wiens
krijgsknechten door een Arnout, een van
Fulco's knechten, gestagen waren, wijl zy
van zijn akker erwten roofden. Fulco terug
ontboden , trok op Heusden aan , waarop een
fel gevecht volgde.
Niet lang daarna werd het kasteel wederom
door denzelfden heer Herman aangevallen,
doch zonder ander gevolg. Door de knechten
van den graaf van Holland en den hertog
van Brabant versterkt , meende hij het thans
door overmacht te zullen krijgen, maar ook
Fulco bekwam hulp van zijne vrienden , die
langs een niet te vermoeden weg en zonder
van de belegeraars gezien te woiden, hen
eensklaps overvielen' en op de vlucht joegen.
Eindelijk echter scheen Fulco ten gevolge
van die vyandschap te zullen vallen. Van slechts
een klein gevolg vergezeld reed hy eens langs
de Maas , niet ver van Nederhemert , waar zyn
talrijker vyand hem opwachtte. Moed hielp
hier niet tegen de overmacht, 't ontkomen
scheen onmogelijk ; daar stort Fulco zich met
zijn sterk ros in de Maas. Zich met zijn
schild tegen de pijlen dekkende, zet hij zijn
paard sterk met de sporen aan, en het ge-
lukt hem zoo al zwcmmende by zijn slot den
oever weer te bereiken. Zulk een wonder
ontzette den vijand zoodanig, dat zij mira-
kel riepen en zich verbeeldden de Lieve Vrouw
tot hulp op zijn paard te hebben zien zitten. De
uitgestane angst schynt weldadig op den
krygshaftigen ridder gewerkt en zijn gemoed
wat zachter gestemd te hebben ; immers toen
hij eenigen tijd later in Utrecht hoorde , hoe
diezelfde heer Herman , zyn vijand , door
den grooten toevloed van vreemdelingen ,
aldaar geen onderkomen kon vinden, liet
hy hem uitnoodigen, om by hem zijn in-
trek te nemen en zijn tafel te deelen, zoo-
dat zy als vrienden huiswaarts keerden.
Maar er was behalve die wonderbare red-
ding nog iets anders , wat den goeden ridder
tot nadenken stemde. Hij had in der tyd
kennis gemaakt met den heer van Maas-
mond , Craft gelieeten. Die man was op zijn
ouden dag getrouwd met de jonge en schoone
Bessela van Someren. Een huwelijk van een
Digitized by VjOOQIC
DE ABDIJ VAN BERN.
35
oud man en een jongc vrouw is altyd een
gekheid , en zoo was het ook bij hem ; hij
was wel dol verliefd , maar zijne jonge vrouw
kon natuurijjk die liefde niet beantwoorden.
Eens was ze al weggeloopen, maar 't lieve
geld had haar weer verleid, en alleen de
beloffce haar tot erfgenaam van zijn geheele
vermogen te raaken, had haar ktmnen doen
besluiten tot haren man terug te keeren.
Toen nu de knappe Fulco verscheen , kreeg ze
in zijn omgang meer genoegen dan in dien
van haar man , zoodat de kwade wereld daar-
van leeiyke dingen vertelde. Gelukkig dat
de oude heer de groote reis aanvaardde v66r
hij zijne Bessela moeder zag. Die dood, niet
aan natuurlijke oorzaken toegeschreven ,
maakte een huwelijk tusschen Bessela en
Fulco mogelijk , waardoor de laatste al derjjk-
dommen van ridder Craft; in bezit kon nemen.
Maar zijn geweten begon hem te knagen;
geen wonder dus, dat hy zachter van aard
werd en naar middelen uitzag , om de straffen
die hem in het volgend leven te wachten
sfconden te ontduiken en af te koopen , wat
men in dien tjjd meende te kunnen docn
alleen door schenkingen aan de kerk. Ook
zijne gemalin bracht hij tot berouw, en
de echtelingen peinsden op middelen , hoe
het best de onrust van hun geweten te
stillen.
Gelukkig dat de Hemel zelf, zoo zij meende ,
hun daartoe den weg wees.
Zoo als het tegenwoordig gaat , zoo ging
het ook vroeger: gewoonlijk zijn de onder-
geschikten beter op de hoogte van 't geen er
bij hunne meesters omgaat, dan deze wel
vermoeden. Op Fulco's burcht was het eveneens
gesteld; zijne knechten, hare maagden wis-
ten heel goed, dat hunne meester en mees-
teres niet op hun gemak waren, dat hunne
kloppertjes onrustig sloegen. 's Bidders somber
uitzicht , zijn onrustige nachten , die hem
voor dag on dauw uit zyn leger dreven,
dat alles verraadde zijn inwendigen angst , zijn
zielelijden. Deelde die onrust zich onwillekeurig
aan zijne onderhoorigen mede , of wel was het
bedrog , wij weten het niet , maar op een goeden
morgen kwamen de wakers van 't kasteel,
onthutst en verschrokken , hunnen Heer ver-
slag doen van 't visioen wat ze gehad had-
den. Bevende verhaalde een hunner, hoe zy
na de ronde gedaan te hebben bij elkaar
zittende, eensklaps een verblindend licht
aanschouwden. Hun oog daarheen getrokken
ontwaarde een in het wit gekleed persoon,
die een oogenblik later omringd werd door
een tal van eveneens in 't wit geklccde
mannen. Onder een hemelsch en liefel^jk ge-
zang schaarden die zich tot een processie. —
Daarna hadden de wachten een luid klop-
pen en hameren gehoord, even als bij 't
oprichten van een gebouw, terwijl zy ge-
meend hadden een kerk boven hunne hoofden
te zien oprijzen.
Zulk een verschyning was aan onzen Fulco
hoogst welkom. Nu wist hij, wat hem te
doen stond om met den Hemel vrede te
kunnen sluiten. Ook zijne vrouw begreep,
dat dit gezicht een teeken was , om hun slot
en hunne bezittingen tot een geestelyk doel
aan te wenden.
Hun kasteel moest tot een klooster inge-
richt worden, de bewoners moesten witte
kleederen dragen; geen wonder dat Fulco
het oog wendde naar de abdij van Rolduc,
die eens door een van zijne verwandten ge-
sticht was en waar zich onder de regulierc
kanunniken, die den regel van den heiligen
Augustinus volgden en die in 't wit gekleed
waren, twee van zijne bloedverwanten be-
vonden. Natuurlrjk, dat hjj aan den abt
van Rolduc het verzoek richtte om van
het Bernsche kasteel een klooster te ma-
ken. Weldra kwamen eenige mannen uit
die abdij in 't wit gekleed by Fulco aan,
en de bekeerde ridder was overgelukkig. —
Ja, overgelukkig, maar — 't duurde niet
lang; de man was al te spoedig teleurge-
steld door het gedrag dier mannen, die in
plaats van, zooals hij 't gemeend had, in
eenvoud , ontbering en stichtelijke afzondering
te leven , meenden op 't slot van al het vette
der aarde te mogen genieten. Hieruit volgde
groot verschil van gevoelen en twisten.
Fulco zag de zaak anders in dan de andere
heeren , zoodat hun opperhoofd eindelyk weer
moest vertrekken en door den neef van Fulco
vervangen werd , die echter evenmin behaagde.
Geen ander van meer ingetogen levenswijze
kunnende bekomen, leverde Fulco zijn beklag
Digitized by VjOOQIC
36
DE OUDE TIJD.
in op een kerkvergadering in 1134 te Aken
gehouden. Hy werd in 't gelijk gesteld, en
Bern onder 't onmiddellijk bestuur van den
Bisschop van Utrecht gebracht. Tevens
werd ook de orde der Augustijnen ver-
vangen door die der Praeinonstreiters , ten
gevolge waarvan Fulco op zijn verzoek van
den Abt Robertus van Marienweert eenige
kanunniken op zijn kasteel verkreeg. Deze
heeren droegen een wit kleed, kapulier en
manteltje, en als zij uitgingen een witten
hoed en mantel.
Dit waren meer waarlijk vrome mannen,
die een beter leven in 't ge sticht brachten ,
zoodat van daar weldra de roep van gods-
coldus van Bern , een vrij en rijk man , gelijk
ook zijne huisvrouw Bessela, door goddelijk
ingeven te regt verstaande dat de cederen
Libanons nestkens hebben voor de musschen ,
ter eere Gods en der Moedermaagd Maria
aan den abt Robbert van Marignweerd door
onze handen hebben overgeven , Bern met al
hetgene tot hetzelve behoort enz. enz."
Niet lang duurde het, of de echtelingen
besloten van elkaar te gaan. Fulco trok het
monnikskleed aan en werd een nederig en
getrouw broeder, zich niet ontziende de ge-
ringste diensten te verrichten. Als kannnnik
leefde hij zoo nog vijftien jaar en stierf in
den reuk van heiligheid.
Graftonibe van Arend van der Sluis te Bern.
vrucht en geleerdheid uitging. Fulco en zijne
vrouw bcschonken het klooster ruimschoots
en verkregen kort daarop het recht tot het
kiezen van een abt , die alleen van 't bisdom
afhankelijk was.
Het diploma, waarbij de stichting goed-
gekeurd en dat recht werd toegestaan , luidt
in den aanhef als volgt :
"In den naam des Heeren. Amen. Andreas
door Gods barmhartigheid , bisschop der kerke
van Utrecht,
Met hoeveel zorg enz.
-Wij dan dit naar ons vermogen navol-
gende, verkondigen wij bij dezen, hoe Ful-
Ook zijne vrouw nam het geestelijk kleed
aan en begaf zich in het klooster van Bed-
burg onder Calcar, dat onder 't bestuur van
een kanunnik van Bern stond. Later stichtte
zij zelf een vrouwenklooster van dezelfde orde
bij Woudrichem, waar zij als priores het
bestuur voerde, en wat zoo gezocht werd,
dat zij spoedig naar een ruimer gebouw moest
uitzien en naar Maasmond, waar zij zooveel
herinneringen en aansporing tot boetedoening
vond , vertrok. Zij noemde dat gesticht naar
dat wat ze verlaten had Monnikenwoert , en
weldra klom het getal der geestelijke zus-
ters tot zeveutig. Met deze en verschillende
Digitized by VjOOQIC
DE ABDIJ VAN BERN.
37
van hare andere stichtingen hebben wij echter
thans niet te maken en zullen dus naar de
abdij van Bern terugkeeren, waar in 1134
eerst een houten en in 1176 een steenen
kerk werd gesticht.
Onder het opvolgend bestnur van 35 abten
genoot het klooster steeds meer en meer
voorspoed, totdat in 1534 aan den 36 sten
abt Conradus II, het buitengewoon voorrecht
de laatste der abten, die nog op voorspoed
kon roenien, maar met hem ook waren de
goede dagen voor de Berner abdij ten einde.
Tot nog toe onder het Bisdom van Utreeht
gestaan hebbende , kwam zij in 1562 onder
dat van 's Hertogenbosch , maar zulks bracht
weinig gelnk aan, en de kanunniken waren
verplicht voor de vrienden van het nieuwe
licht te vluchten en de wijk te nemen naar
Voorpoort van dc abdg van Hern van binnen.
ten deel viel , om , zoowel als zijne opvol-
gers, den bisschoppelijken staf en mijter te
mogen dragen , 't geen hem bij pauselijken
bul werd toegestaan. Niet gering was de
hun huis te Maarsbergcn, — van waar zij
niet v66r 1579 terugkeerden. In dicn tijd
bedroegen de jaarlijksche inkomsten des kloos-
ters niet minder dan / 7015, benevens
Voorpoort van dc abdij van Bern van buiten.
vreugde daarover onder al de kloosterlingen ,
niet weinig waren zij en hunne abten trotsch
op de verkregen eer : — voortaan voerden 't
zegel en 't wapen der abdij steeds die on-
derscheidingsteekenen , terwijl de grafzerk
van dezen Conradus, gestorven in 1549, er
nog mede prijkt even als die van zijn op-
volger Otto van den Boetselaer, die in 1552
stierf en ook daar begraven ligt. Deze was
't geen 102 bunders land aan voortbreng-
selen er aan opleverden.
Bij de confiscatie van de geestelijke goe-
deren in het land van Heusden in 1579,
ontkwam de abdij gelukkig aan die verbeurd-
verklaring, wijl de abdij nog als een leen
van het onzijdig land van Cleef werd be-
schouwd. In hetzelfde jaar en zeer kort nadat
de bewoners er teruggekeerd waren, werden
Digitized by VjOOQIC
38
DE OtJDE TUD.
zij weder door 't krijgsvolk verjaagd en het
gesticht uitgeplunderd en in brand gestoken.
De nu naar Culemborg gevluchte klooster-
lingcn verloren in 1584 hun abt Theodoricus
Spiering of Spieriijck. Deze 38 8tc klooster-
voogd werd bij de anderen te Bern begra-
ven. Nogmaals werd de abdij in 1599 door
de soldaten verwoest, en eindelijk richtte
men 't geen er nog van over was tot een
kruitmolen in.
De abt en de kanunniken hidden zich
tot in 1629 te 's Bosch op, doch werden
toen uit het Fraterhuis, wat ze daar vier
jaren vroeger gekocht hadden , verjaagd ; zij
zetten zich te Heesw^jk neder, waar zij ge-
dvdd werden. In 1637 kregen zij weder op
zekcre voorwaarden verlof, hun oude ver-
woeste abdij te betrekken. Na den Munster-
schen vrede in 1648 echter werden ze niet
langer geduld, en 't verzoekschrift door
Slatius en Spiliardus , predikanten te Heusden
en te Gorkum, naraens de klassis van Gor-
kum ingeleverd, om u den abt met de mon-
niken te doen logeeren naar kwartieren van
Brabant of elders, daar ze de kerken van
't vaderland niet konden bedroeven," werd
ingewilligd niet alleen , maar ook de goederen
der stichting aangeslagen , tot het Domein van
Holland gebracht ; en niettegenstaande de abt
/ 72000 bood tot afkoop, werden ze in
1651 in het openbaar verpacht. De toen-
malige , de 42 stc abt , te Vilvoorden een huis
aangekocht hebbende, zette zich met zijne
monniken aldaar neder.
En hiermede was de abdij geheel ten val
gebracht , maar toch is Fulco's stichting nog
niet geheel in 't niet verdwenen. Nog altijd
leeft zy, ofschoon in stilte, voort en heeft
hare abten en kanunniken.
De goederen werden in 1732 eindelijk
verkocht aan Mr. Maarten Vlaardingerwoud
voor / 42170. Waarschijnlijk echter was
er toen niet veel meer van over dan wat
onze beide plaatjes te zien geven, die de
vroegere woning van den abt en de voor-
poort van binnen en van buiten vertoonen.
Thans echter is van dat alles niets meer
te vinden , met uitzondering alleen van den
wijden en vrij die pen arduinsteenen waterput.
De plaats , waar de kerk stond , is te her-
kennen , omdat men daar de drie grafzerken
vindt van de abten , die het eerst den bis-
schopsstaf en mytcr voerden ; daarheen maken
nog steeds op den tweeden Pinksterdag som-
mige vromen , al kruipende op de kniefin ,
een bedevaartsgang om hunne gebeden te lezen.
Naar het zich laat aanzien, is het niet
te denken, dat de grafkelders lang weer-
stand zullen bieden aan de zwaarte dierzerken.
Een onderzoek of zich nog iets merkwaardigs
in die kelders bevindt , zou hoogst wenschelijk
zijn. Wij willen hopen, dat de tegenwoor-
dige eigenaar daar eens toe moge besluiten.
Maar het meest belangrijke is de tombe van
Ridder Arend van der Sluys, van de fami-
lie van de Hcusdens, in 1311 in de abdij-
kerk begraven , zeker niet tot schade van
de stichting , die hij met giften voor missen
en gebeden tot rust van zijn ziel zal be-
schonken hebben.
't Is jammer genoeg, dat deze tombe aan
het benedeneind geheel vernield is, zoo
dat aan het beeld de voeten en een gedeelte
der beenen ontbreken. Het is van een bui-
tengewone afmeting en anderhalfmaal zoo
groot als een gewoon rijzig mensch ; de ridder
moge lang en groot geweest zjjn , maar zeker
niet zo6 als zijn af beelding aangeeft , anders zou
hij tot een reuzengeslacht moeten behoord
hebben. Zijne klecding bestaat uit een een-
voudigen wapenrok, dalende tot over de knieCn ;
daaronder draagt hy het ringenhemd met
neergeslagen kap. Aan zijn linkerzij hangt
zijn schild , waarop het wapen van Heusden.
Het hoofd ligt op een kussen, onder een
baldakein , wat stellig zeer fraai geweest, maar
thans zeer geschonden is. De drie zijdender
tombe zijn versierd met nisjes, terwijl op
den rand het volgcnd vers in 't Latyn,
(hier voor 't gemak der lezers in 't Hollandsch
vertaald) te vinden is:
Arnold, ridder van der Sluis, uit een
aanzienlijk Hensdensch geslacht gesproten,
die alien aangenaam was , ligt liier begraven.
Hij heeft lage bedrijven weten te verachten ,
valsche van zich vcrwijderd gehouden. Hij
was dapper, schoon , wijs en moedig , recht-
vaardig , vredelievend , een gestadig vriend
der gerechtigheid. Hij heeft zijn leven , dat
door deftigheid van zeden uitblonk, volein-
Digitized by VjOOQIC
DE ABDIJ VAN BERN.
30
digd op den 2 7 8ten November desjaars 1311.
Ieder geloovige bidde, dat hij de hemelsche
vreugde geniete ! Dit geve de Vader, de
Zoon en de H. Geest. Amen.
De steen , die tegen het voeteneinde staat ,
heeffc drie nisjes; het middelste, breeder
dan de beide andere, vertoont in half ver-
heven beeldwerk een 39 Ned. duimenhoog,
staand vrouwenfiguurtje , de gevouwen handen
biddend naar boven gericht. Waarschijnlijk zal
dit des ridders huisvrouic geweest zfln, ofschoon
het anders meer de gewoonte was , het beeld
der vrouw naast dat des mans te plaatsen.
Van de wapens, die in de beide andere
nissen staan, vertoont het een een klini-
menden leeuw. Het andere?
Meer vinden wjj voor 't oogenblik hier
niet te zien; dus v66r 't donker wordt op
weg naar Herpt, van waar ons rijtuig ons
langs een gedeeltelyk zeer fraaien weg spoedig
in 's Bosch zal brengen.
HOE EEN PRONKJONKER IN DEN AANVANG
DER 18« EEUW ZIJN DAG PASSEERDE.
"Naauwelyks is hy uit zyn bed opgestaan ,
of hij zet zich voor een grooten spiegel en
zoekt onder een half dozyn japonnen , jakken
en mntsen den opschik nit, die hem dien
morgen het best zal aanrichten. Als hij zijn
thee of chocolaad aan een proper tafeltje
genuttigd, en zich een uur met het lezen
van een roman of ander vermaaklijk boek
gediverteerd heeft, wandelt hij naar zijn
kleedkamer, en kiest, na lang overleg met
zijn lyf knecht , onder de kleeren , die in een
dubbele rfl hangen , dat pak nit , waarin hij
zich dien dag opentlyk wil laten zicn , wan-
delt dan we£r naar den spiegel, laat zich
het eene stuk na het andere met veel zorg-
vnldigheid aantrekken , probeert nu een korte
dan een lange paruik, laat de knoopen nu
voor- dan achterwaarts slaan, en legt, om
zijn verwyfde schoonheid beter te doen uit-
komen, eenige zwarte moesjes op zijn troni.
Nadat hij zich zoodanig in zyn volkomen
sieraad nog een tijd lang met veranderde
minen vergenoegd van zin bekeken heeft,
zijn mond tot een lagchende vriendelijkheid ,
en zyn oogen tot een beminnelijk lonken
geoeffend, zet hij zich met groote voorzich-
tigheid in een kostelijke koets , bezoekt eenige
dames voor haar kaptafel, en peinst daarna
op een vermaaklijk gezelschap, waarmee hij
dien middag zou kunnen eeten. Aan tafel
neemt hij zich wel in acht iets te nuttigen
dat zijne schoonheid zou kunnen benadeelen.
Na geeindigden maaltijd houdt hy een raid-
dagslaapje van een uur, en gaat vervolgens
in een gezelschap, waar gespeeld wordt,
van daar naar de opera, en sluit eindelijk
den dag en den halven nacht op een ver-
maaklijk bal, waar hij de adresse van zijn
beenen laat bewonderen. Daarby is hij altijd
vriendelijk, gezellig, minzaam en wachtzich
voor alle overdaad, die zijn gezondheid en
bevalligheid zou kunnen schaden. Hij ver-
zuiint zelden den openbaren godsdienst en
vereert zich zelve, zoo niet met een nieuw,
ten minste met een verwisseld kleed. Het
H. Avondmaal viert hij alle vierendeel jaars.
Eens stelde hij het acht dagen uit, omdat
zyn snijder vergeten had, de mouwen aan
het zwarte kleed naar de mode te veranderen."
WEEZEN-TUCHT.
Van onze ouders weten wij, hoe nog in
hunne jeugd de plak in de scholen , de bul-
lepees en het blok in de weeshuizen een
grooten rol speelden. 't Is te denken dat in
vroeger eeuwen , toen de zeden zooveel rawer,
de lijfstraffen zooveel menigvuldiger en ge-
weldiger waren, ook de tucht in de opvoe-
dingsgestichten door zeer gestrenge middelen
gehandhaafd werd. Wy kunnen daarvan een
en ander mededeelen , ontleend aan eene or-
donnantie op het weeshuis te Alkmaar , zon-
der jaartal voorkomende in het oudste or-
donnantie-boek der stad, maar ongetwijfeld
vallende tusschen de jaren 1560 en 1570.
Kastijding met de roede, naarmate der te
straffen overtreding opgevoerd tot strenge
geeseling, was schering en inslag van dit
reglement , dat eerder voor een bagno dan voor
een weeshuis schijnt opgesteld te zijn, indien wij
het zouden willen beoordeelen naar den maat-
staf onzer negentiende-eeuwsche bcgrippen,
Digitized by VjOOQIC
40
DE OUDE TITO.
"Op heilige dagen — zoo lezen wij —
zal men gelijk ter tafelen gaan eten 's mid-
dags, altijd terstond als de hooge mis uit
is , en 's avonds in den zoraer te 6 uren en
in den winter te 5 uren, en zoo wie daar
niet is zal men na den maaltijd geen eten
geven tot 's avonds , en doet men dikwijls ,
dat zal wezen op — de roede.
"Niemand zal mogen staan blijven bij de
appelenverkoopsters of verkoopers bij de
Nieuwe-brug , of elders , noch bij de schepen
daar appelen in zijn, noch de appellieden
de appelen in helpen dragen of bewaren , —
op — de roede.
"Item niemand van de kinderen, hij zij
jong of oud , mogen een ander kind binnen-
's weeshuis of daar buiten slaan of stooten
in jok of in kwaadheid, of ook kwalijk
of "ontijch" toespreken of verwijten, zeg-
gende : "du hoerkint , du dieft , du schurft"
of anders; wie dat doet, dat zal wezen op
— de roede.
"Item niemand zal mogen een stuks broods
of kaas of wat het is nit het weeshuis dra-
gen en daarvan een ander geven of ver-
koopen , op — gcgeeseld te worden.
'.'Item zoo wie school gaan, die zullen
gehouden wezen , zoo "geringe" als zij uit
de school komen , van stonden aan t' huis
te komen , zoowel op dagen van oorlof als an-
ders , op — correctie van gegeeseld te worden.
"Item wie dat school gaan zal of werken ,
zal niet mogen wegloopen spelen, hij zij
jong of oud , op correctie van dapper — gegee-
seld te worden.
"Item niemand zal mogen loopen te land-
waarts in eenig dorp, zonder oorlof, op zware
correctie , en niemand zal mogen bij nacht
uitten huize blijven , op — scherpelijk gegeeseld
te worden.
"Item zoo wie besteed is op een ambacht
en hij wint geld bij de weken of bij jaar,
zal gehouden wezen dat zelve werkgeld ge-
heel in te brengen, 't zij knecht of meid,
in handen van de oudste buitenmoeder , of
geld dat zij winnen bij haar zal men des-
gelijks mede leveren in handen als voorz. ,
op poene — van moedernaakt wel gegeeseld te
worden, hij zij jong of oud."
Wij erkennen , dat de opgetelde misdrijven
van zoodanigen aard zijn, dat zij ernstige
bestraffing verdienen, maar zouden ze thans
zeker met afeondering of onthouding van
speeluren, misschien ook met vermindering
van rantsoen , echter niet met geeseling
bedreigen.
Als aansporing tot een doorgaand goed
gedrag diende het volgende artikel:
"Item het is een manier van de weeskin-
deren, als zij een deel jaren in 't weeshuis
gevoed zijn geweest , alzoo dat zij van de bui-
tenvaders en moeders worden uitgestuurd ,
zoo geeft men ze een dagelijksch pak om
haar werk in te doen en nog een pak om
op heilige dagen te dragen, en hiertoe
linnen en anders naar haar staat; en zoo
wie van de kinderen dit zal begeeren te
hebben , die zal moeten gehoorzaam en on-
derdanig geweest zijn den buitenvaders en de
moeders en den binnen "vaar" en de u moer",
en onderhouden alle artikelen bij dezelve
vaders en moeders alhier geschrcven en be-
volen, en dit alles zonder wederspannigheid
van woorden of werken , op die "pein" van
buiten huize gezet te worden met haar da-
gelijksch pak en twee hemden en nietmeer;
maar wie dat altijd gehoorzaam en goed is
geweest, zal men de oude manieren onder-
houden, en dit zal wezen en geschieden in
presentie van alle de buiten "moers" en
een van de "vaars" , als men een of meer
uit dat weeshuis zal zetten."
c. w. B.
EEN DRONKEN BRUIGOM.
Den 7 September 1721 , zijnde Sondagh
is in de kerk des nademiddaghs een bijsonder
voorval geschied, van een Bruidegom ge-
naamt : Claas Lucas met zijn bijnaam Kloeke.
Deeze komende om te trouwen in de kerk
dronken zijnde, belettede den voorsanger met
zijn ijdele en dronkcne praat in 't voorlezen ,
zoodat de voorsanger moeste uitscheiden , en
beginnen te zingen. Hier naa de Predikant
D. van Diest op de Predikstoel getreden
zijnde , maakt hij (Bruidegom) een groot ge-
raas, niet alleen met ijdele en dronkene
praat, maar ook vloeken en sweeren. En of
de kerkeraad alles in 't werk stelde, om
Digitized by VjOOQIC
EEN DRONKEN BRUIGOM.
41
hein tot stilstand te brengen, het was te
vergeefc, zoodat de Predikant in de voor-
reden , en in 't gebedt niet alleen belemmert
wierd, maar moeste uitscheiden, komende
een geheele opschuddinge onder de Gemeente ;
zoodat de Predikant van Diest genoodsaakt
wierd den Pander te laten halen, om den
gemelten Bruidegom uit de kerk te zetten.
Dog hij, en de Bruid sulks verstaande gin-
gen nit de kerk , dog de Bruidegom nog met
vloeken en tieren , eischende den Predikant
van Diest van den Predikstoel voor de Deure.
Eindelijk de Booswigt uit de kerk geraakt,
en de Gemeente wederom in ruste ztfnde,
is de Predikant met prediken voortgevaren.
Deeze misdaat aan zijn Weledel Geboren
Gestrengen Heer Baron A. H. Sloet te Twee-
nieuwen en Hagesdorp, Landdrost van Vol-
lenhoo etc etc bekent gemaakt zijnde, heeft
order gestelt om deezen booswigt te vangen.
En hij gegrepen zgnde, is kort daarnaaom
deeze misdaat, en dat hij een litmaat van
onse kerk op een schelmagtige manier een
snee in de tronie gegeeven hadde , te Vollen-
hoo gegeezelt, met een blank mes boven
zijn hoofd , en voor al zgn leven , op swar-
dere straffe, zoo hij wederom in de Pro-
vince quam, uit deselve gebannen.
WALVISCH, IN 1598 OP HET STRAND BIJ KATWIJK 6EW0RPEN.
In elke niet alledaagsche gebeurtenis , hoe
gering ook, ja zelfs in een grooten op het
strand geworpen visch, zagen onze bjjgeloo-
vige oudjes een bewijs van Gods toorn en de
voorbode van strafoefeningen , die het zon-
dige volk te wachten stonden , en niet moeie-
lijk viel het hun, in de een of aiidere
1B70.
ziekte van mensch , dier of gewas , in een
doorbraak van een dijk, in groote droogte,
zwaren regen of wat ook , die straf te ont-
dekken.
Hoe het zij, voorteeken of niet, van tijd
tot tijd gebeurde het nog al eens, dat er
zulk een visch aanspoelde, 't geen altyd
Digitized by VjOOQIC
42
DE OUDE TIJD.
als een zaak van genoeg belang werd ge-
rekend, om daarvan afbeeldingen in plaat
te doon vervaardigen , niet zoo als men dat
tegenwoordig doet in steendrukplaten en al-
zoo zeer onkostbaar, maar in gravuren op
koper, die onmogeljjk voor een geringen prijs
verkrijgbaar te stellen waren.
De heer F. Muller, die ons ook het ori-
giueel van de hierbygaande af beelding ten ge-
bruike afstond , bezit er in zijn atlas een aantal.
De eerste is die van een 58 voet langen
walvisch, die in 1577 in de Schelde gevan-
gen werd. Een tweede plaat vertoont een
vrouwelijken walvisch of eigenlijk tonijn , 20
voet lang , die 21 November 1 594 te Zand-
voort op strand was geworpen. Daaronder
staat het volgende versje:
Ala men duysent, vijf hondeit, heeft gheschrcven,
Endc vier en 't neghentich, in dc maent
November, eencn t Wintich , aenghedreven
Quam 1 t ^andtvoort, in llollaudt, dus van ghc-
(daent,
Eenen dooden Visch, die men ecnen Walvisch
(waent ,
Maer Taniju ghcuacrat wordt van den zee-luydcn,
Mcnich mecnt oft yet wonders wil bednyden .
Tweedden Martij ses en tsestich oock strande
Daer eenen snlcken, die met groot misbaer
En ghcruysch, noch levende qnam te lande,
Dien was manlyck, desen vroulijck end maer
Twintich voeten en den anderen daer
Te vooren, was lanck twee en veertich voeten:
'T best altijdt van Godt wy verhopen moetcn.
In 1 566 was er daar dus ook al een aan-
gespoeld. Ook Katwgk werd 3 Febr. 1598
met een bezoek van een mannelijken wal-
visch of cachelot vereerd, die 56 voet lang
en 33 voet dik was en verkocht werd voor
/ 126. Deze is op ons plaatje voorgesteld.
Dezelfde compositie is later, toen wederom
op dezelfde plaats een visch van 70 voet
lengte op strand was geworpen, op nieuw
gebruikt voor een plaat op kleinere schaal ,
en komt nog twee malen met geringe ver-
anderingen voor bij latere vangsten.
In 1601 op 13 Januari strandde er by
een hevigen storm een walvisch van 60 voet
op het strand bij Beverwijk, waarvan ook
alweder een plaat verscheen. Op deze zyn zon
en maan verduisterd , terwijl een aardbeving en
de dood , die door een pijlschot de Amsterdam-
sche Maagd nit den Hemel doet tuimelen , ver-
schrikkelyke dingen in de toekomst doen
vermoeden.
In 1614 viel er te Noordwyk een op het
drooge — ■ maar wy hebben reeds genoeg
bewyzen, dat destijds zulkc vangsten niet
zeer zeldzaam waren. Daarom ook is 't nog
onbegrijpelijker, hoe men door zulk een voor-
val toch nog angst voor de wrake Gods kon
koesteren.
TWEE STUDENTEN WORDEN UIT HET
STATEN-COLLEGIE GEZET.
A° 1645 den 30 Januari}.
Alsoo op den twaelfden dezer maent Jo-
annes Outhusius , student in de H. Tbeologie
int theologische collegie der Grrootm. H. H.
Staten van Hollant ende West trieslant , op
de nominatie van de Ridderschap , des avonts
na den eeten, droncken zynde, in 't selve
collegie gecomen is, ende aldaer in het
auditorio woorden gecregen hebbende met
Dominico Winsemio, student in de philo-
sophic aldaer, de sake soo verre gecomen
is, dat se malcanderen geslagen ende ter
neder geworpen hebben, in welcke porture
zijnde, een bloot mes, uyt Outhuijsens dij-
sack gecomen zijnde, by hem is liggende
gevonden, ende van een der gener, die te-
genwoordich waren opgeraept : ende gemelte
Outhuijsen opgestaen zynde, een mes van
een van de omstanders geeyscht heeft, om,
soo hy voorgaf, den buyl, die hem geslagen
was , neder te drucken , 't welck hem ge-
weygert wert: daer na iterative van ande-
ren een mes gevordert heeft, ten selve
eynde, soo hy seijde, 't welck vercregen
hebbende, is met een groote furie na sijn
partye toegetreden, hem met vele schelt-
woorden uyteyschende , als nu voor den dagh
te comen etc. Waer op alle aenwesende bur-
salen , niet connende met woorden , hem ten
lesten met gewelt gedwonghen hebben het
mes af te leggen. Alle welcke dingen, na-
dien se hem ten vollen zyn overtuycht , zijnde,
zoodanich dat , indiense niet gestraft en wer-
den , het collegie voorsz. is geschapen in een
bloetbat, ende alsoo in 't uyterste verderf
te geraken. Soo ist dat wy onders. Regent
Digitized by VjOOQIC
TWEE STUDENT EN WORDEN UIT HET STATEN-COLLEGIE GEZET.
43
ende Subregent van 't gemelde collegie , ten
overstaen ende approbatie D Prorectoris Aca-
demiae et SS. Theologiae Professorum , voor
recht gekent, ende hem Outhuysen aenge-
dient hebben, dat hy sonder uytstel hem
uyt het collegie sal begeven, sonder daer
weder in te comen. Gedaen tot Leyden voor
die dach als boven.
Jacobus Regius Regens collegii.
Suo et collegae nomine.
Anno 1645 den 30 Januarij.
Alsoo Dominicus Winsemius, student in
de philosophie int theologische collegie der
Staten van Hollant ende Westfrieslant , op
een extraordinaris beurse van Amsterdam,
den twaelfden deser maent, des avonts na
den eeten, int auditorio van 't voprs. col-
legie, eerst woorden gecregen hebbende met
Johanne Outhusio, student in de theologie
aldaer, door dien hy, Winsemius, een van
de bursalen , die Outhusio voorsz. een dronck
biers wilde brengen, tselve verhinderde ,
ende hem 't glas uyt de handen stiet , waer
doorse hantgemeen geworden zgnde, mal-
cander onder voet geworpen hebben, ende
hy, Winsemius, Outhusio met een tinnen
can offce pul na thooft gesmeten heeft, alle
welcke dingen hem ten voile overtuycht zijn.
Ende gemerct dat Winsemius voorsz. hem
te voren etlycke malen insgelyck met vech-
ten ende slaen verlopen hebbende , is aenge-
dient geweest , dat soo haest hy in die faute
wederom verviel, hy sonder genade uyt het
collegie sonde geworpen worden. Soo ist dat
wy Regent ende Subregent van 't voors.
collegie, ten overstaen Prorectoris Acade-
miae noch de Professorum SS. Theologiae,
niet connende soodanige exorbitantien langer
ongestraffc laten , sonder het collegie in een
bloetbat, ende in de uyterste mine te sien
vervallen, twelck God genadelyck verhoeden
wil, voor recht erkent ende hem Winsemius
aengedient, dat hy, sonder uytstel sal uyt
het collegie vertrecken, sonder daer weder
in te comen. Datum Leyden , jaer ende dach
als boven.
Jacobus Regius Regens collegii.
Suo et collegae nomine.
(Mcdegedeeld door Dr. Scjiotel.)
BESCHOUWINGEN EN OPMERKINGEN NAAR AANLEIDING VAN EEN ZONDERLING BOEK.
DOOR
D. F. VAN HEYST.
(Vcrvolg en slot van biz. 15.)
Het oude historische werk , dat ik , vol-
gens mijne toezegging in de vorige afleve-
ring van dit Tijdschrift, thans uitvoerig
wil behandelen, draagt den navolgenden
titel , dien ik van den 2 cn druk , welke van
het jaar 1574 afkomstig is, woordelijk heb
opgeschreven :
Die Historie van Belgis , diem en anders
namen mack: den Spiegkel der Nederlant-
scher audtheyt.
Waer inne men zien mack als in eenen
clare spiegkel, veel wonderlicke ghesckie-
denissen , die van alle oude tyden, oner
at die weerelt geschiet zijn; maer byson-
der in die Nederlanden, als sijn Vlaen-
dren, Brabant, Hollant , Zeelant, Tries-
lant, Gheldre, Gulic, Clette, Westphalen ,
Henegouwe , Artoys ende dierghelijcke , ooc
van Inghelant , Schot , Vranckerijcfce ,
Buytschlant , en andere Landen en Nalien
daert te passe comen sal: seer lustic/i,
vroemt ende toonderlick om lesen i, om der
onghehoorder outheyt icille , by gheen Jlis-
toriographen oft Chronickeurs in UcJUe ghe-
brocht. Ghemaeckt d*ur Marcus van
Vaernewgck: excellent PoH en Histo-
riograph* Moderne. Nu tweede mael ghe-
druct, ende in veel plaetsen g7iecorrigiert }
Digitized by VjOOQIC
u
DE OUDE TIJD.
verbetert , en met nock een schoone en zeer
bequame Tafel verciert.
Te Ghendt, bij de Wednwe van Ghee-
raert van Salenson, in den Bybel, op de
Hoochpoort, 1574.
Niet waar, geachte lezer, deze titel belooft
heel wat ? Wat zou men niet verwachten van
een "Excellent Poet en Historiographe Mo-
derne!" Aan deze pedante bjjvoeging heeft
do schrflver zelf echter geen schuld, want
op den l 8ten druk, die in 1568 verscheen.
komt geen naam voor. De spelling, zoowel
van den titel als van het boek zelf, is in
de latere edities aanmerkelijk veranderd (zie
bjjv. den 3 cn drnk van 1619, die nuj het
eerst in handen is gekomen).
Reeds dadelijk als men den titel omslaat
leest men het navolgende vierregelige versje :
"Tot den zwacrmoedigen Lesere,
Om te sijn een gheuesere ,.
Twee Balladen intricaet,
D'half reghels goet, de ghchcele qnact."
Dan volgen twee achtregelige coupletten ,
die zoowel eene kwade als eene goede be-
teckenis hebben, naar mate men de regels
geheel leest of op de helffc af breekt , bijv. :
"Wy wenschen den Prentere ', — Ramp inde
tassche,
Ohcluck en vrencht, — Die desen boeck stclen ,
cnz. enz."
Aan het slot van het werk vindt men:
"Desen Boeck bedanckt met Reuerentie,
Den discretcn Lcser van zyn paticntie."
Men ziet nit dit een en ander, dat schrij-
ver en nitgever wel hun best hebben gedaan ,
om een gunstigen indruk op het toenmalig
publiek te maken en door verschillende mid-
deltjes lezers te lokken. Het geheele boek
draagt daar dan ook den stempel van, en
de groote Marcns van Vaernewijck heeft aan
den smaak zjjner tjjdgenooten voor ongeloo-
felgke, hartroerende en miracnleuse verhalen
znlke kolossale offers gebracht , dat hij zeker
daarin door weinigen wordt geevenaard.
Hooren wij maar eens wat Mr. S. de Wind
in zijn "Bibliotheek der Nederlandsche Ge-
1 Drukkcr of nitgever.
schiedschrijvers" omti-ent dit onderwerp zegt :
"Van eenen geheel anderen stempel was
Marcus van Vaerneioijck ; de schrjjver van
het zonderlingste boek, 't welk ooitdepers
verlaten heeft. Hij werd in het begin der
zestiende eeuw te Gend geboren. Schoon tot
het adelyk geslacht van dien naam behoo-
rende , schijnt zijne opvoeding echter verwaar-
loosd geweest te zijn ; althans hij kende geene
andere dan de Vlaamsche taal. Hij schijnt
nog al veel gereisd te hebben , en men ont-
waart uit zijne geschriften, dat h\j zich op
de godgeleerdheid , dichtkunst, aardrijks-
kunde en geschiedenis , bijzonder op die van
zfln land, had toegelegd. Hij overleed in
den jare 1570."
En verder: "Dan laat ons het werk zelve
in oogenschouw nemen. Men kan hetzelve
in e'e'n woord kenschetsen als de ongehoordste
opeenstapeling van onzinnigheden, die in eenig
boek voorhanden zijn. Het bevat in vierboe-
ken eene soort van algemeene geschiedenis,
beginnende met eene beschryving van God,
de Engelen, Dnivelen, enz. Zondcr eenige
regelmaat of evenredigheid verhaalt hij een
deel der geschiedenis , of hoe men zijne ver-
warde droomen noemen wil. Lang duurthet
eer hij aan de Belgiers komt , en hier vinden
wjj Bavo Lnpenns , die door tooverij de lncht
verdikte, zjjne troepen daar op legerde en
op die wyze de stad Tongeren beschoot en
veroverde. Van dien stempel is verre weg
het grootste gedeelte van het boek. Volgens
sommige geleerden ' is hij, tot zijne tyden
genaderd zijnde , naanwkeurig en geloofwaar-
dig. Doch welk vertrouwen kan men eenen
schrijver geven , die de belagchelijkste zaken ,
als in ztjnen tijd , in zijne woonplaats, aan
zijne bekenden overgekomen, met ernst als
waarheid durft opdisschen ?"
Ook citeert Mr. de Wind de getuigenis
van den geschiedschrijver de Bast, die
verklaart dat hij zich schamen zou om van
Vaernewijck als eene autoriteit aan te
halen.
In Scheltema's "Heksenprocessen" vindt
men een eenigzins gnnstiger oordeel. Al-
daar wordt opgemerkt, "dat er een aan-
ZooaU Kluit en Racpsaet.
Digitized by VjOOQIC
BESCHOUWINGEN NAAR AANLEIDING VAN EEN ZONDERLING BOEK. 45
merkelijk verschil in den inhoud van het
boek bestaat, en dat in hetzelve verschei-
dene berichten gevonden worden , welke voor
den wijsgeerigen beoefenaar der geschiedenis
van veel beiang zijn , vooral ten opzichte van
de rechtspleging , zeden en gewoonten : ook
van sppren eener vroegere beschaving van
Braband en Vlaanderen. Doch, bg al de
bljjken der ergste ligtgeloovigheid in som-
mige deelen, kan men de berigten van an-
dere zaken, welke men gaarne zoudewillen
gelooven, niet met vertrouwen aannemen."
Ja, het is waar dat zelfs de vluchtigste
inzage van Vaernewijck's gcschrift ons
talrgke bewijzen van die lichtgeloovigheid
verschaft. Zoo verhaalt hij , dat op Zondag
24 Juni 1495 een man op de St. Jansbrng
te Brugge gedorende een onweder opgeno-
hierbij nog cyclopen of menschen met &n
oog in het midden van het voorhoofd, en
gij hebt zeker reeds genoeg van de monsters
en gedrochten, waarmede wij in de eerste
hoofdstukken worden bezig gehouden.
De geheele samenstelling van dit bock
is allerzonderlingst. Boven het l e Capittel
lezen wij: "Corte beschryuinghe wat God
is," boven het tweede: "Vande goede In-
ghelen ende hare officien ende weldaden."
Vervolgena komen Adam en Eva, de Zond-
vloed, de stichting van Ninive, Nimrod en
eene aaneenschakeling van de fabelacbtigste
verhalen omtrent de oude volken ; zooals
byv. de stichting van Trier door een zoon
van Ninus , Trebeta genaamd. De verwoesting
van Troye, van Carthago, de Sibyllijnsche
voorspellingen omtrent Christus, de Pyro-
De Lemmie.
men en naar Zeeland gevoerd werd. Hij laat
er vrij naif op volgen, dat de man altijd
wat licht in zijn hoofd bleef. Geen wonder
na zoo'n snelle reis!
Zoo leest men ook folio 12 : a In den lande
van Indian zijn menschen met hondtshoofden
en spreken al bassende." u In Libia wcrde '
ghegenereert Lemnie , dat zijn lichamen son-
der hoofden , ende hebben mont ende ooghen
in haer borst, ende sommighe hebben haer
ooghen in haer schouderen," enz. enz. Voeg
1 Het streepje boven een letter beteekent, dat
daaf een verkorting plaats heeft. Zoo is hier de
n weggelaten. De ouden hebben met dezc ver-
kortingen zoo zonder eenigen regcl gehandcld,
dat daardoor het lezen hnnner handschriften zeer
bemoeielijkt wordt.
mantie en de Amazonen — alles gaat u in
bonte menigtc voorbij, en na op deze wijze
zijne "Historie" wel hoog opgehaald te heb-
ben , geeft de goede Vaernewijck u in
de laatste Capittels eene beschrijving van
de merkwaardigheden der stad Gend en
vertelt hij u ook van een bekwaam kousen-
maker en kleermakcr te Yperen in 1537,
Cornells Boerman geheeten, die "houten
mannekens maccte, ende andere dinghen
dat hem beroerde als oft gheleeft hadde,
als eenen anderen Promotheus." Verschil-
lende kunststnkken worden van dezen man
opgenoemd : "Hij heeft ghemaeckt van honte
een vToukin spinnende, ende ommekijekende
naer haer kindt dat in een wieghe lach,
ende was ghewiecht van een ander kindt/'
Digitized by VjOOQIC
46
DE OUDE TIJD.
u Hij macckte oock eenen waghen die alleene
voort liep cen groot stuck weechs , die eenen
man leuende daer op zittende bestierde. Ende
alsmen op de zulle ' van zijn earner tradt,
soo hadde hy gheraaeckt , dat die deure van
selfs open ghgnck," enz. enz. Uit deze en
meer andere kunststukken , ook nog van
zekeren Heere van Halewgn, die een schip
vervaardigde , dat alleen voer, en terwijl hij
op een toren zat zijne spgzen door middel
van instrumenten op tafel liet komen , —
zien wg dat reeds in vroegere eeuwen de
werktuigkunde hoogst bekwame beoefenaars
tellen mocht. Wat wij daaromtrent ook elders
lezen verbiedt ons immers, om deze verhalen
gelgk te stellen met de reeds genoemde
sprookjes.
Onder andere kunstenaars lezen wg ook
nog van een man in 1512, die "te Ghendt
met zoo hooghe schaetsen ghinc dathysach
bouen in de vensteren inne ; zy waren in twee
steden (plaatsen) aen zijn beenen ghebonden ,
onder ende bouen den knyen ; hy droech een
hallebaerde op sgn schouderen , en haddc een
zweert aen 't zyde , zijn handen aen de schaet-
sen niet stekende," enz. enz.
Hieruit blgkt dat het loopen op stelten
(want zoo iets zullen die zoogenaamde schaat-
sen wel geweest zijn) ook reeds 300 jaren
geleden bekend was.
Zeer overvloedig is onze Vaernewgck
in het verhalen van wonderlijke niisge-
boorten. Zoo lezen wg van een kalf met twee
hoofden te Namen; van een kind zonder
hoofd, met zes vingers aan elke hand en
zes teenen aan elken voet te Bergen; van
een kind met twee hoofden , tier armen en
vier voeten te Gend; van een dito met drie
hoofden, enz.
Men zou bgna zeggen dat kinderen met
twee of meer hoofden in die dagen menig-
vuldig voorkwamen , daar Vaernewgck in
vollen ernst de netelige vraag behandelt : op
welke wijze men dergelijke kinderen doopen
moet.
"Van dese ende deserghelgcke menschelgke
misboorten, die wy wondcren ofte monstren
noemen, pleechtmen in ons Christendom,
' Drcmpcl.
groote difficulteyt te maecken hoemen se
doopen sal, weder ' eenen mensche, weder
twee : want tweewerf eenen te doopen , waer
groote misdaet, ieghens onze heylich-Chris-
ten gheloove ; eenighe argueren , daer twee
hoofden sijn, daer sgn twee zielen; andere
zegghen daer twee herten sgn , oft daermen-
ze ghevoelt , sgn twee zielen , en niet alleene
daer twee hoofden sgn, dwelc beter verwe
geeft : want *t herte is de wortel en fonteyne
des leves en niet thooft, hoe wel dat de
zinnelicke, verstandelicke , redelicke en me-
moriale crachten int hooft liggen en haer
vertooghe als operatien der ziele : nochtans
een hooft zeer ghewondt zynde, en scheydt
die ziele zoo haest wt den mensche niet,
als zy wel doet als het herte des menschen
ghewondt is, al en waert maer met een
cleen wonde: niet te min ick en derf hier
af gheen oordeel strgeken, aenghesien dat
icke in dese materie niet ghestudeert en
hebbe: maer late dat den wisen en ghe-
leerden, zy sgn Theologienen , Phisicienen,
Philosophen oft diergelijcke , de welcke hier
af veel argumenten zouden moghen maecke."
(Fol. 137).
Nadat wg nu zoo wat met den inhoud
van Vaernewgck's werk hebben kennis ge-
maakt, komt het mg niet onbelangrgk voor
om de vraag te doen : Hoe is een boek ,
dat zuoveel ongerijmdheden bevat, door het
toenmalig publiek ontvangen ? Waarschijnlgk ,
zal men zeggen, werd er weinig notitie
van genomen en is het spoedig vergeten.
Maar neen, — wanneer wg het aantal ver-
schillende uitgaven der "Historie van Belgis"
in aanmerking nemen, dan schijnt men cr
integendeel nogal veel mce opgehad te heb-
ben en zgn de oplagen spoedig uitver-
kocht.
De l c uitgave verscheen to Ghent bg
Gheraert van Salenson, 1568, kl. folio,
zonder naam des schrijvers.
De 2 e te Gent bij do weduwe Gheraert
van Salenson, 1574, kl. fol., met den naam
des schrijvers.
De 3 e te Antwerpen bij H. Verdussen,
1619, fol.
1 "Wcdcr :-noch , evcumin.
Digitized by VjOOQIC
BESCHOUWINGEN NAAR AANLEIDING VAN EEN ZONDERLING BOEK. 47
De 4* te Brustel bij F. de Hoeijmaker,
1619, fol.
De 5e te Antwerpen bij R. Sleghers,
1665, 4°. ".
De 6 e te Gend, 1784, 2 deelen, 8*.
Hier hebben wij dus zes verschillende
edities; de twee eerste volgen zelfs zeer
spoedig op elkander. De uitgevers schijnen
alzoo vrij goede rekening by het boek ge-
maakt te hebben. Gedurende de 17 e eeuw
heeft er, dunkt me, altijd een zeker pen-
chant voor bestaan, want werd het in 1619
by twee verschillende personen gedrukt , zes-
en-veertig jaren later was er alweer eene
uitgave noodig. Zelfs in het laatst der vorige
eeuw, en dus in een tjjd, dat men geen
vennaak meer in al die fabeltjes scheppen
moest, achtte men een herdruk wenschelijk.
Hieruit valt genoegzaam op te maken,
dat het werk by het groote publiek een
vrij gunstig onthaal vond, en gretig gelezen
werd. En geen wonder! die vreemde verha-
len en legenden boeiden de menschen; men
las ze met klimmende nieuwsgierigheid en
verbazing, de haren rezen er soms bij te
berge, en men greep weer telkens naar het
boek, zooals een kind grypt naar eene ver-
zameling van spookgcschiedenissen , die hem
doen huiveren. Daarby scheen het nuttige
met het aangename vermengd, en leerde men
de Geschiedenis in den vorm van een ro-
mantische en boeiende lectuur.
Mogen schrijvers als de Wind en de Bast
met recht groote minachting gevoelen voor
iemand, die zooveel sprookjes opeenstapelt ,
ongetwyfeld zullen de tijdgenooten van van
Vaernewijck al die miraculeuze histories wel
met een goed geloof hebben aangenomen ,
want tusschen hun tijd en onze, aan geen
enkel wonder meer geloovende eeuw ligt eene
wijde klove. Lezen wij Abraham Paling lis
"Afgerukt Mom-Aansight der Tooverye,"
dan zien wij eens hoe ver het bijgeloof in
die dagen ging. Indien men aan het eene
mirakel gelooft, dan kan men ook licht aan het
andere gaan gelooven. Wanneer men nog in
onzen tijd bedevaarten doet naar een won-
1 Deze editic wordt door den uitgevcr de
3 C genoemd.
derdadigen put , of een beeld waar eene ge-
nezende kracht van uitgaat , — wanneer men
zelfs soms nog in couranten leest, dat hier
of daar een mirakel is gebeurd — latenwy
het dan ook zoo vreemd niet vinden dat
Vaernewijck, meer dan twee honderd vijf-
tig jaar geleden, aan zijne lezers vertelt
hoe nog bij zyn heugenis zes mijlen van
Gend, te Rosebeeke, een doodgeboren kind,
dat reeds 9 dagen begraven was, een kla-
gend geluid deed hooren , opgegraven en
gedoopt werd, nog 2 dagen leefde en toen
voor goed stierf. Daar hij zelfs de namen
der getuigen opgeeft , moeten wij vragen :
aan wie nu eigenlijk het misleiden der goe
gemeente te wyten was. Waarschynlyk werd
alles maar geloofd, omdat niemand den
moed had om te twijfelen!
En onze Vaernewijck zou ons zelfs
verwonderd aankyken, wanneer wij aan de
echtheid der door hem geraadpleegde bron-
nen durfden twijfelen. Hoor maar wat hij
ons by den aanvang van zijn 2 e boek ver-
telt: "Wy dan op dat wy verantwoorden
ter propooste , hebben ons meest ghefondeert
op een oudt gheschreven boucxken, uit een
oude Librarie, van de welcke Erasmus van
Rotterdamme plach lof te segghen."
Ziedaar nu een staaltje van de lectuur
onzer voorouders. Natuurlijk had ik wel een
boek kunnen kiezen , dat meer algemeen be-
kend is geraakt, maar ik meende dat het
aan de Lezers van dit Tijdschrift misschien
niet ongevallig zou zijn om iets uit het in-
derdaad curieuse boek van den Excellenten
poet Moderne: Marcus van Vaerne-
wijck te vernemen.
Ergeren wy ons tegenwoordig menigmaal
over de menigte prullen , die de persen doen
zweeten en de uitgevers , die slechts op geld
en niet op de eer der letterkunde zien, in
de handen doen wry ven van pleizier — laten
wij bedenken , dat onze voorvaderen ook niet
altijd het gretigst de meesterstukken onzer
litteratuur opzochten. Wat verbaast, ver-
blindt en amuseert trekt altijd de groote
menigte aan. Wy zien dit in u de Historie
van Virgilius — zijn leven en dood en won-
derlijke werken , die hij deed , door de konst
der nigromantie. Brussel, 1552," hetgeen
Digitized by VjOOQIC
48
DE OUDE TIJD.
een waar volksboek geweest is. Maar vooral
zien wij dit in de lotgevallen van Tijl Uilen-
spieghel , die eene populariteit hebben gekre-
gen en zooveel edities van allerlei soort hebben
beleefd , als geen enkel ander werk kan aan-
wjjzen. Vijf honderd jaren zijn over het hoofd
van den dwazen, Tgl Uilenspieghel heeu ge-
gaan, en er is nog geen vrees dat hij ver-
geten zal worden!
Met eene waarlijk poCtische passage nit
V a e r n e w ij c k 's boek wil ik mijn stukje
besluiten. Het is eene beschrijving van zes
metalen kandelaars op het Stadthuys of ScJte-
penhuy* te Gend.
"In dese Camere hebbe ick ge-
merct aen de niuere vaste ghemaeckt zes can-
delaren van metale, ende onder elcken is
een aensichte van eenen mensche, met een
Maelslot aen den mont, van der selver stoffe
ghemaeckt, dwelcke beteekent: dat alle die
Wethouders, die daer frequenteren Pensio-
narissen, Secretarissen , en andere schuldich
zyn te swyghene van datmen daer trac-
teert, dat oock die Wethouderen, ende die
andere , die drecht helpen administreren, be-
hooren blynckende te zyne van deuchden ,
als een claer metael, oock soo een metael
eenen schoone clanck wtgheeft, alsmen
daerop slaet, dat ooc van hunlieden be-
hoort een goet gheruchte ende fame te
gane, wanneer men haer fame aenroert met
eenighe dcuiserijnghe oft spraecke, ende ten
derden ghelijck het metael durabel is, niet
lichte variCrende oft oock roestende, zoo en
zal een die een Richter is, niet verande-
ren , om vrientschap ofte vyantschap van
iemant die leeft, soo dat hy 't Recht buy-
ghen oft zeluc daeraf wijcken zoude , oock
zal hy alien roest van ghiften ende cor:
rupti "i van hem weeren ; ende al dat den
Rechte beieghenen niach, dinckende datter
een Rechter bouen hem is, diet al ziet
ende oordeelen zal , de deucht niet laten
ongheloondt, noch het quade onghepu-
niert," enz.
Leiden, Dec. 1869.
Als een proef van de wonderlijke gedier-
ten, aan wier bestaan men in vroeger tijd
geloofde, geven wjj hier een j)aar van de
teekeningen voorkomende in een afschrift van
een bestiaris , (bladz. 45 en 48) in Hol-
landsche verzen bewerkt door Jacob van
Maerlant, die in 1300 stierf. Dat afschrift,
waarschijnlyk in de tweede helffc der 14c
eenw vervaardigd, bevindt zich in de ko-
ninkl. bibliotheek te 'sHage en is rijk met
gekleurde illustratifin versierd, waarvan wij
er later nog eenige om hunne zonderlingheid
zullen opnemen.
Van Maerlant noemt zijn boek u der natue-
ren bloeme."
Red.
Gedrochten uit "der natucrcu bloeme.'
Digitized by VjOOQIC
VAN "OVER HET IJ.'
40
VAN "OVER HET IJ."
J. IIONIG Jz. Ji:.
I.
't Waren mooije zomerdagen , en gcen
wonder dat ons , poorters , het hart popelde ,
der meesten, wier bezigheden hun niet ver-
oorloofden ora langcn tijd van huis en kan-
toor te blijven , terwijl aan dezulken daaren-
boven de reisgelegenheden en de middelen
Zaandamiuer Ycemhuit.
de stad eens te oiitwijken , al was die stad
dan ouk dat
Amsterdam, zoo bfcct op zijncn vloct gezcten,
l>o grootsti? zrevorstiu, die alle walrcn bout;
En kroont haar vlasrgeii met hct keizrrlijkc gout
Bcjchoduwcmlu cm trits van zilvrc wirapcl
(kraiascn ,
om daar boiten in de vrije natuur wat frissche
lucht en verademing te zoeken.
Wij waren de eenigen niet , die dien wensch
koesterden , al deelden we ook in het lot
1870.
van vcrvoer der 17' — 18 c eeuw geen verre
uitstapjes in een kort tijdsbcstek konden
aanbieden. Van daar dan ook , dat de om de
stad liggende dorpen de uitspanningsplaatsen
bij uitnemendheid waren , dat Buiksloot en
Sardam onder dezen dikwerf de eer genoten
van bezocht te worden — dank zij het wa-
tertogtje dat er aan verbonden was.
't Was op zekeren morgen dat wc onzen
weg naar de Haringpakkerg namcu en daar,
bezijden den toren , den smallen steigcr oplicpen
Daar een scbuit, die het zeil reeds in top
7
Digitized by VjOOQIC
50
DE OUDE TIJD.
heeft. We hooren den schipper ons al toe-
roepen "wat te haasten", en d§ man had
regt tot die aanmaning, want de bengel,
die het uur van vertrek aankondigde , liet
zich reeds hooren.
We waren dan ook naauwelijks aanboord
of het touw werd losgegooid, en de sennit
zeilde den boom door, na de deftige yerkla-
ring van den schipper, dat hjj niets voor
den "impost" had. De kommiezen schenen
het volste vertrouwen in den man te heb-
ben , en dat hadden wij ook. Het goedronde
van zyn voorkomen opmerkende, twgfelden
we geen oogenblik of met hem zon de
groet der ambtenaren : "goede reis , schip-
pertje" ons wel bewaarheid worden. Hy be-
antwoordde dien groet met een glimlach en
een "dag zamen, heeren", om zoodra die
woorden er uit waren, het korte pijpjeweSr
in den mond te nemen en lustig de rook-
wolkjes weg te blazen.
"Een korte reis niet waar, schipper?" vraagt
er een. " Vlak voor 't lapje , sinjeur , en als
er maar een beetje meer kou kwam, zondt
ge in een uurtje te Sardam aan wal zijn.
Eeken er nu nog maar een kwartiertje bij. —
Jan! haal de fok wat aan, en vraag dan
of de heeren ook een pijp belie ven."
Wij bedankten , hoe groote liefhebbers we
ook van het edele kruid waren, en zeker
tot teleurstelling van den knecht, wiens
kleine negotie dit Goudsche product was.
We gingen op de luiken zitten, daar de
smalle trap ons geen gemakkelyken toegang
naar het ruiin scheen te verleenen en dat
ruim zelve door de rookwolken, die er uit
opstegen , geene aangename verblgfplaats deed
vermoeden. We kenden ze van vroeger die
ruimte, waar men niet regtop kon staan
en de lage banken juist z66 ingerigt waren ,
dat de erop zittenden het hoofd niet konden
stooten; waar de opeengepakte passagiers
van allerlei rang, al rookende en ademende,
vooral op een zomerdag , geene welriekende at-
mosfeer deden heerschen. — Neen, we deinsden
voor dien somberen ingang en dat half duister
terug en bleven bo ven. 't Was ook zulk
prettig weer. Een zacht koeltje rimpelde de
golfjes van het IJ, en was juist genoegom
de zeilen vol te blazen , daarbij voor stroom —
wg konden het niet beter wenschen. —
Wij kwamen gelukkigde u laag" door, dat
mastenbosch, 't welk de stad als met een
gordel omringde en van wier toppen de
vlaggen aller natien wapperden. — *t Was
levendig op stroom. Naar Pampus toe we-
melde het van schepen, wier witte zeilen
vrolijk in het blaauwe water weerspiegel-
den. — Dank zij der bedrevenheid van
onzen schipper, die ons den doolhof als
uitvoerde, kwamen we met geen der ver-
trekkende of aankomende schepen in aanra-
king en ontweken de vele ligters, die met
goederen naar of van de schepen voeren. —
Toen we evenwel buiten den zandhoek waren ,
kwamen we meer op ons gemak en lieten
onze blikken geruster rond gaan. De schipper
bemerkte het en zeide: „Ja Sinjeurs! Zoo
v66r den wind is 't niets om zonder averij
te varen; maar als 't een frissche stoker
waait, hebben we soma oogen en handen te
kort. Ik ben ook het zeegat uit geweest in
mijn jonge jaren, — maar er is maar Cen
Amsterdam, e'e'n IJ, dat kan ik u verzekeren." —
Eens op zijn praatstoel was er niet veel
toe noodig om den schipper aan den gang
te houden, en we vernamen dan ook alras
zooveel uit zijn leven als we maar weten
wilden en bemerkten tevens , dat de man
zich in zijne tegenwoordige betrekking ge-
lukkig gevoelde. We hoorden van hem, dat
de schuit, waarin we ons bevonden , met die
van de Zaan als in beurtveer voer en er
van \66t 1588 af reeds een veer geweest
was. Hy was overman van het gild en moest
het dus wel weten , hoewel hy anders weinig
lust had om in de oude papieren te lezen.
\66r 1666 voeren er van Amsterdam alleen
36 veerschepen naar Oost- en West-Sardam.
In dat jaar werd het tot 24 en later tot
16 verminderd. In 1766 voeren er nog 12
schuiten. Dat kwam, zoo als onze schipper
vertelde, doordien \66r 1666 Amsterdam
alleen het veer had en na dien tijd de dorpen
begonnen waren om mede te dingen, welke
concurrentie de stad bewogen had, om een
vergelyk te treffen , wat ten gevolge had ,
dat van wederzijden de uren van vertrek ge-
regeld werden. Y66r dien tjjd bad Amster-
dam, zoowel als Oost- en West-Sardam,
Digitized by VjOOQIC
VAN 'OVER HET IJ."
51
naar hunne eigene verkiczing en willekeur
gevaren. Van toen af waren er reglementen
en keuren gekomen en de handen gebonden ,
zeer ten gerieve van het reizend publiek.
De vracht was nu het geheele jaar door 3
stuivers de persoon ; vroeger was het zomers
2 en 's winters 3 stuivers geweest.
Behalve deze drie veren, welke als 7 t
ware e'e'n ligchaam uitmaakten , had nog ieder
aan de Zaan gelegen dorp zijn veerschuit op
Amsterdam, en, naar onze schipper verze-
kerde, konden deze op de drie marktdagen
tal van passagiers overvoeren , zeer tot hunne
schade , daar die reizigers voorheen van hun
veer gebruik moesten maken. De Amsterdam-
sche veerschuiten werden naar hare ligplaats
"torenschuiten" genoemd, en die van Oost-
Zaandam "kerken," omdat zij aldaar in de
nabijheid van de kerk aanlagen. De schipper
glimlachte toen hy dit verhaalde, en wij,
als of we de pikanterie, die er in de bijna-
men lag, begrepen, en dat het dorp voor
de stad niet onder wilde doen , we vroegen :
hoe ze aan de westzijde dan wel hunne
schuiten noemden ? "Damschuiten", zou 'k mee-
nen", gaf een nevens ons zittend man ten
antwoord — u de dam draagt immers kerk
en toren — het eene kan immers niet zon-
der het andere, en even zoo hebben Am-
sterdam en Sardam elkander noodig , even als
hun belang in handel en bedryf mede e'e'n is."
u Wel waar !" sprak de schipper "en we zijn
thans ook beste vrinden. Men kan nu elk
uur van Amsterdam naar Sardam, heen of
terug. Waren nu die andere schuiten er maar
niet , scherpe zeilers als 't zyn , en dan die
boeijers en jagten der kooplui, die nog wel
eens goede vrienden medenemen, wehadden
een baantje, waar een scheepskapitein op
verlieven zou."
Een blik naar het ruim overtuigde ons
dat de Zaansche kooplui, als zij konden,
wel gaarne dat verblijf vermijden zouden en
in hunne boeijers zich zeker meer op hun
gemak bevonden, terwyl die vaartuigen bo-
veudien betere zeilers waren dan de logge
zwaar gebouwde veerschuiten, zooals we al
dadelijk ontdekken konden , toen er ons een
in het begin der Voorzaan voorbij voer, als
of wij stil lagen. Onze schipper scheen zulks
gewoon ; althans geen spoor van wrevel over
dat doen gevoelen zijner minderheid kwam
op zijn blozend gelaat , en hij ligtte zijn hoed
voor den man aan het roer, als of hem
eene eer bewezen was.
Wy naderden Sardam.
Sardam, ter rechterhand des ringdijks afgewcken 9
Brant vast de kiehn , die de kruin ten hemelstekcn ,
Haer armcn aen de lucht verheffen , als uit lust
Om Amsterdam , zoo prcutsch en heerlijk uitgernst,
Niet meer van vcrrc, maer aen 't voorhoofd zijner
paclen ,
Te zicn , en spelen in den schcepshof van de Waelcn '
Met voorraad opgepropt van schepen klein en groot
Te zenden op hun tijt, rontom de werelt kloot.
TToe meer wij naderden, des te meer
klonk ons het gehamer op de scheepstim-
merwerven tegen , en welhaast voeren wij ook
eenige dier werven voorbij. Schip bij schip
stond er op stapel, andere waren reeds te
water gelaten en werden opgetuigd. Ook
hier, in den kom der Voorzaan, de eigent-
lijke haven van Zaandam , had onze schipper
al zyne oplettendheid noodig. Hier lag een
houtvlot, daar voeren schuiten met koop-
mansgoederen af en aan, naar ladende of
lossende schepen van allerlei grootte. 't Was
een gewoel en een bedrijvigheid , die geene
rust schenen te kennen , en die zich ook uit-
spraken in den ommezwaai der vele molen-
wieken.
De zeilen werden gestreken en het mee-
rendeel der passagiers was reeds bij ons op
het verdek gekomen, om, zoodra de schuit
aan wal schoot, gereed te zijn om er uitte
springren. 't Was of de roerigheid die overal
heerschte, zich als by ingeving van ieder
meester maakte, zoodra hij maar in dien
kring kwam.
De torenschuit schokte aan den steiger, en
bedaard wachtten wy het af, dat de drif-
tigen het vaartuig verlieten. De losplaats
was de westzyder Dam en hier, zoo wel
als overal elders waar middelen van vervoer
hunne aankomst of plaats van vertrek hielden ,
was het eerste wat we zagen eene herberg —
waar men de richting van den steiger volgend
i "De Waelen zijn te Amsterdam afgezonderde
plaaUen daar de schepen leggen."
Digitized by VjOOQIC
t)E OtTDE TUf).
regt opaan liep. — De drie zwanen op het
uithangbord staken hunne lango halzen den
rcizigers ala te gemoet. We gingen een
oogenblik naar binnen , even als Czaar Peter ,
toen hij te Sardam voor het eerst voet aan
wal zette, daar kennis maakte met de hol-
landsche jenever.
De klok in het voorhuis herinnerde ons,
dat Wij niet te lang toeven mogten , hoe
eenig en afwisselend het gezigt ook was ,
dat men uit de vensters der herberg genoot.
De vriendelijke kastelein daarenboven
trachtte ons ook aan de praat to houden
en gewaagde van de heerlrjke baarsjes die
hij ons kon voorzetten, al roerade hij er
niet op zoo als zijn buurman in het Wapen
van Amsterdam, in het opschrift boven
zijn dear.
En wat zegt die dan? was onze vraag.
Wei, was 't antwoord:
"Zijt gij belacden met cetcnslust
"Hier is alle soort van Vis, en ook daor men
(dorat meS Must."
Zoo lokt men hier de lui; en hoor wat
een andere herbergier , bij de oostzij' der kerk ,
oj) zijn uithangbord heeft:
Wie d* edele YYijustoks-vogt begcert, koop's hier
(bij mijn,
Christus maakte te Cana in Galilea wijn ,
En soo hij dat niet had gedonu
Al de pastcn waren dromig naar huis gcgaan.
"Mooye rymen, sinjeurs, en dat bij een
kerk — Neen , dan houd ik het met mijn zwaan-
tjes, die zyn sprekend genoeg, zou'k meenen. "' —
Wo betaalden ons gelag, onder de op-
merking , dat het ook hier was met de luifels
en uithangborden als overal elders, en dat
als een speculant uitgever al die ontboeze-
roingen van dichterlykc herbergiers, winke-
liers enz. verzamelde, het een aardig kykje
zou &even op de eeuw waarin ze leefden,
al was het dan niet tot stichting der vol-
gende geslachten. Zeer zeker zon die verza-
meling hnn een glimlach op het gelaat
brengen , maar toch cene bydrage verschaffen
om den volksgeest in zijne verschiilende uitin-
gen te leeren kennen.
We gingen den Dam over met zijne slui-
zcii en sloegen bij de kerk de Oostzijde in.
Daar lazen we dan ook het vermelde opschrift ,
en nu eens onze aandacht op dergelijke zaken
gevallen was, moesten er ons ook meer in
het oog vallen. Een uitgestoken stok, met
orange, blanje, bleu beschilderd, deed ons alras
een chirurgijn en barbier vermoeden , en de
man gaf het ook den voorbygangers op zijn
uithangbord te kennen:
Zijt gij in nood of pijn,
Bid God, en soekt dc Medicijn.
De man dacht minder hoog over zich
zelven als een ander broeder uit zijn gild ,
boven wiens luifel we lazen:
Hier genccst men na konst en met vlijt
Lam me sijden en kreupelen, mctter tijd.
En toch mogt hij het misschien doen,
daar zyn stok be wees, dat hij jaren voor
scheepsheelmeester gevaren had , en dezulken
altijd als menschen van ondervinding be-
schouwd werden en boven hunne confraters
bij velen een schreefje voor hadden.
Voor een gaarkeuken of schofbhuis lazen wij :
Aansicn doct gedenken,
Niet te ccten doet dc maag krenkon.
Duidelijk genoeg te begrijpen; maar raad
selachtiger was ons de bedoeling van het
volgende lnifelschrifb : we hadden daartoe
zeker met de geschicdenis van den bewoner
bekend moeten zijn :
Licfde, Waerheit ende Kecht
Hebben haar tot slapen gclegt;
Daertegcn: Gelt, Gewelt en Gunst
Gcbruijkcn haer magt en vrijc kunst.
't Is te hopen , dachten wy , dat de onder-
vinding van dezen man allcen mag staan
onder zijne dorpsgenooten , 't zou anders
geene aanmoediging zyn om zich in zulk
een oord cene woonplaats te kiezen. Onze
zwartgallige mogt een lesje nemen aan zijn
buurman , waar de vrijheid in den gevel stond
en daarbij:
Die voor dc vrijheit strijen
En haer gemoet bevrijen
Voor slacfsc slavernijen,
Die door gewetens dwang
Den menseh het maken bang ,
Zal zig in *t eind verblijen.
Digitized by VjOOQIC
VAN "OVER HET IJ."
53
Zoo al voort opmerkende , waren wij , eer
wy er om dachten , de Oostzijde een goed eind
ingewandeld en oordeeldcn het tijd de Zaan
over te varen. Wij hadden daartoe nauwelijks
besloten , of ons oog viel op een bordje , welks
opschrift , kort en duidelyk genoeg , ons wees
in zijn "hier zet men over de Zaan," dat
wij al een der vele gelegenheden gevonden
hadden, die bij het druk verkeer tusschen
oost- en westzyde, de bewoners steeds dag
en naeht ten dienste stonden. Wij stapten
in het schuitje en werden in korten tijd
overgeroeid.
W|j waren nn op bekend terrein en ston-
den weldra voor het huis, dat de lezers
van "de Oude Tyd," zich, zoo wy hopen,
nit den vorigen jaargang nogzullenherinneren.
Zouden we er welkom wezen? Zou de uit-
noodiging , destijds gedaan , iets meer als eene
beleefdheids-fonnule geweest zijn? Als deze
gedachten ons soms voor den geest gekomen
waren , hoe schielyk verdwenen zij dan niet ,
toen de vrouw des huizes, die ons reeds
door het opgeschoven gordijntje had zien
aankomen , de deur opende en met een :
"daar doe je wel aan!" ons begroette, en
daardoor tevens de overtniging gaf, dat de
toen gedane nitnoodiging hartelijk gemeend
was geweest.
Na de gewone pligtplegingen wederzijds
tot een gelukkig einde gebragt te hebben ,
dribbelde de bezige ons voor door eene zoo-
genaamde "galery" of een ter zijde van het
eigentlijke huis aangebouwd deel, hetwelk
we bespeuren dat op de keuken uitloopt!
Wij zien elkander eens aan en glimlagchen,
doch onze onderstelling wordt niet bewaar-
heid, want we worden regts afgeleid naar
eene openstaande denr en bevinden ons
eensklaps voor den heer des huizes , die zich
vertoont in een gewaad, waarin hy zeer
zeker ons niet had willen ontmoeten , en zoo
als zyne vrouw — we roerken het op aan de
kleur van haar gelaat — ook gewis niet ge-
dacht had haar echtvriend nog te zullen
vinden.
"'t Is later geworden, Guurtje, als ge gewend
zyt," is 't antwoord op haren blik en hare
verontschuldiging tevens , nadat hij een war-
men handdruk en vriendelijk woord met ons
gewisseld heeft. "De vrienden zullen 't wel
niet kwalijk nemen , dat ik nog niet verkleed
ben. Ge begrijpt dat ons bezoek aan de mo-
lens nog al eens een stofje mee tbuis brengt ,
en dus een' byzonder kleed daarvoor onze
vrouwtjes aangenaam is, even als het ons
dan ook gemak geeft. Maar ge hebt me nu
reeds in mijn molenpak gezien," vervolgde
hij glimlachende, "en daar ge toch in dezen
hoek van het huis verzeild zyt, moet ge
meteen maar een kijkje nemen van wat
we onze schryfkamer noemen. Ik geloof dat
dit het eenige is , waarin ge bij uwen kruis-
togt door onze woning niet geweest zyt."
Een stedeling had dit vertrek, hoc klein
het naar de andere kamers gerekend ook
zijn mogt, zeker zyn "comptoir" genoenid,
maar onze Zaanlander nam het woord in
zijne juiste beteekenis , even als men dit voor
meer andere ook gewoon was, ofschoon de
steedsche benam in gen reeds meer en meer
veld wonnen.
Lag het aan ons, dat we in die schryf-
kamer het eerst zagen naar de boekeu. die
in de beide middenvakken van onder tot
boven op breede planken en rijen geschaard
stonden? Waren we kooplui geweest, onze
blik was zeker het eerst gevallen op den
bij het raam staanden lessenaar voor twee
personen , waaraan een jongeling zat , die
zoo yverig bezig was met schryven, dat
hy te nauwernood onzen groet beantwoordde.
De vader veronschuldigde dit , door te zcg-
gen dat er nog eenige rekeningen en brieven
moesten geschreven worden, waarop in de
keuken een schipper te wachten zat. 't Was
boven dien een drukke ocbtend voor verschc-
pen. — Wy namen het den bezige dan ook
volstrekt niet kwalyk, ja zagen met genoe-
gen hoe snel zyn pen over het papier vloog.
Ware het niet onbescheiden geweest om naar
dit papier te zien, we zouden bij die vlug-
heid gewis nog een compliment te voegen
gehad hebben voor het fraaye schrift. Het
was toch bekend , welke moeite de school-
meestere in deze streek zich gaven , om van
hunne leerlingen goede schryvers te maken ;
en dat zy dit voor het mecrendeel werden
en goede rekenaare bovendien, bewees het
dat die voorbeelden en lessen wel gevat en
Digitized by VjOOQIC
54
DE OUDE TIJD.
in praktjjk gebragt werden." Rekenen en
schryven toch waren by het beroepen van
een schoolmeester hoofdvereischten , en een
goede stem steeds eene aanbeveling by de
kerkedienst, die altyd aan die betrekking
verbonden was.
Vrijer zagen wy nu rond en naraen den
boekcnschat eens op, die als wachter stond
om den lessenaar, en dien anderen "schat"
in de ijzeren kist verborgen ; een kist , die
anders , onder een groen kleed verborgen , haar
aanwezen niet vermoeden liet, maar die
thans openstond, daar de boeken er in be-
waard, door den schryver gebruijrt werden.
Wij lazen titel by titel en ze bewezen
ons , dat , hoe y verige kooplui en fabrikanten
die Zaanlanders ook wezen mogten , ze toch
niet verzuimden om hunnen geest te beschaven
en kennis te verzamelen, dat zij eene veel-
zijdige lektuur hadden. Wij vinden er Bor
en Hooffc in gezelschap van menige kronyk ,
en banden met pamfletten ; verder reizen naar
Oost en West , het Noorden enz. Wy konden
al die werken niet opsommen , maar historic ,
land- en volken- , natuur- en wisknnde vormden
er wel het meerendeel van. Toch ontbraken er
noch Vondels, noch Huyghens en Hoofts werken
met de pofiten van minderen rang , en we ont-
dekten bovendien tal van kwartynen, die
met hun perkamenten banden een bij uitstek
theologisch aanzien hadden, wat de rug-
titels dan ook aanwezen. Maar we durven
ons onderzoek niet langer rekken , hoe veel
we er ook vinden zouden dat in latere dagen
de begeerte zou opwekken , en letten nog
even op de kaarten aan den wand van de
achterzijde der kamer, met de brievendekkers
of liasplaten er onder, die door hunne op-
schriften ons als in eens den uitgebreiden
handel wijzen , welke in dit kleine vertrekje
zijn vertegenwoordigers heeft. En als we
rekenen dat dit tweetal mannen driemalen
*s weeks de Amsterdamsche markt bezoekt
en op de tusschendagen hunne ochtenden
aan de molens of pakhuizen doorbrengt,
dan gelooven we onzen koopman op zyn
woord , als hy ons verzekert dat de tijd soms
krap genoeg omkomt en ze wel eens met de
kippen op stok waren , om met het hanen-
gekraai weer aan den arbeid te zijn. Toch
had hij zijn werk jaren lang alleen verrigt;
maar toen waren de fuiken niet zoo wijd
opengezet als nu : men kwam zoo van het
een op het ander en mogt immers geen wind
door de hekkens laten gaan. Wij hadden
trouwens in dit huis alreeds gezien , dat die
wind ook goed in de zeilen moest geblazen
hebben en het scheepje wel voor stroom ge-
dreven was. Waarom zouden wij er ons met
den wakkeren man niet in verheugd hebben ?
Wij wilden gaan, maar onze koopman
wees ons nog naar de zoldering, en daar
zagen we een tafereel afhangen van de
walvischvangst in 't klein. Vier sloepen om
een walvisch gegroepeerd, de mannen aan
de riemen en de harpoeniers voorop , de har-
poen in de hand, als of ze gereed stonden
het doodelyk wapen in het reusachtig Lyf van
den koning der wateren te werpen. Onze
vriend wees ons , hoe op die sloepen de naam-
letters van den kommandeur en die van den
boekhouder van het schip aangeduid waren. —
Wie hier de laatste was , behoefden wij niet
te vragen. Verder werden ons nog eene collectie
walrustanden , walvischoornen en balein , als-
mede de blanke huid van een reusachtigen
ijsbeer vertoond, terwijl een paar schilde-
rijen, in 't zwart, op de visscherij betrek-
king hebbende en een model van een schip
nog onze aandacht trokken.
Wij verlieten het verblijf, waar jaarlijks
wie weet hoevele duizenden omgezet werden ,
een der raderen als hier in beweging gebragt
was van de groote bedrijvigheid die we
allerwege opgemerkt hadden. Wel mogt hy
een kleine schakel zijn, zoo als onze man
geliefde te zeggen, maar wij mogten er bij
denken, van dit deel tot het geheel beslui-
tende, dat menige handelstad de vlag voor
deze dorpers zou kunnen striken!
"En nu zullen de vrienden toch zeker
koffie willen drinken?" vroeg de dochter des
huizes , toen we het kantoor uittraden ons
met een gullen welkomstgroet te gemoet
komende. Wie zou uit zulk een mond een
verzoek kunnen weigeren , te meer wy , die
aan geene beweging zoo vroeg gewoon , wel
eenige behoefte gevoelden en hier zeer zeker
een beter mokkavocht ter onzer verkwikking
te gemoet mogten zien, dan in de herberg
Digitized by VjOOQIC
VAN "OVER HET IJ."
55
ons was voorgezet — Wij volgden het meisje
de plaats of de erf over naar een , zooals wij
nu zagen , door een gang aan de woonkamer
verbonden vertrek, het zoogenaamde lucht-
huis, dat door zijne vele ramen eenheerlijk
nitzigt op de Zaan verleende. Die aanblik
verraste ons, even als de tafel die we bereid
Yonden ; en toen we over dit laatste een be-
leefd woord wisselden, was 't aanstonds:
"Och ! dat's geen moeite geweest. 't Iseenvou-
dig weg , als ge ziet. — 't Is toch ons uurtje ,
en met een grooter koffiekan waren we
geholpen" voegde de lieftallige er glim-
lachend bij , als of ze aan ons gelaat zag ,
dat wij wel meenden , dat er om ons meer dan
gewoonlijk voor dien koffietijd voorhanden was.
Wij hadden nog niet lang in het koepeltje
gezeten , of de heer des huizes voegde zich
bij ons, gekleed als we hem te Amsterdam
op marktdag zonden ontmoet hebben, iets
dat het midden hield tusschen het Zondagsche
en het daagsche kleed , welk laatste het "mo-
lenpak" verving, een pak dat ook eindelijk de be-
stemming van het Zondagsgewaad zon worden ,
wanneer het de andere rangen afgedaald was.
Onder het genot van de geurige koffie,
uit het fijne porcelein toegediend, boeide
ons te gelijk het gezigt op den stroom, die
voor ons heenvloeide en welke een tooneel
vol bedrijvigheid en afwisseling voor onze
oogen als deed voorbijgaan.
( Wordt veroolgd.)
ONKOSTEN AAN DE VERVULLING EENER PREDIKANTSPLAATS VERBONDEN, IN
DE TWEEDE HELFT DER 17 e EEUW.
BOOK
Dr. R. C. H. ROMER.
't Is ons, menschenkinderen , moeijelijk
naar den zin te maken. Wie die waarlijk
niet nieuwe opmerking nog niet gemaakt
heeft, kan er bgna bij iederen spoorwegrid
toe komen. Dan zit ligt in de coupe" een
heertje naast hem, die het horloge heeft
uitgehaald , en daarop tnrende , een tt verv....t
langzaam!" bromt. Langzaam, niettegen-
staande wij van de trekschuit tot de dili-
gence en later van de diligence tot den
spoortrein gepromoveerd zijn.
Men meene niet, dat het alleen in we-
reldsche zaken zoo is ; in kerkelyke is 't geen
zier beter. Als in eene hervormde gemeente
door het vertrek enz. van den predikant
eene vacatnre ontstaan is, dan klaagt men
niet zelden, dat het zoo lang duurt en
zooveel kost, eer zij weder vervuld wordt.
Zelfs heeft men somwijlen het woord in den
mond : dat is toch by de katholijken beter ;
daar gaat geen pastoor van eene gemeente
weg, of er is aanstonds een ander in zijne
plaats, en dat zonder kosten. Z66 klaagt,
z66 spreekt men, niet kunnende of niet
willende zien, dat de schnld van 't lang
vacant zgn eener gemeente , in den regel aan
haar zelve te wjjten is en dat het met de
kosten gaat, als met de trekschuit tot den
spoortrein. Dat de volgende mededeeling het
laatste stave.
De hervormde gemeente te Oudewater had
kort, nadat zij de bezwaren van den inval
der Franschen tijdens Lodewijk XIV onder-
vonden had, twee van hare drie predikants-
plaatsen onbezet. Ik zal niet verhalen van
de moeijelijkheden , die zij te overwinnen
had, alvorens beide door nieuwe mannen
waren ingenomen, maar aanstonds mede-
deelen, dat Casparus Wachtendorp en Jo-
hannes Rulicius bestemd waren zulks te doen.
De eerste had te Deurne c. a. in 1664
zijne ambtsbediening aanvaard en arbeidde
in haar sedert 1671 te Nieuwpoort; de
laatste begon in 1669 te Puflijk c. a. zjjn
werk en zette dat van hetzelfde jaar af te
Berkel voort.
Het trjdstip , waarop de roeping der ge-
meente , door haren kerkeraad uitgebragt en
Digitized by VjOOQIC
56
DE OUDE TIJD.
van den niagistraat goedgekeurd, effect ging
sorteren , kwam. 't Was October van het
jaar 1G75. De woningen , die de predikanten
zouden opnemen, waren gereinigd.
"Voor 't schoonmaecken
van het huys daer d' 18 .
Wachtendorp in woont bet. / 10 — — 0."
"Voor 't schoonmaecken
van thuys daer d tt8 . Ruli-
cius in woondt als mode
voor besemen en boenders
te saemen betaelt. . . . . „ 4 — 16 — 0."
Men moest naar de klassikale vergaderingen
om de approbatic. 't Eerst naar die van Gouda,
waaronder Nieuwpoort ressorteerde. Ziehier
wat het kostte:
;i Den 8 October metde
Gecoinmitteerdens uyt de
Kerckenraet geweest naer
Gouda op 't Classis om
aldaer de approbatie der
predikanten Wachtendorp
en Rulicius te procureren,
voorts des anderen daags
naar Nieuwpoort gereijst,
tot Schoonhoven des nachts *
moeten verblijven-; voor
logis aent Classis, vertee-
ringh tot Gouda, Schoon-
hoven en Nieuwpoort, als
oock eenige comparitien
hier ter Steede , vereeringh
ende andere oncosten ter
sake van do gemelte ap-
probatic en losmakinge van
d M . Wachtendorp te samen
betaelt volgens een lijstc
en raemorie daer van gc-
houden / 122—12—0."
"Aen Dirck Gerrits voer-
man die oris naer Gouda
ten dage vsz. hadde gere-
den betaelt „ 3 — 6 — 0."
"Aen Voerman Job , die
ons naer Schoonhoven en
Nieuwpoort hadde gereden
betaelt „ 4— 10— 0."
Nu lag de delftsche vergadering aan de
beurt. Zq werd acht dagen later bezocht.
u Den 15 October met
de Gecommitteerde uyt de
raagistraet en kerckenraet
naer delft en voorts naer
berckel gereyst om de di-
missie van d u *. Rulicius te
vervorderen , voor vertee-
ringen tot berckel en on- *
derweegs zoo heen en we-
der betaelt / 77—12—8."
u Tot delf voor de Clas-
sicale macltyt voor alle de
predikanten en de Gecom-
mitteerdens bet „ 86 — 14 — 0."
"Aen de predikanten vol-
gens gewoonte haer reys-
costen yder van haer plaetse
naer 't Classis betaelt . . „ 36 — — 0."
"In de Classikale beurs
volgens gewoonte moeten
betalen „ 25— 0—0."
"Aen den Kamerbewaer-
der van het Classis voor
bestellen van eenige brieven
en opwachten volgens q Ue
betaelt „ 7— 0—0."
u Aen voerman Job doen
hy ons ter saecke voorn.
naer berckel en delft hadde
gereden, voor vracht . . . „ 11 — 10 — 0."
Stond aan de komst van beide heeren voorts
niets in den weg, zij aanvaardden de reis
naar hunne nicuwe standplaats na niet lang
tijdsverloop. Dientengevolge werd
tt Aen de Rotterdamse
Schippers betaelt voor het
af halen van d ll \ Wachten-
dorp uyt Nieuwpoort met
syn familie en huysraet
volgens accoort / 14 — — 0."
Noch over haer gedaene
oncosten „ 0— 14 — 0."
"Voor twee kinneties bier
die de beyde schippers , die
de predikanten hebben ge-
haelt meer (med ?) naemen
volgens gewoonte „ 3 — 10 — 0."
"Voor de excyns briefies. „ — 4 — 0."
"Noch betaelt hetgene
d U8 . Wachtendorp hadde
uytgegeven overdragen en
Digitized by VjOOQIC
ONKOSTEN AAN DE VERVULLING EENER PREDIKANTSPLAATS. 57
overschepen , kruyen Tan
svn goet als anders vol gens
sp" ende qnitantie . . . . / 17 — 13 — 0."
"Ami d ,,s . Rulicius be-
taelt sjn verschot van rey-
sen , vrachten overvaren als
anders , herwaers komende
gevallen volgens q t,c . . . „ 14 — 6 — 0."
"Aan Cornells breda voor
bet voeren van d ,l \ Ruli-
cius syn familie en huys-
raet van berckel berwaerts
volgens accoort „ 12 — 12 — 0."
,4 Denselven nocb betaelt
syn verscbot by hem ge-
daen int overbrengen van
't vs. huysraet aen syn schip „ 9 — 12 — 0."
Zij waren welkom , en al was de stedelijke
kas z66 slecbt voorzien, dat men te Gouda
1300 gld. moest opnemen tegen 6*/,, "tot
het losmaken en beroepen van nieuwe predi-
kanten", door iets meer dan door woorden wilde
men het hun toonen. Van daar dat betaald
werd :
"Aen Lubbert bruyser
over verteeringen soo voor
als naer ter sake vsz. ge-
vallen , bysonder doen bur-
gemeesteren de predikanten
verwellecoroden op een col-
lation, in presentie van
eenige Schepenen en den
Secretarius volgens q tie . . / 57 — 17 — 0."
Tel ik niet mis, dan bedroeg de som van
het gememoreerde , met inbegrip van nog
/12 — 15 — 0, u Aen pieter van dam betaelt
voor twee reyscn naar berckel en haestrecht
geweest te hebben ter sake van de predi-
kanten", f 532— 3—8.
En 't geld was schaars en moest wel
schaars wezen in het stedeken dat drie ja-
ren te voren, nu naar Goejanverwellensluis ,
dan naar Utrecht de gevende hand had
moeten rigten, zoodat zijne uitgaven toen 1
niet minder dan/ 13389 — 11 bedragen had-
den en vermindering van de tractementen
der stedelijke ambtenaren enz. onvermijde-
lijk geworden was. Geen wonder, dat de
magistraat, toen in 1680 Wachtendorp te
Breda beroepen werd , tegen de redenen tot
aannemen van het beroep door hem te berde
gebragt , de onkosten , aan een nieuw beroep
verbonden, niet weinig gelden deed.
Ik heb aan het bovenstaande alleen toe
te voegen , dat de medegedeelde posten voor-
komen in eene rekening over het betrokken
jaar, gedaan door Lubbert van Oort en Pie-
ter Alkemade.
Deil.
UIT DEN TIJD VAN KAREL V.
DOOR
ENGELBREGT.
Het bezoek der Fransche Keizerin Euge'nie ,
nu onlangs op hare doorreis naar ^Egypte
te Constantinopel afgelegd, is waarlijk noch
voor de gast noch voor den gastheer goedkoop
geweest ; maar vooral niet voor den Sultan (of
moet ik schrg ven : voor die arme Turken ?)
die deze buitengewone eer geenszins voor
niemendal heeft genoten. Slechts e'en enkele
kiosk, uitsluitend voor deze gelegenheid op-
getrokken, kostte door zijne buitensporige
Salomonische weelde al meer dan menig
1870.
kastecl. Duch wij zgn hier ook reeds zoo
half in het land der Duizend en e'en Nacht ,
waarin de tooverpaleizen thuis behooren;
want, hoe Turkije zich tusschenbeide ook
weren moge, wel bezien is het in dehoofd-
zaken , na reeds zooveel eeuwen , tamelijk
onveranderd gebleven. Het is een zeer sta-
iarisch rijk , volgens de uitdrukking van Hegel.
"Vroeger intusschen kwam het er toch ook
al op neer, dat dergelyke doorluchte be-
zoeken schreeuwend veel uitgaven na zich
8
Digitized by VjOOQIC
58
DE OUDE TIJD.
sleepten, die echter meestal voor een groot
deel en meer dan tegenwoordig veroorzaakt
werden door de kwistige wjjze , waarop men
in den regel gewoon was in de mondbehoeffcen
zijner hooge gasten te voorzien; alsof men
het er voor hield, dat die geheel uitgehon-
gerd en met het voornemen om zich nu eens
recht te goed te zullen doen, moesten aan-
komen. Zooveel is altyd gewis — want het
lust ons niet hierbij in verdere vergelijkingen
te treden — dat onze voorvaders in 't al-
gemeen, op het punt van feestelijk eten en
drinken, waarbij substantie en hoeveelheid
steeds met elkander wedijverden, geweldige
matadors waren. Op het platteland, waar
de oude zeden en gewoonten tegen de ver-
anderingen, welke iedere nieuwe eeuw aan-
brengt, altyd het langst weerstand bieden,
ziet men zoo nog wel de tafels zuchten on-
der den zwaren last van allerlei spyzen , niet
slechts bij bruiloften of andere groote fees-
ten, waarin tronwens ook niets bijzonders
zou steken, maar zelfs na plechtige begra-
fenissen , zoodat het juist niet altijd het ge-
moed allien is, dat daar vol schiet.
Ak eene kleine bydrage inmiddels voor
de kennis der hier aangeroerde gewoonte
dier vroegere dagen, deelen wjj de volgende
opgaaf mede, ontleend aan zeker dagboek
getiteld : "Sommaire des voyages faits par
Charles V depuis Van 1514 — 1551 , re-
cueillis et mis par e'crit par J eh an de
Vandenesse, controleur ay ant suivi leur
majeste dans lous lews voyages."* — De
controleur was iemand aan 't hof, die on-
geveer dezelfde betrekking bekleedde als de
maitre-d'hotel bij byzondere personen: ook
heette hy wel controleur de la bouche.
Genoemd dagboek is gevonden onder de ryke
nalatenschap van den kardinaal de Granvelle
te Besancon , eene nalatenschap niet minder
tellende dan 84 folio-deelen. Den verdien-
stelyken von Raumer komt de eer toe, van
ook op dlze voor de geschiedenis zoo ge-
wichtige bronnen het eerst de aandacht te
hebben gevestigd.
En in dat dagboek dan nu lezen wij ,
dat toen de koningin Eleonore van Frank-
rijk haren broeder Karel V, in October 1544 ,
te Bru.sscl een bczoek bracht, zy voor haar
zelve (pour sa bouche) dagelijks ontving,
behalve groenten, soepen, pasteien, saladen
en dergelijk: 128 pond rundvleesch, twee
en een kwart schaap , e'en kalf , twee zwynen ,
twee vette kapoenen , achttien hoenders , vier
patrijzen , twee snippen , twee fasanten , twee
hazen, vier en twintig kwartels of tortel-
duiven. Voor haar gevolg (cuisine du commun)
werd niet minder rykelijk gezorgd; iederen
dag moesten daaraan worden afgeleverd:
twee ossen, achttien schapen, drie kalven,
twaalf zwijnen, zestig kapoenen, acht en
veertig hoenders en duiven, veertig stuks
wild van allerlei soort , en daarenboven nog
eene menigte andere zaken als : spek , boter,
eieren, suiker, specerijen, pasteien, pens,
mergpijpen , soepen enz. ; terwijl het ten slotte
in de vastendagen nog weer ruimschoots
afzonderlyk werd voorzien. Men mag aan-
nemen, dat de koningin -tusschenbeide wel
eens by haren keizerlijken broeder zal ge-
geten hebben, terwijl dan toch, volgens
diens voorschrift, hare gewone tafel op ge-
noemde zaken haar recht behield. — Hierby
moeten wij echter niet nit het oog verlie-
zen, dat dergelijke bedeelingen, nu ja, in
de eerste plaats moesten strekken voor de
tafel van den vreemden bezoeker en zijn
gevolg, maar dat die dan t evens toch ook
tot bewys of maatstaf dienden van de meer-
dere of mindere onderscheiding waannede
men vermeende A te moeten ontvangen te-
genover B. Met den eerewyn ging het al
even zoo. Immers wij zien wel , dat gezanten
op hunne doorreis , daarvan aan een of ander
hof een zeker aantal flesschen ontvingen,
ge€venredigd alweer aan de betrekkelijke
hoogte van hun souverein qua talis. Nu
moge het voor sommiger gevoel al eens iets
stuitend gewerkt hebben, dus vergelflkender
wijze getaxeerd te worden op zdoveel hazen
en patrijzen, en wat dies meer; doch in
materie van etiquette was men destijds wel
eens minder positief , zonder daarom minder
ongerijmd te zijn: in elk geval profiteerden
de armen gewoonlijk nog van dergelijke
vrijgevigheid , ofschoon niemand misschien
daar beter by voer dan degene , die met het
onderhoud der vorstelyke tafel belast was.
Dat overigen8 Karel V zijne zuster bij
Digitized by VjOOQIC
UIT DEN TUB VAN KAREL V.
50
deze gelegenheid in alles op de luisterrijkste
wijze on tving, laat zich duidelyk verklaren.
Zij was vijftien maanden ouder dan hij, en
hoeveel hy ook van zyne beide jongere zos-
ters hield, Eleonore was wegens haar by-
zonder zacht en innemend karakter toch zijne
lieveling. Op den yoorgrond stond hier in-
tusschen, dat hij nauwelyks eene maand
geleden weer vrede had gesloten met haar echt-
genoot Frans I, en dat wel voor de vierde maal ,
en ditmaal grootendeels door hare beraid-
deling. Diende reeds daarom alleen de over-
komst van Frankrijks koningin niet op de
raeest onbekrompen wijze te worden gevierd ?
In weerwil nogtans van dit sncces, waartoe
ook allerlei gnnstige omstandigheden geluk-
kig waren samengeloopen , was anders de
invloed van Eleonore aan het hof van Frank-
ryk juist zoo groot niet. Gewoonlijk werd
zij verwaarloosd , soms zelfs wel mishandeld
door haar gemaal, wiens voorbeeld in dezen
niet naliet op hare onmiddellijke omgeving
eenen nadeeligen invloed nit te oefenen. Haar
leven was tronwens reeds vroeger gekenmerkt
door tegenspoed. Slechts twee jaren was zy
de vronw geweest van Emmanuel den Ge-
lukkige, die van 4495 tot 4521 over Por-
tugal regeerde, en met wien reeds twee
harer tantes gehuwd geweest waren. Emma-
nuel liet eene dochter by haar na, het
eenige kind dat zij ooit gehad heeft, en
't welk zij ook innig lief had ; maar welks
liefde tot het einde toe volstrekt niet aan
de hare beantwoordde. Vervolgens begeerde
de connetabel van Bourbon, die toen we-
duwnaar was, hare hand van Karel, tot
gedeeltelyken prys van zijn afval van Frank-
rijk ; doch haar broeder bleef nogtans steeds
weigerachtig om aan dezen eisch te voldoen.
Ten laatste huwde hij haar uit aan Frans
(wiens eerste vronw, Claude de Bretagne,
reeds in 4524 gestorven was) , by den vrede
van Eamerijk , die in Augustus van het jaar
4529 werd gesloten. Eleonore moest alzoo
dienen om dien vrede te bestendigen tus-
schen de beide mededingers; doch het doel
werd gemist, terwyl de nieuwe koningin,
bij de onverschilligheid van haar echtgenoot ,
tevens nog de impopulariteit had te verdu-
ren, welke van die Karaeryksche onderhan-
delingen, voor Frankryk ook meerendeels
zeer nadeelig, het onvermydemk gevolgwas
geweest. Zij overleefde wyders mede haar
tweeden gemaal , en stierf kort v<56> Karel V,
even na een bezoek dat zij hem gebracht
had in zijne afzondering te Sint-Just.
Wij vinden in de bovenaangehaalde bron
nog de beschrijving van een ander feest,
hetwelk weinige jaren na dat hier ter sprake
gebrachte bezoek van Eleonore insgelijks te
Brussel gegeven werd , en waarbij zij op
nieuw luisterrijk figureerdc , ofschoon ditmaal
haar neef Philips de eigenlyke held van alles
was. Op uitdrukkelijk verlangen zijns vaders
trok deze in den zomer en nazomer van
4549 overal in de Nederlanden rond om
gehuldigd te worden als "toekomende Overste ,
Heer en natuurlyke Prins." — Ontzettend
was de pracht en praal by die gelegenheid
in de voornaamste steden ten toon gespreid ,
en geen wonder voorwaar, dat de land-
voogdes, zyne tante Maria, de koningin-
weduwe van Hongarije, hem bovenal in de
hofstad schitterend onthaalde, aangezien de
Staten der Nederlanden nu toch eenmaal aan-
zienlijke sommen voor zijne "Blijde inkomst"
hadden afgezonderd. Genoeg ook, dat be-
halve een tal van hooge gasten, waaronder
ook Eleonore, thans koningin-weduwe van
Portugal en Frankrijk , en de keizer zelf zich
voor die inhuldiging te Brussel bevonden. —
En op een nu van die toenmalige feesten
was de ruime , rondom met kostbare tapyten
omhangen zaal, aan de zoldering bekleed
met beschilderd lynwaad, dat wolken ver-
beeldde, en waaraan een menigte van lam-
pions waren vastgemaakt, die de sterren
moesten voorstellen. In een hoek bevond
zich eene rots, waaruit stroomen sprongen
van gewoon frisch en ook van welriekend
water , alsmede van wijn en hippocras. Weer
aan eene andere zyde van de zaal stond een
toren, die vuur braakte, en te midden van
geurigen rook, bfl wyze van hagel, suiker-
werk uitwierp. Op een gegeven tydstip kwam ,
vergezeld van een zwaar onweder , eene tafel
op vier pooten van boven neer, rijkelijk bezet
met allerlei gebak , hetwelk spoedig door de
talrykc gasten werd verorberd; waarna de
tafel in den grond verdween , om weer plaats
Digitized by VjOOQIC
GO
BE OUDE TIJD.
te maken voor eene tweede, die onder de-
zelfde omstandigheden naar beneden kwam,
ditmaal beladen met marsepein en andere
dingen, en welke tweede tafel daarop weg-
zonk , evenals de eerste dit gedaan had. Nu
volgde weer ecn donderslag en daarraede
wederom eene nieuwe tafel, prykendc met
drie laurierboomen , aan wier bladen de wa-
penen van den keizer en van onderscheidene
voorname personen waren vastgemaakt. Bo-
vendien stonden overal nog gouden schalen,
beladen met allerhande uitgezochto spyzen.
In 't geheel duurden deze hoffeesten negen
dagen , waaraan natuurlijk ringryden , tor-
nooien enz. geenszins ontbraken.
Eene vry zonderlinge belegeringsvertooning
was nog aan die Brusselscho feesten vooraf-
gegaan, bij wijze van voorspcl. Nietvervan
Dinant ligt nog het vlek MariSnburg, dat
dus heette naar de landvoogdes Maria , onder
wie het versterkt was, en die daar onder
anderen een kasteel met vier torens had
laten bouwen: eerst sedert een twintigtal
jaren zijn die vestingwerken gesloopt. Maar
daarhecn binnen de mnren dan van dat kasteel ,
waren vcrscheidene dames door eenige do-
lende ridders, op wagens weggevoerd uit
Binche, of ccnige andere nabygelegene plaats
(de naam is niet duidelyk), waar de fees-
ten een aanvang schynen genomen te heb-
ben. Philips was met een glanzend gcvolg
en begeleid door tweehonderd prachtig uit-
gedoste gewapende ruiters , onder aanvoering
van den hertog van Aerschot, hem door
zyn vader te gemoet gezonden , uit Milaan ,
over Munchen, Trente en Heidelberg in de
Zuidelijke Nederlanden aangekomen. Vier
maandcn verliepen v6or hij Brussel bereikte.
Bovenaan op het feestprogram nu stond : het
belcg van Maritfnburg , waarin die voorge-
noemde schakers zich met hun buit hadden op-
geslotcn. De graaf van Lalaing kreeg het
bevel over de bezetting, die behoorlijk was
toegerust met kanonnen en andere krijgs-
bchoeften. Niet minder nogtans waren dat
ook de belegeraars, die zestien stukken
gcschut voor het kasteel plaatsten. Van
wecrszijden werd met groote dapperheid ge-
streden. Nauwelyks had het gerucht zich ver-
breid , dat er brcs was geschoten , of de keizer
kwam met zyne zusters en den ganschen
hofstoet naar Marienburg en nam daar plaats
op eene in de nabQheid van 't kasteel op-
gerichte estrade. De beide koninginnen wer-
den ditmaal niet door edellieden bediend,
maar door vier en twintig dames, gekleed
als herderinnen, nimfen en godinnen, en
zoo kwistig bedekt met paarlen en edelge-
steenten, dat men byna gelooven rooest,
dat de rykdommen van de gansche wereld
hier waren bijeengevloeid. Toen het slot ge-
nomen en de geschaakte schoonen bevrijd
waren, keerden keizer, koninginnen, nimfen
en godinnen, zegevierend naar de plaats
terug vanwaar zij waren gekomen, om daar
den dag te cindigen met souper en bal.
Over 't algemeen was door alle kringen
heen , het leven in de Nederlanden toenmaals
lustiger en vroolijker dan thans. Bange tij-
den zouden echter spoedig genoeg volgen,
en menigeen voorspelde zich nu reeds weinig
goeds van dien toekomstigen gebieder , wiens
gelaat, te midden van de feesten waarmede
men hem zocht te vereeren , steeds even
barsch en stug bleef, en zulks in weerwil
van alle lessen zijns vaders , die hoewel een
sluwe vos en in velc opzichten niet zooveel
beter of goediger dan zijn zoon, echter zeer goed
de kunst verstond om , waar het te pas kwam ,
zich bij het volk bemind te maken.
DE EIK TE ZUIJLICHEM.
Bij eene toelichting der afbeeldingen van
het Huis te Zuijlichem, meldde ik in een
vorig nnmmer van dit maandschrift , dat ook
eene teekening, waarschijnlyk van den eik
met de klok, in mijn bezit was, omdat de
drie schetsen bijeengevoegd waren. Deze is
echter grooter, uitvoeriger, en niet zooals de
andere met kryt, maar met de pen getee-
kend , even met 0. I. inkt ' opgewasschen en
waarlyk meesteriyk van behandelinj:. De hierbij
gegeven kopy is meer dan zesmaal verkleind.
Wij zien hier geen hage- of graspreek y
maar een tonnrpreek. Wei wist ik, dat ongeveer
een eeuw voor de dagteekening (1652) die
Huygens hierondcr schreef , gepredikt werd '
1 Johan van Pallandt liet reeds in 1556 op
zijn Heerlijkheid Kcppel in Oelderlaud prediken.
Digitized by VjOOQIC
DE EIK TE ZUIJLICHEM.
61
te Overveen "voor een sparre , gelegd op twee
stokken , overeind in den grond gestoken ;"
of op een wagen , of in een kring van wagens ,
de predikant staande in 't midden , gelijk in
den Haag; of op een "bekwamen stede"
't yolk beneden den wind, de vrouwen zit-
tende het digtst bij, de mannen daarachter
staande, zooals op de Rietvink by Amster-
dam ; of wel van een gestoelte dat den leeraar
nagedragen werd ; maar de hier afge-
schetsen een werk naar het leven gen omen.
Of is het een voorstander der vele nieuwe
sekten, die hier de gemoederen roert? Niet
denkelijk, want gelijk my bekend werd uit
het kundig onderzoek van D f) . de Waldkirch
Ziepprecht, was Johannes Agricola van 4640
tot zijn vertrek naar Aalst in 1656, Gods-
dienstleeraar te Zuylichem.
De eik , dien wij hier in zyn jeugd reeds
pieuse diensten zien bewijzen , werd , na lange
l)e eik van Zuylichem.
beelde predikwyze was mij geheel nieuw.
De kerk werd, volgens den heer Eyck
van Zuylichem, denkelijk in 't midden der
17 e eeuw herbouwd. Mogelijk behielp de
leeraar zich toen met dezen getmproviseerden
predikstoel, en heeft Huijgens lust gevoeld,
het aardig tafereel naar de natuur af te
teekenen. Want de nafviteit der houdingcn ,
gebaren , en de ongezochtc grocpering ken-
jaren door alio voorbyreizendcn en varenden
bewonderd te zijn , in zijn ouderdom , toen
hy de eerwaardige dikte van meer dan twee
el middellijn bereikt had , doorgezaagd , om ,
als kerktoren , aan nieuwe geslachten van ge-
loovigen, in een nieuwen vorm, wederora
voor eeuwen dienstbaar te zijn.
Mr. A. Vrr Huell.
Digitized by VjOOQIC
62
DE OUDE TIJD.
BRIEF VAN EENE NuN UIT DE BIJLOKE AAN DEN P % RELAAT DER ST. PIETERS-ABDU,
TEGENT,
TER GELEGENHEID VAN ZIJN NAAMFEEST.
lfEDEGEDEELD DOOR
F. DE POTTER.
Myn eerweerdich Heere.
Hebbende verstaen, ende ghesertifieert
zynde van den dach van uwer feeste, ende
daerby verstaen hebbende de goede begheerte
ende devocie van onze E. prelatesse, met al
et couvent int generate, die wy hebben van
gheestelyck tot uwer feeste te commen , ende
oock mede uwe E ,,eit met gheestelicke gaven
te beschincken , zoo en hebbe ick niet connen
ghelaten als my selven gheroert vindende
met een sonderlinghc begheerte van vermeer-
deringhe uwer gheestelycker goederen, om
die selve ghiften al by een te vergaderen ende
met orlof van myn E ,Ii k ,,c prelatesse uwe
E^it deselve over te senden , de welcke vooral
es doende heure oodtmoedighe en goetjonstighe
recommandatie in de goede gratie ende devote
ghebeden van uwer E lieit ende sy heeftnaer heur
vermeughen hertelec voor uwe E ,ieil ghebeden
ende noch bidden zal , ende oock al et convent
zonder departiculiere ghifte diese uwe E :,eit
zijn schinckende al by een vergadert als van
eenen lichaem commeude, waer elck ledeken
zijn devotie toe ghedaen heeft. Eerst zoo
hebbe ick vergadert tot XII crusganghen,
XXVII hoeikens van Maria, een letanie van
den Zoeten name Jhs, een gulden letanie,
m veni creators, twee Ave Maris stellaen,
ende eenen Magnificat , maer van mynen weghe
en hebbe icker niet vele particuliers inne
ghelesen, nochtans tghene dat ick uwe E l,eit
ghejondt hebbe , dat hebbe icker by ghevoucht,
ende hebbe tselve begonnen van den dach,
dat ick hoorde dat de brieven commen wa-
ren , ende dat de feeste van uwe E Ueu haest
zoude ghecelcbreert werden, tot op den be-
loken Paesdach, ende al te samen besloten
in die ghebenendide syde van onsen lieven
Heere, ende en zal voort niet laten, met
Godts hulpe, uwe E heit naer myn vermeughen
ghedachtich te zijne, biddende dat uwe E c,t
zoude believen tselve in dancke te nemen,
biddende ons al te samen voor gherecom-
mandeert te hebben in uwe devote ghebeden,
midtsgaders oock onze kinders die hier wo-
ne ende de ziecken die hier nu ligghen,
want ick van die ook al wat vergaert heb-
ben, want van VUI kinders, die hier zijn
wonende, hebbe ick vergaert tweemael de
XV Bloetstortinghe , III I hoeikens van Maria ,
m Salve Regina ende eenen 7 sallem '. Ende
van de ziecken, die nu better zijn, III hoei-
kens van Maria, een Doornen Croone, ende
XIII pater nosters encle XIII Ave Maria,
ter eere van onzen lieven Heere met zijn
apostelkens. Noch van een oudt vrouken,
dat bij de siecken wondt, VII hoeikens van
Maria, met eenen crusganck in de st§, ende
van een dochter, die de siecken dient, een
hoeiken van Maria , midtsgaders een gheheele
weke de siecken voor uwe E heil te dienen.
Dit is uwe E he,t al met goeder herten ghe-
schoncken u)*t onzen clooster van de Biloke,
zonder noch altghene dat ick hope dat uwe
gucit nocn ghenieten zal, van vele goede
vriendekens, ja alle die ick kenne, gheeste-
lick ende weerlyck, die ick' daertoe ghemo-
lesteert hebbe, om uwe E ,,e,t gheestelick te
beschincken, ende in heurlieder devotie ghe-
dachtig te wesen, biddende den almeughen-
den heere dat tselve uwe E"*" alsoo vul-
commelick zoude moghen te bate commen
als ickt uwer E l,cit met goeder herten ben
jonnende ende dat onsen uppersten heere ende
goeden God hem gheweerdighen wille uwer
E heit met den heilighen prophete Eliseus eenen
1 Dc Zevcn Psalmcn.
Digitized by VjOOQIC
BRIEF VAN EENE NON UIT DE BIJLOKE AAN DEN PRELAAT ENZ. 63
dobbelen gheest in te storten, ende dat ghy
zoo den staet des herders, daer ghy toe
vercoren syt, te vulcommelicker moght be-
dienen naer den alderliefsten wille Godts,
dwelck nwe E heit wille jonnen God den Vader ,
God den Zone ende God den heilighen Gheest.
Uut onsen clooster van de Biloke,
dezen 21 April 1599.
(Get.) Suster Joosynb- de Smet.
Uit het archie/ der St JPietertabdij.)
Op zulk een wgze kon men iemand nog
eens gemakkelijk en zonder geldelijke opof-
feringen een mooi verjaargeschenk maken , zal
de lezer zeggen. Of onze prelaat niet gaarne
een ander meer tastbaar geschenk zou gezien
hebben blgft echter de vraag.
Medelijden moet men gevoelen voor het
goede geloovige nonnetje , dat zich zoo ijverig
weerde, om van elk, die onder haar bereik kwam,
een hoeiken , een cruisgancken of eenig ander
gebedeken af te bedelen ter vermeering der
geesteljjke schatten van den Prelaat. Of even-
wel zjjne schatten wichtig genoeg en van de goe-
de gehalte waren , om er dienst van te hebben ,
laten we aan elks eigen oordeel over. Bed.
UITVINDINGEN,
Van tyd tot tyd vindt men bij de ouden
melding gemaakt van uitvindingen van werk-
tuigen , die wij niet kennen , en waarvan alleen
werktuigkundigen de meer ofmindere waarde
knnnen beseffen. Men weet , dikwijls wordt er
octrooi verleend op uitvindingen die in het hoofd
van den octrooivrager nog in lang niet rgp
zijn geworden , — soms ook kan de theorie door
de praktijk beschaamd en teleurgesteld worden.
Of het eveneens gegaan is met dehiervolgen-
de nitvinding is mg onbekend. Wellicht kan
eenig werktuigkundige meer daarvan zeggen.
Het bericht door een tijdgenoot over die
zaak gegeven, luidt aldus:
"Het was in 't laatst van December 1725 ,
dat Haar Edele Groot Mog. de Heeren Staten
van Holland en West-Priesland een octroy
voor 15 Jaaren verleenden aan den Heer
Chambrier, Ingenieur en Kapiteyn Luytenant
in het Zwitzers Regiment van den Briga-
dier Chambrier, 't geen te Mastricht in
garnizoen legt, om alleen te mogen doen
maken 5 nieuwe Water-Machines oftePompen,
die hy uytgevonden heeft.
De eerste is , om op de scheepen gebruykt
te worden. Men kan dezelve in een Schip
stellen zonder hindering toe te brengen, en
zonder in alien deelen meer plaats te beslaan ,
als het begrip van 4 a 5 Voeten , te weeten
eene spatie van 64 a 125 Cubik Voeten:
4 Perzoonen znllen dezelve gemakkelflk knn-
nen doen gaan, en veel meer Water doen
geven , als de Pompen daar men zich werkelyk
van bediend , dewelke men echter onaf hanke-
lijk van deze Machine zouw knnnen gebmyken.
De tweede is om de Polders en over-
stroomde Landen gemakkeljjk en in weynig
tyd droog te maken.
De derde diend om het Water te trekken
nyt de Gragten en de Gronden, op dewelke
gearbeid moet worden; men zal ze knnnen
stellen , zonder dat eenige onkosten behoeven
gemaakt te worden en een enkel persoon
zal dezelve ligtelflk knnnen £aande houden.
De vierde is, om het Land, de Velden,
de Bleekeryen , en de groote Tnynen te be-
sproeyen ; Het is een Wagentje met 2 of 4
wielen, waarop een soort van Koffer gesteld
is , dat men met Water vnld , en waar aan
de Machine vastgehegt is, die het Water
by wyse van Regen op een considerable
distantie ter regter en linker zyde uytwerpt ,
als het Wagentje door Menschen of Dieren
voortgetrokken wordt, tgeen ook kan ge-
schieden zonder dat de Machine Water uyt-
werpt, ten einde dezelve te kunnen brengen
op de plaats, die men bevogtigen wil.
De vijfde is om het Water uyt Pntten te
trekken , en de overstroomde Mynen te droogen ,
van wat diepte dezelve zoude kunnen zyn.
AUe deze Machines doen haar werking
door een nieuio Beweegmiddel , *t geen aan
de gang gebragt kan worden door Menschen
en door Beesten , door den Wind , door loopend
Water en in zeekere gelegentheden door gewigt.
De kragt van dit ,nieuw Beweegmiddel
bestaat in twee verscheyde Vermogens , zon-
der dat het een van 't ander afhangd,door
middel van de welke men duyzenden zal
kunnen doen beweegen , met gemakkelijkheid ,
die tot nu toe niet is gevonden geweest."
Digitized by VjOOQIC
f
64
DE OUDE TIJD.
DWINGELOO EN WAT HET HOG MEER TE ZIEN GEEFT.
DOOK
Cs. VAN SCHAICK.
Maar, lieve hemel ! altyd hebt gy den mond
vol van Drenthe en vooral van Dwingeloo.
Hoe is 't mogelijk?! — en dat van zoo'n
kleine boerengemeente in Drenthe . . . terwijl
gij toch zelve Amsterdammer zijt!
Mevrouw! pennitteer me, 'k heb Araster-
gonnen by 't begin ! Als gy van de Smilder-
of Meppelervaart , over Dieverbrug komt,
ziet Dwingeloo er uit zoo als gy 't hier ziet.
Niet onaardig! niet waar, zeer landeLyk
en rustig. Was 't vroeger ook zoo ? Pardon ,
Mevrouw ! toen was er de Oosterma of made
dam als Amsterdammer lief en 'k heb bet goed
bekeken; myn lust en vroegere positie als
krankenbezoeker en hulpprediker, stelden er mij
toe in staat. En — zoo gaat het met Drenthe
ook en ten aanzien van Suriname niet minder.
Maar dit komt weilicht later aan de beurt.
In dat eenvoudige , vergeten , te lang ver-
geten en verwaarloosde Drenthe , ben ik zoo
wat tot mensch gevonnd. 'T verrassende en zeer
verschillende en uiteenloopende van wat ik
als hulpprediker te Amsterdam aantrof,
bracht niet weinig bij , om mijn onderzoeklust
en nieuwsgicrigheid te prikkelen , en ... .
zoodoende vond ik nog al wat, dat my stof
gaf tot denken , onderzoeken , schrijven. Be-
en al dat wei- en hooiland, ja! die vaart
en brug ook niet. 'T was toen alles barre
vlakke heide en mul zand, hier en daar
door cen heuveltje afgewisseld. Welk verschil
niet waar? Thans lacht Dwingeloo u aan —
toen was 't een Oase in de zandwoestijnen
van Arabie. Zie , Mevrouw ! dat hebben God
en de menschen gedaan. De laatsten hebben
gewerkt, dat hun 't zweet van 't aanzicht
droop en , de goede God die 't graag zag
dat de menschen zoo hun best deden, ze-
gende dien arbeid dermate, dat het voorge-
slacht, als 't uit de graven opstond , Drenthe
niet hcrkennen en er zich vreemd in voe-
len zou.
Digitized by VjOOQIC
DWINGELOO EN WAT HET NOG MEER TE ZIEN GEEFT.
65
Och ! zoo is 't gegaan en gaat het nog.
' T zal wel zoo blijven ook. Heil hem, die
zjjn belang verstaat en, 'toog op God, zgn
best doet , vooral als 't landontginning en
studiezaken batten de negotie (handel) be-
treft. Doch punctiim! wij konden wel eens
personeel en scherp worden. En ... . dat
hoeft niet! Vrede bt'^t! Heb uwe naasten
lief omdat zij, evenzeer als gij, kinderen
Gods zijn. Geen gekrakeel! dat dooft het
ief demur uit en geeft maar ellende en haat.
Wij hebben al kruis genoeg te dragen om
daad beter zijn dan haar vorige zusters. Bhiffen
en schelden is niets , maar beter doen
en toonen dat er licht in ons is , zooals wy
't 's avonds en 's nachts op straat verlangen
en branden zien, daar komt het op aan.
Die 't vatten kan, vatte het!
Doch ter zake ! . . 'k mocht de kluts an-
ders kwijt raken. En zoo iets niet! dat
maakt vijanden en men compromitteert er
zich door. Er zyn haken en oogen genoeg
in de wereld, om onzerzijds *t getal te
vermeerderen of te vergrooten. Wat ik wel
Het huis Batinghe.
't niet grooter nog en zwaarder te maken
door zulke ballast. Wat ik wel zou willen?
dat burgers en boeren, koningen en onder-
danen, adelijken en niet adelijken, gees-
tehjken en leeken , wat meer betere en dege-
hjke menschen waren. 'T zon er in de wereld
beter uitzien dan nu. 'T is tegenwoordig |
wel eens . . . och ! och !
Of 't vroeger beter was? Dat is iets an-
ders en in 't geheel de vraag niet. De
negentiende eeuw is die der verlichting en
beschaving. Zij moest dus ook in woord en
won ? . . dat er een weekblad bestond over
haken en oogen op 't kerkelijk , staatkondig
en huiselijk gebied, met aanwijzing der
bronnen en oorzaken , oiBcieel en conscientieus
meSgedeeld, om afdoende middelen ter ge-
nezing te vinden en waarachtig mensch te
worden. Men moest eens een prijsvraag uit-
schrijven over de koninklijke kunst van leven
en sterven , zonder apotheose , en tot prijs stel-
len, om voor den schrgver, die naar 'toor-
deel van conscientieuse beoordeelaars de bekroo-
ning verdiend had , indien hij in zijn financial
9
Digitized by VjOOQIC
60
DE OUDE TIJD.
niet te ruim gezegend was en voor zijne
familie te zullen zorgen. Geen medailles of
Och! och! wat is dat Drenthe, wat is
dat Dwingeloo veranderd! In trouwe! 't is
zoo! Dwingeloo b.v. van 1838, toen wy 't
voor 't eerst zagen , en toen wij 't na onze
terugkomst nit Suriname, na een tienjarig
verMijf in de kolonie in 1863 terug zagen,
welk verschil en dat in zoo'n kort
tydsverloop. Wat moet het danzijn, als wy
eeuwen terng gaan!
De lange grove py van donkerbruine stof ,
met smallen opstaanden kraagenronde beenen
knoopjes, de bonk of buis met kneepen op
den rug , en van denzelfden vorm en knoopen ,
zoo wel als de oudmodische korte broek van
donker grijze of zwartachtige stof, hebben
plaats gemaakt voor lakensche kleeding zoo
als ge die alomme aantreft. De groote ronde
flaphoed, van achteren opgetipt, wel eens
de bewaarplaats van 't nenswarmertje (kort
ptfpje), is afgedankt en door pet en ronden
hoed vervangen , terwfll des Zondags schoenen
en laarzen de klompen en trippen of holzen
remplaceeren. Alleen bij den arbeid bedient
men er zich nog van.
Wat van den boer geldt , is ook van toe-
passing op 't toilet der vrouw. Het oud-
modisch eigen gereid viefschachten jak met
laag uitgesneden lijf is vervangen door me*-
rinos en lustre , ja ! wat niet al , naar den
tegenwoordigen modernen smaak , en rokken
van allerlei fijnere stof. Het smalle zilveren
ooryzer met zijn koekopjes werd sedert lang
verdrongen door een breeder met groote gouden
stiften , als 't maar even lijden kan. Is men
wat meer, dan heel en al van gond, soms
met naalden en diadeem. De zilveren keten
waarmeS 't kerkboek versierd was en aan
den arm hing — och ! gg ziet het niet meer.
De plattelands schoone zou er om lachen.
En zoo gaat het met de huizen van binnen
en van buiten ook. Zy zyn gemoderniseerd. Gij
treft er in menigeen een piano aan. De
open boerenwagen moge door den minderen
man nog gebruikt worden , maar cle geest
des tyds heeft zich ook hierin duchtig doen
gelden. De armzalige stallen van weleer zyn
geheel herschapen en lachen u vriendelyk
toe. Doch genoeer! stappen wij langs de
Fransche huizen naar de Hervormde kerk.
Wy willen er even een kijkje nemen. Niet
omdat zy zoo prachtig is , och neen ! Maar ,
munt zy in dat opzicht niet uit , haar vreemd-
soortige toren trekt al dadelyk de aandacht ,
behalve de herinneringen aan dat kerkge-
bouw verbonden. Die toren loopt boven het
kerkdak byna spits fr}e. Op die spits verheft
zich een zeskantige peervormigc knop ofbol;
boven dezen prykt het kruis , met het eigen-
dommelijk wapen dier gebouwen , — 't sym-
bool van waakzaamheid en der wispelturig-
heid tevensr.den haan. Toren en spits be-
reiken eene hoogte van ongeveer honderd
acht en twintig voeten en zijn met leien
gedekt. In 't jaar 1630, den derden Febru-
ary , stortte hy in , werd onmiddelyk herbouwd
en was in 1631 voltooid. Het cijfer A. D.
1631 op een balk op de gaanderij in de
kerk, herinnert er u aan. Vroeger hingen
er drie, tegenwoordig slechts twee klokken
in. De eene onbruikbaar geworden, is ver-
kocht en gesloopt. De grootste der aanwe-
zige heeft een twee-regelig opschrifb. De
eerste regel luidt : arte du macks t dioc nem
X du brachteswonne op eerden X -+- daerom
toil ic di nomen X in marten eerder X
De tweede regel bevat : me fecit an 9 Z>°
M° CCCCXLI1II op Sunte Peters amend
ad vincula meester Johanes de toou . . .
Op de kleine klok staat: Jhesus-Maria-
Gerhardus-de-Wou-me-fecit-domine- M. C.
a a a x a mi.
Even als de toren is ook de kerk met
leien gedekt. Zy getuigt van zeer hoogen
ouderdom en is van Gothische bouworde.
Oorspronkelyk is zy kruisvormig en geheel
met roode baksteenen bevloerd. De zerken
van weleer zyn byna alien verdwenen, even
zeer als die boven de torendeur, waaringe-
beiteld stond: Butger van den Boetzelaer
Erffcollator ende Fundator deser Parochiale
Kercke. Hetzelfde lot trof die ter linkerzijde
van de deur, en die met het wapenschild
der Boetzelaers prflkte achter een traliewerk
van flzerdraad. Ten dage van vryheid, ge-
lykheid en broederschap is alles spoorloos
verdwenen. Kortom zerken, wapenborden,
gebrande en beschilderde glazen, alles wat
grootheid of rang verried is zoek gemaakt,
Digitized by VjOOQIC
DWINGELOO EN WAT HET NOG MEER TE ZIEN GEEFT.
67
verloren geraakt of vernield. En dat door
onze anders zoo rustige Drentsche boeren . . .
Och! menschen zjjn overal menschen. Als
hnn zoo'n dollr koorts aantast, zijn zij tot
alles in staat. Zelfs het opschrift op een
paneel, waardoor het pijpwerk van 't orgel
is afgesloten, mocht niet gespaard blijven.
De verfkwast moest er over heen. Gelukkig
dat het leesbaar is gebleven. Het stelt ons
in staat den gever te leeren kennen, en
lnidt aldus:
Bit monument ende gedagteniese heefl
ter eere Gods en ter eewige memorie doen
en laeten stichten de Hoog WelGeb. Heer
Bulger van den Boetzelaer, Heer van Ba-
tinghe ende Entinghe, Brossard van Co-
vorden ende der Landschap Brenthe.
Wonder nog dat de beide prachtige por-
tretten op de orgeldeuren gespaard bleven.
Volgens geruchten van oude ingezetenen had
de toenmalige dorpsonderwijzer zich er over
ontfermd en ze in zijn woning geborgen.
Genoemde portretten stellen den Heer van
den Boetzelaer en zijne tweede gade , Vrouwe
Battina van Loohn voor , omringd door famen
met bazuinen gewapend. Uit een derzelve,
boven den Heer v. d. B, klinkt het woord :
Aleluia! terwijl onder 'smans naamcijfer
R. v. d. B. prijkt. Boven 't portret zjjner
echtgenoote antwoordt de faam: Amen! —
terwijl haar naamcijfer B. v. L. beneden staat
uitgedrukt. Boven 't klavier leest men: A.
1665 denl4Majus. Op de buitenzijde van 't
hekwerk staat: Anno Domini 1665, waar-
schijnlijk het tijdstip der plechtige inwijding.
Behalve dat wordt de gemeente aan den
zelfden Heer herinnerd door een zilveren
Avondmaalsbeker, waarop men leest:
Ben Roogh Edel gebooren gestrengen
Beer Bulger van den Boetzelaer tot Tou-
tenhorgh Heere tot Batingen ende Entinge
Lant Brossard tot Coevorden ende der
Lantschap Brente Capitain van een Com-
pagnie Infanterie tot dienste der Veree-
nighde Nederlanden , Erff collator ende fun-
datur deser prochviale Kercke, Ende Vrouto
Battina van Lohn Bochter tot den Herk-
zevoort ende Boetelaer Lant Borstinne.
In trouwe! onze goede oudjes wilden ook
wel weten wie en wat zij waren. De \jdel-
heidskoorts heerschte in die dagen niet minder
dan nu. Enfin brisons la dessus. Wie
zal al het krorame recht maken?! Er loopt
overal zoo wat van 't Sint Anna's orgeltje
onder. Ter zake! het jaartal der schenking
ontbreekt. Aan beide zijden prijken de familie-
wapens dier adelijke familie.
De tweede Avondmaalsbeker van *t zelfde
metaal, van gewonen vorm en wegende vier
nederlandsche oncen en e'e'n lood , af komstig
van de familie Nobel, uit het naburigdorp
Ruinen, draagt op de buitenzijde van den
bodem het opschrift: Aan de Gereformeerde
Gemeente te Dwingeloo. — Zonder meer.
Wjj mogen de kerk nog niet verlaten zon-
der alvorens het psalmboek op den preekstoel
* in gebruik , nog eens even ingezien te heb-
ben. 'T is een geschenk van Ds. H. J. Fol-
mer, destijds predikant alhier. De dichtre-
gelen op het schutblad, keurig geschreven,
z\jn , ofschoon door hem vervaardigd , niet van
zyne hand , maar van zekeren Hendrik Lub-
bers, sedert 1774 tot 1781 schoolonderwyzer
alhier. Wy gunnen ze hier een plaatsje.
GEDAGTENIS.
Men zong, in Ne6 Hands Kerk, ruim tweemaal hon-
(derd jarcn,
Dathenus Psalm gezang; in Hollandsch dicht
(gesteld,
Toen maat en rijm en taal in de eerstc kindsheid
(waren y
En 't Vaderland werd door het Spaansche juk
(gekneld.
Pas decdt de blijde vre6 wefir Neerlands welvaart
(groeien ;
Pas was het znehtend volk verlost van tirannij ,
Of wetenschap en knnst vong weder aan te bloeicn,
En taal en dichtkunst werd bevrijd van bastaardij.
Toen trenrde men met recht , dat Davids Tempel-
(zangen
Zo vloeiend, schoon en 6el, in duitsch zo kreu-
(pel gaan
Men zag desknndigen naar beter rijm verlangcn ,
En vlijtig zelve aan 't werk bedreven handen si aan,
Om , met geschikter zang , het keurig oor te strclen,
En *t Godgewijd gemoed te voercn voor Gods troon,
Vergeefs ! — *t verouderd rijm bleef knndigen ver-
(velen,
Dathenns werd gceerd als de oudste en waardste
(zoon.
Digitized by VjOOQIC
68
DE OUDE TIJD.
Thands is, voor Neerlands kerk, een blijde dag '
(verschenen ,
Een dag, waarop zij God, met jnister maat en
(klank ,
Eerbiedigprijst. Triumf ! vooroordeel is verdwenen,
Heft vrolijk Psalmen aan, bewijst God plechtig
(dank.
Dank gy ook God , Gemeente ! en roem 'a lands
hoge Magten,
Die ons beschonken met deze eed'le scheme gift.
En wie zou dit van u, myn Dwinglo! niet ver-
wachten ?
Die dit geschenk zo blij ontvangen hebt, wier drift
Om, op het hoog bercl dit nicnw gezang te zingen ,
Zo loflijk elk alom ten voorbeeld is geweest.
Gewis: ik stel dit bij de loffelyke din gen
Die onder a al mee* verkwikken mijnen geest;
Die door de hoge gunst der acbtbre Drentsche
(Staten,
Werd afgezonden, om de Psalmen-keus te doen:
En u op hnn bevel , ses maanden moest verlaten ;
Terwijl Gods hand utrof,metstrengegeessclro£n, '
Hceft God dit nieuw Gezang thands in uwmond
(gegeven ;
Hij doe n door Zij n Geest, recht zingen tot Zijn lof ,
En onder 't ruim genot van alien zegen leven,
Tot dat voor hoger zang, cens zij een rijker stof 1
Dit Psalmboek wordt door mij, aan n thands
(opgedragen
Ten teeken , dat mijn zicl aan dc uwc in liefde ,
(kleeft,
Laat het van de ccr, door mij genotcn , vrij gewagen,
Daar uwc en mijne naam door onzc Psalmen Iceft.
Henricus Johannes Folmer, predikant
te Dwingelo, Medelid van de Maat-
schappij der Ncderlandsche letterkunde
te Leiden; —
heeft ter gedachtenis van het mede be-
kleeden van de commissic ter verbcte-
ring der Rijmpsalmen Dit Psalmboek
aan de Kerk van Dwingelo , ten gebruike
van den predikstoel , geschonken ; en de
bovenstaande dichtregelen daarin gesteld.
den 8 van Bloeimaand 1776.
Duidelyk genoeg niet waar? Jammer maar,
dat de aap hier ook al we£r nit de mouw
kykt. Domine* wou wel weten wie hy was
en wat hy gedaan had. Maar 't was toen
ook de prnikeneenw nog ! 't is nu alles
anders en beter! Dit nog in 't voorbygaan.
1 Bene buitengewone sterfte onder menschen
en vec. By enkelen stierf de veestapcl tot drie-
malen toe nit.
De nieuw berijmde Psalmen zyn te Dwingeloo
voor 't eerst gezongen den ll en December
1774, by welke gelegenheid de voor die
dagen zeer aanzienlyke som van een en twintig
gulden en twee stuivers (10 ct.) voor de
armen is gecollecteerd. Aangezien de kerk
niets meer byzonders aanbiedt, zullen wy
haar maar voor gezien houden en reehtsaf
langs den Heuvelenbrink naar Batinghe wan-
delen, Intusschen, vergis u niet! verwacht
geen prachtige villa of een deftig adelyk
kasteel nit de dagen van ouds. Gij krygt
niets te zien, dan een groote weide, waar
't vee in graast , een paar vyvers , een moes-
tuin en een eenvoudige keuterwoning met
kleinen stal. Toch zijn wy by machte u te
laten zien hoe 't eruitzag, omstreeks 1830,
eer het door den toenmaligen eigenaar ge-
sloopt werd , aan wien Adolf Jacob Hendrik
Willem baron van Heeckeren het in 1830
verkocht had, en wiens familie, naar
ons verzekerd is, een keurige schilderij dier
Havezathe in bezit heeft. (Zie bladz. 65.)
Dit adelyk stift werd , zegt vader Piccardt
in zijne Chronyck der Lantschap Drenth , in
't jaar 1315 naer de gelegenheijt en ghe-
woonte dier tijden gefundeert ende opgebouwt
door Coenraad de Vos van Steenwyck. Twee
ecu wen later kwam het in handen van Vry-
heer Georg Schenck , baron tot Toutenborgh ,
die het omstreeks 1504 geheel veranderd en
verbeterd heeft. Deze Georg Schenck was,
volgens genoemden historieschrijver , een na-
komeling van *t vermaarde geslacht der Vrij-
heeren van Toutenborgh in Thuringen en
overlecd den 5 rn February 1510. Hy diende
zijn heer en meester keizer Karel met stipte
trouw en beklcedde de ambten van Stadhouder
over Friesland, Overijssel, Stad en Lande
(Groningen en Ommelanden) en Drenthe.
Voorts was hy Drost en Rentmeester der
Domeinen in dit landschap en gehuwd met
Johanna gravin van Egmond, dochter van
graaf Jan van Egmond. Als Landdrost was
hy waarnemend of plaatsvervangend heer van
de heerlykheid Coevorden en Kastelein of
Slotvoogd van 't kasteel te Coevorden, de
plaats waar hy gewoonlykzyn verblyfhield;
voorts krygsbevelhebber van de gewapende
macht die de bezetting van het slot uitmaakte.
Digitized by VjOOQIC
DWINGELOO EN WAT HET NOG MEER TE ZIEN GEEFT.
69
Wgders hoofd van het burgerlijk bestuur in
de heerlgkheid Coevorden en het landschap
Drenthe — mitsgaders hoofd van derechts-
pleging in alle burgerlgke, boetstraffekjke
en lyfstraffeiijke zaken aldaar. Eindelgk ont-
vanger van de boeten of breuken , welke hjj
ten deele aan den Bisschop van Utrecht moest
verantwoorden en die gedeeltelgk zyn bezoldi-
ging of inkomsten nitmaakten. (Zie Magnin ,
Besturen in Drenthe.)
Genoemde Georg was een half broeder van
Prederik Schenck van Toutenborgh , den een
en zestigsten Bisschop van Utrecht, die in
ten behoeve van 't huis Batinghe aangelegd ,
in orde te houden. Tegenwoordig is 't een
eenvoudig en smal voetpad. Voorts hadden
zrj zorg te dragen, dat de brag, die daar
op zekere hoogte lag om ter kerke te gaan ?
vroegtgdig genoeg was neergelegd en weg-
genomen werd, terwijl 't niemand vergund
was dien weg te berjjden. De ingezetenen
moesten alle boerenwerk, dat is: hand- en
spandienst, in den omtrek der Havezathe en
hare gerechtigheid , beurtelings verrichten.
De heer van Batinghe benoemde den predi-
kant, onderwijzer en koster, was permanent
Bouwvallcn van het huis Bathinghc.
1561 optrad en in 1573 Utrecht verliet,
ten gevolge van de toenemende kerkelijke her-
vorming hier te lande, in een klooster te
Bouelle ging en aldaar overleed. Na zyn dood
verviel Batinghe met al zijn rechten en voor-
rechten, ap- en dependentien , aandefamilie
van den Boetzelaer, voile moeiskinderen van
den overleden Bisschop.
Wg willen eens zien, waarin die rechten
en voorrechten zoo al bestaan hebben. Be-
halve nitgestrekte bosschen en landerijen,
waren de ingezetenen verplicht den ryweg
over de Brug-esch naar de kerk, nitsloitend
lid van 't collegie van kerkvoogden , of stelde
een gemachtigde aan, dien hij naar wel-
gevallen ontslaan kon. Alvorens de heer van
Batinghe in zijn gestoelte plaats genomen
had mocht de kerkklok niet geluid worden , of
de godsdienstoefening een aanvang nemen. —
Behalve dat alles waren er verschillende
pachten aan Batinghe verbonden, waarvan
wij er e'e'n znllen opnoemen. Op den tienden
November (Sint Maarten) werd nit vijf on-
derscheiden huizen eene pacht opgebracht,
die eenig is in hare soort. Zij bestond in
een witten haan, die geen enkele gekleurde
Digitized by VjOOQIC
70
DE OUDE TIJD.
veer had. H\j mocht niet oucler zijn, dan
dat mj, opgejaagd, op den muur, die Ba-
tinghe oudtijds omgaf , vliegen kon. Niet later
dan klokke twaalf, vollen middag , moest de
pacht voldaan zijn , op straffe van voortgaande
verdubbeling. Er werd met de uiterste ge-
strengheid op toegezien. Van waar en waarom ,
is ons bij alle onderzoek niet gebleken. Hoe
't zij, de hanenpacht is, sedert de muren
of wallen gesloopt zijn, vervallen en in een
geldpacht veranderd. Bedriegen wjj ons niet ,
dan brengen pachtschnldigen zeventig of vyf
en zeventig centen op, altijd echter nog met
recht van verdubbeling, bij wanbetaling —
waarvoor echter wel gezorgd wordt.
Soortgelijke zonderlinge erfpachten treffc
men in Drenthe meer aan. Zoo zijn de eigena-
ren van drie woningen te Leggeloo , gemeente
Dwingeloo , verplicht op denzelfden dag , ten
zelfden ure op 't huis Echten niet vijf centen ,
maar wel een stuivertje , te brengen . . .
en dat op een afstand, notabene! van circa
vijf uren gaans. Dit geschiedt aldus :
Klokkeslag twaalf treedt hij , die de pacht
komt betalen , stilzwijgend de keuken binnen ,
groet niemand en begeeft zich naar den haard.
Als nu legt hy zijn pachtstuivertje in *t
haal (platte haak) van den schoorsteenket-
ting , oudtijds een soort van half houten half
ijzeren schuifmachine om pot of ketel aan
op te hangen, — verwijdert zich, sluit de
deur en komt een oogenblik later weer binnen ,
groet en zegt : "'k heb oe de Sunte Moartes
pacht oppebrocht." Na plaats genomen te heb-
ben wordt hij onthaald op stoet, brood,
wittebrood, kaas, schinken, rookvleesch en
koffie, later een borrel brandewien vooraf.
Soortgelijke pacht moest aan 't zelfde huis
opgebracht worden door den schutbaas van
't rookgat op de Hoogeveensche vaart. Klokke
twaalf op Sunte Moarten verscheen er iemand
van wege 't huis Echten, begaf zich naar
't schut en keek of de pacht op de gewone
plaats in een kleine ruimte in de schutdeur
of 't valluik neSrgelegd was. Een en ander
vermeldt straffe van verdubbeling te ieder
uur. Doch keeren wij terug van ons uitstapje.
Omstreeks 't jaar 1600 was Batinghehet
eigendom van Rutger baron van den Boet-
zelaer, Hecr tot Toutenborgh in 1643 Land-
drost tot Coevorden en der Lantschap Drenthe ,
eerst gehuwd met Vrouwe Henrica Ripperda ,
geboren Dochter tot Pathum, overleden in
1632 of 33, later met Battina van Loohn,
vroeger vermeld. Na zijn dood, omstreeks
1 671 kwam Batinghe , als erfgoed , in handen
van Joost Rudolf van den Boetzelaer, die
het, bij acte van den 4 cn Augustus 1685,
met al deszelfs praerogatieven verkocht aan
Elbert Anthoni baron van Pallandt , stichter
der Fransche huizen, en diens echtgenoote
Vrouwe Walraven baronnesse van Heeckeren.
Hij overleed kinderloos en wel plotseling op
Zondag den 2 cn Maart 1701 — zoodat,
gelijk wij aangeteekend vinden , de namiddag-
godsdienst stilstond "ter saeke van het su-
bietelick en droevig overleyden van Gestrengen
Godsaligen Heere Drost." Zijn vrouw in 1722
gestorven , maaktc bij testamentaire dispositie ,
onder bezwaar van fidei commis, Batinghe
en al deszelfs ap- en dependenten aan haren
neef Elbert Anthoni Gerhard baron van
Heeckeren, overleden in Maart 1735. Na
hem bekwam E. C. C. W. baron van Heec-
keren het in eigendom. Na dezen verviel 't
aan Adolf Jacob Hendrik Willem baron van
Heeckeren, die het in 1830 verkocht aan
Jonkheer Aalt Willem van Holthebst Olden-
gaerden , door wien het in 1832 gesloopt werd.
In 1839 zagen wij 't zoo als 't hier voorkomt.
Waarlijk , 't harte brak ons bijna en "een
traan van ergernis en weemoed tevens welde
op in onze oogen. Zoowel om 't gebouw
zelve, als om de herinneringen daaraan ver-
bonden , bejammerden wij 't verlies. Niet dat
wij den toenmaligen eigenaar hard vallen —
och neen! Een gebouw als dat, kostte te
veel van onderhoud , dan dat het onverhuurd
en ongebruikt kon blijven bestaan. Behalve
zijn ruime, keurig aangelegde bloem- en
moestuinen en zoo al meer, in 't midden van
een prachtigen grooten vijver voorzien , bestond
het huis uit drie verdiepingen. De beijle on-
derste bevatten zes en dertiggrooter en kleinere
kamers. De bovenste verschillende zolders.
Beneden vond men ruime uitmuntende, ge-
welfde kelders. De kolossale zarken stoep,
't balkon met ballustrade, werwaarts men
met openslaande glazen deuren op de tweede
verdieping naar buiten toegang had; de
Digitized by VjOOQIC
DWINGELOO EN WAT HET NOG MEER TE ZIEN GEEFT.
71
posten , vazen en allerlei ornementen van hard
of duifeteen hier en daar aangebracht, de
beide vooruitspringende vleugels ter zijde aan
dit gebouw toegevoegd , voorzien van stallen ,
schnren , boerenwoningen , keukens en slaap-
kamers voor dienstboden, beneden groote
gewelfde kelders en koelhokken , gaven 't ge-
heel een vorstelijk voorkomen ; terwijl de hooge
gemetselde muur van een flinke ophaalbrug
voorzien, aan een sterkte of goed ingericht kas-
teel deden denken. — En nu ! . . . Batinghe is
verdwenen, gelijk zoo menig voortbrengsel
van weleer. De kleine arbeiders- of keuter-
woning, die er nu nog staat, schijnt u toe
te roepen: alle heerlijkheid is der veldbloem
en 't gras gelijk. Aardsche grootheid zwicht
voor de vergankelijkheid , die alonime haren
scepter zwaait.
Optweehonderd ellen afstands van Batinghe,
oostwaarts af, stond weleer de havezathe
Entinghe , schuins over 't zoogenoemde Hul-
zenboschje. In de eerste helft der vorige eeuw
is het gesloopt, en de rechten en privilegie"n
daaraan verbonden, met toestemming der
Ridderschap en Eigen-Erfden , staten der
Landschap Drenthe, door den toenmaligen
eigenaar Jonkhr. N. H. E. van Echten ge-
naamd van Dongen, in 1725 overgebracht
op zijne goederen te Bonnen, onder de ge-
meente van Gieten. B\j 't scherpzinnigst
onderzoek ter zake ingesteld, is 't ons
niet gelukt, er meer van te weten te
komen.
Slechts Oldengaerde en Westerop l zijn
overgebleven. Trouwens, daar er geene rechten
en privilegien aan verbonden waren , zoo als
aan de eigenlijke Havezathen, gaan wij hen
stilzwijgende voorbij. De geest des tjjds heeft
er te veel invloed op uitgeoefend, dan dat
zjj herinneren zouden aan de dagen van ouds.
1 Dit Westerup, Westerop, was eertijds een
boercnwoning toebehoorende aan de familie Bloc-
merts, aangekocht, vertimmerd en tot een buitentje
of heerenhuis ingericht door Jonkhr. C. van
Dongen. Na 1721 is 't aanmerkelijk verfraaid
en onlangs geheel herbonwd en allerliefst gewor-
den. Ofschoon onder de Havezathen genoemd,
had het geene Havezathen-rcch ten of privilegien.
Het was niets meer in den rechten zin dan een
bork of buitenplaats.
Men moet hen rangschikken onder defraaie
buitenplaatsen , die het vriendelijk Dwingeloo
tot sieraad verstrekken.
OPMERKING.
"Wat nyews! er is geen nyews, 't is
alles ouds!" Dit woord van een rederijker
der 17 c eeuw wordt dagelyks bewaarheid.
Zoo werden er reeds in den aanvang der
18 e eeuw plannen beraamd om "de vrouw
meer opperwaerdigheyt te geven," en sprak
men van AkademiSn voor haar te stichten;
alleen wilde men haar tot "doctorinnen in
de bakkunst," naaikunst en andere vak-
ken verheffen. Ook komen in dien tijd reeds
advertentifin voor van mannen en vrouwen,
jongmannen en jonkvrouwen die zich met
hunne persoonsbeschrijving ten huwelijk
aanbieden, en was toen de klagt algemeen,
dat de Couranten allerlei oude en nieuwe
anecdoten of curieuse nouvelles , dat de cou-
rantiers bij ieder naricht hunne polityke ver-
rekrjkers en vergrootglazen in de hand nemen ,
de verborgenstc kabinet-zaken met hunne
scherpziende oogen trachten te doorgronden
en de gemeenste wissewasjes met aanmer-
kingen vol geheimen vergezelden.
BLADVULLING.
Neerlant, eel lant,
Hollant, bol lant,
Zeeland, geen lant,
Ick hou my aen den heykant.
Te vindenbij J oh. van Sever wyck H Begin
van Hollant in Dordrecht. (Dordt 1640.)
Al die haer billen
Gewennen tot pillen
Die mogen wel stillen
Haer malle grillen
Tenzij zij willen
Haer leven spillen.
Te vinden in 't "Kort Bericht om de
Pest te voorkomen, ten dienste van de
gemeente der stadt Dordrecht {Dordt. 1630)
door J oh. v. Bevertoyck.
Digitized by VjOOQIC
72
DE OUDE TIJD.
HONDESLAGERS.
DOOE
E. LAURILLARD.
Oudtijds behoorden hondeslagers tot de
, kerkelijke bedienden , en te Alkmaar, te Aar-
denburg en elders komen ze als zoodanig
nog heden voor. Waar men echter den naam
hondeslager wat plat vindt , bezigt men het ,
trouwens ook niet fraaie woord 8 1 ok man.
Het eerste artikel in de plichtenlijst dezer
lieden was werkelyk het wegjagen van hon-
den uit de kerk. Dat men van die onge-
schikte kerkgangers somtijds veel last had,
kan onder anderen blijken uit het volgende , —
ontleend aan de aanstelling van zekerenJan
du Bom tot hondeslager, door 't Gerccht
van Leiden, in 1535: "Alzoe nu ter tijd
grote menichte van honden bynnen dezer
stede zijn, die grote gerufte by dage ende
bij nachte maicken op ter straeten, in der
kercken ende andere hoecken van der stede ,
onder denwelcken veel oude versufte honden
zijn ende oick grote quade sorchlicke rekels ,
die zeer periculoes zijn," enz.
Verder zal ook wel in 't algemeen aan
do hondeslagers het weren van alles, wat
stoornis geven kon , zijn opgedragen geweest.
Maar bij sommige gelegenheden deden zij
dingen , die in zonderlingen stryd waren met
deze opdracht. In de week, namelijk, na
Palmzondag liep de hondeslager, als het
kerktijd was, met een grooten ratel langs
de straat, om 't volk samen te roepen. (Dit
was v66> de invoering der Hervorming.) En
dan brachten de scholieren ook elk een ratel
mee in de kerk, en begonnen die op een
door den hondeslager gegeven teeken in
beweging te zetten, zoodat er dan "een
rnmoer en getier in de kerk ontstondt , dat
het scheen , alsof den bijstanders in de kerk
't hooren en zien zoude vergaan ; en dit wierdt
genoemd de dommelde Metten speelen"
Wat de hoegrootheid van hun loon be-
treft , in een boek van uitgaven der Oude
Kerk te Amsterdam, (laatst der 16 dc eeuw)
zien wij aan "Jan Diericx, den hontsla-
ger," toegekend / 5, — als vierendeel jaera
tractement. — Te Oudewater waren zeker
minder honden weg te slaan, of men had
er over minder fondsen te beschikken ; althans,
daar kreeg "Louff Claesz. voor gagy van
zynen dienste van swiep , in den jare van 1581 ,
elcke vierdeel jaers, 2 gld." Te Alkmaar
werd op 20 Februari 1521 de stadsthesau-
rier gemachtigd tot de betaling van 4 ellen
laken, a 17 stuivers de el, "voor Jacob
de graefmaecker, van dat hy de honden
uuter kerck slaet." — Maar hierbij is niet
opgegeven, gedurende welken tyd hy daar-
voor dienst aan de kerk en ondienst aan de
honden bewezen had. — Het vaste loon
der heeren hondeslagers werd soms door
emolumenten verbeterd. Een merkwaardig
voorbeeld daarvan vinden we in het bericht,
dat, — v<56r de Keformatie, — in Amster-
dam de hondeslager op Paaschavond met zijn
ratel uitging, gevolgd door vele scholieren
met ratels. De man stond telkens stil voor
elk huis, — inzonderheid voor de huizen
der "aansieniijke luyden." Dan riep hij tot
de jongens: "Zyt gjj al te gader hier?" —
"Ja !" riepen de jongens. Daarop de hondesla-
ger weer : "Moecht gy wel goedt Hamburger
bier?" — "Ja!" riepen weder de jongens.
Na aldus nog een paar niet al te fraaie vragen
en antwoorden gewisseld te hebben, gingen alien
aan 't ratelen , en daar werd by gezongen : u De
Dommelde Met, de Vasten is uyt, Kierrie
Eleyson! Te Paeschen sullen wy eyeren
eten , is de Vasten al vergeten , Kierie
Eleyson!" Alsnu kreeg de hondeslager van
den bewoner des huizes een fooi in geld,
benevens een kan bier. Daar dronk hij uit,
en wat er overschoot goot hy "in de mutsen
der jongens, die dezelve toehielden en daar
uyt dronken." —
Met een dankbaar gevoel , dat wij tegen-
woordig, als we fooien moeten geven, toch
verschoond blijven van zulke welluidende en
smaakvolle voorstellingen vooraf, nemen wy
afscheid van den hondeslager. —
Digitized by VjOOQIC
JAN PAUVVELS CORNELISSEN.
73
JAN PAUWELS CORNELISSEN,
DOOR
J. H. VAN DALE.
Onder hen , die in het midden der zes-
tiende eeuw aan de Schepenen der stad Sluis ,
naar de gewoonten van dien tijd geroepen
om uitspraak te doen in de gcschillen , welke
er tusschen de bewoners der stad ontstaan
inochten , handen vol werks gaven , bekleedt
Jan Pauwels Cornelissen eene der eerste plaat-
sen , zoo niet de eerste plaats. Zyn eigen-
lijke naam was Jan Pauwels , en onder dezen
komt hij nu en dan in de Registers van
Schepenen voor. Gewoonlijk echter vindtmen
hem Jan Pauwels Cornelissen geheeten, dat
is Jan Pauwels Corneliszoon , ongetwijfeld
naar zijn vader Cornelis Pauwels, dien we
eene enkele maal ontmoetten. ' Dit bijvoeg-
sel was vooral noodig om hem te onder-
scheiden van twee andere personen , die den-
zelfden naam droegen en gelijktijdig met hem
te Sluis leefden. De eene van deze twee
wordt, ongetwijfeld weder om hem van Jan
Pauwels Cornelissen te onderscheiden , Jan
Pauwels gezeid Ardevoys geheeten. Deze,
'tzy in 'tvoorbygaan gezegd, gafzijnnaam-
genoot in menig opzicht niets toe. De derde
Jan Pauwels, die slechts zelden optreedt,
was (zoo getuigt men van hem 7 Februari
1543) een schamel oud man, belast met
1 Den 23« tcn Jaouari 1542 werd Jan Pauwels
Cornelissen, als borg voor Cornelis Pauwels,
zijnen vader, veroordecld om Jan Willcmscn
Gaargoet 20 schellingcn grooten te betalen enz.
Oaargoet had hem 5 dagen te voren 32 schel-
lingen geeischt voor de voile betaling van 16
kronen, wegens den koop van een paard, terwijl
hij 3 kronen dan r van zou laten vallen wegens
verschnldigden grashuur, zoodat de rest 20 scbell.
beliep; bencvens de wcttelijke kostcn. Jan Pauwels
had den koop ontkend, docb belcden borg te
zijn. Vandaar zijne vcroordeeling op den 23 st en
Januari. Hij zou de eene helft betalen te Pa-
schen, de andere helft en de wcttelijke kostcn
te Sint Jansmis, mits stellende goeden suffisan-
len zckcre en borge cnz.
1*70.
vrouw en kinderen, alleenlijk hebbende een
wagen met twee paarden enz. Eindelijk von-
den we, e^ne enkele maal slechts (3 Maart
1544), eenen vierden Jan Pauwels vermeld ,
namely k Jan Pauwels de jonge : we houden
hem voor denzelfden als Jan Pauwels Cor-
nelissen. —
Jan Pauwels Cornelissen was geen Slui-
zenaar van geboorte. Hij was een Vrijlaat,
dat is : iemand , geboren in het Vrije , het
platteland van Vlaanderen , dat bestuurd werd
door het machtige College 's Lands van den
Vrye, dat te Brugge zetelde. Hij had zich
metterwoon in Sluis gevestigd en verdiende
daar, evenals de oude en schamele Vrijlaat
Jan Pauwels, zyn brood met het voerman-
schap", het koopen en verkoopen van paar-
den , rundvee en schapen , enz. Daarom vinden
we hem ook nu en dan Jan Pauwels den
wagenare geheeten.
Elk oogenblik ontmoeten we onzen Jan
Pauwels voor Schepenen. En al mogen we
nu niet beweren , dat hij altijd ongelijk had ,
toch blijkt uit alles meer dan overvloedig,
dat hij een twistziek man was en een vriend
van procedeeren. Hoe menigmaal ook gecon-
demneerd , telkens treedt hij in nieuwe twist-
zaken op, nu eens als eischer, dan eens
als verweerder, nu weer als verongelijkte ,
dan weer als verongelyker , een enkele maal
als schuldeischer , menigmaal als nalatig
schuldenaar. Zoo brengt hy zyn leven door :
reizende en trekkende, drinkende en twis-
tende, totdat hij zijn doort vindt door de
hand van een stadgenoot. Zoo'n leven , zoo'n
eind !
Uit alles bleek ons, dat Jan Pauwels,
vooral op het laatst van zijn leven , vaak
geldgebrek had, waardoor hij niet aan zyne
verplichtingen kon voldoen en zich telkens
nieuwe gedingen op den hals haalde. Bracht
zijn bedryf het mede, dat hij vaak de ta-
10
Digitized by VjOOQIC
74
DE OUDE TIJD.
veerne bezocht, we hebben alien grond om
tc gelooven , dat hij er al te dikwijls kwara ,
en 't zou ons niet bevreemden , zoo de drank
ook hem niet min of meer tot zijn slaaf
en daardoor tot een dienaar der zonde ge-
maakt heeft. We zullen de laatsten zijn om
Jan Pauwels daarover hard te vallen. Het
bezoeken der herberg geschiedde toen door
alle standen zonder onderscheid meer dan
oorbaar was. We treffen er den Baljuw
zoowel aan als den Burgemeester , de Sche-
penen zoowel als de minder aanzienlijke
poorters, zoodat vechtpartyen er iets zeer
gewoons, kwetsnren en "nederlagen" of
doodslagen, waarbij de Pruisische opstekers
gewoonlijk eene treurige rol spelen, niets
zeldzaams waren.
By de bierkan en den wynkroes stelden
de Schepenen er niet zelden hunne acten
van passeeringen op: acten, die nu voor
den Notari8 worden verleden : hetgeen niet
zelden tot zooveel misbruiken aanleidinggaf,
dat nu eens bepaald werd, dat de passee-
ringen wel in de taverne, maar niei in de
gelagkamer mochten geschreven worden ; dan
weder, dat men in de herbergen hoegenaamd
geene acten meer passeeren zoude, en dat
op gecorrigeerd te zijn ter discretie van
Schepenen , zoowel de Schepenen voor wie de
acte gepasseerd werd, als de Schepenklerk ,
die ze schreef. Dronkenschap — zoo menige
bladzijde in de registers van Schepenen is
daar om het tc bewyzen — , dronkenschap
was eene schandvlek van vele poorters der
16' eeuw.
Jan Pauwels Cornelissen was gehuwd. Of
hij gelukkig gehuwd was? Dat zouden we
niet durven verzekeren. Catelijntje , zoo heette
zijne vrouw , was geen katje om zonder
handschoenen aan te pakken , zooals ons wel-
dra blyken zal. Ja, als we zoo wat van het
eene tot het andere mogen besluiten, dan
zouden we haast gelooven, dat Jan Pauwels
en zyne vrouw elkander waard waren.
Wilden we hier slechts den korten inhoud
geven van alle gedingen, waarin Jan Pau-
wels van 1542 tot 1557 gewikkeld was,
we zouden er verscheidene bladzijden mee
kunnen vullen. Dit zou voor de meesten
myner lezers al eene heel droge lectuur zijn ;
daarom bepalen we ons tot de hoofdzaak ,
eene zaak die geene onaardige bijdrage levert
tot de kennis der schepenvonnissen van
vroeger eeuw.
Den 19 en Maart 1548 werd op nieuw
door Schepenen uitspraak gedaan in het na-
deel van Jan Pauwels Cornelissen, in eene
zaak tusschen hem en zekeren Bouden Brouc-
kere, eigenlijk Boudewyn de Broeckere, met
wien hy reeds vroeger in twist had gelegen
en met wiens sterke vuisten hij zes jaren
later op min aangename wijze kennis zoude
maken. Aldus lezen we :
Op de kwestie, wezende voor den gemee-
nen college van Schepenen van de stede van
der Sluis, tusschen Bouden Brouckere, ei-
scher ter eener zijde, en Jan Pauwels
Cornelissen, verweerder ter andere zijde ,
spruitende ter cause van de som van negen-
tien schellingen en zeven penningen grooten ,
Vlaamscher munte, die hij, eischer, zeide
de verweerder in hem gehouden zynde
van den koop van acht en dertig fruitboo-
men , te zes schellingen grooten en zes mijten
't stuk, te betalen de tien schellingen gr.
als hij, eischer, de boomen gepoot zoude
hebben , en de rest ter Kruisen-ommegange
dezer stede van der Sluis, den oogst eerst-
komende , en mits dat dezelve verweerder
in gebreke geweest is hem, eischer, van
dies voorzeid is te voldoen, zoo tendeerde
hij, eischer, ten fine van den verweer-
der in de voorschreven som van negentien
schell. en zeven penn. gr. gecondemneerd te
hebben en in de kosten. De verweerder
tendeerde ten fine van 'seischers finen
en conclusion ontslagen te zijn, mits dat
hy, verweerder, zeide , den eischer
op hem aknog niet ontvaukelflk zynde , mits
dat de eischer hem , verweerder, be-
loofd en bevoorwaard had, de boomen cen
jaar lang te houden groeien , welk jaar als-
nog niet geexspireerd was. De eischer
sustineerde ter contrarie, met presentatie
van preuve [aanbod van beioijs]. De ei-
scher zijn oorkondschap hebbende gedaan
beleiden alzoo 't behoorde en de verweer-
der zich verdragen hebbende [afgezien heb-
bende] van reprochen, elk van de partijen,
persisteerende ten finen voorschreven, ver-
Digitized by VjOOQIC
JAN PAUWELS CORNELISSEN.
75
zoekt recht. Schepenen der voorz. stede van
der Sluis, op alles wel en rijpelijk gelet
hebbende , condenineerden voor recht en con-
demneeren bij dezen den verweerdcr den
eischer te betalen de som van negentien
schell. en zeven penn. gr. , denzelven ver-
weerder afslag zijnde zulks als hij daarop
betoogen zal kunnen betaald te hebben , com-
penseerende voorts de kosten , uit causen enz.
Dat dit muisje een staartje heeft gchad,
zullen we weldra zien. We moeten nu onze
aandacht vestigen op het volgende stuk.
Allen dengenen, die deze presente lette-
ren zullen zien of hooren lezen, Burgemees-
ters en Schepenen van de stad Sluis, salut!
Uitedien dat recht wil en reden begeert , dat
men oorkonde en certifieere waarachtige
zaken , zonderling [in het bijzonder] als men
dies verzocht is , zoo is 't dat wij , dies ver-
zocht zijnde van Jan Pauwels Cornelissen,
wonende binnen deze stad, doen te weten,
certifieeren en oorkonden mits dezen, dat
op den dag van heden, date van deze let-
teren, voor ons gekomen en gecompareerd
zijn in persoon Steven Lievins , oud 34 jaar
of daaromtrent , Louis Heyns , oud 24 jaar,
beiden inwonenden dezer stede, die wjj
houden en reput^cren voor lieden van eere,
waardig van trouwe en van geloove, welke
voornoemde comparanten , en elk zonderling,
bij hunlieder eeden, hoogelijk daartoe ten
heiligen met uitgerechte vingeren, alzoo 't
behoort en men alhicr gecostumeerd is van
doene , gestaafd , en , gemaand zijnde , gezeid ,
geattesteerd , geaffirmeerd en verklaard heb-
ben waarachtig zijnde, hoe, geleden is tus-
schen Kerstmis en Lichtmis laatstleden , on-
begrepen van den juisten tyd en was \66r
de noene, dat Pieter Scilde [eigenlijk Pie-
ter van den Schilde], cipier van de gevan-
genis dezer stede, jegens henlieden, onge-
vraagd wezende, zeggende was, als dat Jan
Pauwels Cornelissen by toedoen van hem
achter strate [langs de straat] was gaande,
en dat , indien hij , Pieter Scilde , wilde ,
hij zoude denzelven Jan Pauwels doen scha-
votteeren en hem doen hebben den ban
buiten den lande en den graafschepe van
Vlaanderen , want hij , Jan Pauwels , zijne
kap genomen en -onstycx" [in stuk ken] ge-
sneden had; zeggende bovendien dezelfde
Pieter, dat de voornoemde Jan Pauwels hem
geboden had twee kronen, indien hij te-
vreden had willen wezen , neen maar dat ,
al hadde hij hem willen n6g zooveel geven ,
dat hij niet tevreden wezen zoude , zeggende :
•'Geeft mij eenen stniver, ik zal er u eenen
cruussaat [crvsado] l voor geven , indien ik
hem niet help buiten den lande van Vlaan-
deren , onthier [tusschen dit , tusschen dezen
dag] en Mei^ag eerstkomende." Van al 't
welk wy den voornoemden Jan Pauwels ver-
leend hebben onze letteren van opene certifi-
catie, om zich daarmede te behelpen daar
't van noode wezen zal. In oorkondschepe
enz. op den 2 en dag van Mei 1548.
Waartoe, zoo vragen wij, konden Jan
Pauwels deze opene letteren dienen ? In het
geding, dat tusschen hem en Pieter Scilde,
op des laatsten aanklacht, voor Schepenen
der stad aanhangig was gemaakt? Maar
ware het , indien hij schuldig was aan 't hem
ten laste gelegde feit — en hij w&s er aan
schuldig — , niet vrij wat voorzichtiger ge-
weest, de zaak zooveel mogelijk gedekt te
laten? Nu immers moesten zy hem een cer-
tificaat afgeven, die weldra zouden geroepen
worden om een vonnis tegen hem uit te
spreken ? Of wilde hij er mee bewijzen , dat
er bij Pieter Scilde boosaardige vreugd en
blijkbare kwaadwilligheid in 't spel was?
Of meende hij wellicht, dat het hem licht
zou vallen, de woorden van den gezworen
kolfdrager, cipier en steenwaarder — want
deze drievoudige betrekking bekleedde Pieter
Scilde — onwaar te maken , daar deze geene
getuigen van het feit kon bybrengen en hij
bereids zijnen knecht, Laurens Magerman,
geleerd had, wat deze, zoo hij voor Sche-
penen geroepen werd, getuigen moest? Was
de trouwe knecht niet bereid voor zijnen
meester een valschen eed te zweren ? Daaroni
zou hij Pieter Scilde trotseeren. De beschul-
diging van den kolfdrager zou immers krach-
1 Deze met een kruis geteckende zilvcren
Portugeesche munt deed/ 1,57.
Digitized by VjOOQIC
76
DE OUDE T1JD.
teloos gemaakt worden door de verklaring
van zijnen knecht? Dat hij hem had willen
omkoopen om hct feit te verzwijgen , was
geheel en al niet te bewijzen. Zonder wet-
tige en overtuigende bewijzen zou men hem
immers niet kunnen , niet dnrven veroor-
deelen? Maar hij had zich misrekend. Zeven
weken later wordt zijn vonnis geveld : het
"Schuldig!" oyer hem uitgesproken.
Actum, den 19 en in Wedemaand
[Juni] 1548, present het ge-
heele college, uitgedaan [uitge-
zonderd] Maekere (e'e'n der Sche-
penen), in Vierschare.
Op den 19 8n dag van Wedemaand 1548
zoo was, bjj vonnis van Schepenen van der
stede van der Sluis, ten vervolge van Joris
Panten, Hoogbaljnw derzelver stede, Chris-
tiaan de Pleckere, Burgemeester van der
Courpse , met hem gevoegd , Jan Pauwels Cor-
nelissen gesteld op een schavot zekeren tijd
gedurende en alzoo lange als Schepenen rede-
lyk docht, en was bovendien gecondemneerd
te doen maken eene ijzeren vertinde vuist,
om die gesteld te zijn aan een van de
weegen [wanden] van het schepenhuis, mits-
gaders eene latoenen [koperen] tafel , daarin
geschreven by [door] wien en de cause waarom
die aldaar gesteld is. En daartenden [daar
ten einde d. i. daarna, vervolgens] was
dezelve Jan Pauwels gebannen uit den lande
en graafschepe van Vlaanderen den termijn
van zes jaren lang gedurende. te ruimen
de stad en het schependom van Sluis binnen
zonneschjjn , en binnen den derden dage 't
land van Vlaanderen, op zgne vuist, en
dat ; ter cause en om dies wille , dat dezelve
Jan Pauwels hem vervorderd heeft [het ge-
waagd heeft] zekeren tijd daar te voren ,
omtrent Kerstmis , te smijten [te slaan] met
vuisten ' eenen Pieter Scilde , gezworen kolf-
1 Dc uitdrukking smijten met vuisten klinkt
na vrccmd. Ze was vroeger zeer gewoon Een
paar voorbcelden mogcn dit bewijzen :
Op den 20*ten dag van September 1557 zoo
was, ten verzoeke van Pieter van den Heedc,
wettelijke vrede gecoosenteerd tusschen denzel-
ven Pieter van den 11 cede en Jakob Stevens,
drager, uit cause van zijn officie, en boven-
dien zijne Spaansche kap ' in veel stukken
scheurende was. Actum ten dage en jare
als boven.
En dit vonnis is ten uitvoer gelegd. Tot
voor een paar jaar was aan een karbeel van
een der eeuwenoude balken op de groote
voorzaal van het stadhuis te Sluis de latoenen
tafel bevestigd, waardoor de daad en de
straf van den schuldige der nakomelingschap
werden verkondigd, en haar tevens geleerd
werd, hoe men in vroeger eeuw zoo al
vonniste. r Boven de plaat prijkte het ijzeren
ter cause dat, zoo de voorzeide Pieter vertoogde
de voomoemde Jakob Stevens , op 's heeren strati*
[cigcnlijk: op de heerstrate, op den openbaren
weg] , zonder cause [oorzaak] of redeu , den
voorzeiden Pieter in zijn aanzitht gesmete n had
met zijn vuist.
17 December 1550. Joos tin Kehcm was als
heden gecondemneerd op in Zondage cerstkomende
binnen de kerk van Onzc Vrouwe te volgcn de
pricsters achter dc proccssie en in zijn lijnwaad
[dat is: in zijn hemd], barrebeens [we zeggen
nog barrevoets voor Mootsvoets] eu bloolshoofds,
met eene kaars van een pond barnende [bran-
dend*] in de haud en tenden [ten einde, na
afloop] van de processic heore [den Baljuw] en
de wet [de Schepenen] vergiffenis te bidden en
de kaars aldaar te latcn ten verlichtcn van den
goddelijken dienst, en bovendien te gaan eene
pelgrimage te Onzer Vrouwe van Halle, ter
wille en vermanc van den Baljuw, nu zijnde
of namaals wezende, en dat uit cause, dat hij
hem vervorderd [zich vermeten] heeft, Antonis
dc Backcre, Hoogbaljuw, in *t cxccutceren van
zijn officie te smijten met zijne vuist in 'taan-
zichtc.
Ter present ie van Geleyn van Ryckcgem en
Hcndrik vau der Meerc, Schepenen, was Joos
du Kehcm outslagcn van vangcuis, in its doendc
causioen [caution, borg] in de hauden vau den
Baljuw, te volkomen *t voorzeide gewijsde, op
peine [straffe] van gebannen tc zijn.
Den 9den Fcbr. 1551 vinden we vcrmcld, dat
Bastiaan van der Scilde gcdreigd had den Hoog-
baljuw tc s m ij t c n en tc gricven met een tang.
1 Dezc Spaansche kappen schijnen toen vooral
door dc gegocdeu gcdragen te zijn. "We vinden
25 Febr. 1551 gesproken van eene Spaansche
kappe, met fluweel gcboord, en eenen Icrschcn
rok, met leer gcboord, die samen zes ponden
grooten, Vlaamsche munt, kosttcn.
8 In 1867 werden in de sombere groote voorzaal
van het stadhuis te Sluis, dat in het laatste
Digitized by VjOOQIC
JAN PAUWELS CORNELISSEN.
77
vertinde vuistje, hetwelk getuigen moest,
dat de schuldige de vuist had opgeheven
tegen een ambtenaar der stad, een dienaar
van het heilige recht , in de uitoefening zjjner
bediening; dat hij daardoor zjjne vuist als
't ware verbeurd had, waarom hij voor zes
jaren verbannen was, op verbeurte van die
vuist, zoo hij 't wagen dorst zijn ban te
breken. Aldus leest men op de geelkope-
ren plaat:
tip trm jrir» Jtcurl) tmn tUrt*
ro'shriit. }ot was bij scrprnrn fa$ r
stcbt 3an fJaiwds (Cornelissen 011-
to r anlrrrrn amntto gl)a onirnnpner rt
te tornimakrn tribe all)tf r boen etr lien
ieem tmst tmt cansen bat \\\\ Q\\e-
smrtrn tyaVbt mrt msten eentn afi-
c'uv lev cause van )\\n ofdeie.
"En Laurens Magerman?" zoo vraagt
zeker deze of gene aandachtige lezer. Ook
deze ontging de welverdiende straffe niet.
Op denzelfden dag, waarop het vonnis van
zijn meester werd geveld , werd ook het zijne
geslagen. 't Luidt aldus:
tiental jaren der 14© ecuw herbouwd werd, een
drietal nette vertrekken gevormd. Links vindt
men nu de zaal van het kantongerccht, rechts
de bodekamer en de secretaire. Een breede gang
leidt naar de ruime raadzaal. In de zaal van het
kantongerecht vond men weleer den karbeel,
waaraan de latoenen tafel met het ijzeren vuistje
gehecht was. De geelkoperen tafel of plaat is
37,5 centimeter of Ncderl. dnimen lang en 24
centim. breed. Zij bestaat uit twee aaneengesme-
de en met ijzeren lasschen innig aaneenverbon-
dene banden. Op den eenen band vindt men aan
de achterzijde in Gothische letters XXVII : SOM : ;
op den anderen vindt men een gedeelte der af-
beelding van een slanken, sierlijken toren. Bcide
banden zijn, dunkt ons, heel waarschijnlijk af-
komstig van de eene of andere grafzerk. 27 Som.
moet wellicht beteekenen 27 Somermaent. Naar
de bet. is echter slechts te gissen, en ze heeft
voor ons ook weinig of geene waarde. Het op-
schrift is in de plaat gesneden. Men heeft deze
later z wart geverfd. Op dezen z war ten grond komen
de witgeverfde letters bijzonder goed nit, zoodat
de plaat op ecnigen afstand zeer goed lcesbaar is.
Lauwereins Magerman, als Knape gezjjn
hebbende van Jan Pauwels Cornelissen,
die was als heden gecondemneerd bij Sche-
penen: in de gevangenis en in secrete [in
7 gelieim] gegeeseld te zijn op het naakte
lgf met scherpe roeden, hetwelk volkomen
[volbrachi] was present Cornelis van der
Scilde en Reynier Loys , Schepenen , ter
cause van dat hij, bij eede geexamineerd
gezijn [geweest zijnde] op 't mesus [het
misdrijf] van denzelven Jan Pauwels, zijnen
meester, hij valschelijk en contrarie de waar-
heid gedepoeeerd [get.nigenis afgelegd] had,
't welk (hij) zeide gedaan hebbende bij [door]
instigatie [aan stoking] en subornatie [7tei-
melijke verleiding , omkooping] van den-
zelven Jan Pauwels, zgnen meester.
Vraagt men nu, bij welke gelegenheid
Pieter van den Schilde op zulke ruwe wijze
door Jan Pauwels was aangerand , dan moc-
ten wij daarop het antwoord schuldig blij-
ven. Het was, dit zegt ons het vonnis, en
het zegt, dunkt ons, daarmede genoeg: ter
cause van zijn officie. Was het niet de plicht
der kolfdragers de beklaagden voor het
Schepengericht te dagen? Moesten zij de
wanbetalende drinkebroers niet "vangen van
gelage"? Was Pieter Scilde daarenboven
geen cipier en steenwaarder , d. i. gevan-
genbewaarder? Was den 6 en December 1547,
drie weken dus v0*6r den noodlottigen Kerst-
dag, aan den herbergier Pieter Coppens,
door Schepenen geene machtiging verleend
om Jan Pauwels Cornelissen te doen vangen ,
ten einde langs dien weg betaling van hem
te erlangen van de gelden, welke hij den
waard schuldig was? Z66 moest immers
wel de kolfdrager meermalen met Jan Pau-
wels in aanraking komen, en 'tzal bij e'e'ne
dezer gelegenheden geweest zjjn, dat deze
zich zoo zwaar aan hem vergreep.
't Schijnt, dat Schepenen van Sluis den
19 en dag van Zomermaand 1548 bestenkl
hadden tot een grooten verzoendag voor het
gansche huisgezin van Jan Pauwels Corne-
lissen. Te gelijk met de rekening van don
Man en zynen Knape werd ook die van de
Vrouw opgemaakt en met een vrij schadelijk
slot voor haar vereffend.
Digitized by VjOOQIC
78
DE OUDE TIJD.
Catheline — zoo lezen wjj — , 't wijf
van Jan Pauwels Cornelissen , heeft verkend
en verleden [d. i. bekend en belederi] buiten
alle banden van pijn en van ijzer, hoe on-
langs geleden v66r Sinxen [Pinksteren],
alzoo dat te haren huize gekomen zijn twee
Schepenen dezer stede met den Onderbaljuw
om, ten verzoeke van eenen Bouden de
Brouckere , uit kracht van gewijsde zake , te
doen arrest op hare meuble [roerende] goe-
dingen, dat, alzoo dezelve Bouden gaan
wilde in hare kamer, zij met eenen blooten
opstekere [scheemes] in de hand hem weder-
staan heeft, en hem tot tweemaal oploop
gedaan heeft , om hem daarmede te grieven ,
hetwelk zij gedaan zoude hebben, indien
hetzelve bij [door] eeu van de Schepenen niet
belet gezijn hadde, niettemin kennende [be-
kennende] dat, indien zjj hem bij had kun-
nen komen, dat ze hem bij den hoofde ge-
schud zoude hebben: 't welk al zaken zijn
van zeer kwade consequentie , als gebeurd
wezende in *t faas [in H aamicht] van den
juge [rechter], hetwelk niet lijdelijk [duld-
baar] is zonder openbare en crimineele
punitie, in exempel van anderen.
Gehoord bjj Schepenen van der Sluis 't
verlijd [de belijdenis] en kennis [bekentenu] ,
gedaan bij [door] Catheline, 't wijf van
Jan Pauwels Cornelissen, en gelet hebbende
op de conclusion, bij den Baljuw en den
Burgemeester van der Courpse te haren laste
genomen , gemaand Wezende van hunnen wet-
telijken Maner (den Baljuw), meer genegen
tot gratie dan tot den uitersten rigeuro
[strengheid] van justitie, wijzen en verkla-
ren over [poor] recht, dat de voorzeide
Catheline schuldig wordt alhier in de vier-
schaar, met eene wassen toorts van drie
pond ongebrand in de hand, op tene knie
te bidden den Heer en de Wet (d. i. den
Baljuw en de Magistraat of Overheid), uit
name van de justitie, vergiffenis, en op in
Zondage naastkomende met dezelfde toorts
al bernende [brandende] te gaan en te vol-
gen achter de processie van de Sint-Jans-
kerk , en daarna op beide hare knieen en
met dezelfde toorts in de hand te hooren
de hoogmis en , die gedaan zijnde , de toorts
aldaar te laten ten verlichten van den hei-
ligen Sacramente, haar interdiceerende en
verbiedende voorts meer van gelyken te doen ,
op arbitraljjk [rechterlijk] gecorrigeerd te
zijn, ter discretie van Schepenen.
Uit de bovenstaande bekentenis blijkt ,
dunkt ons , klaar, dat Jan Pauwels en zijne
vrouw in gebreke waren gebleven aan Bouden
de Brouckere de negentien schellingen drie
penningen gr. te betalen, waartoe de ban
neling drie maanden te voren (19 Maart
1548) veroordeeld was geworden; dat de
schuldeischer , uit kracht van gewijsde, d. i.
daartoe bij rechterlijke uitspraak van het
schepencollege gemachtigd , in tegenwoordig-
heid van Schepenen en den Onderbaljuw
beslag had willen leggen op de roerende
goederen van het nalatig echtpaar , bij welke
gelegenheid de vertoornde vrouw zich zoo-
verre vergat, dat zij Boudewijn de Broe-
kere, met wien haar man meermalen voor
den rechter had gestaan , tot tweemaal toe
te Ijjf wilde, hetgeen haar de vernederende
straf op den hals haalde, welke den 19™
Juni tegen haar werd uitgesproken.
Zoo waren dan Schepenen van Sluis min-
stens voor zes jaar van den lastigen Vrfl-
laat ontslagen? Toch niet; want reeds den
29 ■» October 1550 wordt hy door Schepe-
nen van Sluis veroordeeld om aan Jakob
Beijnaert negentien schellingen grooten te
betalen, welke hjjj dezen schuldig gebleven
was op de koopsom eener merrie. Zou Jan
Pauwels het gewaagd hebben, zijn ban te
breken? Dat is niet te denken; want daar-
mede, 't zou ons licht vallen dit met voor-
beelden te staven , werd niet gespot , en
't zou onzen Pauwels ongetwijfeld de ver-
beurde en schuldige vuist gekost hebben.
Ongetwijfeld heeft hij den graaf van Vlaan-
deren, destijds keizer Karel V, of, liever,
dicns zuster, de landvoogdes Maria, ncde-
rig om zijn "inland" verzocht, en heeft deze
hem dit, met toestemming van de Sluische
magistraat, althans zeker niet zonder deze
gehoord te hebben, op zijn dringend smee-
ken verleend. Had de straf hem wyzer ge-
maakt? Wij twyfelen er sterk aan. Bq
Digitized by VjOOQIC
JAN PAUWELS CORNELISSEN.
79
herhaling ontmoeten we hem weer voor Sche-
penen, en telkens wordt hy veroordeeld tot
betaling van door hem verschuldigde gelden.
We willen onze lezers niet vermoeien met
de dorre lijst van die telkens terugkeerende
condemnaties. Een paar aanteekeningen slechts
willen we nog over hem mededeelen. Den
20 n Nov. 1553 consenteercn Schepenen den
eischer Pieter Heynondt den verweerder Jan
Pauwels Cornelissen te doenletten (aa»-
houden) en van gen, om hem daardoor te
dwingen zeker voorgaand appointement {over-
eenkomst) en ordonnantie {bevel) na te komen.
Wat we nu van hem zullen hooren,
is van ernstiger aard. Er is geen twyfel
aan, of de veroordeeling van Catheline,
't wyf van Jan Pauwels . heeft by den echt-
genoot kwaad bloed gezet tegen Boudewyn
de Broekere, en er zal slechts eene kleine
aanleiding noodig geweest zijn om de vonk
der verborgen v\jandschap die in zyne borst
gloeide, tot eene laaie vlam aan te blazen.
't Verwondert ons dus niet in het minst,
wanneer we het volgende lezen:
Actum den vierden in Hooimaand
1554, present het gehecle col-
lege (van Schepenen) , uitgedaan
[uttgezonderd] de Burgemeester.
Compareerde voor het college van Sche-
penen van de stad Sluis Jan Grootjanss. ,
als procureur en machtig over Jan Pauwels
Corneliss. , eischer, ter eener zijde , tegen
en in prejuditie van Bouden de Brouckere,
verweerder, ter andere zijde. De eischer
was hem bekronende [rich bekreunende ,
beklagende] en beklagende van dat hij,
verweerder , hem vervorderd [?ich vermeten ,
het gewaagd] heeft hem , eischer , te weten
Jan Pauwels, te grieven en te wonden in
zulker wijs , dat hy zijn paarden heeft moeten
laten ledig staan [men bedenke dat Jan
Pauwels wagenaar of voerman was], zonder
daarmede zijn brood te mogen [kunneti]
winnen, concludeerende ten fine van den
verweerder gecondemneerd te hebben hem,
eischer, op te leggen en te betalen de som
van twee schellingen grooten daags van al-
zooveel dagen als bevonden zal wezen des-
zelven eischers paarden ledig gezijn hebbende ,
en bovendien van meestergeld de som van
twin tig schellingen grooten. De verweerder
zeide 't voorstel van den eischer te ontken-
nen , tendeerende ten fine van absolutie
[orijxpraak], De eischer presenteerde preuve
[het betcijs te leveren], waartoe hij by
Schepenen geadraitteerd is geweest, en dat
binnen acht dagen eerstkomende.
We hooren van deze zaak in plaats van
acht dagen eerst vier maanden later: Op
den 12 cl » dag van November was by het
college van Schepenen de zaak tusschen Jan
Pauwels Cornelissen, eischer, en Boudewyn
de Broekere, verweerder, gehouden in 't
advies. Er verliep nog ruim eene maand
eer Schepenen hun advies uitbrachten. Op
17 December lezen we eindelyk:
Gecondemneerd by het college van Sche-
penen enz. Boudewijn de Brouckere tegen
Jan Pauwels Cornelissen, ten verzoeke van
denzelven Jan Pauwels Cornelissen , denzel-
ven Jan Pauwels te betalen en op te leggen
de som van acht schellingen zes penningen
grooten en dat over 't meestergeld van zekere
kwetsure en wonde, den voornoemden Jan
Pauwels geslagen en geinfereerd [toegebraeht]
bij [door] den voorzeiden Boudewijn, mits-
gaders andere kosten , bij [door] denzelven
Jan te dier cause gedoogd [r/eleden] en
gesupporteerd [gedrageri], hierin ook begre-
pen de wettelijke kosten. Actum enz.
Onmiddellijk op deze uitspraak, en dit
is al heel curieus, volgt:
Gecondemneerd by het college Jan Pauwels
Cornelissen, ten vervolge van Cornells van
Brabant, machtig over Jacob de Meulenare,
te betalen de som van 2 schellingen
grooten , procedeerende [voortxpruitende] ter
cause van koop van eene wagenplank.
En zoo wordt hij telkens opnieuw ver-
oordeeld, nu eens voor de eene dan weder
voor de andere schuld, of wegens het niet
nakomen zijner verplichtingen , terwyl by,
waar hem dit mogelyk is, zich beroept op
zyn vrijlaatschap , ten einde zynen schuld-
Digitized by VjOOQIC
80
DE OUDE TIJD.
eischer te noodzaken hem te betrekken voor
het college 's Lands van den Vrije te Brugge ,
hetgeen de tegenparty op vrij wat moeite
en kosten te staan kwam en haar zeker
dermate afschrikte, dat zij van de vervol-
ging afzag.
Zoo deed hij nog den 7 en December 1556 ,
toen David de Rave hem voor Schepenen
van Sluis betrok, om betaling te hebben
van een half jaar huishuur, en hg deed
het met goeden uitslag, want Schepenen
verklaarden "den eischer op den verweerder
alzoo hij procedeert niet ontvankelijk te zijn."
Maar men zou niet lang meer last heb-
ben van den woeligen man.
Op den 21 en dag van Lauwe [Januari]
1557 — lezen we — zoo was, ter presen-
ile van Jan Snouc, dezer stede Onderbal-
juw, Willem de Clercq, Burgemeester van
Schepenen, Joos Matheeussen en Antonis de
Backere, Schepenen, bij [door] mr. Jan de
Cock , dezer stede gezworen chirurgijn , ge-
schouwd en gevisiteerd het doode lichaam
van Jan Pauwels den wagenare, en is
bevonden gestoken met een [het moord-
tuig wordt niet genoemd] van achter onder
't schouderblad tusschen de eerste en de tweede
ribbe, zoodat bij [door] denzelven steke ge-
perforeerd [doorboord] en doorstoken zyn
panniculus, pleura [de huid , het borst-
vlies] en de long, door welke wonde de
voornoemde Jan Pauwels gekomen is van
levenden ljjve ter dood, en aldaar zoo werd
beleid in hetzelve feit Adriaan Cloet, bij de
vrienden en naaste bestaanden van den voor-
noemden Jan Pauwels.
Ten zelfden dage de voornoemde Jan
Pauwels ten grave gebracht zjjnde , zoo hebben
anderwerf ter presentie van Joos Matheeussen
en Antonis de Backere , Schepenen , de voor-
noemde vrienden en magen van denzelven
Jan Pauwels beklaagd tegen Adriaan Cloet
van nederlage [doodxlag], gedaan in den
persoon van Jan Pauwels , en 't feit hem open-
baarljjk en naaktelijk, ten bgwezen en aan-
hooren van elk, aangezeid.
Hoe, waar en op welke wijze de twist
tusschen Adriaan Cloet en den verslagene
ontstaan is , weten we niet. We vonden daar-
omtrent niets opgeteekend. Evenmin weten
we of de doodslager voor zijne nederlage
geboet heeft, en zoo ja, op welke wijze.
Wellicht ook heeft hij zich met de nabe-
staanden van den verslagene verzoend, het-
geen dan niet geschied zal zjjn zondergroote
geldelyke opofferingen. Wat Adriaan Cloet
betreft, den 9 en December 1556 was hij
voor Schepenen gedagvaard om in persoon
te komen kennen of loochenen zijne cedulle
[schuldbrief] tegen bovengenoemden mr. Jan
de Cocq. Hij compareerde niet, alhoewel
behoorlijk gedagvaard, en werd veroordeeld
om ter griffie der stad in lijf en goed te
namptieeren [pand te zetten, borg te *tel-
len voor] de som van twee pond gr. over
de twee eerste paaiementen, in voorzeidea
schuldbrief begrepen , enz. Waar deze schuld
uit voortsproot, weten we niet. Dat Adriaan
Cloet niet in staat was ze te betalen, bleek
ons daaruit, dat hij en zijne vrouw Com-
merkin den 5™ Lauwe 1557 mr. Jan de
Cock halm l en wetteljjke gifte gaven , te
1 Halm geven. Deze uitdrukking is een ovcr-
blijfscl uit den tij«l, toen men, ten teeken dat
men van het eenc of andcre afstand deed, of
deze of genu bezitting aan anderen ovcrdroeg,
een stroohalm wegwicrp of overgaf. Zoo stond,
om dit met een paar voorbeelden te bevestigen,
gravin Margareta (7 Dec. 1354), door de over-
gifte van een stroohalm aan haar zoon Willem
V, Holland en Zecland hem als crfelijk goed
af; de weduwe van graaf Willem IV stiet dc
erfenis van haar gemaal met den voct (21 Oc-
tober 1345) o. a. door het werpen van een stroo-
halm voor de baar, en 59 jaar later handcldc
Margareta van Kleef niet anders, na den dood
van haar gemaal Albrccht van Bcicrcn.
Al wie den Re'maert de Vos gelezen heeft,
een episch fabeldicht van de 12c en 13e ceuw,
weet,dat de slimme Rcinaard zynen Vorst, den
leeuw, weet te nopen om hem genade te geven
en het leven te schenken, dat hij door zijue
cuveldaden verbeurd had. Ten teeken daarvan
reikt dc Koning hem een stroo toe. Reinaard
reikt eenige oogenblikken later den leeuw op
zijne beurt een halm loo, ten teeken, dat hij
den Koning der diercn het recht op zijuen achat
ovcrdroeg: een schat, zoo groot, dat men er
heel Londen voor had kunnen koopen. Hijsprak.
"Here Conine, nem [neern] ,
Hier geve ic di [«] op den scat."
Die Couinc ontfinc dat stroo,
Digitized by VjOOQIC
JAN PAUWELS CORNELlSSEtf.
81
zijnen vrijen eigendomme en als over zyn
vrij, proper en eigen goed, van 'tgerechte
twaalfde deel in twee huizen en erven , gele-
gen aan de zuidzyde van de Meerminne-
straat, door hen in gemeenschap bezeten
met de moeder van des comparants vrouw,
de wed 3 van Pieter Olivier, en hare znsters
en broeders enz. Hij zelfwoonde op de Hoog-
straat in een huis, den 24 - n Sept. 1554,
door hem en zijne vrouw Comerijne gekocht
voor 18 ponden grooten Vlaamsch van An-
tonius de la Ponteine, een Piemontees.
Den 3* n Pebr. 1557 wordt Lieven van
Lijkerke veroordeeld om de vrouw van Adriaan
Cloet • te leveren een half varken en eene
gerookte ham. Dies wordt zij gehouden hem
een en ander te betalen te zulken prijze,
als zij daaromtrent veraccordeerd zijn, "ont-
hier [tusschen dit, 3 Pebr. namelijk] en
Paschen eerstkomende." Daarentegen wordt
zij den 25~ n derzelfde maand veroordeeld
om aan Kogier van Brabant te betalen de
som van 7 schellingen gr. , welke schuld
sproot uit levering van vleesch, gelijk zij
zelve bekende. Uit een en ander blijkt wel,
dat de finantifiele omstandigheden van Adriaan
Cloet en zijne vrouw niet zeer gunstig waren ,
hetgeen men ook gerustelijk van Jan Pauwels
Cornelissen getuigen mag.
Reeds spoedig na haar mans dood ver-
kocht de wed c van Jan Pauwels hare woning.
Wij, Joos Mattheeussen en Antonis de
Backere — zoo lezen we 4 Pebruari 1557,
nog geen twaalf dagen na den dood van
den wagenaar — , Schepenen van de stad
Sluis, kennen, dat voor ons gekomen is,
als voor Schepenen , Kathelijne . de wed e van
Jan Pauwels Corneliszone , en gaf halm en
wettelijke gifte Cornelis van der Woude te
zijnen vrjjen eigendomme en als voor zijn
vrij , proper en eigen goed , van eenen woon-
Ende danctc Reinaerde so,
Ala quansijs: u Dcsc maect mi herd"
1 Men tie over dit synibool, den taint, in de reclitstaal
Noobdewier, Nederduitscke Recktsoud'aeden. Op bet van
kmln afgelcide Middelnederlandsche werkwoord at men (hal-
men) en het regclmatig daarvan gevonude zelfstandig naamw.
aiming* (lialming) maakten wy de taalgeleerden opmerkzaam
in den Taatgids (IX, 76, 77). — Over het afhouwen der
vuist en het Btellen van metalen vuisten zie men de Oude
Tijd (II, 4 en 5) en Kooedewieb, a. w., bl. 812.
1870.
huize, schuur, wagenkot en erve, met al
dat er op en aan is, aardvast en nagelvast
van voren tot bachten [achter'], staande en
liggende binnen der stede en den Schepen-
domme van Sluis, aan de zuidzijde van de
Brugstrate , uitkomende aan de westzijde van
de Visschersstrate met eene poorte enz. enz.
Niet zonder eenig gevoel van leedwezen
scheiden we op deze wjjze van de vrouw,
die reeds zoo spoedig de woning zou verla-
ten, waar ze ongetwijfeld in ruime mate
's levens leed gesmaakt heeft. Van hare ver-
dere lotgevallen weten we niets. Ze boeze-
men ons dan ook minder belangstelling in,
nu de hoofdpersoon is verdwenen , om wiens
wille wij een tal van registers hebben door-
gelezen: een arbeid, die niet zelden verre
van uitlokkend was. Tot dien arbeid vonden
we ons opgewekt door het jjzeren vertinde
vuistje en de latoenen tafel , welke tot heden
ten dage bewaard zijn gebleven. Weldra
zullen die, hopen wij, een plaatsje vinden
aan een der wanden van de nieuwe nette
zaal van het kantongerecht , waar ze toch
zoo eigenaardig tenuis behooren. Dan pry-
ken ze weer in de onmiddellflke nabijheid
der plaats, waar ze meer dan drie eeuwen
de gedachtenis bewaard hebben aan het mis-
drijf en de straf van
JAN PAUWELS COENELISSEN.
Sluis 9 19 October, 1869.
TAMME MARTERS.
In het jaar 1396 zond de abdis van El-
teren een marter aan de hertogin van Gelre, en
deze den 4 ,en December 1415 een "zedigen"
aan hare nicht Maria van Bourgondie , gravin
van Kleef. Hij was , — zoo schryft zij — u te
maele tytverdrieflyc." Zij zon<^ hem 44 daer
mit dat 'ge betyden die tydt soilt verdriven."
Van Spaen , de beroemde geschiedschrijver
van Gelderland, bezat den oorspronkelijken
brief.
Welke spelletjet de dames wel met die beest-
jes speelden? Werden ze als schoothondjes be-
schouwd ? Op middeleeuwsche miniaturen ziet
men ze wel afgebeeld met kettingjes om den
hals. Sl.
n
Digitized by VjOOQIC
82
DE OTOE TIJD.
NOG IETS OVER BEDELARIJ IN DE XVII EEUW.
DOOE
Dr. JAN TEN BRINK.
De lezers van den vroolijken Brederod
zullen zich herinneren , dat in diens S p a e n-
schen Brabandcr eene allermerkwaar-
digste plaats over Bedelarij te Amsterdam
voorkomt. Bredrod is de allerbeste gids, om
Amsterdam van 1590 — 1G18 te leeren ken-
nen. Bedelary was een gewoon verschynsel
in dat tijdvak, maar vertoonde een geheel
ander karakter, hulde zich in een geheel
verschillenden vorm dan thans. Aanstonds
zal de schertsgrage blyspeldichter ons den
weg wijzen. Een drietal leegloopende "ouwe
klouwers" en een straatjongen Robbeknol
hooren de klok luiden.
Harmen.
Wei, wat hoor ick daer? Wei wat wil dit
(wesen ?
Het is de Ste-klock wis, men salder wat
(of-lesen.
Robbeknol, (nyt.)
(met een heel deel jacht tan volck.)
Het volck loopt na den Dam, wel wat of
(dat beduyt?
Daer sal Justicy schien, want de Ste-klock
(die lnyt:
Daer moet ick me na toe, en siense wat
(of-smceren, l
Maer oftnense kastijt , selden sy haer bekeeren.
De kussens raken nyt : ' daer is men Heer
(de Schouwt
Met de Secretaris, siet dat jy de mont
(wat honwt.
Also myne E.E. Heeren van den Gherechte
der Stede Amstelredam : Aensiende het
groot bedroch en toeloop der stercke
lnye * ledichgangeren , vagebonden , on-
nuttc bedelaren en menichte der vreemde
Armen , waer onder sich oock verschuy-
1 Afstrafien.
2 Stcckussena met het wapen, die voor den
Schout worden gelegd, uitraken.
len en behelpen, bespieders, nachtroo-
vera ende dieven, om welcker verraet,
diefstal, ende plondering, als oock de
(jodloosheden van tuysschen , l spelen ,
vechten, droncke drincken en hoerdom
te vermyden: mitsgaders de weynich
voorraets van kooren , en d'apparency
van dien, en de dierte die consequen-
telijck vallen moet tot groote beswaer-
nisse der Gemeynte, ende tot verkor-
tinghe van onse eyghen rechte behoef-
tighe: Soo ist dat myne E.E. voor-
noemde Heeren hebben gheordonneert
en gestatueert, als sy ordonneeren en
statueren expresselyck by desen, dat
na voortaen geene Bedelaera, Landt-
loopers, Bayert-boeven , * Trogghel-
sacken , s Huyckevaken , ' 't sy oudt
ofte jongh , blint , kreupel , manck , me-
laets, ofte anders, en sullen mogen
ommegaen , omme de aelmoessen te
vergaderen , op Marcten , Bruggen , voor
Kercken, Poorten, hoecken van straten :
maer dadelyk te vertrecken, op pene
van openbaerlyck geschavotteert ende
strengelyck gegeesselt te werden. Ghe-
bieden oock myne E.E. Heeren dat
niemant hem vervordere de Sergianten,
Provoosten en Opsienders , die tot sulcken
eynde sullen verkooren worden, eenige
molesten, gewelt ofte verhinderinghe
te doen in 't executeren en *t appren-
deren der moetwillighe luye boeven en
leechloopers , op pene als boven. Voorts
dat alle rechte Armen sullen gehouden
wesen haer namen, staet ende woon-
plaetse aen te geven aen de Vaders
daertoe ghestelt , om de waerheydt daer
van te vernemen , ende des noodt zynde
bcquamelflck inne te veraien : Aldus ghe-
1 Dobbclcn.
2 Landloopcrs.
' Bcdclaars.
Digitized by VjOOQIC
NOG IETS OVER BEDELARIJ IN DE XVH EEUW.
83
daen by de Raden deser Stede: Ac-
tum den 18 Meert, Presentibus mgn
Heer de Schout , ende al de Schepenen.
BREDEROOD.
(RobbeJcnol en het volck binnen.)
' Andries.
Wat duncktje daer of Jan ? is dat nict wel
(bedocht?
Ian Knol.
Daer is in langhen tijdt gheen beter werck
(ghewrocht.
Harmen.
Ja hoe wel datmen doet, noch salt yemant
(berespen.
Andries.
Ja wien? een deel ghespnys van fielen,
(schudden , ' wespen , *
Of ander gorlegoy 3 van onschamel gheboeft?
Harmen.
Neen van eerlijcke lien die d'arremoed bedroeffc,
Ian Knol.
Te beter ist voor haer die hier rampsalich
(leven ,
Indien sy haer gebreck en kommer maer
(angheven :
Men salder in versien, 't is goed na mijn
(verstandt :
So bantmen voegelijckst de schelmen uyt
(het landt.
Andries.
Als men den armen dus sou over al ver-
(senden ,
Werwaerts so souden sy in 't leste danbe-
enden ?
Ian Knol.
Daer laet ick heur voor sien, hoe spreeckt
(ghy heur soo veur?
Hoe na vreesje dat ghy oock stracks suit
(moeten deur?
De luy die worden moe van dus en soo
veel ghevens,
1 Schavuiteu.
8 Uitzuigere.
1 Sehorriemorrie.
Sy verluyen ' daer op die Jottoon s en Krom-
(stevens ; *
Sy zjjn de oorsaeck van der reenter armen noot,
Die treurichlyck verkoopt sijn schaemt om
(dat drooch broot.
En onder alle die de huyssitten hier spijsen ,
En suldy gheen twintich Burgers kinderen
(wijsen.
Haer hert is haer te groot. Maer Moffen ,
(Poep en Knoet *
Dat zrjn trogghelaers tot bedelen opghevoet ;
Dat bewijst de Riet-vinck , ' en noch de ouwe
(Wael uyt:
Maer de Haerlemmer-dgck , o bloedt! die
levert ael uyt: tt
Wat woont daer een gesnor van volck van
(wyt en zijt,
Daer is nauwlgcx een dach datmer niet vecht
(en smijt.
Wat komter vrydaechs een gerit ter poort
(indringen ,
Van Revelduitsche 7 en van vreemde hom-
melinghen , 8
Al ghesonde wijven , met besieckte doecken om ,
By hiele vaendels vol, doch met een stille trom,
De Nieuwedgck langes, en voort door alle
(straten.
Het volck is hier goet gheefs, 't blijekt an
(haer karitaten ,
Elck werpt sijn aelmoes wech, want is het
(niet van 't mal
Datmen lieden gheeft die 't verkaetsen met
(de bal,
Sundaechs 's morgens voor de poort , of daer
(yewers buyten?
Of verdobb'len met rabauwen 9 en met guyten ?
Of ver-evenhoutent , l0 of hutselen met mekaer ?
Of in 't kuyltje, of opschieten, of lecht-
(seme daer?
1 Lui worden.
5 Jutlanders, hier, vreemde kiukels.
3 Lompcrds N
4 Scheldnaam voor Dcnen en Ouitschcrs.
8 Een stuk gronds niet ver bniten de Haar-
lemmer poort.
6 Die levert een hoop gemccn volk op.
7 Gebroken Nederlandsch spreken.
s Tndringers.
9 Schavuiten.
10 Met cvenhoutcn (?) verspelcn.
Digitized by VjOOQIC
84
DE OUDE TIJD.
Wat voordeel doet haer 't gelt? niet, al
(sijnt kop're duyten,
Met sieter bloet-stortingh en doot-slaghen
(uytspruyten ,
Jae moort en <^ievery ! En wordende ghevat
Van Schouwten dienders of soldaten van de
(stadt ,
En raken sy in 't gat , soo sullen de vis-wijven
Dit eerloose volck noch voorspreken en voor-
(schrijven ,
Of 't recht dat wort door 't gelt gheblint-
(doeckt en verdreyt,
Door den yver van haer sotte barmhertigheyt ;
En noch en machmen niet op dit misbruyck
eens schempen ,
Noch schrollen op die geen die 't ghelt
(onnut verslempen,
En laten wyf en kint in kommer en in rouw ,
Daar men het vlijtich voor den noot bewa-
(ren souw.
kon den Overtoom of de Kathuysers spreken ,
Of Sloterdyck : wat souwer een bommel uyt-
(breken.
Dnidelijk blijkt het nit dit van leven tin-
telende tafereel, dat te Amsterdam voorna-
melyk gebedeld werd door vreemde armen,
bo tenuous en duitsche landloopers. Bat er
Vrijdags eene bnitengewone licentie aan be-
delvolk werd verleend en dat de omstreken
van de stad buiten de Haarlemmer poort,
by het Karthnizer klooster, voorts langs den
Amstelveenschen weg en bij den Overtoom ,
voornamelyk tot verblijfplaatsen van het
zwervend landloopersgespnis dienden. Bre-
derod doet daarom eene af kondiging van den
Sellout in zijn Blijspel plaats grypen, om
eene scherpe critiek te oefenen tegen Bur-
gemeesteren en Schepenen, die wat al te
gemakkelijk waren in het toelaten van vreemd
bedel volk, als nit de penningen aan hen
verleend dnidelijk gebleken is.
By de meeste kluchtspeldichters vindt men
kluchten over den schelmschen aard der
zwervende Zigneners — der Comprachicos
zoo als Victor Hugo ze schilderde. Slechts
een plaat uit Costers Kluckt van Teeuwis
de Boer (1627) moge het bewijzen, waar
een persoon uit het spel (Bety) van de land-
loopers zegt:
4 4 Wel wat moghen dit toch wesen voorghesellen?
't Schynen wel Luycker-Walen , die nou loo-
(pen kokerellen,
Die hier met ien krijdt-ben comen int landt ,
En blyven ons voort, al haer leven aen dehandt.
Ten is niet wonder, want se sien hier het
(volcks groot erbarmen
Over de behoeftighen , en by namen over
(de vreemde armen ,
De miltheyt oock van de Huyszitten, en
(groote giften van de Gemeent
Lockt het landt vol van dit volck, en grift
(in haer ghebeent
De luyheyt , oorsaeck van haer grootste ghe-
(breck."
De eenvoudige straatjongen Robbeknoluit
.Bre£rods Blyspel, had ook van het bedelen
zijn handwerk gemaakt — doch moet na
de af kondiging van het Plakkaat tot iets
anders zyne toevlucht nemen. Hy zegt:
"Robbert nu is het tijdt, dat ghy middel
(versiert
Gheen beter als mijn ampt, dat ik jongh
(heb gheliert,
Ick wil myn Evenjely gaen halen uyt de
boecken ,
En gaen by de buert myn broot met eeren
(soecken."
Later komt bij en leest hy de arme vrouw-
tjens uit de achterbuurt luide voor uit het
Evangelic Ook deze manier van bedelen,
een soort van straatpredikatie , was in Am-
sterdam niet ongewoon — en vindt zijn
echo in de evangelizeerende straatschreeuwers
onzer dagen.
Dat echter de haat tegen de vreemde
bedelaars groot was, dat de dryfjachten ze
met barbaarsche woede in 't nauw joegen ,
is niet te verwonderen, waar men de af-
schuwelijke wandaden dezer zingari , hot ste-
len van kinderen dezer Comprapequenos ,
in bizonderheden onderzoekt. Er is veel over-
drevens in de schildering van Victor Hugo ,
waar hij zynen Homme qui rit met eene
histori8che dissertatie over de kinderdieven
en kinderverminkers aanvangt ; de hoofdzaak ,
het verminken van gestolen twee- of eenjarige
kleinen is volkomen juist.
Digitized by VjOOQIC
IETS OVER DE EERSTE GELDERSCHE WISSELWAGENS , (DILIGENCES). 85
IETS OVER DE EERSTE GELDERSCHE WISSELWAGENS , (DILIGENCES.)
DOOR
Mr. A. VER HUELL.
"Retombons a nos coches."
M. de Montaigne.
Van den wagen af, waarin Jacob uit
Judea naar Egypte reisde, tot dien waarin
Sterne een zijner geestigste hoofdstukken
met den dienst der eerste Geldersche Wis-
selwagens, nu, omtrent e'en eeuw geleden,
in de goede dagen van het Gilde- en bur-
gerrechts despotismus.
Jan Schutte in 't wagenvheer geadmit-
GevelBteen vroeger op de Reguliersbreestraat te Amsterdam.
schreef; en van dezen tot aan de heden-
daagsche spoorwegdiligences , beeft dit voer-
tuig al heel wat veranderingen ondergaan,
en een Hollandsche Rame'e ! zou er een inte-
ressante monographie over kunnen leveren.
Als bijdrage tot deze toekomstige geschiede-
nis van den Reiswagen hier te lande, deel
ik den lezers van u de Oude Tijd" al vast de
volgende uittreksels der resolution van de
stad Zutphen mede, die ons bekend raaken
1 De Ramie, Histoire des Chars, Carrosses,
Omnibus et Voitures de tons genres. Paris 1856.
teert, mits zig volgens hot Regl*. van den
17 Pebu 1764 voorziende van een goede
koets, Phafiton, postwagen en chaise, en
nodige paerden, en dezelve aan de Policie-
meesters vertonende. In 't karvheer niet toe-
gelaten, als zijnde thans op het bepaalde
getal van 18, dog kan zich bij de eerste
vacature addresseren. 8 Oct. 1764.
Verhuerders van koetskarren mogen geene
vreemde personen dienen, ten zij dezelve
uit en weer in de stad brengen , bij poene
van 2 gglzs, half voor den Commissaris ,
Digitized by VjOOQIC
86
DE OUDE TIJD.
half voor de voerluide van 't vheer. 26
Feb. 1749.
Goederen van een Vreemde, schoon aan
een Burger geaddresseert mogen niet , zonder
den Commissaris te kennen , worden getrans-
porteert. 9 Oct. 1776.
Het staat aan een ieder, schoon buiten
het vheer zijnde, vrij, om aan Burgers en
Ingezetenen , paarden , koetskarrcn en chaisen
met Ee'nspannen, dog geene andere rijtui-
gen, tot transport van personen dienende,
te verhuren, dog geen vreemde daermede te
bedienen. 23 Feb. 1779.
De stadswagenlieden moeten zig voortaan
in plaats van opene, voorzien van overdekte
chaisen, met neerslaande kappen, en wor-
den gelibereert van de chaisen met Ee'nspan-
nen. 23 Feb. 1779.
De Voerluiden dezer Stad moeten te Har-
derwijk laden en lossen tusschen de voor-
deuren der Herbergen, Vrede en de Zwaan.
5 Aug. 1775.
Het 6 e . art. der Conventies of 't Wagen-
voer dus veranderd: dat de wagenlieden,
wanneer er meer als ses passagiers zyn,
de overige met een koetskar mogen weg-
brengen. 7 Maert 177 2.
Een wisselwagen tusschen hier en Arn-
hem aan te leggen, word niet gegouteert.
22 Feb. 1757.
Arnhem heeft orders gesteld op 't over-
laden der wagens«met zware koffers of man-
den aan de zijde : ook niet meer in te ne-
raen als ses passagiers , kleine kinderen
daaronder niet begrepen. 9 Mei 1764.
De Magistraat van Deventer teverzoeken,
dat deszelfs Voerman 's winters voor 12
ure hier jnag zijn, omdat de passagiers dan
nog op Arnhem kunnen komen. 1 Junij 1753.
Met het wagenvheer op Deventer gebene-
ficieert H. S. H. 17 Feb. 1764. Mag
boven de jaarlyksche opbranding van 4
paerden, nog 2 paerden gratis laten op-
branden. 28 Feb. 1767-
Brief aan Deventer over een Wisselwagen.
16 Feb. 1770. Deventer slaat dit af 28
Maart en 7 April eod en .
Dingsdag en Vrydag zal er maar een
voetganger naar Deventer gaan , en de overige
dagen een postwagen rijden. 25 Feb. 1774.
Het Wagenvheer tusschen Zutphen en
Utrecht provisioned gearresteert 21 Juny
1769. Voor 25 jaren met dit vheer gebe-
neficieert enz. 28 Junij 1769. — dit octroy
weder ingetrokken 9 Dec. 1775.
Het Kegl 4, op den Wisselwagen dus ver-
anderd, dat, in cas van seven personen,
de laatste moet zitten naast de voerman,
en daarvoor betalen 2 — 10 in plaats van
3 — 10; mag echter, ten zijnen koste, een
ander rijtuig nemen: wanneer er meer dan
seven zijn, moet de Aannemer een tweden
wagen, of ander convenabel gedekt rytuig
aanleggen. 15 Apr. 1776.
Over een postwagen op Amersfoort aan
de Regering aldaar te schrijven 24 Feb.
1753. Werd afgeschreven 20 Junij Eod en .
J. 0. gecondemneerd zijnde, om ses we-
ken uit het vheer te blijven, en dat zijn
wagen zo lang aan een keten zal worden
gelegd , is op reraonstrantie van de overige
wagenluiden de sententie in zoverre veran-
derd, dat hij voor de nog resterende drie
weken zal betalen 10 gglzs, een derde voor
de Richters, een derde voor de Stadt en
een derde voor den armen. Voorts dat hij
een jaar lang het vheer in perzoon niet sal
mogen bedienen, maar door zijn zoon, of
een ander bekwaam perzoon laten waarne-
men, waarop de wagenschout zal letten.
23 Julij 1744.
H. W. gecondenmeert in ses glzs cum
expensis , wegens het wegbrengen , buiten
kennis en bestelling van den Commissaris,
van vreemden met een Burger Dogter, schoon
de* laatste, op haar regt van Burgerschap
Digitized by VjOOQIC
IETS OVER DE EERSTE GELDERSCHE WlSSELWAGENS , (DILIGENCES.) 87
of inwoning afgehuert hebbende ; zonder met
haar te retourneren. 11 Aug. 1751.
De Wagenschout de koets van J. H. H.
aan de keten gelegd hebbende , omdat ,
als de volgende in de tour, een ge6r-
donneerde reis geweigert had, hebbende A.
B. , die aan de tour was , geen paarden bij
de hand, is zulks gegouteert, terwijl H.
had moeten ob£diSren , en zig dan over
vermeend bezwaar kunnen adresseren. 30
July 1769.
A. B. op protest van vorst en sneeuw op
zyn tour geweigert hebbende een reis met
de koets voor Borculo, gecondemneert in
een boete van 2 ducaten, ten behoeve van
J. H. H. die zig tot die reis vaardig be-
toonde. 21 Nov. 1770.
Deze positief practische beschouwing eener
zaak, die ons alien min of meer bewogen,
geroerd, meegesleept en geschokt heeft, zal
een' ieder, vertrouw ik , hoogst welkom wezen.
Hoe er in dien tijd en wat vroeger zulk
een postwagen uitzag, kunnen wij hier en
daar nog op somraige gevelsteenen te zien
krijgen. Het bijgaand prentje vertoont zulk
een steen, die vroeger te Amsterdam op de
Reguliersbreestraat geplaatst was, en door
den eigenaar, den Heer Lambert, aan het
Museum van *t Kon. Oudheidk. Genootschap
ten geschenke werd gegeyen.
de Red.
DE HONDENSLAGERS IN BELGIE
Als een vervolg van 't geen Dr. Lauril-
lard hiervoor, op bladz. 72, mededeelde
over de hondenslagers in Noord-Nederland,
kan het volgende, ons door den Heer Jan
Broeckaert toegezonden stukje dienen over
de hondenslagers in Zuid-Nederland.
Het is niet sedert gisteren dat men zich
over de buitengewone vermenigvuldiging der
honden beklaagt. Ten jare 1357 werden in
de stad IJperen alleen niet minder dan
1132 honden afgemaakt, en van over on-
heuglijken tijd zien wij de openbare besturen
maatregelen te werk stellen, om het getal
afstammelingen van jonker Courtois te ver-
minderen. Wellicht is het de te groote zucht
geweest tot het "kweeken van honden, die
tot de belasting op deze viervoeters heeft
aanleiding gegeven. Meest al de oude kerk-
rekeningen maken gewag van eenen honden-
slager, wien voor dit zonderlinge ambt eene
vaste bezoldiging toegekend was. Te Den-
dermonde ontving hij 4 schellingen groote;
te Nazareth en te St.-Martens-Leerne 8
schellingen; te Zomergem 1 pond 13 schel-
lingen ; te St.-Laureim 3 pond groote.
Ziehier eenige uittreksels uit de kerkre-
keningen , waarin die uitgaven vermeld staan :
"Item aen Jan de Hont voor de honden
uyt de Kercke te sweepen .... VIH s."
(Nazareth, 1668.)
"Item betaelt aen P. de Corte de somme
van een pondt vier schellinghen gr. over
dry jaeren de honden uyt de Keicke te
jaeghen 1 L. IIH s. gr."
(St.-Martens-Leerne , 1 720.)
"Item nogh betaelt aen Joos Leersnjjder
de somme van een pont derthien schellinghen
over een jaer dienst bij hem gedaen int weiren
van de honden uyt de Kercke . . L. 1. 13. s."
(Zomergem, 1781.)
"Item aen Jacop van Dorpe drij pond
gr. over een jaer pensioen van 't weiren
de honden ende andere ghedierten uyt de
Kercke , . L. 3."
(St.-Laureius , 1721.)
Slechts in eene dezer plaatsen , te St.-Mar-
tens-Leerne, werd de zweep door de kerk
geleverd :
"Item over het verschot van den vendant
tot het maecken van eene sweepe om d'hon-
den uyt de Kercke te houden."
(1723.)
Zouden er in Zuid- of Noord-Nederland
nog plaatsen zjjn waar dit gebruik bestaat?
Digitized by VjOOQIC
88
DE OUDE TUt).
OUDE GEVELS TE DORDRECHT.
Er is stellig in ons Vaderland geen stad
te vinden , die nog z66 rijk is aan overblijf-
selen Yan den schoonen Oud-Hollandschen
bouwtrant als de stad Dordrecht, zoo fier
op haren roem als "oudste stad van Holland."
Daar kan men zich
nog eenig denkbeeld
vormen , hoe in vroeger
tijden een Hollandsche
stad er uitzag; doch
hoevele schoone gevels
er ook nog overbleven ,
ze zyn meestal eenigzins
gemoderniseerd door
het inzetten van andere
vensters. Zeker hebben
ze daardoor gewonnen
in de oogen der eige-
naars , en werkelijk vol-
doen ze met hunne
groote glasruiten beter
aan de behoeften van
onzen tyd, maar zon-
der twijfel knnnen ze
het schildersoog minder
streelen dan de kleine
in 't lood gevatte ruit-
jes , die zoo geheel te
huis behoorden bij het
hen omringende.
Ofschoon wij het diep
betreuren , dat reeds
zooveel verdwenen is,
ofschoon wij zoo vurig
wenschten nog eens
te kunnen ronddwalen
door een Dordrecht
zooals het zich in de
16 e en 17 e eeuw vertoonde, toch vinden
wy een troost in het album van den be-
kwamen Heer J. Rutten te Dordrecht , wiens
hand in schoone afbeeldingen alles, wat in
zijnen tyd aan moker en houweel werd prijs-
gegeven , bewaarde en daardoor een onschat-
bare verzameling van gevels heeft bijeenge-
bracht, wier bouwmeesters ons bij de be-
schouwing als toeroepen: "wat zoekt gij
toch naar iets nieuws, bouwt zoo als wij
bouwden , wij geven u iets geheel Hollandsch ,
gooit uwe bepleisteringen aan een kant , neemt
als wij den rooden baksteen , dien wy zoo aar-
dig wisten af te wis-
selen met andere kleu-
ren. Dan zullen uwe
straten een frisch vroo-
lijk aanzien hebben , en
uwe gevels er nietuit-
zien als vuile hemden."
Grooten dank zijn wij
aan zulk een kundig
verzamelaar verschul-
digd, en voor elk,
die wil laten bouwen
wenschte ik, dat hij
inzage mocht kunnen
nemen van dat album ,
zoo als 't mij door den
welwillenden eigenaar
toegestaan word, die mij
tevens verlof gaf , van
tijd tot tijd een of ander
Dordtsch geveltjein "de
Oude Tijd" weer te geven
Gaarne maak ik van
die vergunning gebruik,
door hier in de eerste
plaats mede te deelen
een gevel van een huis
in de Wijnstraat , waar-
schijnlijk gebouwd van
blauwen Bentheimer
steen , schoon thans, ik
weet niet waarom , ge-
* verfd.
Opmerkelijk zijn hier ook de fraaie an-
kers, waarvan men destijds zoo veel werk
maakte. Het kolossale huis dagteekent uit
de IGl* eeuw en het geeft zeer duidelijk te zien ,
als wy het niet reeds wisten , dat Dordrecht een
belangrijke koopstad en de eigenaar van het huis
zonder twijfel een flink koopman was, die ruime
zolders noodig had om zijne waren te bergen.
Digitized by VjOOQIC
VAN "OVER HET IJ."
89
VAN "OVER HET IJ."
DOOR
J. HONIG Jz. Jr.
(Vcrvolg van bladz. 55.)
II.
Wei was 't een woelig tafereel, dat zich
voor onze oogen ontrolde, toen we daar
aan een gezigt op de Binnen-Zaan beproefd
hadden. Meer dan e'e'n schilderachtig punt
toch was er te vinden aan die beide oevers ,
waartusschen de rivier vloeide; die oevers
Tent- of glazenjagtjc.
in het koepeltje nederzaten ; een stroomge-
zigt dat schaars zyne wedergade vinden kon ,
en beter penseel waardig geweest was dan dat
van den schilder, die voor onzen gastheer
het boven de deur hangend stukje vervaar-
digd had. En toch in datzelfde koepeltje
hing een zeegezigtje van Jochem de Vries,
waarin het water zeer goed van kleur en
de schepen correct geteekend waren , benevens
een ander van A. Salm , in het grys met de
pen , dat nog meerder kunstwaarde had ;
zoodat wij het bejammerden , dat deze beide
Zaandammer8 hunne krachten ook niet eens
1»70.
met hunne als aaneengeschakelde rij van
woningen, hier en daar in het groen ver-
scholen , afgewisseld door een molen of een
scheepstimmerwerf. En volgde men den stroom
noordwaarts op , dan mogt ook al de westelijke
oever geheel door de dorpen Koog , Zaandyk en
Wormerveer als ingenomen zijn , de oostelijke
daarentegen droeg in zyne geheele lengte eene
afwisselende rij van molens en verleende in
de kronkelende bogten, vooral in de zooge-
naamde Kuil en Poel, een vergezigt op de
weiden , waartusschen nog menig molen lus-
tig de wieken draaide en de torenspitsen
12
Digitized by
Google
90
DE OUDE TIJD.
der Waterlandsche dorpen aan den gezigts-
einder blonken , even als aan de Westelyke
de Kennemerlandsche duinen de horizont
begrensden.
Lustig steeg de rook uit onze Gouwenaars
op, en al werd hefc u edel kruijt" ons ook slechts
uit een tinnen pot aangeboden, toch deed
het ons den smaak van onzen gastheer pryzen.
Dat hij onder de lief hebbers geteld mogt wor-
den , bewees ons zrjue als d<56rrookte pyp. In
dat do6rrooken der Goudsche pijpen , wat den
steel als ebbenhout deed schynen en wat de kop
aan de hiel een dergelyke krans deed dragen ,
waren sommigen meesters , en menig arbeider
maakte goede zaken , met zijn "stompje" aan
de bovenlandsche grasraaaijers te verkoopen.
Anderen weder waren even trotsch op hun
d<56rrookte pijp , als men het in later dagen
op de meerschuimen en oliekoppen was.
De vrouwen toonden dat het "smooken"
haar geen hinder was, al werd ons soms de
kwispeldoor toegeschoven , wanneer de asch de
tafel bedreigde, en lustig bewogen zich
hare breinaalden , terwijl ze y verig deelnamen
aan ons discours , wat wel vlotten en levendig
blijven moest , daar het oog telkens iets nieuws
zag en het gesprek daardoor van het een
op het ander gebragt werd.
Zoo dreef daar statig een houtvlot voort en
gaf aanleiding , dat de gastheer ons vertelde ,
hoe dit hout in den regel door de handelaars
zelven in Duitschland gekocht, dan den Rijn af
tot Dordrecht en van daar in gedeelten naar de
Zaan gevoerd werd , waarhet , hetzij in publieke
veiling gepresenteerd of direct naar de eigen
houtzaagmolens gebragt werd. Hij gaf ons
daarop eene beschrijving van dat houtkappen
en afvoeren langs de Duitsche stroomen,
zooals een zyner neven dat in zijn journaal
beschreven had , en we vonden het interessant
genoeg oni copy te verzoeken, als eene bij-
drage voor de Oude Tijd. u Op die wijze"
ging hij voort , "zyn er al wat schatten langs
onze Zaan vervoerd, sinds in 1592 Cornells
Cornelisz. Lootjes van Uitgeest de kunst
uitvond om hout met een molen te zagen
en die molen naar Sardam overgebragt werd.
In dezen tijd kunt ge er wel 180 tellen.
En dat hout wordt niet enkel uit Duitsch-
land, maar ook uit Zweden en Noorwegen
aangevoerd, en de scheepvaart is daar wel
by gevaren. Dat mag dan ook wel, als gij
eens let op al die scheepstimmerwerven , zoo
in de Binnen- als Buiten-Zaan. Ongetwyfeld
moet gij u verwonderen dat zulke groote schepen
als ge daar ginds er een op stapel ziet staan ,
in het IJ kunnen komen , wijl ge zooeven , met
de torenschuit van Amsterdam komende, te
regt de opmerking zult gemaakt hebben,
dat die sluizen te naauw zyn om die ge-
vaarten te kunnen schutten. Maar voor dit
ongerief , dat niet kan weggenomen worden ,
alleen omdat die sluis ons niet toebehoort,
hebben wij een middel , dat eenig in Europa
is, naar ik raeen.
"En dat middel?" vroegen wfl nieuwsgierig.
u Zal ik u thans niet ontdekken," ant-
woordde hij glimlagchende ; u maar als ge
onze gasten wilt zijn , kunt gij het van mid-
dag zien, want dan zal het juist in het
werk gesteld worden. Zoo iets moogt ge
buitendien niet verzuimen; 't zou wezen of
ge te Rome geweest waart en den Pans niet
gezien hadt."
"Maar, waarde vriend!"
"Oh ! 't is geene moeite", zoo liet zich nu de
vrouw des huizes hooren, "ge hebt vroeger
ons huis gezien, thans moet ge de Zaansche
kost ook eens proeven."
't Was te gul aangeboden en blijkbaar
te welgemeend, dan dat we de uitnoodiging
mogten weigeren. We zouden dan maar met
de laatste schuit vertrekken; als de wind
wat omging , dan konden we nog v6<3r boom-
sluiten in Amsterdam zijn. •
"Daar doet ge wel aan" , sprak nu onze
gastheer, "en mogt onze eigen moestuin u
niet genoeg kunnen aanbieden, het ontbre-
kende wordt ons met voile ladingen uit het
Noorderkwartier aangebragt. — Zie maar eens
die twee vaartuigen , die daar aan komen zei-
len ; dat is slechts een deel van de schuiten
die dagelijks kool, wortelen en wat dies
meer zij , langs de Zaan naar de Amstcrdam-
sche markt voeren en eerst hier wat slijten.
Daarenboven , wat de grond voor van middag
niet geven mogt , dat zal ons het water ver-
schaffen. Zie daar dien hotter, die uit de
Alkmaarder-Meer komt en ons baars brengt ,
niet door die van de Haarlemmer-Meer overtrof-
Digitized by VjOOQIC
VAN "OVER HET IJ."
01
fen; en dat gindsche schuitje daar behoort
een visscherman op den zuiddijk, die het IJ
zyn heerlijke bot ontneemt. Aan vleesch heb-
ben wy mede geen gebrek, zoo min zomers
als winters, ja zelfs een ossenmarkt hebben
wy op zen tijd. Dan is er door sommige
onzer kooplui aanvoer nit Denemarken. De
beesten worden hier 's zomers geweid, om
ons 's winters 't vleesch voor de knip te
leveren, want daar dienen we voor te zor-
gen, dat de kelders goed voorzien zfln, wyl
niet, zoo als in de steden, onze winkeliers
dagelyks het noodige knnnen leveren."
"Ja, die winterprovisie en de slagt eischt
wat van ons , vronwen !" hernam nu de gast-
vrouw, "te meer daar men hier gewend is,
niets aan de meiden over te laten , hoe goed
en tronw ze ook zijn. Maar ge znlt me niet
kwalyk nemen, hoe weinig omslag we ook
maken znllen, toch dient er gezorgd;" en
opstaande ging zij naar de keuken. —
"'t Is in goede handen", knikte de gast-
heer ons toe, "onze vronwtjes zynyverigin
hare keuken, even als wy het zyn in onze
molens, om in de behoeften onzer klanteh
te voorzien. Zie maar eens naar die vletschui-
ten , hoe ze met allerlei waren geladen zijn ,
die van de molens of pakhaizen naar de
hier en daar liggende vrachtschuiten ter
verdere verzending heen gevoerd worden.
Daar hebt ge vaten met olie en verf, zak-
ken met gort, riemen en pakken papier,
tonwwerk, vaatjes stijfsel, snnif enz. , en
zoo gaat het dag in dag nit ; en dan moet
ge eens zien , als op de marktdagen de veer-
en andere schuiten van de dorpen de Zaan
afvaren naar Amsterdam ; dan is 't levendig
genoeg op het water , en als daarbij de wind
een fermen stooker blaast, wordt het wyken
soms lastig genoeg voor een pleiziervaartuig ,
zoo als er ginds een aankomt, wanneer er
geen bekwaam schipper aan boord is. Ge-
lukkig hebben wij daaraan nog al geen gebrek.
Onze knapen zyn by het water als opgevoed.
Hun speelgoed is er reeds naar, even als voor
hetgeen waarmeG ze later den kost moeten
winnen. Ik herinner me nog levendig, hoe
groote feestdag het was, als ik myn kof-
scheepje achter het roeischuitje mogt laten
dryven, en hoe ik aan mijn molentje de
zeilen aan de roeden even vlug behandelen
kon als onze knecht."
"En 't is met ons vrouwen niet anders
geweest" , sprak nu onze gastvrouw weer
binnenkomende, en met haar een dienstmaagd,
die een blaadje met een glas en een zooge-
naamd likeurkeldertje of kistje op tafel ne-
derzette; "ons speelgoed is er ook al op
toegelegd om spelende te leeren wat later
te pas kan komen. Maar het moet gezegd
worden, de jongens hebben meer genot van
de vrije lucht dan de meisjes, en men mogt aan
de laatsten wel wat meer ligchaamsbewegiiig
veroorloven, dan nu soms het geval is. Wy
vrouwen zijn bovendien meest aan ons huis
gebonden."
"Ja," sprak een onzer, "heeft men elders
genot van paard en wagen, hier zyn de
wegen daartoe niet geschikt."
"Och , alles gewent" , sprak de gastvrouw ,
"en daarover klagen we ook niet , hoe aange-
naam anders een rijtoertje zyn moge. We leven
hier in Waterland , en heb ik eens gelezen dat
men in Venetie, om nit te gaan, zich van
gondels moet bedienen, wy behelpen ons
hier even eens met een dergelyk middel.
Kyk maar eens wat daar aankomt."
We volgden hare aanwijzing. Door twee
mannen voortgeroeid , kwam daar een vaar-
tuigje aan, dat veel op eene groote boot
geleek. In het midden was een tentje, aan
weerszijde door glasramen en aan de einden
door met glas voorziene deuren gesloten,
zoodat, wanneer de er v6o> hangende gordijntjes
weggeschoven waren, de in het vaartuig
zittende personen allerwege een vrij gezigt
hadden , of bij het openen der raampjes de
frissche koelte genieten konden. Dit tent- of
glazenjagtje , zooals we 't hoorden noemen ,
was van onder glad geharpuisd en de boor-
den zwart geverfd, terwijl de tent zelve
groen geschilderd en met witte of vergulde
lijsteu afgezet was , en er bovendien om die
lijsten en den spiegel nog snijwerk, mede
verguld, aangebragt was. Zoo als het daar
voorby voer, was 't een lief vaartuig en de
vergelyking onzer gastvrouw zoo kwaad niet ,
al mogt het Hollandsch aoltde er ietwat
plomperen vorm aan geven, dan we ons de
af beeldingen der Gondels in Venezia la Bella
Digitized by VjOOQIC
92
DE OUDE TIJD.
herinnerden , en de stoere mannen in hunne
bruine wambuizen en wit linnen pelzen zich
niet zoo behagelyk voordoen als de gonde-
liers in hun schilderachtig kostuum.
tf Dat nu is ons rytuig" , sprak de gast-
vronw glimlagchende. "Het voert ons naar
onze rondjes of bezoeken, zoo als de steelui
zouden zeggen , en dient verder om ons by
guur of regenachtig weSr naar de kerk te
brengen, waar ge dan eene geheele ry kunt
vinden liggen. Alsdan wordt van de weg-
sloot gebruik gemaakt , en daarom worden de
bruggen er over op een hoogte gebouwd , dat
men er onderdoor kan varen. Ik verzeker
u dat het een gemakkelyk en aardig vervoer
is. De zitplaatsen in het net geschilderd
tentje zijn met zachte kussens voorzicn, en
onder dezen zyn kastjes voor allerlei berging."
"Daar hebt ge nu het nut en vermaak
beiden" , zeide onze gastheer glimlagchende ,
"maar moeder heeft nog twee eigenschappen
vergeten. Zoo kan men het jagtje ook voor
zeilschip gebruiken , en hoewel het door zijn
bouw geen snel zeiler is, zoo vergoedt het
toch menigeen het gerais van een boeijer.
En dan zou onze Aagje u kunnen vertellen ,
hoeveel pret ze niet geven om mee naar de
kermis te varen ! Ja , dan zoudt ge 't eens zien
moeten, welk een menigte jagtjes uit de andere
dorpen voorby varen , en hooren , hoe menig
lied dan in den stillen avond uit die verlichte
tentjes u in de ooren klinkt!"
"Ja! ja!" antwoordde de moeder mees-
muilende, en uit het blosje dat de wangen
der dochter kleurde, mogten we opmaken,
dat achter die toegeschoven gordyntjes het
wel wezen zou als in het bosschaadje van
Hoofts Dorilea:
Indien dit tentje klappen kon !
En voorzeker waren de mannen aan de rie-
men dan wel even stilzwygend, als de gon-
deliers in Venetie* gezegd worden te zijn.
"De regte pret van zeilen is even wel met
de boeyers en jagten ," vervolgde onze gast-
heer. "Er zijn er dan ook van allerlei grootte
en soort, en die uitmunten door verguldsel
en blinkend koper- en ijzerwerk, 't Is een
aangenaam gezigt , als de buurt zich op een
zomerdag vereenigt , om , zoo als wy het noe-
men, "in compagnie" of, zooals gij Amsteldam-
mers zegt, "Admiraal te zeilen," en al die blank
geschuurde bodems , de ranke masten als met
zeildoek beladen voorbij te zien stevenen.
't Gebeurt ook soms, dat de een of ander
kastelein een vlag als prijs uitlooft voor den
snelsten zeiler ; 'k behoef het u , die de feesten
uwer jagthavens kent , niet te zeggen dat er
evenveel mededingers en kijkers heenstroomen
als elders naar eene harddraverij. En dan
hebt ge de marktdagen , waarop ieder koop-
man, die maar een eigen boeijer heeft, er
mede naar stad zeilt. Dan ziet men op het
IJ , wie de beste zeiler of de meeste zee-
manschap bezit. Ik verzeker u dat er al
menig weddingschap gewonnen of verloren
is , om het eerst aan de steigers te wezen.
Wat zal ik zeggen , bergen of bosschen hebben
wij niet , en het water moet dus onze plaats
van uitspanning wel zijn."
"Maar des winters?" wilden we vragen,
doch het woord kwam niet over de lippen,
daar onze aandacht geboeid werd door een
vaartuig dat met voile vaart op het lucht-
huis, waar wij zaten, aanstoof; maar juist
toen we dachten dat er gevaar was, vielen
de zeilen en draaide de boeijer by den wal.
De jonge man die aan 't roer gestaan had ,
sprong er uit, en blijkbaar moest hij een
goede kennis van de dochter des huizes we-
zen; want toen hij den koepel binnen trad,
viel hem eene welkomst ten deel, die me-
nigeen de zijne zou gewenscht hebben. We
bleven dan ook niet lang in het onzekere
over zijn persoon , daar hy ons terstond als
Aagjes vrijer werd voorgesteld. Het gesprek
werd nu meer algemeen , daar de jonge man
mede "te gast" genood werd, wat hij, als
te denken was, met welgevallen aannam.
Ook de zoon had mede zfln kantoorwerk aan
kant gedaan, en zoo werd het al pratende
tijd om aan tafel te gaan.
( Wordt vervolgd.)
Digitized by VjOOQIC
VERZOEKSCHRIFT OP RIJM.
93
YERZOEKSCHRIFT OP RIJM
VAN DEN SCHOUT DEB VRIJHEID ETTEN ,
PIETER NUIJTS
OM VERMEERDE-
B1NG VAN TRACTEMENT, 1693.
Dat men in de 17e eeuw ook de dicht-
kunst aanwendde om te trachten zyn lot
te verbetercn, blgkt uit het onderstaande
verzoekschrift van den Schout der Vrijheid
Etten, Spmndel en de Leur, door hem
in 1693 aan den Magistraat aldaar inge-
diend. Het strekte om zyn jaarlijksch inkomen
te verhoogen , waartoe men niet genegen was ,
maar wel om hem voor gedane extra-diensten
eene schadeloosstelling te verleenen.
Bij eene berymde apostille van den Raad
en Griffier W. van Schnylenbnrch , werd aan
Nuyts , bij Extract uit het Register van de
Notulen van die van den Raad en Rekening
Tan Willem den derde kennis gegeven van de
som , die men het voornemen had , hem toe
te leggen.
Het is ons onbekend of het hierbjj ge-
voegde verzoekschrift in een zyner uitge-
geven werken wordt gevonden.
P. A. L.
eed'le moogende agt'bre heeren!
Die soo lang men 's weerelds paan
Door Gods seegen mag begaen,
Men ootraoedelyk sal eeren;
Is den Schout der Vryheyt Etten,
Die sigh met dit kort verhaal
Voor den drempel van uw Saal
Komt eerbiedig needer setten;
En beleeffdeljjk vertoonen,
Dat off wel, een tjjd geleen,
Het Uwe Eed'le MoogendheSn
Om de diensten te beloonen,
Die gestaag 's Lands Amptenaaren
Voor de welstand van het Land
Waakende van alle kant,
Door-gaens drukken en bewaaren,
Heeft behaagt, op goede gronden,
Yder een bepaalde som
1 Geb. te Breda, overledcn Maart 1708.
Zie v. d. Aa. Biogr. Woordenb. in Voce.
Toetevoegen, en alom
Sulx wel billijk is bevonden,
Egter (met verloff geschreven):
Den vertoonder, mits den last,
Welke aan syn bewind is vast,
Veel te weinig is gegeven:
Staande merkelijk te letten ,
(:Onder goe* verbeetering:)
Dat seer wijd den ommekring
Uytstrekt van 't Vlek van Etten.
Dat te samen in een Bundel
Van de Vrjjheid in 't gemeen ,
Schoon men Etten noemt alleen,
Syn mbegreepen Leur en Sprundel;
Plaatsen, Oost en West geleegen,
Van den anderen verdeelt:
Dat het ook te veel verscheelt
Eens , off dry — sints , dienst te pleegen :
Dat men die niet kan bewand'len
Sonder rfl-tuig, kar, off peerd:
Dat m'int krijt raakt van den weerd
Als men daer iets heeft te handelen:
Dat men spant aldaer twee Banken ,
Die men weekelijk moet waer-
nemen, Schoon men veel tflds daar
min ontfangt , als twee paar blanken ;
Dat men stadig sorg moet draagen
Voor het noodig onderhoud
Van veel wateren, die men schout;
Weegen , voor de kar en waagen ;
Straaten, vol Betuinse Steenen;
Bruggen over vlied en vaard,
Die sig met de Merk vergaart,
Storten t' samen t* seewaerts heenen ;
Dak en muuren van dry Kerken,
Met haar Toorens; het geluid,
Dat ses klokken galmen uyt;
Dry stux die 't Slag-uur bewerken ;
Twee Regt-huysen voor de Raaden ;
Dry voor Leeraers van Godts Woord ;
Dry Jeugd-Schoolen daar 'tbehoort;
Een gevang'nis voor de quaaden;
Gast- en Wees-huys, en voorts Armen ,
Van geloovs verscheide slag,
Voetsel, en 't geen men meer plag
Te versorgen met ontfarmen;
Op de Stoel dry Predicanten ;
Ook dry Kosters; In de School
Soo veel Meesters; Ik verdool
Schier in Vosters rouwe quanten:
Digitized by VjOOQIC
94
DE OUDE TIJD.
Hier by dient men nog te voegen,
Dat dies Vrijheid, boven al
De andere plaatsen, in 't getal
*t Meest geevt , schoon met ongenoegen ;
't Sy men schooten schaaft, off Beeden ,
Op bet Hertoglyk bevel
't Geen voorsigtige oudheid wel
Onbenaadeelt eertyds deede;
't Sy men karren moet besorgen
Voor den dienst van Heer off Staat;
Manscbap die men werken laat
Tot den avond van den morgen ;
't Sy men met onguure Gasten,
Ruyter-benden , off Soldaat,
Die syn Huys-weerd selden baat;
Het Gewest korat te belasten;
*t Sy, dat viandelyke schaaren,
Heet op Land-plaag, moord en roov,
Voor gekerm en klagten doov,
Met Brand-Schatting 't Land beswaren :
't Sy men Hooffelyke Givten,
Schuldig aan den Heer of Vrou,
Op hun Ridder-feest off Trouw ,
Brengt ter schenk uyt guile drivten,
Soo dat men sal onder vinden ,
Dat de£s Vrijheid draagt alom
't Hoogste tal, de Grootste Som,
Soo voor vianden, als vrinden.
Oorzaak, dat men veele saaken
Door-gaans te bestellen heeft,
Die met 't geene daar aenkleeft
Dagelyx veele moeyten maaken,
Om bet alles te verrigten.
Na den regel en de maat,
Die door billykbeid bestaat;
Om een yder tot syn pligten
Te bedwingen, en bestieren;
Om aan alio man van pas
(:Soo 8ulx immer doen'lyk was:)
Bot te korten off te vieren ' ,
Om soo veel kroesel-koppen ,
Wondre schepselen van kmyn,
't Samen onder een kappruyn
Te vergaad'ren; om te stoppen
Borger-twist en Buur-krakeelen ,
Haat, die heymelyk broed en woed,
En een vreedig vroom gemoed
Waarljjk walgen, en verveelen;
Scheepsterm.
Om der onderdanen wetten,
Regt en se^n, wel her-gebragt,
Hens en trou, bij dag en nagt
Voor te staan en vast te setten;
Om soo veele weegen veilig
Voor den Land-dief, Bedelaer,
Moorder en Geweldenaar
Te verseekeren; als Heylig.
Saaken, die niet min gevaarlyk
Syn voor 't leven en het lyff,
Als het verdere bedryff
Voor het hooft en brein beswaerlyk.
Eyndeling sy nog geweten,
Dat den Toonder nimmermeer
Aan de Vryheid door geteer
Lastig was in drank off eeten ,
Sulx nwe Ecd'le Moogendheeden
Met haar wys doorsigtig oog,
't Geen haar nimmermeer bedroog,
Na het voorschrifft van de reeden
Ligt'lyk sullen sien, en merken,
Dat met weinige genot
Van 's Vertoonders soober lot
Soo veel last, en sware werken
Waerelijk niet te vergelden,
Nog en konnen syn beloont.
Reeden , dat hy sig vertoont
Voor uw Raad-Saal, om te melden
Door wel-gegronde klagten,
Daer Astrea sit ten Troon ;
Die geduurig is gewoon
Alles wettig te betragten;
Daer vrou Themis in haar Seetel
Streng met swaerd, en op een haar
Billyk, met den Eevenaar
't Goede erkent , en straft *t vermetel.
Biddende dan seer ootmoedig,
Dat uw Eed'le MoogendheSn,
Op de by-gebragte re^n
Des vertoonders, nu gunst-goedig
Agting nemende, gelieven
Den vertoonder, dog met meer
Jaar-loon, als hq had weleer,
By haar kant-schrift te gerieven;
En soo 't voorbeeld van een ander,
Die gewis sooveel niet doet,
Klem kan geven op 't gemoet
Van een billykheid-voor-stander ,
't Gunst-bewys terug te trekken,
Te verstaan in sulken sin,
Digitized by VjOOQIC
VERZOEKSCHRIFT OP RUM.
95
Dat sal nemen syn begin
(:Om den yver meer te wekken:)
Met een der verloopen jaaren,
Welke uwe Eed'le Moogende
Met 's vertoonders dienst en bed
Best bevinden te eeyenaren.
't Welk ik doende, sal ik blyven
En, in onverbastert Duyts,
Staag tot dienst verpligt my schryyen
Onderdanigst
PIETER NUIJTS.
A po 3 title.
Den Raad en Griffier Schuylenborgh
Die wert versogt te draagen sorgh,
Dat by de Ettens overheyt
Den Suppliant wert toegeleyt,
Soo veel het ondersoek haer leert
Wat hy voor extra meriteert.
Actum in den vollen Raad,
Door wiens bevel hier onderstaat:
get. W. V. SCHUIJLENBURCH.
11 Pebr. 1693.
Etten Baronie van Breda,
11 Maart 1693.
Extract uyt het register van de No-
tulen van die van den Rade, ende
Rekeninge van Syne Kon.
van Groot-Brittagne.
Majt.
Woensdagh den 11 Maart 1693.
Do Heer Raad en Griffier Schuylenburch
refereert , dat hij ingevolge van d* autori-
satie van desen Rade, gegeven op de re-
queste van den Schouttetb. Nuyts in dato
11 Februarij 1693, mette Magistraet van
Etten heeft gesproken over den inhout der
voorz. requeste, continerende versoeck, dat
hem voor extra ordinaire genomene moeytte
en vacatien een jaerlyxe augmentatie van
Tractement mogt worden toegevoeght , dogh
dat de voorn. Magistraet niet en inclineerde
tot een jaerlyx augmentatie, maer wel dat
hem vyff a seshondert guldens voor syne
extra ordinaire besoignes en devoiren voor
den gepasseerden tyt wierde toegevoecht,
tevreden zynde hem de voorz. recognitie,
op approbatie van desen Rade te voldoen.
Den Raad approbeert , dat de Magi-
straat aan den Schoutteth. Nuyts voor
syne extra ordinaire moeyten de voorsz.
recognitie van vijff of seshondert guldens
sal vermogen goet te doen.
Accordeert met 't yoorz. Register.
WAT ER ALZOO IN EEN BURGERHUIS VAN DE 17° EEUW TE VINDEN WAS.
DOOR
D. VAN DER KELLEN Jr.
Herinnert gy het u, waarde lezer, hoe
gy in 't vorige jaar my verzeldet op een
tochtje, wat tot doel had het in bezit ne-
men van een erfenis ? Herinnert gij 't u nog ,
hoe wij daarby een neef van mij , myn mede-
erfgenaam , in ons gezelschap hadden en hoe
hij met zijne domme uitvallen ons , en vooral
my , ergerde ? Hoe hy schrikte , de onnoozele
bloed, toen wy beweging boven in 't oude
huis hoorden , weet gy ook nog ; en hoe wij ,
toen 't donker begon te worden , half ziende
en half tastende, het huis verlieten en met
het sluiten der deur verlegen zaten. Daarop
zijn wfl ieder zfln weg gegaan. Waar gy
heen getogen zyt, weet ik niet, maar wij
hebben ons logement opgezocht , waar, nadat
we wat gegeten hadden, Neef Hout zich
weldra met een paar inwoners van *t stadje
in een gesprek en spoedig aan een spel biljard
waagde, terwijl ik den avond recht genoe-
gelijk in gesprek met den Heer Herman sleet
in kouterij over onze bekende liefhebberij.
Eindelijk werd het tijd naar bed te gaan , en
de mij ongewone vermoeienissen van den
dag voerden my weldra in de arnien van
Morfeus , die echter weinig medelyden met
Digitized by VjOOQIC
96
DE OUDE TIJD.
den armen reiziger had en voor hem allerlei
zotheden van Batavieren met poeierpruiken en
lange pijpen — in £en woord allerlei malle
zaken, te laf om hier mee te deelen, deed
defileeren.
Maar daar word ik op eens gewekt door
een gil , en ik zie bij 't invallend maanlicht
mijn armen neef met uitgestrekte armen,
opengesperde oogen en ten berge gerezen
haren in 't midden der kamer staan.
Wat er met de goede ziel voorgevallen
leen hij , die ooit door harde koortsen ge-
teisterd is geworden, kan het begrgpen,
welke verwarde beelden dan door ons hoofd
vliegen.
Zoodra de geneesheer mij toestond over
eenige zaken te spreken, vervoegden zich
de erfgenamen van neef Hout, mijn mede-
erfgenaam , bij mij. Hun lachend rouwgewaad
wekte schrikkelijke herinneringen in my op.
Zij daarentegen vervulden met moeite voor
eenige oogenblikken hun rol als rouwdragers ;
Een kamer uit de 17e eeuw te Dordrecht.
was, welke vreeselijkc droom hem in dien
toestand had gebracht, hij heeft het mij
nooit kunnen vertellen, mij noch iemand
anders — twee dagen later was hij een
lijk. Met moeite had ik hem zoo goed en
kwaad als het gelukte bij zijne familie ge-
bracht, en nauweljjks had ik dien droevigen
plicht vervuld, of ik zelf viel in een zware
ziekte, die mij op den rand van 't graf
bracht. Dagen en weken verliepen op die
wijze; eerst uiterst langzaam herstelde ik.
Welke gezichten ik toen gezien heb, — al-
zij haakten slechts naar 't oogenblik , waarop
zij met hunnc inleiding konden beginnen,
om neef s gedachten over 't oude huis uit
te lokken. Neef echter kwam niet met een
voorslag voor den dag; hij verkeerde nog
in dat soms heerlijko gevoel van aansterkende
zwakheid : hij was nog te dommelig , alles
was hem nog te onverschillig , behalve de lieve
zon en het heerlijke groen, en zijne dank-
baarheid voor Hem , die hem had toegestaan ,
dat schoone op nieuw te genieten. Zalige tjjden,
wel opwegende tegen de verschrikkingen van
Digitized by VjOOQIC
WAT ER ALZOO IN EEN BURGERHUIS VAN DE i 7 e EEUW TE VINDEN WAS. 97
een zware ziekte, ten minste dan, wanneer
niet zorgen voor zijn gezin den zieke in zjjn
herstel tegenhonden. Daarom was van neef
spoedig en zonder veel moeite de toestemming
te krygen, om het huis en wat het bevatte
door deskundigen te doen schatten, en een
paar dagen later wist men hem tot een min-
nelijke schikking te bewegen , waarbij ik eige-
toch onze beschouwingen voortzetten, die
we anders zouden hebben moeten staken,
daar alles uit het huis dadelijk tot geld ge-
maakt was; daarenboven behoeven wg niet
te reizen en kunnen , voor de kast zittende ,
alles op ons doode gemak opnemen.
En zoo ziet gjjj mfl thans op reis om de
kast te gaan halen , want ik wil zelf *t oog
Bedstede en Irtmerbetimmering, 17e eeuw.
naar werd van het huis , en daarentegen al wat
het inhield aan de verdere famielje kwam. Ik
was echter zoo wijs, daaiuit te bedingen
een kast, die ik vroeger in 't voorbij gaan
opgemerkt had , een kast , die alles in 't klein
bevatte, tot in de minste bijzonderheden
toe, wat men in de 17 e eeuw in een huis
vond. Ik dacht, lezers, dan kunnen wij
1870.
over het vervoeren houden. Al die kleinig-
heden dienen goed ingepakt te worden , want
ik wenschte niet gaarne er iets van te ver-
liezen of iets beschadigd te zien.
Zie zoo , daar staan wij dan weer in de-
zeifde kamer, die wij verlieten, toen ze nog
vol, ja overvol met meubelen stond. Daar
13
• Digitized by VjOOQIC
98
DE OUDE TIJD.
staat ook nog de kast, die we toenmaals
uitgepakt hebben en die met haar porce-
leinen stel, op verzoek van den tegenwoor-
digen eigenaar is bljjven staan tot dat hij
er een plaats voor gevonden zal hebben.
Wat stroomt thans het licht met voile
stroomen naar binnen , nu de gordrjnen mede-
genomen zijn ! Maar ach , de schoone ge-
schilderde ruitjes hebben de woestelingen in
hun plunderzucht grootendeels gebroken.
'k Begrijp het, 't is alles voor gemak maar
't venster uitgegaan; 't kwam er niet op
aan of er een ruit meer of minder brak.
Maar ik zal mij troosten ; toch kan het huis
mijn eigendom niet blijven, en een andcr
houdt het ook niet in zfln tegenwoordigen
toestand. Doch laat ons by gebrek aan stoelen
een oogenblik hier op de banken voor 't venster
plaats neraen ; 't is waarlijk geen onpleizierig
zitten, vooral als de thans hier ontbrekende
kussens de zitplaats wat zachter maken.
Wat zegt ge van dien schoorsteen met
zgn in steen gehouwen cariatiden ? Wat zyn
de tyden toch veranderd! Vroeger had men
in elk huis altijd eenige van zulke zaken,
die het werk waren van een klasse van
beeldhouwers , die thans uitgestorven schijnt.
Zoo gij thans iets van dien aard wilt heb-
ben, wie staat u dan daarvoor ten dienste;
een steenhouwer ? Ja , als 't alleen een dood
ornement is, dan gaat het nog; maar komt
er eenig menschelijk of ander dierlijk wezen
kyken, dan gaat het er deerlgk uitzien. En
bij den beeldhouwer kunstenaar? die bemoeit
zich met zulke zaken niet; men is genood-
zaakt naar 't buitenland uit te zien, waar
de nijverheid meer door de kunst is door-
drongen. Zoodoende zingen wg alweer ons
oude deuntje: "laat ons ons best doen, den
handwerker aan 't veretand te brengen , welk
voordeel hij van de kunst kan trekken."
Het benedengedeelte der kamer is, zooals
gjj ziet, geheel betimmerd, geboiseerd noe-
men wij dat; van boven een breede flink
uitstekende lijst , die een fraai profiel vormt ,
van tijd tot tyd door een pilaster geschraagd ,
en wier tusschenruimten met verstekken ge-
vuld worden. 0, het staat zoo goed, zulk
een eikenhouten kamer! die kleur van hout
geeft een schoonen achtergrond, waartegen
de figuren fraai uitkomen. Soms, om moge-
lijke eentoonigheid te voorkomen, voegtmen
er een lijstje of knop of ander figuur in van
ebbenhout. Waar zulk een kamerbeschutting
gemist wordt, die uit den aard der zaak
nog al kostbaar is, zoudt gjj in die tijden
een lgst even als hier gevonden hebben ; maar
de verdere bekleeding bestond dan uit gor-
djjnen, die tot den grond reikten. Ook be-
gon in die eeuw het goudleer in de burger-
huizen in trek te komen, vooral in 'tlaatst
der eeuw, om op zgn beurt plaats te maken
voor de geschilderde behangsels. Waar dit
alles te kostbaar werd, op boven- en slaap-
kamers en voor wien het niet betalen kon ,
bleef slechts de gewitte muur over, die, als
het lijden kon , zoowcl tot sieraad als om de
kleederen tegen de kalk te vrijwaren, met
de bekende witte steentjes werd betegeld,
een mode , die , zoover mg bekend is , slechts
bij de Hollanders thuis behoort.
Maar , neemt het me niet kwalijk , ik moet
aan T t pakken gaan , willen wij niet genood-
zaakt worden van nacht hier te blijven. Die
ledige bedstede daar zou ons wel herbergen
willen, maar het foudraal alleen is niet genoeg
om ons een goede slaapplaats te bezorgen.
Bed, kussens, dekens, alles is weg. Dus,
helpt liever een handje mede om klaar te
komen. Dat die bedstede of dat ledikant,
hoe zal men t noemen , uwe oogen trekt ,
kan ik u echter niet kwalijk nemen. — 't Is
waarlgk fraai. Men hield er toenmaals veel
van, om die bedsteden in den hoek van de
kamer te zetten; dan waren twee der vier
zjjden goed beschut, en voor den verderen tocht
wist men zich wel door de zware greinen,
damasten of zijden gordijnen te beschutten.
Maar nu , voort maar , voort , anders worden
we door 'tduister verrast.
(Wordt vervobjd.)
De hier gegeven afbeeldingen van een ka-
mer en de zich daarin bevindende bedstede,
danken wij aan de welwillendheid van den
meergenoemden heer J. Rutten, die ze bei-
den geteekend had in het vroegere huis van
den Pastoor der Bisschoppelijke Klerezjj te
Dordrecht, dat afgebroken is bij de verbou-
wingcn voor de kerk.
Digitized by VjOOQIC
KERKU1LEN.
99
KERKUILEN.
Men weet dat de uilen zich by voorkeur
op de torens onzer kerken schuil houden,
er hunne eieren neerleggen en hunnejongen
opvoeden. Dat zij er voor het overige geen
bet minste kwaad aanrichten , alhoewel zy
lang een yoorwerp van vrees voor de bijge-
loovige lieden geweest zyn, ja als schade-
lyke dieren doorgingen , en als zoodanig met
hardnekkigheid vervolgd werden , is eveneens
genoegzaam bekend. Wie uwer die bniten
woont, heeft niet een dier arme nachtvogels
met opene vlerken aan de groote poort eener
hoeve vastgenageld gezien , en zijn spijt kun-
nen onderdrukken by het overdenken hoe de
pleger van zulk eene onnoemelijke handel-
wijze — gevolg zijner onwetendheid — niet
beter zijne belangen verstaat , om niet meer te
zeggen! De heer A. de Vlaminck deelde in
de Gedenkschriften van den oudheidkun-
digen kring der Had en den voormaligen
lande van Dendermonde eene nota mede
nit de rekeningen der 0. L. V.-kerk van
genoemde stad , waaruit blijkt dat de kerk-
bestuurders voor iederen nil, dien men op
den toren rooven of vangen kon , eene premie
verleenden. Niet alleen te Dendennonde,
maar te Westeren en schier overal elders
bestond dit gebrnik. Een post der kerkre-
kening van Westeren, over 1648, luidt:
"Idem betaelt acn Jacques Dhondt over
het schieten van eenen huyl in de Kercke
den XX Augustus 1647 .. XII gr."
Jan Broeckaert.
DEVIEZEN VAN NARREN.
In den vorigen jaargang van dit tijdschrift
wordt op bladz. 268 een rebus gegeven , dat
op den armband van de pijpers van 's Her-
togenbosch voorkomt.
Vooral de vroolyke Rederijkers hebben veel
genoegen gehad om van hunne blazoenen en
leuzen raadsels te maken , en hunne sotten
of narren hulden gewoonlijk hunne namen
en deviezen in een duister en raadselachtig
kleed.
Mr. J. Soutendam deelt ons daarvan een
paar voorbeelden mede: Op de Tentoonstel-
ling te Delft in 1863 kwam het portret
voor van den sot der rederijkerskamer van
Leiden, Piero, alias van den Morn. In den
laatsten regel van het onderechriffc staat:
t4, k ben Piero, L. X. N. tijt, God weet
mfln levensent."-
Dit moet gelezen worden: 'k ben Piero,
1. z. n. of elkzen tijt, enz.
In het "Const-Reick Beroep ofte Antwoort
op de Kaerte uytgesonden by de Hollantsche
earner binnen Leyden, onder 'twoord Liefd
'Es 't Fondament, aen alle nabuerighe Re-
den-rflcke vrye cameren in Nederlant, tegen
den 6 Oct. Anno 1613," enz. (Tot Leyden,
by Jacob Jansz. Paets , woonende in de Son-
nevelsteegh. Anno 1614. 4°.), komt een
"klinck-Dicht voor, dat aldus eindigt:
"T vrccdsacm gcslacht, mccr prijs verwacht^
als die van Leyden,
Wech nijt en haet, eert wort te laet, om wcl
bercyden,
Dus clck ghcrieft, en toont dat "Li eft" is 't
fondament."
L. X. N. TIJT-PIERO.
"Elck sijn (sen) tyt" was dus a 't woort"
van den sot der Leidsche rederijkerskamer,
Piero.
De nar of gek der Delftsche rederijkers-
kamer had tot devies: u Onder de rapen
geeck ick;" dat is, ik bekleed het officie
van "geek" of ,.sot" bij de kamer, wier
devies is: ct Wfl rapen geneucht."
V0SSENVAN6ERS.
Even als de honden waren de vossen vroeger
in ons land zeer talrijk. Om hunne vernieling te
bevorderen stond hertogin Johanna, bij het 29 e
artikel harer "Blyde Inkomste" , toe , u dat
elck maer jaghen mocht hasen ende vossen
alle Braband deure sonder calengiercn."
Later loofde het leenhof van den Ouden-
Burcht, te Gent, onder andere eene beloo-
ning nit voor elk, die een vos doodde, van
welken de pooten boven de voorpoort van
den Burcht gehangen werden. Een vermake-
lyk plakkaat werd op hetzelfde onderwerp
uitgevaardigd , en nog in het begin dezer
eeuw waren er verscheidene gemeenten , onder
andere St.-Martens-Laathem , alwaar de klop-
Digitized by VjOOQIC
dOO
DE OtJDE TtTD.
jacht op de vossen noodzakelyk geacht werd.
Het archief der gemeente Westeren bevat
meer dan <^en bewys dat Reintje er in het
begin der verledene eeuw aanwezig was.
Het volgende is daartoe voldoende:
"Burghemeester ende schepenen der pro-
chie ende heerelijckheid van Westeren or-
donneren dheer Jacques frans van der Straeten,
hemlieden ontfangher, te betaelen aen Bene-
dictus van Pottelsberghe de somme van
vijfthien Schellinghen grooten over ende in
voldoeninghe van het schieten van twee
vossen , te weten eene moer ende vaervos ,
aen dese weth in de maent van December
1706 ghetoont, dit alles in voldoeninghe
van de placcaeten van Sijne Majestejjt dies-
aengaende vuytghegeven ende gheemaneert,
dese exhiberende met quittantie, sal UE.
valideren op uwen ontfanck in uwe aenstaende
te doerie rekeninge. Actum ter ordonnantie
van de weth als griffier desen XXX December
1706. N. J. van Hecke." ,
Westeren,
Jan Broeckaert.
GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN,
DOOR
D. VAN DER KELLBN Jr.
(Vervolg van bladz. 33.)
Wanneer er in . een tijdschrift als "de
Oude Tijd" sprake is van eene geschiedenis
der kleeding , zoo zal wel niemand zich voor-
stellen, daar te vinden hoe Grieken, Per-
zen , Romeinen en Egyptenaars gekleed gingen.
Dit ligt dan ook in 't geheel niet in myn
plan. Ook zal ik u niet voeren in een dool-
hof van gissingen omtrent de kleeding van
de eerste bewoners dezer landen, waarvan
men toch niets met zekerheid weet; maar,
dat alles overstappende , zullen wij beginnen
met maar dadelyk een kykje te gaan nemen
bij de Germaansche stammen , en eens zien ?
zooveel mogelyk als de nevel die nog over
die tijden hangt ons zulks toelaat, wat de
kleermakers by de Batavieren en de hen om-
ringende stammen hunne klanten aan 't lyf
hingen.
Wel, hoor ik u zeggen, bespaar u die
moeite. Wij hebben het immers reeds als
kinderen op school geleerd, hoe de Bataven
als wildemannen geheel naakt liepen, en
slechts een teenen mandje op het hoofd
droegen? Alleen des winters voor de koude
en om er recht krygshaftig uit te zien , hin-
gen ze een dierenvel om, wat ze met een
gesp en bij gebrek daarvau met een doom
op den schouder vasthechtten.
Ja wel , zoo dacht men er vroeger over ,
en zoo wordt er nog wel door sommigen
overgedacht, maar onze ^rjd v die alles ver-
werpt wat tegen het gezond verstand strydt ,
denkt ook daar al geheel anders over.
Is ons klimaat en onze grondgesteldheid
geschikt voor een mensch , die kleeding noch
schoeisel kent? En zoo als het hier thans
uitziet is het nog niet te vergelijken met
hetgeen het vroeger was. Met eeuwenoude
bosschen overdekt, die de zonnestralen niet
gunden tot den bodem door te dringen,
voortdurend blootgesteld aan overstroominr
gen der zee en der door geene dyken be-
teugelde rivieren, wier wateren op de lage
plaatsen bleven staan en daar moerassen
vormden, waarvan de uitwasemingen stellig
ook niet medewerkten om het hier minder
koud en vochtig te maken — dit alles by
elkaar genomen, zal men moeten erkennen,
dat ons land geen paradys voor naaktloopers
kan geweest zyn. Alleen een bijzonder vreemde
liefhebbery zou er iemand toe hebben kun-
nen brengen om, als hij wollen en linnen
stoflfen wist te vervaardigen , zooals de Ger-
manen dat konden, toch liever zQn lichaam
aan koude , vocht en daaruit volgende ziekten ,
als koorts en rhumatiek, bloot te stellen.
Digitized by VjOOQIC
GESCH1E1DEN1S VAN DE KLEED1NG IN X)fe VROEGERfl TUDEN. 401
Of deed men het om zich te harden ? Maar
daarmede strookt het weer niet, dat die
Genuanen er van hidden, als ze niet be-
ten minste des winters, een warm bad te
nemen voor ze 's morgens iets gebruikten.
Neen, zoo de natuur ons daarvoor ge-
Gcrmaansclie vronwen.
hoefden te jagen of te vechten (hunne voor-
naarastc bezigheden) , om zich uren en dagen
schikt gemeend had, zou ze one in deze
streken, waar het 't e\me oogenblik warm,
Gtrmaiin.
G.illirr.
in hunne hnt te koesteren, naakt voor een
vaur liggende, al droomende en drinkende,
even als zij er op gesteld waren dagelijks,
het andere koud is, even goed als de an-
dere dieren een natuurlijke pels aan 't lijf
hebben getrokkcn. Lecft hier geen dier zon-
Digitized by VjOOQIC
402
DE OUDE TIJD.
der natuurlijke beschutting tegen de koude,
de mensch, het fijnst bewerkte, kan het
zefaer wel evenmin zonder eene kunstmatige
beicherming. Dos dat naaktloopen zullen wy
maar met voor waarheid aannemen.
Julius Caesar verhaalt, dat de Germanen
bflna geene kleederen droegen ; alleen vellen
van dieren, maar die zoo klein waren, dat
ze een groot deel van 't lichaam bloot lieten.
Volgens hem hebben wjj ons dus den Ger-
maan te denken zooals het tweede plaatje
zulks aangeeft. Het land der Germanen cen-
ter strekte zich zeer ver uit; dus daar Cae-
sar nauwelyks over de grenzen van ons
land geweest is, behoeft men zyne beschrij-
ving niet juist als ook op de hier wonende
8tammen geheel toepasselyk te beschouwen.
Verderop in Duitschland had men wellicht
minder met het vocht te tobben, schoon
dat ook wel niet veel beter dan hier gesteld
zal zijn geweest; maar hier, hier bij ons,
leerde men waarschijnlijk wel van de naburen ,
en vooral van de Gallen , om ook broeken
en schoenen te dragen. Men moet ook niet
nit het oog verliezen , dat dit ook veel van
den meer of minderen graad van rykdom zal
afgehangen hebben; die een broek kon be-
komen zal er een genomen hebben : die dat
niet kon , liep met bloote beenen. Maar, zegt
Tacitus, alien dragen een mantel, die door
een gesp of spang , en bij gebreke van dien
door een doorn , op den rechterschouder werd
vastgehouden. De onderkleederen , waaronder
men geenszins onze hemden of borstrokken
moet verstaan, waren altyd nauwsluitend.
Dat pelswerk voor een en ander veel ge-
bruikt werd , is vrij natuurlyk. De dieren ,
waarvan de bosschen vol waren, leverden
overvloed van vellen, die men het best tot
kleederen kon aanwenden , en die door kunst
gekleurd en geverfd werden. Wy voor ons
houden het er voor, dat een Batavier na-
genoeg eveneens gekleed was als de Gal,
die op het derde plaatje is voorgesteld.
De kleeding der vrouwen bestond uit een
nauwsluitend kleed evenals dat der mannen ,
doch langer en zonder mouwen, waarover
een mantel. By haar waren wit linnen stof-
fen het meest, meer dan wollen gezocht;
de witte kleur werd door purperkleurige
strepen opgeluisterd. Zwart was toen ook
reeds de kleur van rouw , zoodat ook daaruit
bewezen wordt, dat ze hunne stoffen reeds
wisten te verven.
Zich zoo fraai mogelyk voor te doen,
is een karaktertrek van het menschelijk ge-
slacht. Wy lachen over onze tegenwoordige
modegekken en pronkers , maar die leefden er
toen zonder twijfel ook al. En de vrouwen!
Ook toen deden ze al eveneens haar best,
er zoo lief mogelijk uit te zien. Ze hadden
ook al hare kleine toiletgeheimen. Om aan de
huid een frissche kleur te geven dienden
de baden. Ook maakte men daartoe gebruik
van het schuim van bier. Zelfs het blanket-
sel was geenszins onbekend. En welke zorg
werd er niet aan het beroemde blonde haar
besteed , zoo wel door de mannen als door de
vrouwen! Om de vereischte kleur te beko-
men, hadden ze pommade van geitenvet
en beukenasch, — ook kalk en geronnen
melk werden als kleurmiddelen aangewend.
Deze middelen mogen de gewenschte uit-
werking gehad hebben by blonde menschen,
de donkergekleurde Romeinsche dames be-
reikten daarmede haar doel niet en namen
hare toevlucht tot paruiken van blond haar,
aan de Germaansche hoofden ontnomen.
(Wordt vervolgd.)
PROEVEN VAN GENEESKUNDIGE BEHAN-
DELING.
De maatregelen , die men thans neemt voor
eene behoorlijke geneeskundige behandeling,
verschillen veel van die, een paar eeuwen
geleden daar voor genomen.
Thans waarborgt men die zoo veel moge-
lyk, door te zorgen dat bekwame genees-
heeren worden gevormd en door de hande-
lingen van dezen door bevoegde personen te
laten gadeslaan. Maar zie hier wat men toen
deed. — Eene aanteekening in de Resolution
van den Magistraat van Westkapellen (Zee-
land) leert daaromtrent het volgende.
u Op den 15 dcn Maart 1G74 dan, kwamen
voor Burgemeesters en Schepenen, de Bail-
juw Cornelis Pancras, tevens chirurgyn te
Westkapellen, en Jan de Swart, chirurgijn
te Zouteland , en verklaarden dat zckere Jan
Digitized by VjOOQIC
PROEVEN VAN GENEESKUNDIGE BEHANDELTNG.
103
Willeboortsen door het schieten met een ka-
non erg was gewond en zijn linkerhand
nimmer kon worden genezen, maar tot be-
houd van zijn leven behoorde te worden af-
gezet. De chirurgijns echter durfden die ope-
ratie nict uitvoeren, tenzij met magtiging
van den Magistraat. Burgemeesters en Sche-
penen hoorden hierop de naaste vrienden
(bloedverwanten) van den patient en "resol-
veerden met dezelve vrienden", zoo leest men
verder, u om in cas van hoogste noodzake-
lijkheid, en de voornoemde chirurggns op
hun gcmoed leggende, het verzoek toe te
staan om met mes en zaag, als naar de
kunst praktekabel, dezelve hand te extir-
peren en scheiden van het ligchaam ; —
gelijk ook ten zelfden dage, na aanroeping
van des Heeren naam, is geschied."
Of thans nog velen deze wijze van handelen
uit den ouden tijd terug zouden wenschen,
valt zeer te betwijfelen.
D. H. M. K.
HET LEDEKANTJE TE EGMOND a. d. HOEF,
DOOK
C. W. BKUINVIS.
De dorpskerk te Egmond aan den Hoef,
in 143 J gebouwd, ter plaatse van de reeds
in 1244 gestichte kapel, en in 1633 op
last der Staten van Holland ' hersteld , prijkt
nog met een marmeren gedenkteeken van den
aardrijkskundige , den burgemeester van Am-
sterdam, Nicolaas Witsen, met geschilderde
glasramen , 2 met een regeeringsbank die het
wapen van het geslacht van Vladeracken vcr-
toont, met een bijzonder groot, uit de
gesloopte Buurkerk van het naburig Egmond-
binnen afkomstig wapenbord van Hercules van
Foreest , -j- 1 793 , bestaande uit eene piramide
en 2 naalden op een voetstuk, en de graf-
zerk van Johan van Loo. 8 Eertijds vond
1 Toenmalige eigenaars van de hccrlijkheid.
Tot 1822 of 23 bleef dc kerk ocne domeinkerk.
• Gcplaatst in 1633 en 34, stellcn zij voor
de wapens van den Prins van Oranje, van Tho-
mas v. Egmond v. d. Neyenburg, van Johan van
Foreest, van Holland, van het Noorderkwarticr,
van de steden van dat gewest en van Haarlem.
3 Zij draagt dit opschrift:
Den Eel gestrengen held Johan van Loo met namen,
Dien Denemarken , Bohemcn , Vcneticn befamen ,
Dien Essen, Willemstad , Glats, Wolfenbutteleerd,
Die hjj als gouverneur cornel gegouvcrneerd ,
Die in zijn leven was een schrik zijner vijanden,
Den perl en diamand van de croon der Ncderlanden ,
Een vat vol dapperhcijd , vol wijsheijd en bcleijd ,
Wicns genereus gcmoed vol van rcchtvaardigheijd,
Wiens geest te nauwe was Duijdsland, Slavi(?),
(Denemarken ,
men er ook een zonderling gedenkteeken ,
dat on der den naam van het ledekantje be-
kend was. 'tWas werkelijk een houten lede-
kantje, van onder met koper loofwerk ver-
sierd , door gordijnen overdekt en tot ligplaats
verstrekkende van twee levensgroote koperen
beelden , voorstellende Jan , eerste graaf van
Egmond, en zijne gemalin Magdalena van
Waardenburg, de eerste overledcn in 1516,
de laatste in 1538. Hg-zelf zou de oprich-
ter geweest zijn van de tombe, waartoe
deze beelden vroeger behoord hadden, welke
tombe, te gelijk met de kerk, door de sol-
daten van Sonoy verwoest werd; de beelden
en verdere sieraden zijn er toen baldadig
afgerukt en in den Sammerpolder gewor-
pen, maar vele jaren later weder opgevischt
en alstoen op de beschreven wijze in het
kerkkoor tentoongesteld. Ludolf Smid, die
in 1676 en nogmaals in 1706 het lede-
kantje zag, zegt er van: u Bij de vrouw
lag een schoothondeke , nevens beide twee
baz\iinen, een gebroken degen, een wapen-
schilt, een groote kopere plaat, behelzende
hunne doot in het latfln. Beneden rontsom
het Ledekantje vernam ik nederduits geschrift
Italia, Neerland, rust onder deze zarken,
"\Vicns dertienjarig wond zijn leven hem berooft,
Waar over prinsen land en ieder een bedrocft.
Obijt Ao. 163412 Decembr. Aetatissunc 44.
Digitized by VjOOQIC
104
DE OUDE TIJD.
in een yierkanten lgst, dog bedorven en
en bjjna wel meest weggenomen." Sedert
jaren is van een en ander niets meer te
vinden, en het is raij onbekend wanneer
het monument verdwenen en het koperwerk
versmolten is. Misschien is het laatste in
1799 voor goeden prfls verklaard door de
Engelschen en Russen , die ook de kerkebla-
kertjes niet versmaadden.
Vertaald luidde het latijnsche grafschrift
als volgt :
Ter gedachtenis van Jan , Graaf van Eg-
mond, Heer van Baar. Deze, op zijn twin-
tigste jaar van Jerusalem terujrgekeerd zijnde ,
heeft Dordrecht herwonnen, Utrecht be-
schermd en die van Hoorn beteugeld; door
Keizer Maximiliaan is h\j tot Stadhouder
van Holland aangesteld en in den graven-
stand verheven , welk ambt hij 30 jaren
heeft bekleed; hg heeft verscheidene kloos-
ters , zoo te Egmond als andere , tot heiliging
van het leven, hersteld, de kerken en hare
bedienaars , inzonderheid van deze , heeft hjj
rijkelijk begiftigd. Uit Magdalena van Waar-
denburg, nicht van Keizer Maximiliaan, 15
kinderen ontvangen hcbbende, is hij in den
ouderdom van 78 jaren overleden, op den
12< n September 1516.
Het ledekuntje te Kguioiid ;uin den Hoef.
TENTOONSTELLING
VAN ZEEUW8CHE OUD- EN MERKWAARD1G-
HEDEN TE MIDDELBCRG.
Recht gaarne voldoen wij aan den wensch
van de Commissie voor bovengenoemde Ten-
toonstelling in 1870 te Middelburg te hou-
den, om de aandacht van elk, die in hot
bezit mocht zyn van ccnig voor de geschie-
denis , de zeden , de gebruiken enz. van Zee-
land belangrijk voorwerp, op die tentoon-
stelling te vestigen. Ts 7 iet aan een ieder zal
de daarop betrekkelijke circulaire onder het
oog gekomen zijn; daarom wordt ook door
u de Oude Tyd 1 ' elk, die iets in te zenden
heeft, verzocht zich daarover te wenden aan
een der leden van de Commissie van uit-
voering voor die tentoonstelling , de Heeren
G. N. de Stoppelaar, president, P. Nagt-
glas of P. Roetert Tak Ez. , secretaris , al-
ien te Middelburg.
Digitized by VjOOQIC
UIT DEN OUDEN TLTD.
105
UIT DEN OUDEN TIJD,
Mededeelingen van Mr. J. DIRKS.
Voor de kennis van ons vaderland in de
16 — 18 lc eeuwen, zijn de tallooze blaauw-
boekjes, pamfletten in die tijden in het
licht verschenen , de rijkste bron. Onder soms
zeer vreemde titels bevatten zy een schat
van byzonderheden , bagatelles, om ze zoo
eens te noemen, maar geenszins bagatelles
voor hen die hunne kennis dier dagen willen
vermeerderen. Diepe inzigten in het huisselyk
leven leveren zij ons op; de staatkundige
en godsdienstige denkwijzen onzer voorvaderen
leggen zy onbewimpeld bloot ; ja ik zou bijna
geen onderwerp, toen aan de orde van den
dag , kunnen noemen, dat zy niet behan-
delen , soms van alle k an ten bekijken , daar
het eene geschriftje soms vele andere uitlokt.
Wy zullen uit die oude doos van tijd tot
tyd proeven , als bewijzen voor ons beweren ,
mededeelen en beginnen met:
I. Klagten over weelde en middelen tot
beteugeling daarvan en der armoede , voor-
gesteld in het jaar 1662.
Een onderscheyt Boeckje ofte tractaetje
van de fouteri en dwalingen der politie,
in ons vaderlant , beschreven voor alle
Politique en liefhebbers der selfde ende
meeslendeel gedirigeert , tot de Vaders des
Vaderlants , hare H(oog) M(ogende) H(eeren)
Staien door J. van B. J(uris). C(onsul)tus.
Tot Amsterdam, by Gillis Archiganjc, in 't
Jaer ons Heeren 1662.
Dit boekje (8 bl. bevattende) schynt zcld-
zaam te zijn, daar het noch in de Biblio-
theek van Nederl. Pamfetten van F. Muller,
II, 1860, noch in den Catalogus van de
nu naar Gent verhuisde verzameling van wijlen
J. Menlman , II, 1861 , vermeld wordt. Welken
naam de regtsgeleerde schrijver J. van B.
droeg, zal de schryver van de Bibliotheek
der Nederl. Anonymen en Psendonymen
welligt kunnen uitmaken. Jacobus van Berck ,
Griffier van het hof van Utrecht „ komt bij
hem in het jaar 1655 voor. Jan van Bergen
(Montanus) in 1679. Wie het dan ook zij,
de steller van het stukje schijnt niet veel
voor de pers geleverd te hebben, daar hij
aldus begint : "Gij verwondert u misschien ,
"gunstigc leser, wat mij tot het schrijven
"gebragt heeft in desen overvloet van boecken.
"Het is het walgen mijner ziel als ick da-
"gelijcx so veel ongeregeltheden in ons Va-
"derlant sie. Als ick sie hier (in Amsterdam)
"een kleermaeckers Vrou in haer Fnlp (flu-
u weelen kleed) komen aenstrijcken , dacr een
"schoemaeckers ofbe tappers Vrou, alles op
"haer frachtigst in haer sijde en fulpe klee-
"deren." Ook van de winkeliers en kramers
wordt hetzelfde gezegd : "zij gelyken do Bander
heeren:" er is geen onderscheid meer tus-
schen Adel en On-adel, tusschen "Luyden
"van Staet en Regeering en tusschen het
"gemeene Volckje; die haer selven vergeten,
"ende alles meynen dat het haer vrij staet
"te dragen , als sy het maer betalen konnen."
Men houde hierby wel in het oog dat toen
het kleed nog meer den man maakte dan
tegenwoordig , nu de kleeding , bij de mannen
althans, zoo veel eenvoudiger is geworden.
Van de menschen gaat de brommende regts-
geleerde over tot de huizen. "Wie kan het
"voorwaer lijden, als ghy siet een kleer-
"maeker een karaer of een salet hebben
"met Goude leer ' of Taprj ten behangen : ofte
"hier en daer cenen Kramer ofte Ambachts-
*Unan zijn huys optoyen, gelijck als of het
u Edel luy of Burgemeesters Huysen waren."
1 Qoudleer. In 'sHage had men nog in 1793
dc OoudUerhuytbuurt. Zie Mededeelingen van de
Vereeniginy ter beocfening der geschiedenis van
'a Gravcnhagc, I, bl. 196 en dc buurtpenning van
D (e) Jonge-, Gout- , JFeere- en Molenluurt van
1738 in ons Souvenir de la JIaye. Brux. 1859
p. 22, (n*. 47*) en J. van Lcnnep. lets over
een lijzonderen ink ran nijverheid in de 17c!c
eeuw. J'olks-almanak. 1808. bl. 112-117.
14
Digitized by VjOOQIC
106
BE OUDE TIJD.
Men denke zich hierbij eenen Arastcrdamschen
Burgemeester van 1662.
Van den optooi springt mj op de onma-
tighcid van kalis sen (kale jakhalsen) in wijn
en bier, op het schulden maken, en eindigt
met een beklag over de lasten door alle
imposten en schattingen , waarmede de eerljjke
luiden zeer bezwaard zijn, als gevolg van
den Engelschen oorlog.
u Eene geschickte en gereguleerde Politie"
moet deze "fouten" weg nemen. De zaak is
wel moeijelijk , raaar de jurist vermeent eenige
middelen daartegen te knnnen aanwijzen . . .
Voor die fulp en zijde, voor dien wijn gaat
het geld nit het land, want de schepen,
die ze halen , voeren geene waren nit in rai-
ling , zoo als voorheen. — En nn de middelen
ora dit te keeren. Yooreerst een reglement
of edict. De Adel zal zich mogen kleeden
zoo als hij wil en ook de politie (Staatslieden)
en regering, "want men kan (n. b.) geene
"wetten schrjjvcn voor hen die de wetten
"geven en ze niet ontvangen." Om der sta-
tighcid wille raadt J. v. B. echter aan , dat
hare Achtbaarheid zich van pluimagie ont-
honde "als sijnde niet burgerlijck ende niet
u accommandaet (passende) maer te dol l tot
"den burgerlijken staet." De dcurwaarders ,
boden, klerken die men dikwijls nu (4662)
niet van hnnne heeren kan onderscheiden
mocten zich van flnweelen en zyden kleeren
onthouden. Advocaten en medicinae doctoren
stelt hij met den Magistraat gelijk. Als
bekijkers van vele vnile waren * raadt
hij den laatsten echter het dragen van
fluweel af. Procnreurs en notarissen worden
naast do klerken c. s. gesteld, "op dat sy
"de luydcn minder door minder nitgaven
zullcn snuytcn." De kooplieden, die/5000Q
of / 40000 bezitten , worden met de politiekcn
en de magistraten gelijk gesteld. Alle andere
koopers , kramers , en vooral de Franschc kra-
mcrs, die meest zich selven niet kenncn, veelal
te zeer den Monsieur spelen en zich zoo wild en
1 Men dcnkc om "den dol Inn hoed", de wcl-
bckende herbcrg achtcr Logchcm, naar een gc-
pluimden hoed, uithangbord, alzoo genoeind.
• Men hcrinncre zich den Piskijker van Jan
Stecn; een onderzoek toen zeer in nsnntie.
weidsch kleeden , als of zij vliegen wildcn of
comedianten schjjnen, deze moe ten den Ed el-
man afleggen met hunne zijden en fulpen
kleeren.
Ambachtslieden desgelijks. Met de schilders
is hij verlegen als zeer verscheiden en ook
velen "dol van gecst", als sijnde sommigen
d i v i n van kunst en verstand , anderen klad-
schilders. Speelluyden ,' die ook vrij wat dol
zijn , laat hij vrij , daar moet iets van Sinte
Anna onderloopen. '
Later zal hij van de vrouwen, de huis-
houding en de meubelen spreken, maar het
is hem toch een gruwel, dat snijders met
behangen kamers pronken , dat schoenmakers
met geheel zwarte i kasten pralen en dat
"haest Hansken Alleman" een Italiaanschen
vloer s heeft. Alleen wil hij nu maar zeggen ,
dat do jonge dochters door dien opschik dik-
wijls tot onkuischheid en oneer vervallen.
Bier, als in ons land gebrouwen, is niet
zoo schadelijk als wijn te drinken. Op dron-
kenschap moet een rijksdaalder boete gesteld
worden of een halve. Geen tapper zal meer
dan drie kannen bier aan &5n persoon op 6en
voor- of achtermiddag mogen tappen. Wat
hij meer tapt, is de drinker ongehouden te
betalen. Als iemand zich in een brandewijns
kroeg dronken drinkt , krijgt hij restitutio (!)
van zijn gelag, en de tapper mag in drie
dagen niet tappen. Tot het houdcn van wijn-
huizen behoeft men consent van den magistraat.
1 Dat is, de zaak is niet zuiner. Bij de vcle vcrkla-
ringen van den oorsprong van dit bekcnde spreek-
woord, te vindcn in de Navorscher, III , bl. 223.
IV, 184- 185. en bij Harrcbomme'c, II, bl. 266-207
nog deze gissing : St. Anna (parochie) een dorp
op het Bildt in Friesland , was tusschen St. Jacobi
Parochie en Lieve Vrouwen Parochie in het
begin der 16de eeuw te gclijker tijd door de
Hollandschc bildtmeijers of kolonistcn gesticht.
St. Anna had dus tot bnren Onze Lieve Vrouw
en den Apostcl Jacobus, twee heiligcn van vcel
hoogercn rang. De kcrk aan haar gewijd was
das minder in aanzien en wcrd minder bezocht-
3 Zwarte kasten. Van ebbenhout.
3 Haliaansche vloer. De schepen van Livomo
komendc, bragten veelal marmeren steenen en
platen terng; van daar de rijkdom aan marmeren
gangen, trappen , in de Amsterdamschc huizen
in de 17 — I8 dc eeuw gcbonwd.
Digitized by VjOOQIC
UIT DEN OUDEN TIJD.
107
De schryver gaat nu tot iets anders over.
"Tot de ontlastingen der Gemcynte in deze
tyden nu het koren soo duur is." Niemand
kan het brood ! ontberen. Men neme de be •
lasting van het gemaal weg, en zoeke een
aequivalent ergens anders. Hy geeffc een model
van eene petitie aan de Hoog Mogende Heeren
door een ambachtsman in te dienen "werc-
kende om een daghhuyr van 12 of 15
stuivers." — Een ander middel: "Het is
een bederf voor ons landt , dat daer soo veel
vremt Linnen van buyten ingevoert wort
ende dat daer niemendal voor de geringe
luyde van ons Land met spinnen te verdie-
nen is." Hooge tollen moesten daarop gezet
worden, om die vreemde linnens te weeren.
Men pleeg een stuiver vijf of zes daags of
meer weleer met spinnen te kunnen verdienen ;
no geen droog brood meer; "de arbeyt aen
een webbe (weefeel) besteed , wordt niet be-
taald." De Vlamingen kunnen goedkooper
werken: hier maakt men door dien invoer
leegloopers. "Luyden van middelen kunnen
het betalen, ende die van geringen staet
kunnen voor hen selven spinnen ende hun
huysgezin bezig houden."
Ook tegen het aanbesteden Yan work trekt
hy te velde en voert het voorbceld van Keizer
Trajanus aan, die, eene groote menigte
arbeiders aan een werk bezigende, van
iemand het aanbod ontving om zulks met
minder onkosten en menschen, en in korte-
ren tijd te volvoeren. Doch de Keizer ant-
woordde: Laat mrj toe het volk te voeden!"
Men ziet hoe bij den S. goede en dwaal-
begrippen als in een chaos nog gemengd
zyn. Maar zouden die denkbeelden van be-
teugeling van weelde en voorts van bescher-
ming, belasten van uitvoer van vee, boter,
kaas enz. en van invoer van manufacturen
enz. , nog wel bij alien geheel verdwenen zijn ?
VERZENDING ONZER COURANTEN NAAR
ENGELAND IN HET LAATST DER VORIGE
EN IN HET BEGIN DEZER EEUW.
Onder de wetenschappen , die in onzen tijd
een verbazenden stap zijn vooruit gekomen,
1 Het brood. Aardappclen waren tocu (1662)
nog onbekend bij den gcmeenen man.
behoort vooral de geschicdenis. Hemelsbreed
verschilt die bij vorige eeuwen. Het is onze
tijd bg uitnemendheid , die de studie der
bronnen en het kritisch onderzoek .er van
op den voorgrond heeft gesteld. Is een ge-
volg hiervan , dat schrijvers die tot nog toe
als bronnen golden , slochts napraters blyken
te zyn en dus wegvallen, aan den anderen
kant zijn ook de geschiedbronnen thans zeer
vermeerderd.
Wij behoeven slechts te wyzen op het
stelsel van openbaarheid , dat eerst in onzen
leeftijd by archieven en bibliotheken is aan-
genomen, en waardoor zooveel wat vroeger
onbekend was, thans voor ieder bevoegde
toegankelijk is. Wij wijzen op veel dat door
de vroegere hiUorici bijna geheel over het
hoofd gezien , of althans slechts zeer wcinig
gebruikt is geworden.
Dat zyn o. a. de vlugschriften , pamfletten,
enz. der vorige eeuwen die eene volstrekt
noodzakel\jke en hoogst belangrjjke bron
voor onze geschiedenis aanbieden, en waar-
van eerst wy den grooten rykdoin en hare
waarde hebben leeren kennen.
Dat zyn ook de couranten die men vroeger
meestal liet verloren gaan, hetgeen zeer te
bejammeren is, doordien vele er van thans
volstrekt niet meer te krijgen zijn.
Eerst in onzen tijd is men beginnen in
te zien, dat de moeite en de arbeid aan de
samenstelling er van besteed voor meer dan
een enkelen dag zijn, en dat haar inhoud
onwaardeerbare bijdragen voor de geschie-
denis en het leven eener natie bevat.
Nauwkeurig spoort men thans dan ook
alles na, wat op de geschiedenis onzer vroegere
journalistiek betrekking heeft, en beijvert
men zich om het gevondene medc te deelen ,
opdat de aanstaande geschiedschryver onzer
periodieke pers er zijn voordeel mee kunne
doen. Als eene kleine bydrage hiertoe nemo
men dan ook het volgcnde.
Bekend is het, en ook mecrmalen bespro-
ken , dat in vroegere eeuwen gezanten , con-
suls of andere personen nieuwstijdingen ,
vlugmaren , couranten of hoe zij meer heetten
van de regceringen waarby zy geaccrediteerd
waren, aan hunne hoven toezonden.
Digitized by VjOOQIC
408
DE OUDE TUD.
Dat dit gebruik echter nog in het laatst
der vorige en in het begin dezer ceuw plaats
vond, was mij onbekend, tot ik onlangs
onder . familie-papieren cr een bewijs van
aantrof.
In een brief door zekeren D. P. Renard
in 1846 uit Leiden geschreven, komt na-
melijk het volgende voor:
UEd. weet dat mijn Overleeden Papa
een Pensioen had van het En-
gelsche Goeveraement , als ook
van de Amiraliteit en Thresaurie,
een zeker getal Ponden alle jaaren ,
voor het zenden der Hollandsche
couranten, ook heeft Thresaurie
tot op de dag toe uitbetaalt ; maar
de Amiraliteit weigert zulks , reden
oni dat mijne Papa de couranten
niet had overgezonden , maar hoe
was zulks mogelijk? in de Pran-
sche tijt.
Dat nu dit overzenden der Hollandsche
couranten naar Engeland door Renard official
geschiedde kan hieruit blijken, dat in die
familie het consulaat van Engeland en Han-
nover bij onzc Republiek langer dan cene eeuw
geweest is. Een Louis en een Daniel Renard
b.v. , agenten en consuls van Z. M. van
Groot-BritanniC , woonden in het midden
der vorige ceuw te Amsterdam.
X. V. D. S.
M E S J E S.
Geen mode heeft langer stand gehouden
dan het leggen van moesjes , of zwarte pleis-
tcrtjes op verschillende plaatsen van het aan-
gezigt, en wel daar
"Waer soma ccn clcync vlack of pockcl was tc
(vinden,
"Die men verheclen wou* voor sync welbemindcn,
"Of wacr dc spyeghel sprack, en eenigh acrtig
(dier
a Sou syn tot gocd bcjagh of stoocken 't rainnevicr.
Reeds in den aanvang der 47 c eeuw "be-
plackten de fransche madams, want de
moes eene francoyse inventie is, de aange-
zighten met zwarte vliegekens, die een
wonderlijcke aengenaemheyt en stemmigheyt
aen 't gelaet schencken." Men vergenoegde
zich echter niet met 66n moesje , maar legde
er spoedig mcer, soms tien, twaalf , zoo dat
het gelaat vaak een krentekoek geleek. Op
die moesjes werden allerlei figuren afgebeeld ,
zoo als beeldjes van Venus en Apollo,
Cupido en andere. Welhaast drong deze
mode ook tot Holland door en werd spoedig
te 's Hage algemeen. Heemskerck gewaagt
u van een kleyn swart pleystertje , keurelrjck
geplaetst niet verre van 't welgemaeckt mon-
deken , dat , mits syne properheyt , wel mocht
gelooft werden daer 't eenigh ander insicht
als om yet zeers te genesen, geraeckt te
syn." Men droeg deze moesjes in een zil-
veren doosje, waarin tevens reuk of blan-
ketsel bewaard werd, by zich. Rotgans
schildert eene hollandsche vrouw uit het
Moesjesdoosje.
laatst der 47 c eeuw, toen de moesjes reeds
door burgerlieden werden gelegd en de Haag-
sche pronkepinken er haar aangezigten mede
bezaaiden.
"Daar komt ecu jonge vrouw tc voorscbijn, net
(besneden
"Van troni, maar galaut, coquet en wulpsch van
(zeden ,
"Haar wangeu glimmen van 't blankctsel, hier
(en daer
"Met glocijcnt fermiljocn besmeert, terwijl heur
(baer
"Zich spiegcltin den glans van hondert diamantcn.
"De troni dicht gesmeerd met moesjes kleyn en
(groot,
'•Gclijkt een krentekoek."
De gcestelijkheid ijverde , gelijk tegen elke
mode , ook tegen die der moesjes , en Hondius
vroeg :
Digitized by VjOOQIC
MOESJES.
109
"Sondighen sodanige vrouws-personen niet ,
die ledematen synde , nochtans hare aengesich-
ten tot cieraet beplacken met allerlei raouches
of swarte plaestertjes , even als of haer kin-
nebacken met vuyle rochelbellen bespoghen
waren. Men kan hier op toepassen , Matth. 6,
vers 10: "Sy mismaecken hare aengesichten ,
op dat sy van de menschen mogen gesien
worden." In plaets van het aengesicbt te
vercieren, soo doense niet anders als datse
het selve lelyck bekladden. Jae indien se
met dierghelycke vlecken in het aengesicht
geboren waren, sy sonden wel veel gelt
willen geven, om deselve, waer het moghe-
lyck , te verdryven. Dat en komt niet overeen
met 2 Corinth. 11: 3, vers 3.
Dr. G. D. J. S.
HET BOERENBEDRIJF IN DE 1c HELFT DER 17 e EEUW.
In den vorigen jaargang gaven wij een
voorstelling van het turfmakeu en de bleeke-
rijen. Hoe het boerenbedrijf in de eerste
helft der 17 e eeuw gedreven word, kan men
hier thans zien. Het plaatje is genomen uit
denzelfden bundel prenten van Nicolaas Vis-
scher, waaruit die voorgenoemde gekozen
waren.
Wanneer men , zooals tegenwoordig , in de
gore maand Maart zit , kan men zich zoo
met genoegen verplaatsen in de warraere
maanden. Dan is het dorschen, anders een
goed middel om warm te worden, geen al
te aangename taak, en wel gelukkig, dat
de dorschers in de schuur voor de bran-
dende zonnestralen beschut zyn. Waarom het
karnend boerinnetje en de waschvrouw bij
hare vermoeiende werkzaamheden ook niet
een schuilplaats tegen de hitte opzocken,
begrijpen we niet. Maar "elk zjjn meug"
zei de boer. En "alles is verkiezing" zei
mij eens een horlogiemaker, die mij een
gerepareerde oude hangklok terugbracht,
waaraan hij de wijzerplaat het onderste boven
had gezet. Waarom ik juist de 12 boven
verlangde kon hij maar niet begrijpen. "De
Digitized by VjOOQIC
110
DE OCDE TIJD.
een wil de 12 boven, de ander wil hem
onder, alles is verkiezing op de wereld,
imjnheer." De man had wel eenigszins geiyk.
En zoo vinden zeker die twee vrouwtjes het
aangenamer in de brandende zon dan er
buiten te staan.
Wij voor ons zouden het er meer op
hebben, ons een poos in 't malsche gras,
aan den oever van den frisschen stroom
neer te vleien en nit de welgevulde
melkemmers , waarmede het landmeisje huis-
waarts keert, een teug onvervalschte melk
te verzoeken.
Arme lastdrager, die hijgend het brug-
getje opstrompelt, ook gij moogt wel eens
een oogenblik rust nemen. U is de warmte
zeker minder welkom dan ze ons zou zyn,
schoon het loopen in den snrjdenden noor-
dewind, door sneeuw en regen, u waarschijniyk
nog minder prettig zal vallen. Moed gehou-
den , de maand Maart met zjjne rhumatiek
en verkoudheden loopt haast op een eind,
wy zijn reeds de lente ingetreden en mid-
den in de negen zomersche dagen , schoon
het schijnt , alsof die het niet weten willen
dat ze tot het zomerhalfjaar behooren. Maar
geduld, de dag van morgen kan verande-
ring brengen.
EEN BLIK IN DEN ZEDELIJKEN TOESTAND DER MAATSCHAPPIJ VAN VROEGEREN TIJD.
S. PICCARDT.
Die goede oude tyd! Zoo hooren wij nog
dikwijls spreken. Bg soramigen is wel de
overtuiging gevestigd, dat niet alles in vroe-
gere eeuwcn zoo fraai was, als men het wil
docn voorkomen , maar toch men inaakt zich
geene regte voorstclling van de gesteldhcid
dier vroegere maatschappij en is geneigd haar
beter te beoordeelen dan zij, naar het ge-
tuigenis van den tijdgenoot, was.
Ten bewflze daarvoor deel ik hier een
stuk mede, dat in de twecde helft der 17 de
eeuw, door de classis van Zuid-I3cveland
werd opgemaakt en aan de staten van Zee-
land gezonden; waarin ons eene schets ge-
geven wordt van dien tijd, die zeker niet
vleijend is.
Ik laat ecrst het stuk in zyn geheel vol-
gen, om er dan eene enkele opmerking aan
toe te voegen.
Specificatie en Register der hooch-
gaende sonden in die lande en graef-
felickheit van Zeeland, tegcns elck ge-
bot van de wet des Heeren : waertegens
tot behoorlicke weeringe van deselve \
bij de kercken derselve provincie den j
bijstant en behulpelicke hant der Ed. !
Mog. Heeren staten der voors. graef- :
felicheyt (als haere souveraine overicheyt
zynde) met grooten ernst versocht wert.
Niettegenstaende het dagelycks veelvoudig
prediken, onderwysen, leeren, vennanen en
bestraffen uit den woorde Godts, zoo tijde-
lick als ontydelick; zoo bevint men noch-
tans metterdaet, datter nogh vele zonden
in die landen van Zeelandt in swange bljj-
ven; ende dat door de oude ingeworteldc
gewoonte , dewelcke zonder de autoriteyt van
H. Ed. Mog. (als voetsterheeren ende voor-
vechters van Gods kercke , en als bewaerders
van bcydc de tafelen des Heeren) niet wel
uyt te roeijen en zyn: derhalve hebben wij
nu voorgenomen eenige van die U. Ed. Mog.
voor te stcllen, als.
Tegen het l sle gebot; alhoewel de paep-
sche misse is de allergrouwelycxste afgoderie ,
die men ergens in de werelt soude kunnen
uytvinden ; zoo bevint men nochtaiis met-
terdaet, dat die hier ende daer (niettegen-
staende uwer Ed. Mog. goede ordonnantien
ende placcaten daartegen) noch gepleegt wort,
waerdoor godes toorn en jaloesie over deze
landen en steden verweekt wort. Men be-
speurt oock de grouwelicke zonden van by
waerzeggere te gaan, den teerink of sleutel
Digitized by VjOOQIC
EEN BLIK IN BEN ZEBELIJKEN TOESTANB BER MAATSCHAPPIJ. 111
te draijen, ende andere duyvelsche super-
stitien te bedrijven, in vele plaetsen sonder
achterdencken worden gepleegt, insgelijcx
dat d'heidensche hier en daer ongemoeit
mogen blijven, waer door vele menschen
jammerlicke werden verstrickt ende bedrogen.
Tegen het 2 le gebot : als dat op kermis-
sen ofte ommegangen, vastenavonden ende
andere afgodische avonden, cramen werden
opgericht, dewelcke middelen srjn waerdoor
de voorsegde snperstitieuse feesten noch on-
derhonden ende geviert worden. Berhalve wij
U Ed. Mog. ootmoedelijk bidden ende ver-
soeken , dat U Ed. gelieve het oprigten der
cramen op deselve afgodische dagen ende
avonden te verbiedcn , opdat alsoo die toeloop
des volcx gesteut ende dese hoogten Baals
mochten werden nitgeroeyt. 2. het spelen van
Comedien, Tragedien ende andere batement-
spelen ; alsmede ligtveerdige vertooningen ,
die op kermissen ende pnblycke marcten ge-
schieden ; insgeljjcx loterijen ende rijfelarien ,
openbare retoryck-spelers enz. dewelcke (niet
tegenstaende U Ed. vorige placcaten , met
name het placcaet daertegens 1646 geema-
neert) in vele plaetsen noch stoutelicke
werden bedreven, tot groote ergenisse der
vromen ende vet ijdelingh ende verwoestinge
soo van oudc als jonge luijden.
Tegen het 3 le gebot. Be gronwelicke son-
den van meyneedicheyt , vloecken en het
onnoodich en lichtveerdich sweeren, het af-
vorderen ende opleggen van eedt over ende
in kleyne zaken ende allerley misbruyck van
dien heerlycken ende vrecslycken name des
Heeren onses Godes sijn seer hooge (tot
onsen grooten leetwesen) geklommen in den
lande, dese sonden drncken het lant seer
ende ontsteken Gods toorn ten hoochsten
daer over. Bent. 28 vs. 58 , 59. Levit. 24 :
10. Jer. 23: 10. Sach. 5: 12, 13.
Tegen het 4 de gebot, niettegenstaende dat
de ontheyliginge van den dach des Heeren
een hoochgaende sonde is, die de Heer al-
tijt swaerlycks heeft gestraft Nehem. 13: 18.
Ezech. 22: 8. soo wert men nochtansmet-
terdaet gewaer, dat deselve doorgaens, het
eene jaer voor, het andere nae, op veel-
derley wijse ende manieren seer schendelicke
wert geprophaneert. Berhalve U Ed. Mog.
mitsdesen ernstelycke werden versocht ende
gesmecckt, dat U Ed. gelieve dese sake
eens wederom de novo bij de hant tenemen
ende tot dien eynde te procnreren , dat alle
ergerlycke ontheyliginge des Sabbats , (in de
vorige placcaten van U Ed. Mog. verboden)
strictelick ter executie werden gestelt, niet
alleene onder, maar ook na de predicatien;
ende daerbenevens datter oock ordre werden
gegeven tegen het mennen, spelergden ende
dooden te begraven , tnsschen beyde de pre-
dicatien, op dien dach, door welcke dingen
en andere meer die dach des Heeren seer
geschonden, ende die hittige gramschaps
Godts over Israel meer en meergemaeckt wort.
Tegen het 5 le gebot, quade en ongere-
gelde hnyshoudinge tnsschen man en vronwe ,
gaet mede in vele plaetsen in swange, soo
wanneer deselve malcanderen smijten , slaen ,
schoppen ende van malcanderen loopen ende
gaen woonen , waer door groote swaricheden
ende onheylen, tegens de republycque ende
kercke werden gecanseert.
Tegen het 6 ,le gebot , ons lant is seer
beswaert met het bloet der verslagenen,
waarvan het niet genoechsaem verlicht en
wort door het gerichte des bloets , over den
gen en die dat vergoten heeft , waeromme de
Heere mede met de landen twist heeft. '
Hos. 2 : 4. Berhalve het noodich is , dat
U Ed. ordre stellen , dat de dootslagers ge-
straft werden, mitsgaders die dingen waer
door se geschieden , ende dat pardonnen ende
hantwinningen niet lichtelycke en werden
vergunt; datter oock straffen werden ge-
stelt op 't trecken van 't mes , vechten ende
het ombrcngen srjns selfs, twelck in vele
plaatsen seer inbreeckt.
Tegen het 7 de gebot, de schrickelicke
sonden van overspel ende hoererie overstroo-
men ende overloopen het lant, soodat het
allenthalve vol van onreynicheyt is ende on-
dert' gewichte derselver waggelt; gelijck een
dronckaert, ende henen ende weder beweegt
wert gelijck een nachthntte, daer deselve
onder de gereformeerde christenen (als sijnde
een heylich volck des Heeren) niet en be-
1 Dc afschaffers van de doodstraf gelioven hierop
acht tc slaan. Red,
Digitized by VjOOQIC
112
DE OUDE TUB.
hoorde genaemt , veel min gedaen te worden ;
daerom wq U Ed. Mog. ootmoedichljjcke
bidden, dat U Ed. gelieven te besorgen,
dat de wetten tegens de voorsz. sonden van
overspel ende hoererie mochten te wercke
gesteld ende die officieren verboden werden,
daer over compositie te maken; dat oock
meerder insicht genomen worden op koppe-
lerijen ende bordeelhouders , dat mede wech-
voeringe ende verkrachtinge van dochteren
niet ongestraft en werden door de vingers
gesien, maer naer meriten getracteert.
Tegen bet 8 ,le gebot, de sonde van
woecker in ons lant schreyet tegens ons;
ende het geroep daervan is gekomen tot in
de ooren des Heeren Sebaotb; als wanneer
daer grooten woecker van gelt genomen wert ,
ende daer benevens oock pant, jas, oock-
betgene daer mede hem een man sonde mo-
gen generen; item wanneer men gelt geeft
tot grooten interest op de benande per-
soonen die haer cooren groen op den acker
moeten verpanden ; 2. de vuyle banckeroeten ,
door dewelcke vele weduwen ende weesen
werden uytgestreken ende nitgesogen , nemen
dagelycks toe , daerom het noodich is datter
ordre ende straffe op deselve gestelt worde;
3. het openhouden van herbergen bij nachte ,
waeruyt qnaelderien ofte lichtveerdige coop-
manschappen, ende het verderff van alle
huysgesinnen , ende andere onheylen ontstaen.
Tegen het 9 le gebot, valsche gctuyge-
nissen tegens den naesten, scheldinge ende
lasteringen gaen seer hooch onder de chris-
tenen , ofschoon sulke daden sijn eygen werc-
ken des duyvels, ende oock dat de tonge,
die zulcx uytwerpt, is ontsteecken van de
helle, als Jacobus spreekt.
2. d'ontronw van notarissen int' maken
van sinistre instrumenten is mede seer groot ,
derhalve U Ed. gelieve reglement over deselve
te stellen.
3. Pasqnillen worden in vele plaetsen ge-
stroyt tot onteeringe dicwils van vrome en
eerlicke perzoonen.
4. Grouwelicke boeken werden nytgegeven
sonder naem sprekende tot nadeel van re-
geeringe des Lants van de gereformeerde
religie ende belijders derselvc.
Of het een gevolg van deze klagt der
kerkelflken was , dan wel of de overheid zelve
door het toenemen der ongeregtigheid ge-
troffen werd, zal ik niet beslissen, maar
zeker is het, dat de staten van Zeeland
28 Maart 1666 een Placaet nitvaardigden
wegens de sware ende grouwelyche sonden
van onluchticJieyt , hoererye en overspel etc.
Uit de vele en velerlei bepalingen in dat
placaet kan blijken, dat or heel wat on-
zedelgkheid in die dagen te bestrijden viel,
maar ook , dat men weinig oordeel gebrnikte
in de kens der straffen , die , of buiten ver-
houding zwaar waren , of weinig geschikt om
van het kwaad af te schrikken. Zoo bij v.
moest de gehnwde vrouw, die met verschey-
den persoonen overspel pleegde , na pnblycgue
schavotteringe met eeuwig bannissement en
confiscate van een groot gedeelte harer
goederen gestraft en haar daarenboven de
regterhand afgehouwen worden. Daarentegen ,
wanneer ongetronwde person en ongeoorloof-
den omgang gehad hadden, werden die ge-
constringeerd om te trouwen , "dock in g/te-
valle de partijen te seer inegael van qua-
lileyt mocht wesen sal de gedefioreerde
vrouwspersoon werden geconlenleert met
een eerlycke Bruydsschat naer gJielegent-
heydt van saecken.
Nemen wij aan , dat de Eerwaarde Heeren
van de Classis van Z aid-Be veland eene ge-
trouwe teekening van hunncn tijd gegeven
hebben, dan heeft het er toen slccht met
de zedelijkheid uitgezien. Al rekenen wij er
af, dat de onverdraagzaamhcid der kerke-
lijken van die dagen als misdrijf rekende,
wat wij thans als de zeer geoorloofde
niting eener godsdienstige overtuiging be-
schouwen; er blijft in deze speciiicatie
genoeg over, dat ons reden geeft om te
zeggen: de kerk dier dagen vermogt zeer
weinig tot bevordcring van goede zeden.
Wat de classis-broeders aanvoerden, ora
het zedebederf in de gemeenten te bcwg-
zen, komt ten deele voor hunne rekening.
Wel gaven zij het alles afdoend bewijs
hunner magteloosheid , waar zij de in-
menging der staatsmagt zochten om het
kwaad met geweld te keeren*, dat men
door onderwijs en voorbeeld had moeten
Digitized by VjOOQIC
EEN BLIK IN DEN ZEDELIJKEN TOESTAND DER MAATSCHAPPIJ. 113
voorkomen. ' Hadden de vrome heeren him
zin gehad , men zou veel hebbcn ge-
straft , dat geen misdaad daarstelde , men
zou het kwaaddoen in het geheim bevor-
derd hebben. 't Is niet door dwang en ver-
bod dat men brave menschen maakt. Maar
de heeren der 17 dc eeuw hadden vreemde
begrippen ; men lette slechts op het verzoek
om zelfmoordenaars te straffen.
Opmerkelijk komt het mij voor, dat bij
de zondenlijst, aan het 5 de gebod vastge-
hecht, geen klagt voorkomt omtrent gebrek
aan eerbied voor onders, verzuim in kinder-
lijke pligten of dergelijken. Men klaagt slechts
dat vele onders geen al te best voorbeeld
gaven. Zou de jeugd toen zoo braaf geweest
zyn, dat er van haar niets te zeggen viel?
Wij willen het hopen, dat zij een lichtpunt
geweest is in donkere dagen , geljjk wij voor
de jeugd van onzen tyd wenschen, dat ze
niet alleen het voorgeslacht , maar ook ons ,
in al wat edel en goed is moge overtreffen.
Goes.
1 Karakteristick is dc vcrklaring in den aan-
hef, dat al het prediken niet baatte, dat meu
zich aan dc kcrkclijke bestraffing weinig schceu
te storeu.
DE KINDERSTOEL.
De meesten onzer, die zoo nagenoeg een
halve eeuw oud zyn, hebben waarschynlijk
een gedeelte van hunne eerste levensjaren
gesleten in een der logge onhandelbare ge-
vaarten, die destjjds den naam van kinder-
stoelen droegen. Hunne eenigste verdienste be-
stond daarin , dat ze niet gemakkelijk konden
omvallen. Misschien ook waren ze goed om
de kleinen tegen tocht tc beschutten ; maar
verder — o, ja, daar zouden we haast een
voordeel vergeten — iramers door de groote
ruimte , waarover het kind in dien stoel be-
schikken kon, vond het gelegenheid zrjne
1870.
eerste gymnast ische oefeningen te maken.
De meesten wisten het z66ver te brengen,
dat ze de voetjes op het tafeltje van den
stoel werkten, op 't gevaar af van naar
beneden te vallen, — of wel zij zakten af
in den bak van den stoel , en bleven daar aan
den band hangen tot men ze op kwam hijschen.
Een ander soort uit de helft der ^'ceuw
geeft de Brune in zijn Zinnewerck ons te
zien. Waarom die stoelen zoo laag bij den
grond waren ? Wel, wijl hij niet spoedig om zou
vallen , en in de tweede plaats, wijl de kinderen
van jongs afaan konden leeren , zich op hun
Digitized by VjOOQIC
11*
DE OUDE TIJD.
plaats , laag bij den grond te houden. Wij heb-
ben hooge kinderstoelen , en daarom zijn onze
kinderen niet gewoon tot volwassenen op te
zien ; immers zij zyn steeds in hun stoel op de-
zelfde hoogte, op 66n lijn met groote menschen,
die op een stoel zitten ? Waarschjjnlijk hebben
we daaraan die inbeelding en pedanterie bij het
aankomend geslacht te danken, die zoo erg
vervelend worden; wjj moesten dus maar
spoedig weer aan de lage stoeltjes gaan.
't Schijnt het kleintje hierboven niet langer
in zijn stoel te bevallen. Eerst is al 'tspeelgoed
weggegooid , en nu wil het kind het terug heb-
ben. Hoe dikwijls gaat het ons menschen
ook zoo, hoe dikwijls wenschen wij terug,
wat wij eens in baldadigheid wegwierpen!
HET SLUISCHE SINT-KATHELIJNEGILDE EN ZIJN MERKWAARDIGE DRINKHOORN ,
DOOR
J. H. VAN DALE.
Onder de arbeidersgilden , welke in vroeger
ceuw in Sluis bloeiden, bekleedt het Sint-
Kathelijnegilde , de zakkendragers , eene en-
kele maal ook het Sint-Catharinagilde ge-
heeten, eene vooraame plaats. De leden van
het gilde worden ook wel de arbeiders van
de vischmarkt genoemd. Een tiental hunner
was daarenboven, krachtens eene meermalen
hernieuwde overeenkomst met den Gouver-
rieur en de Gezworens der Zoutzieders, ver-
plicht tot het verrichten van het zoogenaamde
keetwerk. Nevens het Sint-Katheljjnegilde
vond men te Sluis het Sint-Jansgilde , de
hoppebierdragers ; het Sint-Michielsgilde , de
Breykens , ook de Nering van de Winnebrooden
geheeten, de Vischdragers , het Sint-Adri-
aansgilde, de arbeiders l van den Sint-Jans-
1 De arbeiders wcrden oudtijds piinres, piners
geheeten. 't Woord komt van het Middelncder-
landsche pinen, dat eerst beteekende moeite
doen , later (harden, mo^ielijken , zwaren) arbeid
verrichten. Men had te Sluis reeds in de 14e eeuw
verscheidene steegers, d. i. trappen, die naar
hot Zwin leidden , en in wier nabijheid de schepen
landdcn. Elk dezer stecgers had hoogstwaarschijnlijk
zijue eigene piners of arbeiders. Hierboven vonden
we dan ook de arbeiders aan den Sint-Jansdam
en de arbeiders van de Vischmarkt, en reeds in
de 14e eeuw lezen we van der piinres ghilde
onser vroutven steegher.
De bodein van Sluis werd grootendeels uit de
wateren van den Zwenc gewonnen. Een dccl van
den dijk, die dezen stroom bepaaldc, heettc dc
pinersdijk: een naam, die, toen men het oude
inner niet meer kcnde, op dc gruwelijkste wijzc
vcrbasterd werd. Deze dijk werd later, by voort-
durende opslijking van het Zwin, eene dcrstraten
dam, en het Onze-Vrouwegilde , de korendra-
gers. Op de leden der vier eerstgenoemde
van Sluis. 't Is duidclijk en klaar, waaraan de
dijk zijn naam ontleende. In de 14e eeuw woonden
er verscheidene arbeiders, bclast met het lossen
der vaartuigcn enz. , die naar hun beroep met
den kenmerkenden naam van de piner of de
piinre vermeld worden.
Het oudste stuk, dat op dc oude piners be-
trekking hceft , verdient hier opgenomente worden.
"Wij Bouden golliacs, Bouden f. Verheylzoeten ,
Wouter Ratgheer, Jacob f. daens, hughe van
buedrewaen en Jan de man , Scepcncn inde Sluus,
kennen dat vor ons quamen, als vor scepenen,
Jan van den brouke van hocdelheem [Ocdclem]
en marie zijn wijf, en gaven op in wettelike
ghiften pieterhalse te zinen vrijen Ecghindomme
drie sceleghen groter tornoyscn siaers Ervelike
Renten, ligghende ende beset binder Cuerc van
der Sluus in een huus ende in al dervachtiehedc
der toebehorende , an doostzidc vandcr kcrcstratc,
op den houc vanden straetkine uat street van
voren der strate tote bachtcn der hofstede, die
toebehoort wulfs talcmans kinderen of eenzidc,
ende soetcn van Ondennacrdc ende Jacomijns
haers roans huus aire naest of andrezide, te ghel-
denc dese vors. Ervelike Rente deene bcltscccde
te meye naest eoraende ende dandrc hcltsceede
te sintc bavenesmesse daer naest volghende, Ende
also vort ten sclvcn terminen in clc jacr Eewe-
like ende Ervelike gheduerende , Ende ghelovendezc
ende weddenze hem tallen daghen te wetten te
warandeernc vrij , quite ende onghecalengiert
jeghens clkcn menace, also men Ervelike Rente
sculdich e9 te warandeernc In kennessen van
desen dinghen hebben wie scepcncn vornomt
descn charter huutbanghende beseghelt met onsen
zeglcn. dit was ghedaen int jacr ons heeren als-
menscreef m. ccc. vive ende viertich up den
zeveuiiensten dach van September.
Digitized by VjOOQIC
HET SLUISCHE SINT-KATHELIJNEGILDE EN ZIJN DRINKHOORN. 115
gilden rustte in het bijzonder de verplichting
"speciale adsistentie en bijstand te doen,
zoowel den Baljuw als den Burgemeester van
der Courpse, op privatie van hunlieder
vrijheid , boven de correctien , daartoe staandc."
Het oudste stuk, dat wij Van het Sint-
Kathelijnegilde kennen. is eene uitspraak, door
de Regeering van Sluis den zesden Februari
1464 gedaan in eene quaestie, gerezen tus-
schen dit gilde en dat der korendragers
over het recht van koopwaren te dragen,
die ter mate toebehoorden , onverschillig of
deze gemeten werden of niet. In dit stuk
worden de leden van het gild niet alleen
zakkendragers , maar ook kruiers geheeten.
Het bepaalt de grenzen van de draagrechten ,
als we 't zoo eens noemen mogen , der beide
gilden en is daarom waard in zijn geheel
gekend te worden. Aldus luidt het:
Wij, Burgemeesters , Schepenen en Raad
van der stede van der Sluis , doen te weten
alien dengenen , die deze lctteren zullen zien
of hooren lezen , dat op den dag van heden
voor ons t' onzer kamere van secrete [ge-
keime zaken] gekomen zijn in quaestien Jan
de Katere, als Deken, en Laureins van
Dijke, Wouter Moens, Mathijs de Zagerc
en Jan Wijngaard, als Vinders in dezen
tijde van het Sint-Kathelijne gilde , 't welke
de Kordewagen (kruiders) l en Zakkendra-
gers van de voorn. stede houdende zyn
in Onze-Vrouwekerke , staande binnen de-
zelve stede, klagers aan de eene —
en Willem Braemaert , als Deken , en Ro-
brecht f. Pieters \Robrecht Pieter szooti] ,
Achtcr op dit stuk staat:
Dit es pieter als huterstc wille: wacrd bo,
dat der piinres ghilde tonser vrouwen
steegher te nietc ghinghe, so sal de hclighe
ghcest hebben wp [up, op] dit vors. huus cndc
eervc drie scclcghe grote allc wul [vol] ghcliic
dat desc charter racnciocn maket.
Reeds uit deze aanteckcning blijkt gcaoegzaam ,
dat Pieter Hals de rente, die hem in 1345 gc-
schonkcn werd, later aan de piners *t Onzer
Vrouwen steeger hceft opgcdragcn; maar boveu-
dien bestaan er nog twee aaneengehcehte char-
tertjes van 27 Februari en 12 April 1434, die
dit buiten alien twijfel stcllen.
Uit deze leeren wc, dat de rente sedert 1417
Jakob de 2 , Geraard tihond en
Wijt f. Boudins \Wijt Boudenszoon], als
Vinders ten zelfden tijde van Onzer Vrou-
wengilde der Korendragers, 't welk de
Korendragers van dezelfde stede houdende
zijn in de voorn. kerke, verweerders
en '18 niet was betaald, waarom Casin de Lijn-
makere, als deken van Onzer Vrouwen
Gilde der korendragers, hetzelfde gilde
dus als het Pinersgildc aan den Onze- Vrouwcstccger,
de genoemde hofstede, ten behoove van het gilde,
eerst pandde voor twee Schepenen en den Schout-
heete en ze later in gebannen vicrschare wette-
lijk deed verbieden op Pieter Hals of op dcngene,
die ze aan zich trok , en dat wel om de ver-
achterde rente. —
In het privilegie, door Lodewijk, graaf van
Vlaandercn, den 13 Juni 1360 aan de Ooster-
lingen verlcend, wordt o. a. bepaald, dat Sche-
penen kcure zullen maken op de pijnrcs, die
den vreemden koopman dicnen zullen, en dat,
zoo een p ij n r e onredelijk misdeed jegens den
koopman , dat deze macht heeft om hem nimmer
een' penning meer te latcn winncn in zijncn
dienst , alvorens hij zijn misdryf gcboet hebbe.
{Bijdragen tot de Oudheidk. en Qesch. cnz.
Deel V, bl. 151.) — Bij eene opgave der kleiue
ambachtcn te Gend in 1348 worden ook Ver-
mel d dcPijnres tusschen brugghen,eu
wordt deze naam verklaard door porteurs au meg,
zakkendragers.
Ook te Brugge kende men de breikens. Daar
bestond het werk dezer lieden in het naar huis
dragen van visch en vleesch. Het gilde had ecu
altaar in de Sint-Salvatorskerk , gewijd, niet,
zooals te Sluis, aan Sint-Michiel, maar aan den
H. Daniel, zijn patroon. Ook te Brugge noemde
men ze Winnebrooden. J. Gailliard, De am-
bachten en neringen van Brugge, bl. 190. In
dit werk vindt men ook het wapen van de brei-
kens. Karel Versehelde vcrmeldt in De Kathe-
drale van Sint Saha/ors, bl. 241, cenige bij-
zonderheden omtrent de kapel van deze ncring.
Nog heden ten dagc wordt te Brugge de naam brei
gegeven aan arme sukkels, die voor eene klei-
nigheid de visch thuis brengen.
1 Er staat in het afschrift alleen kordewagen.
Het tweede lid van het samengestelde woord ,
waarvoor een plaatsjc is opengelaten, was den
afschrijver zeker onbekend; wellicht ook was 't
onlecsbaar geworden. "Wij hebben gem c end, dat
dit lid niet anders zijn kon dan kruider.
3 Deze naam is niet ingevuld in de kopij ,
die wij vonden in een register, waarin een aan-
tal stuk ken van zecr verschillenden aard zijn uf-
geschrcven.
Digitized by VjOOQIC
116
DE OUDE TIJD.
aan de andere zyde, te welken tijde de
voqrn. klagera overgeven eenen lettere van
supplication [een meekschrift] , inhoudende
onder andere zaken , dat zij herd, beklagende
waren van de voorn. verweerders, dat zij
dagelijks useerden [verrichtteri] en deden meer
dan zij behoorden te doen in 't dragen van
den zoute, grane en andere ware, die ter
mate niet en komt en men dagelijks uit
den watere van den Zwene hier aan land
en binnen de stede opdoet of van het land
te waterwaart, en dat dezelve verweerders
dat niet meer en behooren te doen ; dat zij ,
de klagera, niets dragen mogen, dat by
de mate geraeten wordt, sustineerende [be-
werende], dat zij, die klagers waren, en
hunlieder gildebroeders , gecostumeerd [ge-
woori] waren zulk goed , als voorzeid is ,
van ouden tijden te dragen , zonder eenig
begrijp [berisping , blaatri] van de voorn.
Korendragers , presenteerende hnnl. voorstel
te proeven [bewijzen] ; waarop de voorn. ver-
weerders ook eene snpplicatie [smeekschrift]
overgeven in vorm van klachten en van ant-
woorde, mainteneerende de contrarie [het
legended] van den voorstelle van de voor-
zeide eischers, zeggende, dat zijzelven en
hunl. medeplegers van ouden en langen tijde ,
en zonderling [in het bijzonder] siehtend
[*edert\ dat zij den last van de Kapel van
Onzer-Vrouwengilde ' voorzeid gehad hebben ,
gecostumeerd [gewoori] hadden gezyn te
dragen alle maniere van graan, dat ter
mate behoort en men van het land te water
doet of nit het water aan land , weder [hetzij]
het ter mate komt of ne doet [ter mate
komen , d. i. : hetzij het ter mate komt of
niet\, uitgedaan [nitgenomeri] by speciale
[in het by zonder] smedekolen ; grofzout ,
dat de zoutzieders van dezc stede opdoen,
om zout daaraf [daarvan] te zieden, en
zonder dat in koopmanschap op te leggen,
anders dan voorzeid is , en 't graan , komende
in zakken , hetwelk men hier binnen de stad
ter markt brengt, om des marktdags daar
1 Het korendragcrsgildc had, bchalve zijn
kapel en altaar in dc O. V. kerk, eene kleine
knpcl in de Brugstraat, waarvan echtci* scdert
ecn drietal ecnwen niets meer te vinden is.
verkocht te zyn, welke drie punten andere
arbeiders dragen mogen , zulke als den koop-
lieden van dien daartoe gelieft te nemen ,
presenteerende desgelyks hunlieder voorstel
en zonderling de oude costumen van dien
te proevene [bemjzen], met veel meer re-
denen, die elk van de voorzeide partijen
ten voordeele van zijne quereele [Fr. querelle ,
klachte] sustineerde [bijbracht] , verzoekende
aan ons, als jugen [rechters], verklaars
[verklaring] over [floor] recht van dies voor-
schreven staat, te hebben. Uit den welken
[uit welke redenen, d. i. waarom] dat wij
beide de voorzeide partijen te hunnen ver-
mete, information en proeven wijsden [ver-
oordeelden\i mits dat zy in faite contrarie
waren, en daarna recht. Na welken wys-
domme [vonnis] de voorn. van Sint-Kathe-
lijne-gilde diverse personen op hunlieder voor-
stel en costumen deden hooren voor schepenen,
onze medegezellen in wette , en dat by eede ,
alzoo 't behoorde naar de wetten van deze
stad, wanof [icaanof, waarvan] dat zy de
informatie en deposition [getuigenissen] van
die, by geschriffce, besloten en bezegeld met
derzelver schepenen zegelen , in onze handen
brachten, in vormen van preuven [bewijzen].
En de voornoemde verweerders, korendra-
gers, deden ook diverse personen voor sche-
penen bij eede hooren op de oude costumen ,
die zij mainteneerden geuseerd hebbende,
van de welke zij de deposition van dien
ook besloten overgaven, en insgelijks een
charter van de fondatie van hunne kapel,
bezegeld met schepenen zegelen van de voor-
zeide stede, onze voorzaten, van den jare
1422 [1423], den derden dag van Lauw-
maand , en daartoe eene kopij van het salaris
van hunnen arbeid , by [rfoor] henl. en hunne
gildebroeders gedaan of te doen in het dragen
van den voorzeiden grane en wat daaraan
kleeft, wijlen [tceleer] geraaakt bij Burge-
meesters en Schepenen , onze voorzaten in
wette , ten profijte van den gemeencn oorbore
[nutte] van de kooplieden derzelve stad,
van den jare 1450, welke voorschreven be-
sloten information, charter en kopij by ons
op het langc gelezen en gevisiteerd waren;
en rijpelijk op het inhouden en verklaars
van dien gelet, alzoo *t behoorde, en na
Digitized by VjOOQIC
HET SLUISCHE SINT-KATHELIJNEGILDE EN ZIJN DRINKHOORN. 117
al hetgeen, dat wy by goeden verklaarse
daaraf bevonden hadden, en na al dat voor
ons in rechte gekomen was, de voorzeide
quaestien aangaande , zoo was by ons , als
lichaam van wette , in html, beider presentie ,
mits dat elk van henl. verklaars en recht
yan zijn voorstel begeerde, voor recht ver-
klaard en gewijsd, dat, nadien ons volko-
raen blijkende was, dat de voornoemde ko-
rendragers hunl. voorstel van de oude costu-.
men, die zy voren gesnstineerd hebben in
hunlieder voorzeiden gilde gehad hebbende,
aangaande den voornoemden arbeid, dat zij
en hunl. nakomers, vrij zijnde in 't voor-
zeide gilde van Onzer-Vrouwen de koren-
dragers, schuldig zijn [het recht hebben]
te dragen al hetgeen dat ter mate behoort,
dat men hier binnen der stede op- en af-,
uit- en indoen zal, weder [hetzij] het ge-
meten wordt of en doet [niet~\, uitgedaan
[uitgezonderd] hetgeen dat voren gespeci-
fieerd en verklaard staat, dies blijven zij,
die korendragers zijn, altijd gelast en ge-
houden den koopman te gerieven, te ge-
noegen en te dienen t' alien tijde als hijs
[hij des] begeerende is, naar dat de zaken
haast begeeren, en dat op zulken -tax en
loon , als in 't jaar 50 laatstl. bij onze voor-
zaten in wette daarop gemaakt en geordon-
neerd was, als blijkt by de voornoemde
kopij, die zij ons in vorm van proeven [be-
wijzen] overgegeven hadden, zonder dies te
zijn in eenige gebreken. En waar't zoo , dat
zij van dien in gebreke waren , of dat zy
meer hieschen [eischten] dan de voornoemde
kopij inhoudt , en dat de koopman of koop-
mannen daaraf [daarvan] klachtig kwamen
voor de Bnrgemeesters van dezer stede, die
nu zyn of hier namaals wezen zullen, zoo
zullen die Burgemeesters , mits de gebreke
van den gereedschepe [gereedheid, spoed]
van het dragen van de voornoemde Koren-
dragers, te dier werf [voor dat maal] en
van dien goede consent geven den voor-
noemden kooplieden , andere arbeiders , onvry
zijnde in 't voorzeide gilde , daartoe te nemen
of te huren te haren schoonste [tot hurt
meeste voordeel]; en van meer te eischen
dan den tax en loon van den voorzeide kopij ,
henl. telkerwerf op doen leggen en betalen
de boeten , die daartoe staan , zonder dies
te hebben eenig verdrag [verschooning] in
eenige manieren. In oorkondschepe [kennis]
enz. Actum den zesden van Sprokle [Sprokkel-
maand] in 't jaar onzes Heeren 1463. [1464].
Het stuk, waarop we nu onze aandacht
vestigen willen, is van geheel verschil-
lenden aard. Het dagteckent van 6 De-
cember 1478. Op dezen dag verschenen
voor Pieter Roet f. Michiels [d. i. dieter
Jioet MichieUzoon] en Jan Roesselin , Sche-
penen in de Sluis , Jacop Lisse en jonkvrouw
Baerble [Barbara], zijn wijf, die aldaar
gezaamderhand in wettelyke giffce opdroegen
aan Wouter van Zuudt, Deken, Cornelis f.
Pieters , Cornelis Lambrechts , Hendrik van
der Groede en Zeger Muul , Vinders van het
Sint-Kathelijnegilde , 't welk houdende zyn
de arbeiders van de Vischmarkt in de Onze-
Vrouwekerk : drie schellingen drie penningen
grooten tornooisch en tien mijten Vlaamsche
munt erfelijke rente 'sjaars, verzekerd en
bezet op een aantal huizen, plaatsen van
land en erfachtigheden , gestaan en gelegcn
binnen de stad Sluis, en in den giftbrief
alle nauwkeurig aangeduid. Daarenboven gaf
Jakob Lisse in gereeden gelde twintig penn.
gr. torn. , ora daarmede te koopen en te be-
zetten ten penn. gr. torn, erfelyke rente
's jaars , goed en vast bezet zijnde omme den
penning twintig. Voor deze giften verbond
zich het gilde tegenover den Schenker en zyne
Vrouw , jaarlijks , eeuwelyk en erfelijk te doen
vieren den dienst van de Octave van Sint-
Kathelijnendage en te haren outare gefondeerd
in de Onze-Vrouwekerk : eene zingende mis
met diaken en subdiaken, met het geluid
van de orgelen en met het geluid van de
klokken, van boven luidende, in zulken
maniere als ter jongste Octave van Sint-
Kathelijnendage de voorn. mis en dienst met
zang en geluid gedaan was, enz.
Het was ecbter Jakob Lisse niet genoeg,
in zijn leven het gilde aldus te gedenken ;.ook
zijn uiterste wil getuigde , dat hij onder deszelfs
voornaamste begunstigers mag geteld worden.
Den 21 en November 1487 verscheen voor
Clais f. Yvonis [Klaas Yvo'szoon] en Jakob
van den Pereboome , Schepenen , Jacop Lisse
Digitized by VjOOQIC
118
DE OUDE TIJD.
de Vrijlaat, die, om te volkomen den uiter-
sten wil en de laatste begeerte van boven-
genoemden Jakob Lisse — hoogstwaar-
schijnlyk des comparants vader, in alien
gevalle wel aan dezen verwant — in vorm
van testament gegeven heeft Cornelis f . Pieters ,
Deken , Jan de Decker , Pieter Lievens , Jan
f. Jans , als Vinders van het Sint-Kathelijne-
gilde, de nombre van tien gemeten lands,
lettel [luttel , weinig] meer of min , liggende
in Aardenburger-Ambacht , in de prochievan
Sint-Baaf enz. , waarvoor het gilde gehouden
was te doen doen "ter eere van Gode; van
Maria , zijne gebenedijde Moeder, en van alle
Gods heiligen , voor de ziel van Jakob Lisse
en zijne Vrouw Baerble, en voor alle ge-
loovige zielen , door eenen suffisanten priester,
alle Zondagen, v66> het altaar van Sint-
Kathelijne, eene lezende mis, en te gaan,
na de mis, ten grave van den voorzeiden
Jakob met het wflwater en aldaar te lezen
eenen de profundis" l voor al de evenge-
noemde zielen; verder alle Sint-Kathelijne-
dagen te doen stellen op den disch van den
Heiligengeest [de Armen\ binnen de voorz.
kerk , gedekt alzoo 't behoort , vier en twintig
proven [deelbrood, pain d'aumOne], elk
waard wezende twee penn. gr. torn. Vlaamsche
munt; die te doen deelen den armen, daar
't hun het best aan besteed zal dunken te
wezen, en dezen te kennen te geven, dat
zij gedenken willen aan degenen, van wie
de voorzeide aalmoezen gekomen zijn , enz. *
1 De 130 e psalm. Uit de diepten enz.
2 Er schijden aoderen aanspraak gemaakt of
ceaig recht gchad te hebben op de besproken
10 gemeten. Den 27^ November 1528 drocg
Phclip Bollaert, Vrijlaat, wonende in Oostkerkcr
Ambacht, voor Burgemeester en Schepenen van
Sluis, aan Deken en Vinders van het Sint-Kathc-
lijnegilde al het recht en de actic op, welkc
hij aan het genoemde laud bczat. En dat hij er
recht op had , blijkt uit de acte , waarbij Fransoys
Markolf en Jaquemijue zijne vrouw er hem , voor
Schepenen van het Brugsche Vrije, den 26«>
October 1509 wettelijke gifte van gaven, enz.
Het is ons nict mogen gclukken, dit punt tot
klaarheid te brengeu.
Dat het Sint-Kathelijnegilde verschillende
erfelijke renten bezat, bleek ons op meer
dan 6£ne plaats. Wij bepalen ons echter tot
de mededeeling van eene enkele, en wel de
merkwaardigste onzer aanteekeningen dien-
aangaande, ontleend aan een der registers
van Schepenen der stad Sluis.
Actum den 5 en in December 1526.
Pieter van der Meere , Deken , Pieter Poel ,
Adriaan Lem , Rijckaart de Grrjse en Adriaan
de Muenic, Vinders van den gilde van
Sint-Kathelijne , over henlieden en al hunne
nakomers , namaals deken en vinders wezende ,
zijn overeengekomen met Zuster Lijsbette
van der Aleve, vervangende ten dezen 't
geheele convent en de gemeene Z listers van
den voornoemden convente , als dat de voorn.
Zusters, nu zijnde of namaals wezende, ten
eeuwigen dage adorneeren [Eng. to adorn ,
opschikken] en versieren zullen het beeld van
Sint-Kathelijne binnen de kerk van Onze
Vrouwe , ter feeste , dage en solennisatie
[plechtige riering] van de voorn. Me vrouw
Sint-Kathelijne. Dies zoo hebben, in recom-
pense van dien, de voorn. comparanten
kwijtgescholden de voorn. Moeder al de ach-
terstellen van 15 penn. gr. rente 'sjaars,
die' het voorn. gilde heeft op het godshuis
in de Kapellestraat [het Maria- of der stede
gasthuis] , mitsgaders ook , dat dezelve Moeder
en Zusters , nu zijnde of namaals wezende ,
de voorzeide 15 penn. niet meer betalen
zullen , ten ware , dat het gebrek van de versie-
ring procedeerde [sprote] en kwame van de zijde
van de Moeder en Zusters , nu zijnde of
namaals wezende , wel verstaande , indien de
deken of vinders, namaals wezende, de
voorn. Moeder en Zusters obstructie [belem-
mering] en empeschement [belet] deden van
te doen dies voorzeid is , niet te min zouden
liber en exempt [vrij] zijn van de voorzeide
rente van 15 penn. gr. te betalen.
{Wordt vervolgd.)
Digitized by VjOOQIC
HET "DAGELIJKSCH BROOD" ONZER ZEELIEDEN, VOOR 50 JAAR. 419
HET "DAGELIJKSCH BROOD" ONZER ZEELIEDEN , VOOR 50 JAAR.
DOOR
Th. jorissen.
Bij het onderzoek, dezer dagen, van een
reeks van stnkken , die alien behooren tot
den arbeid der groote commissie, die in het
najaar van 1810 door Keizer Napoleon naar
Parijs ontboden werd, viel mij ook de hier
volgende opgave in banden. De commissie
moest het Fransche gouvernement voorlichten
omtrent alles , wat ons land betrof , en mocht
tevens, voor zoo ver zrj er kans toe zag,
de belangen harer landgenooten behartigen.
Het besluit om Nederland in te lijven was
genomen, en met Jan. 1811 zou het vroegere
koningrijk Holland een deel van het Fransche
keizerrijk zjjn. Wat bjj die annexatie den
keizer noodig was te weten , moesten de leden
der kommissie hem mede deelen. Hoe zij
zich van die taak gekweten hebben, welke
de denkbeelden waren , die de meerderheid in
haar midden omtrent wetgeving , administra-
tie , finantien enz. heeft voorgestaan en aan-
bevolen, het lot, dat hare voorstcllen heeft
getroffen , — dit en meer omtrent deze com-
missie van 1810 hoop ik eerlang elders
breedvoerig te vertellen. Tot hoe ver het
onderzoek der kcizerlijke regeering zich heeft
uitgestrekt, tot welke details het is afge-
daald, blykt uit de hier volgende mededee-
ling nopens de "Rantzoenen van de scheeps-
equipagien."
De verstrekking per kop is daaglijks als
volgt op
Maandag.
} to Gort 's morgens.
10 onze groene erwten.
3 onze stokvisch.
Vies Geneever in 2 keeren.
\ Vies Geneever.
f \ Pint Azyn.
i
, ! c pint azqn.
I onze zout.
Ding 8 dag .
} to Gort.
1 „ witte rolerwten.
6 Onze spek.
Woentdag.
{ to Gort.
| „ Versch Vlees en in zee 1 © zout Vlees.
Groente voor 1 stuyver per kop.
-J Vies Geneever.
j^ Pint Azijn.
| Onze Zont.
Bonder dag.
» to Gort.
1 „ Grauwe Erwten.
6 Onze Spek.
| Vies Geneever.
t \ Pint Azyn.
I Onze Zout.
Frijdag.
\ to Gort.
10 Onze groene Erwten tot Zoep.
3 do Stokvisch
^ Vies Geneever.
, J ¥ Pint Azyn.
I Onze Zout.
to Gort.
Zaturdag.
10 Onze groene Erwten.
1 to Zout Vlees.
} Vies Geneever.
t \ Pint Azijn.
£ Onze Zout.
Zondag.
\ to Gort.
1 „ Kaapsche Boone.
6 Onze Spek.
£ Vies Geneever.
t \ Pint Azyn.
| Onze Zout.
Bovendien wordt weeklyks verstrekt per
hoofd
J to Booter
J ,i Kaas
6 „ Versch of 4 to hart Roggebrood.
[ 2 maal uyt te geeven.
Digitized by VjOOQIC
120
DE OUDE TIJD.
En per 100 koppen in de week:
10 Scheepsgort voor de Zoep.
5 „ Booter.
2 Kop Mosterdzaad.
J © Peeper.
4 Pinten Azijn.
4 Ritze Ajuyn of
2 ffi gedroogde Euyen.
Voor Doop telkens
wauneer het noodig
is uyt te geeven.
Dit was de kost onzer zeelieden voor 50
jaar. Wat met de woorden voor doop be-
doeld werd, zal men niet zoo aanstonds
vatten. De Fransche vertaling intusschen wyst
de beteekenis aan: die booter, mosterdzaad
enz. diende om de saus zamen te stellen ,
wanneer er stokvisch gegeten werd.
Toen het punt der rantsoenen in de com-
missie ter sprake kwam , was deze regeling
nog niet zeer oud. Zij was pas op den l en
Jan. 1810 door den koning van Holland
ingevoerd. Waarschynlijk is ze onveranderd
overgenomen door de Keizerlyke Regcering,
ten minste dit was het advies der commissie.
Slechts ten aanzien van twee punten had
haar rapporteur, die vermoedelijk Verhuell
was, bezwaren.
Aangaande de stokvisch en den haring
verklaarde hjj : "c'est une mauvaise nourri-
ture, mal saine et favorisant le scorbut."
Hield hij er niet van ? Overigcns nam hy de
geheele regeling in bescherming : u il ne seroit
pas a souhaiter qu'on fit le moindre chan-
gement dans le genre de nourriture auqucl
nos matelots et tous les marins du Nord
en general tiennent beaucoup. TExperience
a prouve" qu'une nourriture moins pesante
les affaiblit et les fait languir." Een bewrjs
dat er tusschen de'magen van eerzame land-
rotten en die van kinderen der zee een
radicaal verschil bestaat.
GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN,
DOOR
D. VAN DER KELLEN Jr.
(Vcrvolg van bladz. 102.)
Even weinig, als we met nauwkeurigheid
van de kleeding der eerste hier te lande
wonende stammen weten mede te deelen,
niettegenstaande de nagelaten schriften der
Romeinschc vrienden en overwinnaars , even
weinig kunnen wij een juist begrip geven
van de veranderingen , die de kleeding aan-
nam tijdens het verblijf, het verval en het
terugtrekken der Romeinen uit deze landen.
't Is vrij uatuurlijk , dat het goede , nut-
tige , fraaie , wat de minder beschaafde vol-
ken bij meer beschaafde, waarmee ze in
aan raking komen , vinden , door hen in meer
of mindere mate wordt overgenomen ; en zoo
kan de omgaug met de Romeinen ook op de
kleeding van onze voorouders niet geheel
zonder invloed gebleven zijn. Ook van de
Galliers , met wie ze veel te doen haddcn ,
nu eens als vrienden en bondgenooten , dan
weder als vijanden, mecnen wij, zooals wij
vroeger zeiden, werd veel overgenomen.
Zyn thans bij het grootste deel der be-
schaafde volken de eigenaardige volksdrachten
geheel verdwenen , zoo is zulks niet het ge-
volg van een plotseling opgekomen gril , neen ,
eeuwen zijn daartoe noodig geweest en hon-
derde omstandigheden hebben dit moeten
bewerken. Men zou daaruit opmaken , dat
de tegenwoordige kleeding dus de vereeni-
ging zou zijn van al het fraaiste, doelma-
tigste en gemakkelykste , wat elke nationale
dracht kon geven. In hoeverre daarvan iets
waar is, kan elk beoordeelen.
Maar, laat ons overstappen naar de tijden ,
toen de Frankischc volkstam zich meer en
meer uitbreiddc en over een groot deel
Digitized by VjOOQIC
GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN. 121
der andere Germanen het gezag voerde.
De Frank droeg het haar niet 166 lang
met minder eerbied beschouwden , want hunne
na'buren deden integendeel , maarbijbenmocht
Fmnkiscke mnnnen.
als de overige Germanen. 't Was in den nek ! alleen de vorst en zijn geslacht die eer ge-
veel korter; de baard bepaalde zich tot een I nieten , en weldra was, to en die koningen
Frankischc vrouwen.
snorrebaard. Zulks was niet , wijl ze den I hoe langer hoe meer zwak en verwijfd wer-
baard en het lange haar met minachting of I den, juist het lange haar een der weinig
1870: 16
Digitized by VjOOQIC
122
DE OUDE TIJD.
voorrechten , die men hun liet. Het gaf hun ten
minste nog den schijn van macht, en werd
er al eens een afgezet, zoo was het eerste
werk , hem haar en baard af te knippen en
hem daardoor als voor den troon ongeschikt
te verklaren. De Karolingers, de plaats van
de Merovingische koningen ingenomen heb-
bcnde, namen echter het voorrecht van 't
lange haar niet aan.
De Franken bewaarden het langst den
nauw aan het lichaam sluitenden gekleur-
den linnen kiel, met een versierden zwaard-
gordel, waarover een veelal rood gekleurde
mantel. Eens meester van het rijke Gallien
zijnde, waar zij een onbegrijpelyke menigte
schatten moeten gevonden hebben, maakte
de weelde hen weldra tot hare slaven; v. in
daar de verwijfdheid der koningen , die , soms
zelfs bij de vorstinnen, met ongekende bar-
baarschheid en wreedheid gepaard ging.
Dat die weelde niet behagen kon aan een
vorst, als Karel den Groote, kan elk be-
grijpen. Een staaltje van de lessen , die hy
zijnen hovelingen daarover gaf, hebben we
op bladz. 26 medegedeeld. Hoe hij gekleed
ging, kunnen wij by zijnen levensbeschrijver
Einhard vinden. Hy droeg, namelijk , een
linnen hemd, waarover een rok, jas, kiel
of tweede hemd ('t woord is moeielijk te
vinden) eveneens van linnen, boven en be-
neden aan de zoomen en aan den voorkant
van onder tot boven met zijden repen ver-
sierd. De beenen waren goed beschut (was de
Keizer ook bang voor rhumatiek ?) , eerst door
linnen (kousen?), en vervolgens door een
broek , die met breede gekleurde banden om-
wonden was. Zijne voeten waren van schoe-
nen voorzien. Zijn toilet werd voltooid door
een zeegroenen mantel ; terwijl hij steeds een
zwaard met gonden of zilveren greep op
zyde had.
Uit deze beschrijving blijkt ons hoe een
fatsoenlyk Frankisch man gekleed ging. .
In den winter droeg de Keizer een tweeden
korteren rok van zeehonden- en martervellen
over den eerste, waardoor borst en schou-
ders beschut werden ; 's morgens ging hij in
neglige , dat is in een lang slepend kleed, naar
de kerk , eu te huis komende hield hy een sooft
van lever gelijk Lodewijk XTV , waarby hy niet
alleen zyne vrienden toeliet , maar ook rechts-
zaken afdeed , en zijne bevelen voor den dag
uitdeelde.
De kleeding der andere Franken verschilde
alleen in de meer of mindere kostbaarheid
der stofFen en den rijkdom van metaal en edel-
gesteenten. Zy droegen schoenen die van bui-
ten met goud versierd en met drie el lange
scharlaken riemen of banden om de beenen
gebonden waren. Die beenen waren bedekt
met een linnen broek van dezelfde kleur, en
de lange schoenriemen werden kruislings daar
om heen gewonden. Om het bovenlijf droegen
ze een rok van glanzend linnen , eene soort van
grauwen of blauwen mantel , vierkant dubbeld ,
en zoo gevormd , dat hij \66r en achter tot op de
voeten kwam , maar aan de zijden nauwelijks de
knie bedekte. Deze mantels , friesche mantels
genoemd , werden in geheel de noordelijke Ne-
derlanden vervaardigd , en waren zoo geacht en
beroemd , dat Karel ze niet te gering schatte om
tot tegengeschenk te geven voor de schoone
fijne Saraceensche weefsels. In het legermetde
Galliers vereenigd, die nog hun kort purper-
kleurigkrijgsmanteltje droegen, kregen de Fran-
ken ook weldra zin in die mode , 't geen Karel
oogluikend toeliet, omdat hij begreep dat
het in den krijg doelmatiger was. De Frie-
zen zochten daarmee hun voordeel te doen ; z^j
maakten ook kleine manteltjes, maar bere-
kenden ze tegen denzelfden prijs als de groo-
ten. Daarom beval de Koning dat niemand van
hen andere mantels dan groote mochtkoopen.
Hoe eenvoudig Karel in zyn gewoon leven
was , was zulks niet het geval zoodra hij gezan-
ten te ontvangen of andere plechtigheden
bij te wonen had.
Dan vertoonde hij zich in al zijn luister te
midden van zijn hofstoet en omringd van zyn
zonen en dochters, welke laatsten zekerniet
het minst schitterend glanspunt van zulk een
feest vormden.
Bij die gelegenheid was de oude Germaan-
sche eenvoudigheid geheel verdwenen , even als
by de groote hofjachten, waarbij de dames geen
geringe rol speelden. Goud en steenen schitter-
den aan de schoenen , goude ketenen of ringen ,
met smaragden en ander edelgesteente bezet ,
omvatten armen , hoofd en hals , en dergelijke
spang of gesp hield evenzeer den mantel by
Digitized by VjOOQIC
GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDlNG IN DE VROEGERE TUDEN.
123
elkaar. Gouden boorden met gesteenten om-
zoomden kleed en mantel , gouden snoeren wa-
ren door het haar gestrengeld , een sluier van
gouddraad daalde op den hals af , in e'e'n woord
alles was slechts weelde wat er aan te
zien viel.
Om juist de vormen der vrouwenkleeren te
bepalen valt moeielijk , daar van de Franken
uit dien tyd geen afteekeningen bekend zijn ;
waarschijnlijk zullen zij echter wel het meest
overeenkomst gehad hebben met de Angel-
Saksen. Wij gelooven nietver van de waar-
heid te zijn , zoo wij de figuren op biz. 1 21 als
type van Frankische vrouwen uit dien tyd
geven.
(Wordt vervolgd).
HOE MEN IN DEN AANVANG DEZER EEUW NOG TE DOKKUM LEEFDE.
Om van de vroegere levenswys te Dokkum
een denkbeeld te geven , zal ik van den morgen
af beginnen. — Wanneer men tusschen zeven
en acht uren in den winter , en 's zomers
wat vroeger, het oog langs Dokkums straten
liet weiden , zag men geen luidkeels schreeu-
wende koopers en verkoopers van visch,
groenten , oude kleSren of andere waren ,
geene van plaatsen van weelde huiswaarts
keerende Bacchanten, geen zwarte schoenen-
poetsers, geen kreupele noch half naakte
bedelaars, die de nachtschuilplaatsen der
barmhartigheid met den morgen verlaten
moesten, geen vliegende koetscn of zwaar
beladen vracht- en postwagens — van dit
alles zaagt gy niets ; maar slechts het goedig
bierdragers- of een ander afgeleefd slepers-
paard, welks afgemeten, langzamen tred
men straten ver hooren kon. Hier en daar
ontdektet gij een dienstmeisje in een bont ge-
streepten wollen rok gekleed en met een
bont mutsje op het hoofd , deuren en vensters
openend, terwijl andere reeds bezig zyn de
stoep te stoffen en op te neraen. Ook kijkt
de heer des huizes eens over de deur naar
de lucht, doorgaans al met een pijp in den
mond. Terwyl dit een en ander gewigtig
werk gebeurde , kookte het theewater , en men
zette zich aan het ontbijt. De diepste stilte
heerschte nu op en langs de straten, die
vervolgens by tusschenpoozen door het schel
geroep eener melkmeid werden afgebroken.
Het ontbijt gedaan zijnde , gingen mannen en
vrouwen aan hunne bepaalde bezigheid : de
eersten stalden hunne koopwaren uit op de
vensters, terwijl anderen, die niets te doen
hadden , reeds op de stoep heen en weer
drentelden, of er de courant lazen. Ook
vertoonden zich hier en daar reeds de
vrouwen aan de deur om eens uit te zien,
alle echter, van de hoogste tot de laagste
(de eigentlijke groote wereld uitgezonderd) zoo-
genaamd ongekleed : vele bijna z66 als zij uit
haar bed en van het ontbijt gekomen waren ,
zonder andere dan kleine zwarte ondermuts-
jes op, en in dit onbevallig gewaad liepen
zij tot den middag of wel langer. Bij velen
diende nu de wasch bereddcrd (namelyk
op Maandag), en het huis, dat sedert
Zaturdag geen beurt gehad had, opgefeild.
Nu is het elf uren en komt de koffijpot
te voorschijn. In de deftigste huizen staat
er de middagpot reeds lang te pruttelen ;
in andere zit meid of vrouw aan de koffij-
tafel aardappelen te schillen, terwijl men
in sommige nog niet eens weet wat er op
den middag opgedischt zal worden; het be-
sluit komt eindelijk aan de koffijtafel neer
op: pannekoeken.
Na het middagmaal, dat meest tusschen
twaalf en een uur gehouden werd, ver-
rigtten meiden en vrouwen in den regel
eerst hare huiselyke bezigheden, gelijk de
mannen de hunne. Bezocht men echter de
publieke plaatsen, — hier voornamclijk het
Bolwerk — dan ontmoette men daar de
keur der bevolking : heeren en dames , mannen
en vrouwen , domine's met nachtrokken aan
en stokken in de hand, burgemeesters ,
vroedsmannen , of hoe zij toen ook heeten
mogten, burgers die niets te doen hadden
en met hun tyd volstrekt verlegen waren ,
winkeliers die hun koetjes op het drooge
hadden , sommige gekleed , andere in hunne
Digitized by VjOOQIC
m
DE OUDE TIJD.
japonnen, zoo als zij hunne slaapkamer ver-
laten hebben.
Dric ure 's namiddags was de theeklok , en
was ieder weder t' huis. — Theegezelschappen
werden, behalven 's Zondags, zeldzaam gehou-
den. — Hot theedrinken gedaan zynde , gingeu
de mannen , die er den tyd toe hadden ,
weder wandelen of bezochten hunne tuintjes ,
en hunne koeijen zoo zij vetweiders war en.
Jongelieden bezochten de plaatsen van uit-
spanning en vermaak , kolf banen en koflij-
huizen, waar rijk en arm, jong en oud
door elkander wemelde en meest jenever
en bier dronk.
Bedaagde mannen bezochten ook elkander,
doch zulke bijeenkomsten waren uiterst zeld-
zaam en hadden meer plaats onder de
vrouwen. Tusschen vijf en zes uren versche-
nen de koffijpottcn we&r op de meeste tafels.
Nu vooral zijn de vrouwengezelschappen bij
elkander , en de koflij is daarbij de hoofdzaak ,
bij welke groote hoog opgehoopte presenteer-
bladen met koek, banket, krakelingen, be-
schuit enz. , niet vergeten worden. — Het
koffijdrinken gedaan zijnde , werd "oen lekker
soopke" rondgediend of een glaasje wijn ge-
schonken. Tegen tien uren scheidden die
gezelschappen. Intusschen was de avondraaal-
tyd in de meeste huizen reeds lang gebruikt.
Men dronk daarna nog een kopje thee en
ging dan naar bed. Des zomers werden de
avonduren tusschen zeven en acht, negen
en tien, de geheele stad door, onder de
luifels op de bankjes der stoep doorge-
bragt.
Op zulk een wijze bragt men den dag
door, met dit onderscheid, dat elken
Woensdag morgen het geheele huis van
voren tot achteren weder gespoeld en geschrobt
werd , en men des avonds naar de kerk ging.
De Donderdag was een dag van algemeene
drukte en bezigheid ; dan was het marktdag.
Kooplieden, bakkers, brouwers, slepers,
procureurs , burgers , boeren en boerinnen ,
alle hadden het dan even druk met koopen
of verkoopen , slepen en dragen , geld uit-
geven en ontvangen, raadgeven en raad-
vragen. — Ligt is het te begrijpen , dat bij
zulke gewigtige affaires het huis , waarin
den vorigen dag geen steen of plank was
droog gebleven , weder vreeselyk morsig ge-
maakt was! Zoodra derhalve de bezigheden
waren afgeloopen en het buitenvolk vertrokken
was, kwamen meiden en vrouwen, en soms beide
te gelijk , met haar gereedschap op de stoep ,
en nu ging het op een schrobben , spoelen ,
glazen en luifels wasschen , alsof het huis
in geen vyf en twintig jaren was schoon
gemaakt. En dat was nog maar de voorbe-
reiding van den gewigtigen arbeid van den
volgenden dag , die geheel , van den vroegen
morgen tot den laten avond , in diergelyke
werkzaamheden doorgebragt werd, waarbij
niets droog en niets op zyn plaats bleef,
geliVt ook weder des Zaturdags , met den avond
van welken dag het schoon maken eindelijk
besloten werd. Dat bij zoo veel geschrob
en geboen , om pot en keuken wel ecns niet
gedacht, en het eten verbrand of niet half
gaar werd, is ligt te begrijpen, zoo wel
als dat zulke huizen zelden, en slechts wei-
nige oogenblikken in de week, eigenlijk in
orde en meestal geene aantrekkelijke ver-
blijfplaats voor de mannen waren.
Nu kwam eindelijk de Zondag, de rustdag ,
waarop men in eene stad als deze in voile waar-
heid zeggen kan, dat men rust van den arbeid
zijner handen. S.
DE TREDMOLEN.
Het is van algemeene bekendheid hoe in
sommige gevangenissen in Engeland de tred-
molen gebruikt wordt tot het malen van
graan enz. Hy bestaat uit een aantal radcren,
even als raderen van den watermolen, met
kleppen voorzien , die hier niet door de
kracht van het water, maar door de zwaarte
en den druk van het menschelyke ligchaam
voortgedreven worden. In lange rfjen , twee
boven elkander, zijn deze molens geschaard.
Digitized by VjOOQIC
t>E TftEDMOLEN.
125
De gevangenen houden zich daarbij vast
aan een' een eind boven hun hoofd geplaatsten
stok. In dien hangenden toestand springen
ze van klep tot klep, die telkens door dien
drok onder hunne voeten wegzinkt of weg-
draait. Wei is deze straf onmenschelijk te
noeraen ! 't Is dan ook ondoenlijk dat trap-
pen lang vol te houden , en men is genood-
zaakt elk kwartier den gevangene te doen
vervangen door een tweede, die, terwijl de
eerste een kwartier rust neerat, zijn plaats
vervult.
hier toch is de stok of het steunpnnt lager
aangebracht, en de man hangt niet, zooals
in de gevangenissen 't geval is. 't Is natuurlijk,
dat zoodoende veel minder kracht kan gegeven
worden , dan door de sprongen van den han-
genden persoon; hier is 't meer een gere-
gelde tred.
Wat ik zoo even zeide , dat dit werk vrjj-
willig , tegen daggeld, werd verricht , is slechts
een veronderstelling , waaraan ik mij echter
houd , zoolang ik geen bewys gevonden heb ,
waardoor het als een straf beschouwd kan
Ken moddcrniolen , 17e eeuw.
Men gruwt er van, en toch schynt het, ] worden. Hoe het zjj, 't was zeker een rare
dat vroeger diezelfde beweging vrijwiUig ! broodwinning.
werd verricht. Immers men ziet het in de
hierboven geplaatste afbeelding van een l7 e
eeuwschen moddermolen, die door dezelfde
beweegkracht wordt gedreven. Wei is waar
is er een groot verschil in den stand door
den treder of trapper daarbij aangenomen:
Wei is 't een groot verschil, als men de
tegenwoordige moddermolens , die door stoom
gedreven worden , met znlk een uit vroegeren
tyd vergelykt!
Ook deze afbeelding is genoraen uit de
op bladz. 105 genoemde serie.
COOLHAES DISTILLATEUR.
Toen de beroemde Coolhaes, predikantte
Leaden, en korten tijd hoogleeraar in de
godgeleerdheid aan de hoogeschool aldaar,
ten gevolge van hevige twisten over kerke-
lijke zaken , in zijn predikambt was geschor?t ,
moest luj , om in zyne behoeften en die zyner
Digitized by VjOOQIC
126
DE OUDE run
vrouw en zes kinderen te voorzien , zijn toe-
vlugt tot het uitoefenen van het een of ander
ambacht of bedrijf nemen. Hij koos dat van
stoker van gedisteleerd , als anijs, venkel
en jenever, zoo als blijkt nit eene resolutie
der Staten van Holland, van den 2 Febr.
1590, en eene dergelijke van den 1 Sep-
tember daaraanvolgende. In dit bedrijf werd
hij bijgestaan door, zijnen zoon Johannes,
die tenjare 1616 voorkomt "als van Utrecht
de door hem benoodigde brandewgn te trek-
ken , blijvende de rector Luntius aldaar, toen
voor hem borg,"
Coolhaes zelf maakte zyne landgenooten met
de reden , die hem bewogen had tot dit bedqjf
zijn toevlugt te nemen , met de verschillende
soorten van dranken, die hij stookte, en met de
boeken aan welke hij zijne recepten ontleend
had, bekend in een werkje, dat den vol-
genden titel voert en even curieus als zeld-
zaam mag geacht worden: Van seeckere
seer costelycke water en , die men met recJtt
zoude mogen noemen Aquae vitae, ende
sommige uitgelesene olien, den edelen ende
welryckende B als em olie, niet sonder re-
denen te vergelycken: der wtlcker cracht
ende menichfoudige deuchden in dit Boecx-
ken cortelyck (tot den Schriften sommigher
hoochgeleerden ende experte doctoren ende
professoren der loffelycken medicynen,
welcker Naemen op d* andere zyde deses
blats verhaelt syn) beschreven worden. Met
eener voorreden des Destillateurs van den
slercken ende beroemden smaeck deser wa-
teren. Detcelcke met Godes 7iulp cunstelyck
digereert, circuleert oft subtilizeert ende
distileert worden tot Leyden op Rapenborch.
Al waer men die te coop vint om eenen
redely ckcn prijs, ten huyse van Caspar
Coolhaes. JEcclesiast 38, 4. "De Heere
laet de medicyne wt de aerden wassen enz.
Tot Amstelredam by Barent Adriaensz.
in de Warmoesstraet. In 7 guide schryf-
boeck 1588, bladz. Ill en Reg.
In de Voorreden aen den User meldt
hij, "dat zijne wateren in deze landen bg
seer weinige bekend en gebruikt" , en weder-
legt het gevoelen van sommigen, ;< dattet
geen wateren maar brandewjjnen waren." In-
tegendeel "het waren lichte, natuerlieke
wateren, wt de substantie self van de wor-
telen , croyden , zaet , vruchten of fruyten
gedistileerd." Doch "ofschoon dese wateren
seer wtgenomen costelick en goet waren ,
soo mochten zij echter niet van yeder man
sonder discretie ende onderscheyt gebruyckt
worden"; en na opgegeven te hebben, nit
welke schriften hy de "crachten ende deuch-
den der olien" had leeren kennen, geeft hij
op voor welke kwalen zij konden gebruikt
worden.
Bv. "Aqua enulae campanae , Alanhwortel
voor den hoest."
"Aqua angelica, angelica water, tegen het
fenyn."
"Aqua anisi, anijswater, tegen de opbla-
singe van den buik."
"Aqua Aurantiae, Aranienschillen water,
geeft den monde een seer soeten ende
lieffelijcken reuck."
"Aqua Boraginis , Bernagie bloemen water,
drijft melancholie, sterckt het hart."
"Aqua camomillae, cdmillen water, goet
voor de dermjicht en grinnen des buycks."
"Hydromee , dat is water van louter goeden
honinck ende diverschen speisen bereydet,
het welk men ooc Meede noemt. Maer is
soodanighe meede niet ghelijck hij van de
lantluyden ende sommighe anderen koecken-
backers hier te lande, wt vuylnisse ende
spoelinghe van den honinck ende was gekooct
ende ghemaekt wort."
"Aqua Eufragiae , oogentroost water, brengt
het verloren gezicht weder, nuttich tot der
duystere ende donckere oogen ende quaden
gesichte."
"Aqua Zodoariae, Zitwarwortel water,
sterckt de memorie. Zoo men een druppelken
daer van in de ooren doet, so brenget den
mensch het gehoor wederom ende doodet de
worm daerin , verdrijft de luysen , neten ,
schurftheyt enz."
"Oleum Anisi, Anijsolie, verdryft alle on-
rust in den slaep."
"Oleum Cuminis , cnmmyn olie , bevordert
de digestie."
"Het edele ende welruyckende lauendel
ofte spyck olie , door de cracht des vyers wt
den bloemen , sonder toedoen van andere
olie ofte vetticheyt gedisteleert , stopt den
Digitized by VjOOQIC
COOLHAES DISTILLATEUR.
127
buyck , ende verwarmt alle inwendighe leden
des inghewants."
"Jc en hebbe (zoo schryft hy o. a. in de
voorrede) voorwaer het predic-ampt niet ver-
laten ende sonde oock sulci niet verlaten
hebben , om geen dine des werelts , daer van
God mijn getuyge is; maer ick ben veel
meer van den predicampt sonder mijn schul-
den (God si gedanct) verlaten, ende mede
deur menschen belet, dat ic mijnen naesten
met de gaven, mij van den Heere verleent,
niet en mach dienen : waerom ic dan ten
laetsten gedwongen ben geworden , eensdeels
om ledich gaen (welex veelen een oorsake
totten qnaden is) te myden. Anderdeels oock
om my met den mijnen eerlic ende redelic
te generen , dese eerlycke ende loffelycke
exercitie ofte oeffeninge in der hant te ne-
men, niet dier te min altoos bereyt zynde
om mijnen naesten ooc met de predicatie
des H. Evangeliums te dienen, so ic wet-
telic beroepen zijnde , sulci , sonder verstric-
kinge van mijne conscientie, ende banden
aen bysondere synodalische acten ende decreten
sonde mogen doen. Maer overmits sulex noch
ten tijt niet zyn en can, soo is mij veel
liever ende ooc saliger met mijner handen
arbeyt , my, raitsgaders den mijnen te generen ,
dan met insettingen der menschen (tegens
den raet Pauli Col. 2 , 9) te belasten ende my
te wenden tot de crancke ende gebreck,
om derselver wederom van vooren te dienen.
Gal.
4, 9."
Dr. G. D. J. S.
EEN OUD DOOPSFORMULIER IN DRENTHE IN GEBRUIK.
Dooa
C. VAN SCHAICK.
Tot de overblijfselen van den goeden ouden
tyd behoort zeker doopformulier , in gebruik
by de doopsbediening van onechte kinderen
in de Landschap van Drenthe , aldus getiteld :
Vraagstukken welke volgens synodale
resolutie (dag en plaats onbekend) bij den
doop van een onegt kind zullen afgevraagd
en beantwoord worden.
"1°. Vooreerst vraag ik u of gij niet belijdt
dat dit kind in onegt en hoererij van u
ontvangen en uit u geboren is?
2°. Ten tweeden of gij niet bekent met
deze uwe zonde, (welke ziel en ligchaam
verontreinigt , schande en smaad veroorzaakt ,
den heiligen God- vertoornt en daarom in des
Heeren woord bedreigd wordt met de vrees-
lijkste straffen, jaa met de eeuwige wraak-
vlammen van Gods geregtigheid te zullen
gestraft worden ,) ik zegge , of gij niet be-
kent met deze zonde groote ergernis gegeven
en de Christelyke Gemeente ontstigt te heb-
ben , en daarom belydt van harte het te zyn ?
3°. Ten derden of gij onder de medewer-
kende genade des H. Geestes in de tegen-
woordigheid dezer Gemeente, niet belooft
dit uw ergerlrjk wangedrag door eenen Chris-
telijken wandel te verbeteren , God biddende
om genadige vergeving dezer en aller zonden ,
en om heiligmaking des H. Geestes , ten einde
gij voortaan uw vat moogt bezitten tot Gods
eer, des naastens stigting en uw eeuwig
welzijn ?
Wat antwoordt gij hierop?
Van Jaa!
De Gemeente deze uwe belijdenis van de-
zen uwen misdaad met blijdschap gehoord
hebbende, wenscht dat dezelve oprecht zy,
door eenen heiligen wandel betoond en hiertoe
den Geest der heiligmaking gegeven worde,
inmiddels den eenigen en drie eenigen God
biddende, dat een iegelijk door des Heeren
voorkomende, medewerkende en bqblijvende
genade voor soortgelyke en andere ergerlijke
en God tergende zonden mag bewaard worden."
Van wanneer dit stuk dagteekent ' en
• Vd6r 1730 bestond het niet, zoo als bly-
ken zal.
Digitized by VjOOQIC
128
DE OUDE TIJD.
wanneer het in onbruik raakte, blijkt niet.
Dit echter is zeker , dat het door mijn voor-
ganger Ds. Folckers Cranssen, predikant te
Dwingeloo , van 1808 tot in Augustus 1837
gebruikt en 't afschrift in ons bezit van zyne
hand is.
Dat men op dit punt nadrukkeiyk toezag
en met de uiterste gestrengheid te werk ging ,
is ons meermalen gebleken. In het M. S.
der oudste kerkenordre , meermalen genoemd ,
lezen wij: a Ende sullen geen kinderen uit
o&spel ofte hoererije ertogen, lichtelyk ge-
doopt werden , t' zy dat de ouderen ofte
een van haar beyden hetzy de vader ofte
moeder haar kint selfs tot den doop dragen ,
eerstelyk opentlijke belijdenisse haerder son-
den gedaan , en beteringe hares levens hebben
belooffc. Edog soo die ouderen na gedane
&maninge even obstinaat blijven , sullen die
kinderen evenwel gedoopt werden."
In denzelfden zin werd ook besloten op
de Synode gehouden te Assen, aangevangen
4 Juny 1683 sessio 7 gravamen 14.
Q. Of een kind nieuws gebooren en &laten
van syn moeder die niet wel bij & stand
schynd en nogtans vlugtig ora de berugte
groove sonden , niet wel van de pastor loci
sonde mogen gedoopt worden?
R. Dat het. kind niet kan dragen demis-
daat syns moeders en daarom behoord ge-
doopt te worden.
In eene Synodale vergadering gehouden
op den 9 Sept. 1721 nam menscherper maat-
regelen. Daarin komt het volgende voor-
schriffc voor:
Q. Hoe predikanten haar hebben te ge-
draagen in het Doopen van onegte kin-
deren ?
R. De E. vergaderinge heeft geoordeelt,
dat sulk een kind eenige tfldt on gedoopt
sal blyven, tot dat de moeder in staat is
om uit de kraam te gaan , en het kind selve
ten doop te presenteeren , en daarbij bely-
denis van haar misval te doen , waertoe sy
(sulks weigerende) door seekerc ordre van
syn gestrengheid de Heer Drost , sal gedwon-
gen worden.
Later onderging dit artikel groote veran-
dering en werd het niet liefderyker. In de
gedrukte kerkenordre der Landschap Drenthe
van 1730, derde gedeelte art. 58 § 1 , luidt
het: kinderen, uit hoerery of overspel ver-
wekt, zullen op instantie van de moeders
gedoopt worden. Maar zal de moeder gehou-
den zijn, wanneer uit de kraam zal gegaan
wezen , met haar gedoopte kind in de kerke
te komen; of, zo ras daartoe in staat is,
opentlyke belydenisse van hare zonden te
doen , en beterschap des levens te beloven ;
zullende op het eerstkomende Synode daarvan
een Formulier gemaakt worden (waarschijnlyk
dat wat wij in den aanvang hebben meege-
deeld). En in geval de moeder mogte wei-
geren in de Kerke te komen , en dese bely-
denisse en beloften te doen , sal de Schults
loci door twe Landschaps Soldaten (veldwach-
ters), dat vrouwspersoon met geweld na de
kerke laten leiden."
Intusschen had de Drost het recht om
disptntatie te verleenen. In de Tegenwoordige
Staat van de Vereenigde Nederlanden behel-
zende 't Landschap Drenthe, pag. 62 en 63
lecst men: "Vervolgens heeft de Drossard
het recht om ontslag, om zekere Artike-
len, door Moeders van onechte kinderen by
den Doop te beantwoorden , te verleenen/'
en 't geen verder enzv.
Vergat de ongelukkige zich andermaal , dan
werd zij weleer naar Assen opgezonden , open-
lijk te pronk gesteld, met een bord op de
borst, waarop het feit was uitgedrukt, en
gedurende eenigen tijd in den kerker opge-
sloten.
Waarlijk , op dat punt waren onze oudjes
niet mak of toegefelijk ! Of men echter door
zulke maatregelen geslaagd is , laten wy daar.
Niettemin heeft een zestienjarig verblyf in
Drenthe en een opmerkzaam gadeslaan van
een en ander in 't volksleven aldaar, ons
geleid tot de overtuiging , dat die bevolking
zich vry gunstig onderscheidt en niet tot
de lichtzinnigste moet gerekend worden, af-
gaande althans op 't cyfer van onechte
kinderen.
Digitized by VjOOQIC
EENE WANDELING DOOR EEN BOEK.
129
EENE WANDELING DOOR EEN BOEK.
Waarde lezer , steek een sigaar op — want
al rook ik zelf niet, zie en ruik ik toch
gaarne het geld van een ander in damp ver-
vliegen — en laat m\j u eens gauw met de
aardigste plekjes bekend maken van een
boek, door den abt Delaporte, voor honderd
jaar , in Frankryk in 't licht gegeven , waarin
de eerwaardige man ons Land en zijn be-
woners beschryft. — Anders gaan we liever
alleen, niet waar? — Welzeker — doch deze
wandeling in 'tverleden, in den ouden tijd,
wil ik, om 't vreerade van de zaak, wel
de eer hebben van in uw gezelschap te maken.
Ik leid u rond — de beoordeeliug geheel
aan u zelven overlatende.
a Het woord Fader land, dit zoo treffend
woord, zooyeel omvattend, zoo geliefd in
dit vrije land, staat daar in aller harten
gegrift, is daar in ieders mond, wordt alom
herhaald, en door alle schrijvers met kracht
geschilderd. Boven alles weerklinkt het, zoo-
wel op feesten als in gevechten, zoo wel bjj
volksspelen als bij de behandeling van zaken.
In openlyke bijeenkomsten verrukt en ver-
eenigt bet de menigte; en van de huisge-
zinnen maakt het de vreugde uit en het
gelnk. Het is de kreet van den staat; geen
andere is er meer geGerd."
"In het Stadhuis te Amsterdam zag ik ook
de wapenkamer, die niet zoozeer schoon is,
als wel vreemd wegens het groot aantal
van Spaansche degens en wapenrustingen.
Die van den Admiraal de Ruijter, zonder
eenige veraiering of eenig graveersel, zwart
vernist, zoowel als zjjn sabel, waren de
zaken welke ik met het meeste genoegen
beschouwde."
"Hier (in de huizen te Amsterdam) ziet
men die Hollandsche zindelijkheid , welke
zich in alle gebruiken openbaart, zooals het
lb70.
afvegen der voeten bjj het binnenkomen in
een kamer, het loopen op matton en tapij-
ten, het spuwen :< a la ronde" in een vaas
of in zand, het er op nahonden van een
afzondcrlyk vertrek, een heiligdora, dat de
schoone schilderjjen en het zeldzaam porse-
lein bevat, en waarin de meid niet komen
mag dan op haar bloote voeten.
Men ziet in Holland straten met klinkers
die zindelijker worden gehouden dan ons
meest gewasschen vaatwerk. Er zijn zelfs
huizen waar de vrouw den man op haar rug
draagt, wanneer ze geen pantoffels bij de
hand heefb om hem te doen aantrekken, ten
einde den vloer niet vuil te maken.
De meiden zouden de dienst verlaten van
een meester die haar niet veroorloofde elken
Zaturdag de meubels naar den zolder te
dragen, om het huis van onder tot boven
te wasschen."
u Op de Beurs , en op andere druk bezochte
plaatsen, ziet men een soort van lieden,
meestal Israfilieten, met twee snuifdoozen
rondgaan, de eene met rape*, de andere met
spaansche snuif gevuld. De kooplui die hun
doozen vergeten hebben, misschien opzette-
lijk uit vreeze voor zakkenrollers , wenden
zich tot hen. Deze brave Israelieten presen-
teren hun beleefdelijk van beide tabakssoor-
ten, en b\j het einde der maand geeft men
hun, uit erkentelijkheid, een schelling, en
een fooi met nieuwjaar. Er zyn er wien
deze kleine handel een aardig inkomen be-
zorgt."
"Indien in de zeedienst iemand zijn kame-
raad tot vechten uitdaagt, doet men hem
van de ra vallen en afstraffen. Indien hjj
hem gewond heeft, wordt hfl driemaal ge-
kielhaald. En indien de gewonde sterft ,
werpt men hem in zee, gebonden op den
rug van het ljjk."
17
Digitized by VjOOQIC
130
DE OUDE TLTD.
"Schier alle tooneelspelers zgn handwerks-
lieden, en de actrices appelenverkoopsters
(marchandes de pommes): en wat misschien
in Frankryk zecr vreemd zal schynen is,
dat eene actrice voor haar goeden naam
dient te waken, omdat anders de overige
acteurs niet met haar zonden wiilen spelen."
u Ik bewonderde vooral by Amsterdam de
heerlijke omgeving van den beroemden tuin van
den heer Pinto. De menigte van gezigts-
punten , de lieve doorkijkjes , de zindelijkheid
zelfs van de stadsmuren, de ruirae water-
partflen om alle bastions , de sierlykheid van
eenige molens met stroo gedekt zoo glad als
een laken , alles werkt zaam om dit land-
schap bevallig te maken; en het huis van
den heer Pinto is een der schoonste van de
geheele streek. Men ziet er eene groote me-
nigte van marmeren beelden , een prachtigen
vijver ; en eene cascade , tegenover het huis ,
uit rotsblokken en schelpen vervaardigd , stelt
voor een hertejagt van Diana en hare nimfen.
Het dier maakt den top uit der cascade,
jagers en honden klauteren tegen de rotsen
op, die saamgesteld zyn uit cristalisatiCn ,
schelpen en mineralen. De eigenaar ver-
haalde ons dat zijn vader door toeval het
fonds dezer materialen voor 24,000 livres
gekocht had, en er zich van bediend had
om dit rijke kunstwerk te doen oprigten.
Wij zagen nog bovendien een menigte van
waterwerken , prachtige priSelen , welgeko-
zen doorzichten en alles wat een grooten
tuin tot sieraad kan strekken. Het is de
eenige , dien de Koning van Pruissen , toen
hij Holland incognito bezocht , heeft wiilen
zien. Maar daar hij zich slechts als een een-
voudig toonkunstenaar had doen voorstellen ,
genoot hij niet, gelijk wij, de eer van de
waterwerken te zien springen, waarop de
heer Pinto ons wel wilde vergasten."
"Maar wat de inolens van Zaandam nog
meer van de onze doet verschillen , is hun
zindelijkheid , welke slechts bij die der Hol-
landsche huizen en schuiten kan vergeleken
worden.
Het is vooral hier dat de meiden de
vreemdelingen op haar rug nemen om de
vertrekken, en zelfe de trappen, niet vuil
te maken."
"Men geleidde my naar een kerk , de kerk
van den Slier genaamd , wier naamsoorsprong
op een schildery in het choor is afge-
beeld. Het dier valt eene zwangere vrouw
aan, en slingert haar in de lucht; op dat
oogenblik bevalt zij en valt zij met haar
kind op den grond. Dit leefde een maand.
De moeder stierf na 36 uren. Kerk en schil-
derstuk bewaren de herinnering van dit
vreemde voorval '."
u Bij het tweede dorp , op de hooge duinen
(Kijkduin), ontsteekt men elken nacht een
vuur om tot baak te strekken voor de sche-
pen die bij Texel trachten binnen te loo-
pen. Het is een soort van rooster of groot
vierkant komfoor, twee voeten hoog, met
steenkolen gevuld, dat een hel schitterend
schijnsel geeft."
"Buiten de stad Alkmaar is een open tuin ,
grooter dan onze Thuilerien , met prittelen ,
grasvelden en een overheerlyk, schaduwrijk
bosch. Niet ver van daar vindt men een brug
met banken , van waar men een betooverend
gezicht heeft over de weiden, wateren, de
kudden vee en de ongelijk versierde wonin-
gen. Ik was zoo nieuwsgierig van deze ook
innerlijk te wiilen zien; maar uitgezonderd
de zindelijkheid die er uitermate heerscht,
even als in de huizen der stad, vond ik er
niet veel verwonderlijks. De meiden, die er
de honneurs van maakten , droegen zorg hare
schoenen onderaan de trap te laten staan,
en vorderden van ons dezelfde ceremonie.
Men ziet er porselein , gewoon wel is waar ,
maar met kunst gerangschikt , een kastmet
huisraad van geel koper, blinkender dan
goud , een andere met zilverwerk ; gordijnen
van geborduurd neteldoek en — overal mooie
1 Men viudt vele merkwaardigc mededeelingcu
omtreut deze Kerk des Stiers in de Navoracher .
Digitized by VjOOQIC
EENE WANDELING DOOR EEN BOEK.
131
boerinnetjes. Deze toonden ons haar koe-
beesten, zwaar en dik dat het een plezier
was om te zien , en wezen ons hoe men die
uitmuntende kazen maakt met roode korst,
geroemd evenzeer als de parmesaansche.
Weleer was Haarlem beroemd om een
anderen handel, dien in tulpen. Een enkele
bol werd er , naar men mij verzekerde , voor
50,000 franken verkocht; en in 1637 zijn
er van deze bloeraen voor millioenen ver-
handeld. Men zag de eigenaar eener tulp,
bekoord door haar schoon , er de jonge
boJlen van verpletteren , opdat hij alleen
haar bezitten zon , en om andere tulpomanen
te beletten haar te verkrijgen."
" Verscheiden kaarten zijn reeds gemaakt die
t&t grondslag moeten dienen voor de droog-
making van het Haarlem mermeer ; maarhet
zonde millioenen kosten. Vele particulieren
hebben zich voor deze onderneming aange-
boden, en vroegen geene andere vergoeding
dan den eigendom der drooggemaakte gron-
den ; hun aanbiedingen zijn van de hand
gewezen : het schynt echter dat Holland
ernstig aan dit project denkt."
"Een schrijnwerker te Haarlem deed eene
vreemde ontdekking. ' Hij Het de poten van
een gestoelte , dat te hoog was , afzagen ,
en vond onder de afgezaagde stukken er
een dat hem trof wegens de wonderlijke
dingen die hij er op bespeurde. Hij maakte
er tien plankjes van, slechts eenige lijnen
dik. Alle deze bladen vertoonden gezichten
van steden en gebouwen; er zijn er zelfs
bij waarop men in 't verschiet kerken ,
klokkentorens zi«t en wallen, zoo juist ge-
vormd dat men zonde meenen dat het plannen
waren met de hand opgesteld. De voor-
grond, in volmaakte verhouding tot den
achtergrond, vertoont nu eens terrassen,
dan weder eene rivier. Voor eene dezer
steden ligt een waterplas , waarop een zwarte
stip gelijkende naar een schuitje ; en op een
' De herael beware hem voor den Hr. van
der Linde!
der torens meent men een uurwyzer te
onderkennen , waarvan de wijzer staat op
half twee. Daarboven drrjven schoone luchten ,
anders gekleurd dan 't overige van het tafe-
reel. De Hr. Schut, dit is de naam van
den schrijnwerker, heeftzevoor 1000gnlden
der Akademie aangeboden ; doch het Genoot-
schap, nog niet van voornemens zijnde een
Kabinet van zeldzaamheden op te rigten ,
heeft zich te vrede gesteld met ze te doen
graveren, om ze in haar gedenkschriften
openbaar te maken."
"Bij de meeste dezer Leidsche geleerden
(Heinsius, Vossius, Gronovius, de Burman-
nen enz.) ging een ligchaam, sterker dan
dat van een athleet , gepaard met een won-
derbaarlflk geheugen en een nog wonder-
baarlijker werkdadigheid. Zij hadden zooveel
geleerdheid saamgepakt als een hoofd maar
bevatten kan ; maar bijna nooit een oogen-
blik over gehouden om te den ken : alles
was besteed aan lezen. Deed men hnn een
vraag, dan overgoten zij u met een stort-
vloed van alles wat de verschillende woorden ,
waarait uw vraag was saamgesteld , hun
in 't geheugen riep; en Zoo zij iets verga-
ten , dan was het juist het punt dat gij
verlangdet te weten."
i4 Men toonde mij in de omstreken van
Leiden een huis dat nu nog den naam draagt
van Descartes , omdat in vroeger tijden deze
wijsgeer er zich in teruggetrokken had en
er , gelijk men zegt , zijn eerste werk schreef.
De eenzaamheid dezer geheel afgelegen plaats ,
hierdoor juist zoo geschikt voor overpeinzing ,
bragt er hem zonder twijfel toe zich daar
te vestigen. Waarheen men ook den blik
wendt, geniet men er een overheerlijk ge-
zicht. Vooral de stad Leiden valt er in het
oog, welke door het groot aantal boomen
waarmede haar grachten , straten en pleinen
zijn versierd , minder naar een stad dan
naar een woud gelijkt. Men heeft haar dan
ook genoemd: een bosch in een stad en een
stad in een bosch."
Digitized by VjOOQIC
132
DE OUDE TIJD.
"Eigenlyk gezegd zijn er geen beemden in
Holland; men ziet er schier niet dan moe-
rassen; de raeeste zyn wel is waar ged£-
guiseerd in weien ; het oog , voldaan over
het lachende groen, dwaalt met vermaak
over de onmetelijke velden, bedekt met kudden
van het schoonste vee der wereld ; maar de
grond is altijd bewegelijk en trillend, en
gy kunt de zeven provincien doorloopen ,
zonder een enkelen boer of boerin op het
gras te zien liggen. Alles is voor het oog.
Na een warmen dag , waarvan de hitte ver-
giftigde dampen uit den modder der kanalen
heeft opgepompt, in plaats van het genot
der geurige frischheid onzer beemden , gevoelt
gij de koude u doordringen; deze grijpt u
aan , zoodra de afwezigheid der zon a overlaat
aan de vochtige dampen der aarde. De heg-
gen , de boomen zijn onbewoond ; gij hoort
noch vogels zingen , noch beekjes murmelen ;
zelden vindt gij loopend water; nooit ziet
gy springend water; nooit vindt gij er dat
zuiver is."
u In Rotterdam ging ik ook het Kabinet zien
van den onden Heer Bisschop , handelaar in
garens, die hy zelf, in een kamerjurk, ver-
koopt, in een nauw, min winkeltje. Deze
kleine handel gaf my in 't eerst geen groote
gedachte van de rykdommen waarvan men my
gesproken had ; maar weldra was ik verplicht
te bekennen dat in geheel de wereld misschien
geen zeldzamer en kostbaarder verzameling te
vinden is. Om aan myn nieuwsgierigheid te
voldoen, had deze grysaard, tamelyk knor-
rig, my geleid langs een zeer donker trapje
naar een kamer in 't rond van kasten voor-
zien , waaruit ik te voorschyn zag komen —
schatten ! Honderde dozen vol van de fraaiste
miniaturen , antieke vazen van goad en e'mail ,
japansch porselein van de grootste, schoon-
ste en fijnste soort, glazen allerkenrigst ge-
graveerd , geheele olifantstanden kunstig ge-
sneden, chineesch lakwerk, ouder en kost-
baarder dan dat 't welk men doorgaans ziet ,
zeer vreemde schelpen, volmaakt bewaard,
en met evenveel kennis als smaak gerang-
schikt. Ik merkte o. a. een bnitengemeen
schoone Scalata op , een E*t en een Ou-Est ,
en een andere schelp die geen naam heeft,
en welke de Hr. Bisschop gelooft te zijn de
e^nige van haar soort , welke bestaat in e'e'nig
Kabinet van eenigen liefhebber.
Daarna gingen wy over tot eene collectie
van voortreffelijke gravuren , van oorspronke-
lijke teekeningen der grootste meesters, en
bovenal van schilderijen , wier schoonheid men
evenzeer bewondert, als aantal en keuze."
u Zelfs in de Hollandsche dorpen vindt men
geen hutten , geen lompen , geen gebrek , geen
modder; alle zjjn geplaveid, zindelyk, wel-
varend. Hoevele steden in Frankryk zyn er
niet, noch zoo groot, noch zoo ryk, noch
zoo bevolkt?"
"Geheel Holland is e^n groote tuin , waarin
slechts weinig bruikbare boomen groeien; zy
dienen alleen tot sieraad van stad en land.
Het vee zelfs dat Holland verrykt, wordt
niet in 't land geboren ; het komt er nit het
Noorden, mager en uitgemergeld , en wordt
vet in deze grasvelden."
"Wanneer de Hollander buiten is , brengt
hy al den tyd, dat hy niet aan tafel zit,
door in een koepel van geverwd hout met
vensters, aan den kant van een sloot met
groen en stinkend water, en verbeeldt zich
dan gedompeld te zyn in de genietingen van
het bnitenleven. Hij zit daar , de pijp in den
mond, naast zyne vronw, die geen woord
spreekt."
"Als ge in een huis moet souperen , inviteert
men u des morgens , volgens de aangenomen
spreekwijze "op een slaadje". — In som-
mige grooter huizen zendt men n een gedrukt
kaartje. — V66r het heengaan betaalt men
zyn fooi aan de dienstboden. — Men moet
plechtig nitgenoodigd zyn , zelfs om niets dan
een kopje the* te drinken , of een treurige
whist te spelen in een zaal waar ge niet ziet
lachen , en gewoonlyk een ieder om 9 unr naar
huis gaat. Deze genotvolle samenkomsten
heeten Saletten , en de dames hechten er znlk
een hooge waarde aan , dat zy overtnigd zyn
dat er niets meer aan 't gelok van een vreem-
deling ontbreekt wanneer zy hem vergnnden
Digitized by VjOOQIC
EENE WANDELING DOOR EEN BOEK.
133
er aan deel te nemen. Het ceremonieel wordt
zoo ver gedreven, dat een zoon des huizes,
die Diet meer by zyn vader inwoont , verplicht
is hem te verwittigen dat hij er komt eten."
"Wat ik u zou kunnen verhalen van de
onschuld der jongens en meisjes in Holland ,
en van de gemoedelijke goedigheid der ouders ,
zal men voor een fabel houden : de Aartsva-
deren leefden niet in aandoenlijker eenvoad.
GfJ zult niet zonder verwondering vernemen ,
dat in 1754 een jongmeisje van geboorte en
van een bevallig uiterlijk , in Holland in den
bloei der jaren liever stierf , dan te nemen
een la t. De vergaderde bloedverwanten
oordeelden dat de dood te verkiezen was boven
een affront , waarover hun geslacht nooit had
behoeven te blozen."
"Gaat ge in Holland in een huis om op
het vertrek der schuiten te wachten , dan biedt
men u brandewyn aan ; gij bedankt ; en toch
laat men u betalen alsof gij dien gebruikt had.
Men moet zich vooral schikken naar de
mode van het land ; men bespot hier de lieden
die zich friseren; men loopt te zaam om
iemand die zijn steek onder den arm draagt ;
men jouwt hen uit die zich van een papapluie
bedienen. De Hollanders vinden 't vreemd dat
men zorg draagt voor zijn hoofdhaar , en dat
men niet verkiest nat te worden."
"De schoonheid der Hollandsche vrouwen ,
haar gelaatsklenr en trekken , spraak , haar
houding, alles duidt een bedaarden aard aan ,
maar die niet verre is van ongevoeligheid. l
Laat iemand voor een huis zijn been breken ,
gelyk dat soms bij zware vorst gebenrt , dan
zal de vrouw des huizes er met een hoogst
medelydende en allerzachtste uitdrukking naar
kyken. Zy wilde wel dat die ongelukkige niets
gebroken had , maar nooit zal zij permitteren
dat men hem in haar gang drage, waarvan
hy het manner zou kunnen vuilmaken."
"Over 't geheel genomen, denkt dit volk
met meer verstand dan fynheid , spreekt met
meer wysheid dan sierlykheid, neemt lang-
zaam een besluit maar zeker , en is even ver
van ondankbaarheid als van onrechtvaardig-
heid. De ware Hollander is fier van aard,
eerlyk en gevoelig ; daarbij oprecht en zedig.
Even eenvoudig als , indien 't wezen moet ,
onbekrompen, geeffc deze edele eenvoud aan
zijn onbekrompen handelwijze een vertoon
van grootheid, waarby geen pralery halen
kan. Trouw vriend , gebonden aan zyn woord ,
gedienstig zonder overdriving, weet hij aan
een sterke zucht naar winstbejag, bij hem
tot natuur geworden, een soort van edel-
moedigheid te paren. Eene goede bejegening
vergeet hy nimmer , en niemand is vaardiger
om bij de minste gelegenheid zijn erkente-
lykheid daarvoor te bewyzen."
Ziedaar dit toertje in den voortyd tot ons
beider genoegen , naar ik vertrouw , afgeloo-
pen! Wij danken den goeden abt voor zyn
bontgeschakeerde tafereelen en afwisselende
beschouwingen. Requiescat in pace! Zacht
ruste hy van zyn vermoeiende tochten door het
voor een Franschman te zindelijke Holland , in
een der beemden van zijn schoone Frankrflk ,
waar de vogelen wel zingen , de bloemen wel
geuren, de beekjes wel murmelen. En gy,
waarde lezer,
"Farewell! with him alone may rest the pain,
If such there were — with you, the moral of
(his strain!"
Farewell !
Me. A. Vee Huell.
1 Neen , sentiblerie • bestaat niet in 't Hol-
landsch, en la Corde sensible is een Fransch
product !
DRINKGEWOONTEN ONZER VADEREN IN
DE XVH e EEUW.
t4 Neiging tot den drank en het spel zyn
twee ondeugden, die wy van onze vaderen
hebben ge^rfd", schreef Ridderus , en wijdde
menig blad zijner menigvuldige geschriften
"aan het dempen dezer jammerlycke ende
exorbitante gulzigheden". Zulks deden de
Digitized by VjOOQIC
AM
DE OUDE TIJD.
meeste predikanten van zijn tyd, en onder
hen ook Jacobus Sceperus, een Amsterdam-
mer van geboorte, in 1639 van Oostzanen
naar Gouda beroepen, en aldaar in 1678
gestorven. Behalve andere geschriftjes , gaf
hij in 1 661 te Gouda in het licht : Bacchus.
Den ouden en huydendaegschen Droncke-
mati: ontdekt uyt de Heydensche Histo-
rien , onderricht uyt de Heyliye Schriften.
In dit curieuse boeksken, deelt hij de vol-
gende bijzonderheden nopens de gewoonte
onzer vaderen bij het drinken mede:
"Het gaet nu veeltyts toe in sulcker wegen.
In den aanvanck van den maeltyt is men
zeedigh , men spreeckt stil en niet luyt-ruch-
tigh , men gebruyckt kleyne glaesjens , kleyne
teuchjes , petterende proeft men den wyn ,
yder wacht sich voor gulpen ende houdt sich
als een bescheden maeght , welcke beschaerct
en eerbaar is. Dus verre gaet het wel aen
taeffel; maar het en duert niet lang. Wan-
neer het tweede of derde gerecht opkomt,
wort het eynde van eeten ende aanvanck van
drincken. De glaesen en romers worden groo-
ter , de teugen langer en tayer . het spreecken
luyt-ruchtigher , de gasten woeliger, en het
begint te roepen en te raesen alles wat ter
maalteydt is : yeder beelt sich in dat hy een
Hercules is : h y waent een leew te zyn , en
is een aep, en hy belacht een ander, en is
belacchelijker als deselve. Het brenghen en
bescheyt doen gaet aen, de romers vliegen
en gaen rondt , de tonge wordt los en singt :
"Laet ons drincken en eens vrolyck zyn."
Men brengt het op eens anders gesontheyt ,
en men quest door drincken de gesontheyt
van sich selven. Men raoet bescheyt doen
u sonder bedroch, sonder morssen, sonder
sluycken" , en op gedaene ondersoeck seggen
van wien en aen wien men het glas ontfangen
en gebracht heeft. Men set een"grooten Romer",
en yeder is gereet om op sijn beurt deselve met
een teugh te leeghen en uyt te veeghen , en
op de eerste volgt de tweede , derde en meer
andere. Men meynt geen goed vriend te zyn
van den weerdt , noch aengenaem by de gas-
ten , indien men niet op yeder glas bescheyt
en doet. Men meynt de eere van sich selfs ,
van den hospes, van de gasten en gasterye
niet wel bewaert te hebben,- indien door
brengen en bescheyt doen , het ly f van yeder
niet vol en raeckt. Maar hoe gaat het wij-
ders ? Na dat dit bedrijf een wyle heeft ge-
duert , begint men den wijn te storten en te
plengen : het tieren en raesen vermeerdert :
de eene krijgt swymelingen in het hooft , de
oogen draeyen , en schemerende sien twee son-
nen, twee taefFels en twee glasen voor een.
De hersenen roocken , het aangesicht ont-
steeckt, de keel wordt heesch, de tonge
toetert, de beenen worden stroo, de leeden
waggelen , de voeten stronckelen en treeden
mis , de kaemer begint te draeyen , de vloer
reyckt aen de solder, en het vyer klimt ter
schoorsteen uyt. De eene lapt de glaesen
teeghen d' aerde , de ander huppelt en danst ,
de derde bestort en begiet sich selven , en
die bij hem sit, een vierde, braeckt en giet
schandelyck uyt 't gheene hy gulselyck heeft
ingenomen. Yeder raramelt en raest in 't hon-
dert. Sommige vertellen al wat sc weeten,
oock 't geene de schaemt en eerbaerheyt ge-
biedt te swygen , en 't geene haer te swygen
was aenbevoolen. Anderen sitten stil, zyn
stom ghesoopen, en vallen in slaep, ronc-
kende en snorckende boven maeten. Die geene
welcke het drinck-veldt hebben ingehouden ,
en anderen van de banck gedroncken , worden
gheroemt als helden , als mannen , en sodae-
nighen , welcke rechtschaepen quanten zyn.
Maer die geene , welcke het drinck-velt heb-
ben moeten ruymen, worden na huys ge-
leydt. Ende gelyck in een oorlog, na een
heet gevecht , de dooden , welcke van weder-
zyden gebleven zyn , worden begraven , so
worden sommige, welcke gewentelt lagen
niet in bloet , maar in braecksel , opgenomen ,
en zynde versmoort in den wijn en leeven-
digh doot , worden gedraegen na haere slaap-
cameren , als na haer kerckhof bedde , als in
haer graf en in haer geleydt.' >
Dr. G. D. J. S.
Digitized by VjOOQIC
VAN "OVER HET U.'
135
VAN "OVER HET IJ."
DOOR
J. HONIG Jz. Jr.
(Vervolg van bladz. 62.)
in.
De vrouw des huizes kwara even binnen,
en op een wenk van haar rees onze gast-
heer op, zich verontschuldigende dat hij ons
een oogenblik verlaten moest, daar zijne
tegenwoordigheid in de keuken gevorderd werd.
De gastvrouw zag wel dat die reden eeniger-
mate onze verwondering opwekte , en ze knikte
hare dochter toe, als of ze deze vragen
wilde om ons de noodige opheldering te
geven. Het meisje toonde dat teeken wel
gevat te hebben, want terwyl ze onze roe-
mers nog eens met den geurigen Rhijnwijn
vulde — Rhijnwyn , zoo als onze gastheer
verzekerd had, die direct uit Duitschland
gekomen was , en , 't mogt geoorloofd wezen
of niet, toch een dubbel voordeel geschon-
ken had wat impost en qnaliteit betrof;
dat de fusten onder de houtvlotten gebonden
waren geweest — vertelde zij ons dat moeder
ons geheel op de Zaansche manier onthalen
zou en dat vader de visch was gaan koken.
"Wij vrouwen", snapte ze voort, "mogen de
keuken anders als ons gebied aanmerken,
en geen man zal ons de schepter nit handen
nemen. Maar als er visch gekookt moet
worden , verandert de zaak , en ge znlt straks
eens proeven of vader de kunst verstaat.
Zekere lieden mogten er wel een lesje aan-
nemen", liet zy er met een schalk lachje
tegen den nevens haar zittende op volgen.
"'t Is bij ons aan huis ook evenzoo". liet
de jongman er op volgen, u en eene vaste
gewoonte in deze streek geworden, dat de
mannen zelve de zee- of riviervisch koken.
Waarom weet ik niet , want zoo ingewikkeld
is die kunst toch niet, en de een mag het
nu in navolging van den ander doen, de
tijd zal wel komen dat weer geheel de kokerij
aan de vrouw overgelaten wordt; ja wie
weet of ten laatste, als by de steedsche
dames, niet alles door de handen van de
meid gaat, en we onze vrouwtjes dan met
wat minder vuurroode wangetjes aan tafel
zullen zien."
"Daar zyt gij vooreerst nog bevrijd van,
plaaggeest", voerde het meisje hem toe.
u Wat moeten de vrienden wel denken?"
"Dat de meisjes op moeders voorbeeld
knappe huis vrouwen zullen worden ," kaatste
hij haar weder toe , en een tikje op de wang
was de welkome bestraffing.
"Overvloed van visch zeker," zeide een
onzer , met een blik op het voorbijstroomende
water, en welligt ook om het discours weder
van een terrein te brengcu , dat de jongelui
meer boeijen moest dan ons.
"Dat geloof ik ," antwoordde de zoon des
huizes; "en als knapen wordt de lief hebbery
voor 't visschen reeds by ons opgewekt.
Zoodra 's zomers de school uit of er vakan-
tie is, wordt hengel of totebel (kruisnet)
uitgeworpen ; en kunnen de jongens zonder
opzigt, dan gaat het met een schuitje de
rietboorden langs of zeilt het met den boeijer
naar het Zwet, een water bij Wormer Dan
worden ook wel de netjes en fuiken uitge-
zet en een goede zoo baars, karper of aal
gevangen. In de stille zomeravonden kunt
ge bovendien , de geheele Zaan langs , schuitjes
zien liggen, en de mannen er in in gedu-
rige beweging met hunne hengelroe vinden.
Men zegt dat dit aal visschen of "poeren"
een aardig werk is. 'k Heb er nooit lust
toe gehad , en menigeen heeft het de gezond-
heid geknakt, want meest zijn de avonden
hier koud en vochtig. Maar 's winters , dan
is 't een ander geval ; dan doe ik mee met
den besten visscher om den broode , om een
bijtje in het ys te hakken en de baarsnetjes
te zetten. Dat 's een pleizierig werk , en men
Digitized by VjOOQIC
136
BE OUDE TUB.
yoelt de koude niet, als 't maar wat geeft.
En dan hebben we 's winters nog eene an-
dere manier van visschen. Er worden op het
IJ hier en daar bij de bijtjes molentjes gezet ,
wier getik of geklop de bot in de netjes
lokt. l Ter zelfder tijd kunt ge dan ook
reeds yoor het aanbreken van den dag ver-
scheidene mannen en jongens dp het I J
vinden , met een mat of zeiltje voor den wind
beschut, voor een klein tyjtje staande om
spiering te vangen. Dit geschiedt meest om
den broode, en hoe konder het is des te
meer wordt de spiering geliefd ; en ze is dan
ook, gebakken of gekookt, met een goede
mostaarddoop , een lekker eten."
"Maar al die visch kan toch onmogelijk aan
de Zaan verorberd worden ; er moet dus wel
veel handel in zijn?"
u Dat is het ook. Toch wordt hier veel
visch gegeten. 't Is gezond en goedkoop.
Zondags geloof ik dat ge weinig huisgezin-
nen zult vinden , waar de schotel met baars
of bot niet op tafel staat."
"Daar is een goede reden voor, broertje !
't Is een gemakkelijke pot, en we zijn nog
al trouwe kerkgangers."
"Ja", was 't antwoord — "daar worden
we van der jeugd voor opgeleid. *k Herinner
me nog de mooije dagen , die ik liever in de
buitenlucht dan in de kerk zou hebben door-
gebragt. Maar vader ging, en moeder, en
zusje , en zoo is de gewoonte als ingeworteld.
Evenwel , 't is er goed me£ gegaan. Kerksch
zfln we hier, doch mogen daarora wel een
pretje, en geen mensch die er kwaad van
spreekt. "Ik ben ook jong geweest en mogt
de zon wel in 't water zien schjjnen" , zei
vader ; "pas maar op, jongen, dat ze uwe oogen
niet verblind!"
"In uwe Vermaanhuizen moet toch nog al
1 Die zoogcnaamde "klopbot** had eene groote
vermaardhcid. Men verhoalt dat in zekeren zo-
mer, in het begin dezer eeuw, een paar Engel-
achcn in het Logcment de Otter, te Zaaudam,
arriveerden en klopbot voor hun dine vcrlangden.
De kastelein J. Lobben vcrschafte zc hun na-
tuurlijk , en de bot wai er niet te slcchter om ;
even als de rekening. Om 'azomers een winter-
geregt te leveren, zal den logementhouder wel
een extra nota hebben doen schrijven.
op ernst en ingetogenheid worden aange-
drongen?"
"Met onderscheid, of ge tot de Friezen
of Waterlanders behoort. En toch is er nog
een groot verschil bij vroeger. Hoor ik vader
vertellen, hoe 't in zjjn jongen tijd was,
dan is 't al wat veranderd en veel van het
oude in nieuwer en zachter begrippen op-
gelost. Maar over 't geheel, van welke ge-
zindheid ook, is men hier eenvoudiger dan
in de steden , en als ik eens Amsterdam ver-
gelijk met hetgeen ik voorleden jaar in
Frankrijk en Duitschland , in de groote steden
opmerkte, dan zoudt ge hetzelfde verschil
hebben."
"'t Behoeft ook niet gelijk te zjjn ," liet
nu het meisje zich hooren. "'s Lands wgs ,
's lands eer. Grootmoeder plagt te zeggen:
kinderen, houd u aan den eenvoud; al die
grootheid brengt geen geluk aan. — hoe
dikwjjls heeft ze me nit haar Kamphuyzen
niet voorgezongen :
Elck nochtans heeft wel te letten
Op zijn eijgen dat of dit:
Wacr en hoc zijn popjen zit.
Goed noch quaad heeft mee zijn wetten.
Vraagt gij wat ze zijn? In 't kort
Dat de pop geen afgod word."
We knikten de lieve spreekster goedkeu-
rend toe , en prezen de kinderen gelulkig ,
aan wie zulke lessen gegeven worden.
Maar er was geen tyd meer voor bespie-
gelingen , daar we aan tafel verzocht werden ;
een roepstem, waaraan we gaame gehoor
gaven.
W\j namen plaats , en de gastheer, wiens
gelaat wel ietwat toonde voor wat gloed hij
gestaan had , verzocht ons "een goed woord"
te spreken. — Wel U 't een goed woord,
te gedenken aan Hem , die ons spgs en drank
geeft — en de vaderen, hoe telkens terug-
keerend hetzelfde formulier ook was , bleven
onverdroten dezelfde woorden prevelen, zoo
dikwijis zij om de tafel zich schaarden. En
wie zal het wagen op eene gewoonte te
smalen , die uit eenvond des harten eenmaal
wis haren oorsprong had en zoo lang be-
waard bleef!
{Wordt vervolgd.)
Digitized by VjOOQIC
GEVELTJE UIT DORDRECHT.
137
GEVELTJE UIT DORDRECHT.
Op het eerste gezicht zou men aan dezen
gevel ©en veel hoogeren ouderdom toekennen
dan waarlijk het geval is. Onwillekeurig
denkt men aan de sora-
bere middeleeuwsche wonin-
gen, waarvan hier en daar
in Frankryk en Duitsch-
land nog enkele, hier te
lande echter, helaas, geen
voorbeelden meer bestaan. Dit
huisje echter, dat , zoo ik wel
ingelicht ben , reeds voorlang
is afgebroken, zal niet voor
de 2 4 ' helft der 16'eeuwge-
bouwd zijn. Het lag tusschen
de Nieuwbrng en den Kraan-
steiger, en was gebouwd, zooals
men ziet, van gehouwen
blokken blaauwen of graau-
wen steen, van welke soort
is mij onbekend.
Het inwaartsspringen van
het beneden gedeelte mag
als van niet alledaagschen
aard beschouwd worden; het
was zeker zeer praktisch voor
den bewoner, zoowel als voor
den voorbijganger. De eerste
toch vond daardoor in zijne
benedenwoning eenige beschutting tegen de
zon, terwijl by regenbuijen de voorbijganger
daar een schuilplaats kon vinden.
Hetzelfde doel zocht men ook wel te be-
reiken door de bekende groote luifels , waar-
van wy er in onze jeugd nog enkele gekend
hebben en de opslaande
klapluiken.
Soms werden die z66 groot
gemaakt, dat de straat er
niet alleen zeer door verdon-
kerd, maar ook zeer ver-
nauwd en de commnnicatie
bemoeielykt werd , zoodat de
overheid daarin door keuren
moest voorzien.
Bij de oudere gevels , waar-
van alleen de beneden verdie-
ping van steen , doch de ande-
ren uit hout waren zamenge-
steld, is het vooruitspringen
der bovenverdiepingen meer
om andere redenen gezocht.
't Is daarby voornamelijk te
doen geweest, ora plaats te
winnen en de bovenvertrekken
grooter te maken. Ook dat,
• hoe schilderachtig het ook
stond , gaf een somber aanzien
vooral by de toen grootendeels
zeer nanwe straten, terwijl door
al dat houtwerk een ontstane
brand de verwoesting eener geheele stad kon
na zich slepen , waarom dan ook het bouwen
van houten huizen meer en meer verboden werd.
ZONDERLINGE VERKIEZING VAN EEN BURGEMEESTER.
De Groninger hoogleeraar Pagenstecker deelt
in zijn Aphorismi Juris ad Jmtitutiones
JuHineaneas mede u dat eertijds in zeker e
stad van Nederland gebruikelijk was, dat
die naar 't Bargemecsterschap stonden , zich
aan een ronde tafel bcgaven en voorover
bukkende hunne baarden daarop legden ; dat
men dan een luis op 't midden der tafel
zette, en dat hij, op wiens baard dit loome
beest kwam kruipen , voor Burgemeester uit-
geroepen werd.
(Medegedeeld door Dr. Sc hotel,)
1870.
18
Digitized by VjOOQIC
138
DE OUDE TIJD.
CEREMONIEEL BIJ HAAR HOOG MOGENDE
PRACTICABEL OMTRENT DE AANWEZENDE MINISTERS VAN VREEMDE POTENTATEN
EN EERSTELIJK OMTRENT :
Een Extxaor dinar is Ambassadeur.
Een Extraordin : Ambassadeur alhier aan-
komende , notificeert zjjn arrivement zelfs in
persoon of door een Edelman aan den Heere
President, met overleveringe van zijn cre-
dential of copie van dien , waarvan ter ver-
gadering van H. H. Mog. door den Heer
President notificatie gcdaan, en den brief van
credentie of copie van dien gelezen zijnde,
werdt den persoon van den Extraordin : An>
bass, by H. H. Mog. resolutie aangenaam
verklaard, en dezelve aan hem door den
Agent ter hand gesteld.
Zoo den Extraordin : Ambass : zelfs in
persoon zijne aankomst aan den Heer Presi-
dent genotificeert heeft, wordt denzelven
van wegen H. H. Mog. door den Heer Pre-
sident met een compliment verwelkomt ; zoo
hij zijne aankomst door een Edelman noti-
ficeert, wordt hij alleenlyk door den Agent
bij overlevering der voorz. resolutie gecom-
plimenteerd.)
Den Extraordin : Ambass : alzoo by H.
H. Mog. aangenaam verklaard en ontvangen
zijnde , kan zich incognito , en zonder recep-
tie of eenige publiekc ceremonie houden voor
eenige tijd , en voornamelijk gedurende dat
deszelfs Equipagie en train geprepareert wordt ,
en ondertusschen met H. H. Mog. confere-
ren en negotieeren.
Den Extraordin: Ambass. zyne Equipa-
gie en train gereed hebbende , en van inten-
tie zynde zyne publieke intreede te doen,
geeft daarvan eenige dagen te voren door
een Edelman kennis aan den Heer Presi-
dent, met verzoek dat op zyn publieke
receptie behoorlijke order mag worden ge-
steld , hetwelk door den Heer President ter
vergadering geproponeert zynde, wordt den
Hoftneester van H. H. Mog. gelast den
Extraordin : Ambass. op den bestemden dag
tot Delft te gaan complimenteren. Voorts
denzelven benevens zijne domestieken en suite
des middags v66r de receptie op 's Lands-
kosten tot Delft te tracteren , en vervolgens
des namiddags met jagten of andere behoor-
lijke voiture te geleiden tot*aan de Hoorn-
burg by het dorp Ryswyk: aan H. H. Mog.
tijdelflk kennis gevende, tegen wat uur
preciselijk hij Hofmeester staat maakt aldaar
met den Extraordin. Ambass. te zullen
kunnen zijn, ten einde H. H. Mog. Gedepu-
teerden te gelijk met denzelven aan de
Hoornbrug mogen aankomen. En worden op
dezelfde tijd by H. H. Mog. twee Heeren
gedeputeerd, om den Extraordin. Ambass.
aan de Hoornbrug voornoemd, met de Eer-
ste Caros van Staat, getrokken van zes,
gevolgt van een aanzienlijk aantal andere
carossen , getrokken van zes , vier en twee
paarden, uit den naam van H. H. Mog. te
gaan recipieeren , complimenteren , en her-
waarts geleiden. De voorsz. twee Heeren
Gedeputeerden komen vervolgens in H. H.
Mog. vergaderkamer te zamcn , vroeg genoeg
om op den tijd by den Hofmeester geprefi-
geert aan de Hoornbrug te kunnen zijn, en
begeven zich in de Eerste Caros van Staat ,
gevolgt van de voorsz. andere carossen,
dewelke door een kamerbewaarder van H.
H. Mog. tegen dien tyd medc op hct Bin-
nen Hof zijn besteld en opgewacht, van een
of twee kamerbewaarders en eenige boden ,
naar de Hoornbrug voorsz. : den weg nemende
van het Binnen Hof voorby de Kastellenye,
over hct Plein, door de Poten, de Spui-
straat, de Wagenstraat en voorts langs den
Ryswykschen weg naar het dorp van Rijs-
wijk , tot regt voor de kerk aldaar , van waar
de linkerhand nederslaande men regt van de
kerk afryd naar de kleiweg, en aan de wo-
ning van Volbergen nog eens de linkerhand
af, langs de kleiweg naar de Hoornbrug,
Digitized by VjOOQIC
CEREMONIEEL BIJ HAAR HOOG MOGENDE.
139
om alzoo met het gansche gevolg zonder
Terhindering wederom regt uit herwaarts te
kunnen komen.
De gemelde Heeren Gedeputeerden nemen
onder het rijden de nodige mesures om om-
trent op denzelfden tijd dat den Extraordin.
Ambaae. met de Jagten en deszelfs gevolg
aan de Hoornbrug arriveert mede met de
carrossen en verder gevolg aldaar aan te
komen, en docn de caros waarin zjj zit-
ten, stilhouden regt voor het bruggetje van
de Molenwerf zich aldaar bevindende; de
paarden der caros staande gekeert naar den
Haag, blijvende de verdere carossen een
weinig achter, om plaats te laten voor de
Eqnipagie en suite van den Extraordin. Am-
bass. als hier onder zal worden gezegt.)
De voorsz. Heeren Gedeputeerden, ziende
de Extraordin. Ambass. met de jagten enz.
arriveren , ■ treden uit de caros en gaan den-
zelven te gemoet over de Molenwerf tot aan
de kant van het water, alwaar het jagt
aankomt, en ontvangen hem aldaar op het
uitkomen van het jagt, met een compliment
ter materie dienende, hem voorts tusschen
hun beiden geleidende tot aan de caros,
staande voor het voorsz. bruggetje, en hem
dezelve presenterende om daarin te gaan
zitten.
Den Extraordin. Ambass. gaat vervolgens
eerst in de caros en zet zich alleen achter
in , met het aangezicht naar den koetsier ,
en de Heeren Gedeputeerden te zamen regt
over hem met den rug naar den koetsier.
De Heeren te zamen alzoo gezeten zijnde
avanceren met de voorsz. Eerste caros van
Staat langs den weg naar den Haag , en on-
middelijk aan dezelve volgen den stalmeester
en de pages van den Extraordin. Ambass.
te paard en de lakeyen van den Extraordin.
Ambass. te voet; voorts de eerste lijfcaros
1 Den zclfden raorgcn begeeft zich den Ara-
bassadenr naar hclft, waar hem in den Doclen
ocn maaltijd wordt aan gc bod en en waarbij de
Burgcmec9ters van dezc stad worden uitgcnoodigd
namens H. H. M. De Agent of Hofmeestcr
houdt daarbij dc eer van den Staat op ; hij draagt
tevens zorg dat de jachten ter bepaalden tijd
gereed zijn, om op deu jnisten tijd aan de
Hoornbrng aan te komen.
van den Extraordin. Ambass. ledig, gevolgt
van alle denzelfs andere carossen, vervult
met zjjne Edellieden en verdere domestie-
ken , waarna volgen de voorsz. carossen met
zes , vior en twee paarden , die uit den Haag
mede gekomen waren. Alle welke Equipagie
en suite van den Extraordin. Ambass. door
denzelven op den bestemden tijd mede aan
de Hoornbrug zjjn besteld , en gedurende de
receptie zich in orde rangeren. De Heeren
nemen alzoo gezamenlijk haren weg regt
naar den Haag, door de Wagenstraat,
Veenestraat, de Markt, Hoogstraat, over
de Plaats , Kneuterdijk , langs de Noordzijde
van het Voorhout , door de Houtstraat langs
het Plein (of langs zoodanige andere weg,
als naar gelegenheid door den Agent op
goedvinden van H. H. Mog. wordt geregu-
leert) tot aan 's Landshuizing, ' om den
Extraordin. Ambass. aldaar drie dagen te
defroyeren.
Den Extraordin. Ambass. voor de deur
gekomen zijnde, stapt eerst uit de caros,
vervolgens de Heeren Gedeputeerden en gaan
alzoo te zamen , den Extraordin. Ambass.
altijd de eerste plaats en hooger hand heb-
bende , tot in de kamer of zaal , zetten zich
op gelijke arrastoelen, en verwelkomen de
Heeren Gedeputeerden den Extraordin. Am-
bass. in het voorsz. huis, hem hetzslve tot
zijn logement presenterende, waarna gem.
Heeren Gedeputeerden hun afscheid van den
Extraordin. Ambass. nemen en vertrekken ;
gaande eerst uit de kamer en door den Ex-
traordin. Ambass. uitgeleid wordende tot aan
de caros, en rijden alzoo naar hetHof.
Op dezelfde tijd als de voorsz. twee Hee-
ren worden gedeputeerd om den Extraordin.
Ambass. aan de Hoornbrug te gaan ontvan-
gen , en tot in 's Landshuizing te geleiden ,
worden mede bij H. H. Mog. gedeputeert,
acht andere Heeren, namelijk twee uit de
Provintie van Holland en een uit ieder der
voorsz. andere Provintien, om den Extra-
ordin. Ambass. in 's Landshuizing gekomen
zijnde, uit den naam van H. H. Mog. na-
der te verwelkomen, en des avonds ter
maaltgd gezelschap te houden.
1 Graaf Mauritshnis.
Digitized by VjOOQIC
140
DE OUDE TIJD.
Welke acht Heeren Gedeputeerden zich
tegen den behoorljjken tjjd in H. H. Mog.
vergaderkamer te zamen laten vinden, en
door de hiervoren genoemde twee Heeren
Gedeputeerden geadverteert zijnde van des
Extraordin. arriviment in 's Landshuizing ,
rijden met drie a vier Carossen met twee
paarden, van het voorsz. gevolg gezamenlijk
derwaarts, worden door den Extraordinaris
Ambass. aan het portier van de caros ont-
vangen, en vervolgens geleid tot in de ka-
mer, alwaar gemelde acht Heeren Gedepu-
teerden den Extraordin. Ambass. wederom
uit den naam van H. H. Mog. nader ver-
welkomen , het huis tot zyn logement presen-
teren, na eenige gehouden discoursen van
hem afscheid nemen, en tot aan het portier
van de caros uitgeleid worden , houdende de
Heeren Gedeputeerden in deze actie van het
begin tot aan het einde de hooger hand en
plaats.
Dezelfde acht Heeren Gedeputeerden ryden
naar het Hof, en vervoegen zich voorts weder
gezamenlijk tegen den behoorlijken tijd aan
het voorsz. huis, om met den Extraordin.
Ambass. des avonds maaltyd te houden, en
worden door denzelve als voren gerecipieert
en in de kamer gebragt; gelyk dezelve ook
volgens de order op hun vertrek op dezelfde
manier door den Extraordin. Ambass. moeten
worden uitgeleid. Dan hier van wordt som-
tijds gerelacheert, omdat alle de Heeren
Gedeputeerden naar gehouden maaltijd , niet
altijd te gelijk vertrekkende , het voor den
Extraordin. Ambass. te moeijeljjk zoudeval-
len , ieder Heer telkens te gaan uitleiden.
Gelijk ook bij vervolg somtijds om de zelfde
reden wel gerelacheert wordt, van het uit-
leiden van de twee Heeren Gedeputeerden
die alle middagen en avonden, gedurende
de voorsz. drie dagen den Extraordin. Am-
bass. aan den maaltyd gaan gezelschap houden,
welke twee Heeren ieder dag in de verga-
dering zonder resolutie mondeling, tegen
des middags , en des avonds daartoe worden
gedespicieert en verzocht.
Aan de tafel wordt aan den Extraordin.
Ambass. alleen gegeven een armstoel en de
hoogste plaats , zittende alle de andere Heeren
op 8toelen zonder armen , en ter wederzijdcn
van den Extraordin. Ambass. Onder den maal-
tyd wordt na het drinken van eenige klcine
roemers met wijn , door de Heeren Gedeput. :
een groot glas met een deksel voorgedronken
de gezondheid gedronken van den Meester van
den Extraordin. Ambass. waarna kort daaraan
door den Extraordin. Ambass. uit eea der-
gelijk glas wordt voorgedronken de gezond-
heid of gelukkige regering van H. H. Mog.
voorts door de Heeren Gedeputeerden uit een
dergelyk of weinig kleinder glas , de gezond-
heid van de eerste persoon van den meester
in het gouvernement , uit hetwelk den Extra-
ordin. Ambass. gezonden is, dan wederom
door den Extraordin. Ambass. de gezondheid
van de Eminenste persoon van dezen staat,
't zy Stadhouder, Capitein-Generaal enz. en
voorts naar gelegenheid eenige dergelyke ge-
zondheden over en weder.
Den Extraordin. Ambass. wordt drie voile
dagen alhier in den Haag tot last van den
Lande gedefroyeert , zonder daaronder te re-
kenen de maaltijd tot Delft of die des avonds
na de intrede, op welke de acht Heeren Ge-
deputeerden assisteren.
Op den tweeden van welke drie dagen
den Extraordin. Ambass. des morgens voor
het uur van H. H. Mog. vergadering door
een Edelman of Secretaris aan den Heer Pre-
sident laat verzoeken , zijne publieke audientie
tegen des anderen daags, zijnde den derden
dag van het voorsz. defroyement; welke
audientie door H. H. Mog. op de proposi-
tie van den Heer President geaccordeert
zynde, wordt daarvan aan den Extraordin.
Ambass. door den Agent kennis gegeven , en
door H. H. Mog. twee Heeren gedeputeert,
om den Extraordin. Ambass. des anderen
daags tegen het ordinaire uur der vergade-
ring van 's Landshuizing, zijnde deszelfs
logement te gaan ophalen en ter vergadering
te leiden.
De voorsz. twee Heeren Gedeputeerden
begeven zich des anderen daags uit de ver-
gadering met de Eerste Caros van Staat,
getrokken van zes , gevolgt van een goed ge-
tal andere carossen, getrokken van zes, vier
en twee paarden, (dewelke alle tegen die
tijd door de kamerbewaarders op het Binnen
Hof zjjn besteld) en opgewacht door vier &
Digitized by VjOOQIC
CEREMONIEEL BIJ HAAR HOOG MOGENDE.
141
zes boden rondom de caros, directelijk naar
het logement van den Extraordin. Am bass. ;
alwaar gekomen zynde, vinden den Extra-
ordin. Ambus, boiten de deur om de Hee-
ren Gedeputeerden aan de caros te ontvan-
gen en tot in zijne karaer te geleiden , gevende
aan de zelve de hand en hoogste plaats.
De Heeren Gedeputeerden op de hoogste
plaatsen nedergezeten zynde, en aan den
Extraordin. Ambass. in civile tennen bekend
gemaakt hebbende tot wat einde aldaar
zijn gekomen, staan benevens den Extra-
ordin. Ambass. op en vertrekken alien ge-
zameniyk naar de caros, houdende van die
tyd af den Extraordin. Ambass. de hoo-
gerhand en plaats, zelfs in zijn huis, wor-
dende gepresupponeert t dat het ceremonieel
der ophaling begint , en de Heeren Gedepu-
teerden als introducteurs moeten worden
geconsidereert , zoo fiaast dezelve aan den
Extraordin. Ambass. hebben bekend gemaakt
tot wat einde zij gekomen z\jn.
Den Extraordin. Ambass. dan eerst uit
de kamer , het huis , en in de caros gegaan
zynde , wordt door de Heeren Gedeputeerden
gevolgt en zet zich alsvoren alleen achter in
dezelve, het aangezigt naar denkoetsier; zet-
tende beide de Heeren Gedeputeerden zich ge-
zameniyk voorin met rug naar den koetsier ,
en rjjden alzoo op de volgende manier naar
het Hof : nameniyk eerst de Eerste Caros
van Staat, met den Extraordin. Ambass.
en de Heeren Gedeputeerden, gevolgt van
de pages en lakeyen van den Extraordin.
Ambass. alien te voet; daaraan de eerste
caros van den Extraordin. Ambass. ledig
en alle deszelfs andere carossen bezet met
zijne suite en domestieken, buiten liverei;
(alle welke Equipagie en suite van den Extra-
ordin. Ambass. door hem voor dien tyd zfln
besteld, en zich alzoo in het avanceren in
order rangeren) en voorts alle de andere
carossen met zes, vier en twee paarden die
van het Hof zjjn gevolgd. Den weg wordt
door den Agent op goedvinden van H.H.
Mog. zoodanig geregulecrt dat men langs
eenige der voornaamste straten passeert, en
door de Zuidpoort van het Hof inkomt , en
de eerste caros doet arresteren voor de
trappen van de groote zaal.
De Extraordin. Ambass. op het Hof ge-
komen z^jnde , vindt aan de poort door welke
hg inkomt en voorts ook op het Binnen
Hof, de Militie die de wacht heeft op haar
gewoonlijke plaats in de wapenen; getour-
neert met den officier en het front naar de
plaats waar den Extraordin. Ambass. zich
bevind, presenterende het geweer, en roe-
rende op deszelfs aankomst den trommel
met tusschenpozen.
De Extraordin. Ambass. treed aan do
trappen van de groote zaal eerst uit de
caros , (dewelke aldaar blijft staan wachten)
en wordt van de Heeren Gedeputeerden ge-
volgt, dewelke den Extraordin. Ambass.
tusschen haar beiden geleiden, de voorsz.
trappen op, over de groote zaal, langs de
blauwe gallery die naar Haar Hoog Mog.
vertrekken leid, door het portaal en de
eene kamer tot in de vergaderkamer van
H.H ; Mog. regt over den Heer President.
Alwaar gekomen zijnde , vind den Extraordin.
Ambass. aan de tafel een fluweelen stoel
met armen , die hem door de Heeren Gede-
puteerden wordt gepresenteert , en op de welke
hy zich na eenige gedane reverentien te
wederzyden , neder zet , gelgk mede de Heeren
Gedeputeerden op ordinaire lakensche stoelen ,
aan beide zgne zijden , alsmede de gansche ver-
gadering, die zich op zijne aankomst over-
eind begeven had. De Extraordin. Ambass.
aldus nedergezeten zynde, dekt zich, als
mede de gansche vergadering, en rust cen
kleine tyd om zich te herhalen , en de eerste
confusie en gedruis van de toehoorders te
laten passeren , waama hij zyn harangue
begint; na het eindigen van dewelke, of
voor het begin van dezelve presenteert den
Extraordin. Ambass. zynen brief van credentie,
alsmedc zyn harangue bij geschrift. Welken
brief overluid door den Heer Griffier gelezen
zynde, wordt door den Heer President ge-
antwoord als na gelegenheid van tijden en
zakcn wordt vereischt ; 't welk gedaan zynde ,
staat den Extraordin. Ambass. op en wordt
na eenige gedane reverentien te wederzgden
langs denzelfden weg tusschen beide Heeren
Gedeputeerden wederom tot aan de caros afge-
leid, treedt eerst in dezelve en zet zich gelijk ook
de Heeren Gedeputeerden op de vorige manier.
Digitized by VjOOQIC
142
DE OUDE TIJD.
NB. Gedurende de voorsz. audientie mag
niemant als de Heeren aan de tafel zittende
en de Heer GrifBer zich dekken.
Den Extraordin. Ambass. en de gansche
vergadering, ontdekken zich zoo menigmaal
den Extraordin. Ambass. of den Heer Pre-
sident H.H. Mog. of den Meester van den
Extraordin. Ambass. noemen.
Ingevalle den Extraordin. Ambass. zyns
Meesters taal spreekt, wordt door den Heer
President in de Nederlandsche taal geant-
woord ; dan zoo den Extraordin. Ambass. in
een vreemde of derde taal spreekt . antwoord
den Heer President mede in een derde of
vreemde taal, dan hieromtrent wordt nit
civiliteit dikmaal genlacheert.
Op het ingaan en voortrijden der caros
vindt den Extraordin. Ambass. op het
Binnen Hof, en aan de poort, daardoorhy
wordt afgeleid , wederom als voren de militie
in de wapenen , met den Officier, en het front
naar de plaats daar hij zich bevind en wordt
mede den trom bij tusschenpozen geroerd.
Den Extraordin. Ambass. in de caros we-
derom gezeten zijnde , wordt door de Noord-
Oostpoort met hetzelfde gevolg afgeleid door
eenige der voornaamste straten , langs den
weg door den Agent op goedvinden van
H.H. Mog. na gelegenheid te reguleren , tot
aan deszelfs logement. Den Extraordin. Am-
bass. treedt wederom eerst nit de caros en
in huis , tot in de kamer, alwaar de Heeren
Gedeputcerden op de hoogste plaats gezeten
zijnde, of wel staande afscheid van hem
nemen, de eerste uit de kamer en het huis
gaan, en door den Extraordin. Ambass.
tot aan de caros worden geconduiseert ; als
moetende verstaan worden de ophaling ge-
eindigt te zijn, zoo haast de Heeren Gede-
puteerden den Extraordin. Ambass. tot in
zijn kamer, van waar zij hem hebben afge-
haald, terug gebragt en afscheid van hem
genomen hebben ; welke rang van H.H. Mog.
Heeren Gedeputeerden, omtrent de Ambas-
sadeurs bij resolutie is vastgesteld. '
Het geheele ceremonieel van receptie,
defroy en eerste audientie geeindigd , en den
Extraordin. Ambass. by gevolg volkomenlyk
1 24 Julij 1C58. 10 Jannarij 1660.
gelegitimeert , en in zijn karakter erkend
zijnde, kan met H.H. Mog. handelen bij
memorien, conferentien met H.H. Mog. Ge-
deputeerden of bij audientie in H.H. Mog.
vergadering. — Een memorie aan H.H. Mog.
willende presenteren brengt dezelve in per-
soon, of doet die door een Edelman oi
Secretaris brengen aan den Heer President,
met verzoek dat dezelve ter vergadering van
H.H. Mog. gelezen en op den inhoud van
dien favorable reflexie gemaakt mag worden ;
de memorie ter vergadering gelezen en re-
solutie daarop genomen zijnde , wordt dezelve
door den Agent aan den Extraordin. Am-
bass. tot antwoord ter hand gesteld.
Den Extraordin. Ambass. eene conferentie
met H.H. Mog. Gedeputeerden begeerende,
presenteert tot dien einde een memorie op de
voorgaande manier, dewelke gelezen zijnde,
worden de Heeren Gfedeputeerden tot de
Buitenlandsche Zaken , bestaande in acht
Heeren, namenlijk twee uit de Provintie
van Holland en uit ieder der respective an-
dere Provintien een Heer, met of zonder
den Heer Griffiier van HH. Mog. prorenata
gedeputeert, ora met den Heer Extraordin.
Ambass. in conferentie te treden en van het
verhandelde ter vergadering rapport te doen.
Welke acht of negen Heeren Gedeputeerden
den Extraordin. Ambass. door een kamer-
bewaarder van den dag en uur der confe-
rentie doen adverteren , en daarover met hem
eens zijnde, in de vergaderkamer van H.H.
Mog. verzamelen, en zich alzoo gezamenlijk
tegen het bestelde uur met de nodige ca-
rossen getrokken van twee paarden, en ge-
volgd van een kamerbewaarder , en vyf a zes
boden, begeven naar het logement van den
Extraordin. Ambass. alwaar dezelve door
hem in persoon aan de caros worden ont-
vangen en geleid tot in de kamer daar de
conferentie gehouden staat te worden , gaande
alien gezamenlijk zitten aan een tafel; de
Heeren Gedeputeerden alien op hoogste en
den Extraordin. Ambass. op de laagste
plaats. De conferentie geeindigd zynde, ne-
men de Heeren Gedeputeerden afscheid
van den Extraordin. Ambass. , worden door
denzelven tot aan de caros geconduiseert,
en vertrekken op dezelfde wijze als gekomen
Digitized by VjOOQIC
CEKEMONIEEL BIJ HAAR HOOG MOGENDE.
143
zijn ; houdende de Heeren Gedeputeerden ge-
darende deze gansche actie de hooge hand.
Zoo de conference van de zijde van H. H.
Mog : wordt gedesireert , worden alle dezelfde
fonnaliteiten geobserveerd. Den Extraordin.
Amba88. desirerende gednrende den tjjd van
zijne ambassade , buiten de eerste en laatste
audientien van ceremonien, eene extra ordinaire
audientie in H. H. Mog. vergadering, om aan
dezelve nit den naam van zijn meester ietwes
voor te dragen, doet daartoe op de voor
verhaalde manier verzoek by memorie door
deszelfs Secretaris of Edelman , en wordt
dezelve audientie vervolgens tegen zekeren
dag toegestaan, en hem daarvan door den
Agent kennis gegeven. Voorts omtrent de
voorsz. Extraordin. audientie, zoo in het
ophalen als brengen alle de ceremonien ge-
observeert die hier boven distinctelijk ten
reguarde van de eerste audientie staan ge-
specificeert zonder eenige de minste alteratie
of differentie.
Eindelrjk een Extraordin. Ambass. van hier
wederom willende vertrekken, en in vrede
en vriendschap scheidende , verzoekt zelve in
persoon of door een Edelman aan den Heer
President een publieke audientie in H. H.
Mog. vergadering , om van H. H. Mog. mon-
deling afscheid te kunnen nemen , aan gemelde
Heer President ter hand stellende copie van
den brief van rappel (zoo hij eenige heeft)
welke audientie op de propositie van den
Heer President aan hem Extraordin. geac-
cordeert, en daartoe dag en uur beraamd
zijnde, wordt hem daarvan kennis gegeven
door den Agent, en daaromtrent voorts we-
derom alles geobserveert , wat hier voren om-
trent de eerste audientie van ceremonien is
gezegd. En wordt vervolgens aan den Extra-
ordin. Ambass. gedaan een present van een
gouden ketting en medaille ter waarde van
zesduizend gulden , gelijk mede aan deszelfs
Secretaris een van zeshonderd gulden.
Den Extraordin. Ambass. op voorgem.
wjjze van H. H. Mog. behoorlijk afscheid
genomen hebbende, kan nog alhier eenige
dagen incognito verblijven, en eindelrjk wil-
lende vertrekken , geeft daarvan zelve in per-
soon of door een Edelman kennis aan den
Heer President, met verzoek dat op zijn
uitgeleide behoorlijk order gesteld moge wor-
den , van welk verzoek aan H. H. Mog. ver-
gadering door den Heer President kennis
gegeven zijnde, worden twee Heeren Gede-
puteert om den Extraordin. Ambass. tegen
zekeren dag en uur met de Eerste Caros van
Staat, getrokken met zes en voorts een goed
aantal andere carossen , met zes , vier en twee
paarden als voren uit zijn logement te halen
en tot aan de Hoornbrug te geleiden, en
wordt daarvan door den Agent aan den Ex-
traordin. Ambass. kennis gegeven.
De gemelde Heeren gedeputeerden komen
vervolgens eenige tijd vroeger in de verga-
derkamer te zamen, vinden de Eerste Caros
van Staat , en verdere gevolg op het Binnen
Hof gereed , en in order gerangeert , en ver-
trekken, gevolgd en opgewacht als voren,
tegen den gestelden tyd naar het logement
van den Extraordin. Ambass. dewelke H.
H. Mog. Gedeputeerden aan de caros ont-
vangt , en in de kamer geleid , houdende de
Heeren Gedeputeerden de hooger hand en plaat-
sen. Waarna de Heeren Gedeputeerden de
reden van haar komst aan den Extraordin.
Ambass. bekend gemaakt hebbende, treden
gezamenlijk uit de kamer en het huis naar
de caros, houdende om redenen hier voren
bij de eerste audientie verhaald , den Extra-
ordin. Ambass. van dien tijd af de hooge
hand en plaats, zoowel in het uitgaan van
deszelfs huis, als in de caros, gelijk hier
voren breeder staat gespecificeert.
In de caros gezeten zijnde , rijden de voorn.
Heeren voort, gevolgd van de suite en de
carossen van den Extraordin. Ambass. (zoo
hij nog eenige alhier heeft) op dezelfde ma-
niere als hier voren bij de intrede is gezegd
en voorts van alle andere carossen naar ge-
woonte , en avanceren langs den weg , door
den Agent op goedvinden van H. H. Mog.
te reguleren , uit den Haag , regtuit langs de
Delfschen straatweg tot aan de Hoornbrug;
alwaar gekomen zijnde, wordt de caros even
aan deze zijde van de brug gearresteert , den
Extraordin. Ambass. treed eerst uit dezelve,
gelijk mede de Heeren Gedeputeerden , van de
welke den Extraordin. Ambass. op den weg
afscheid neemt, en zich vervoegt naar des-
zelfs caros , die ondertusschen eenigzins avan-
Digitized by VjOOQIC
144
DE OUDE TIJD.
ceert , onderwijlen dat de Caros van Staat ook
eenigzins voortgereden is , om plaats te maken.
Den Extraordin. Ambass. wordt tot aan
deszelfs caros door de Heeren Gedeputeerden
geconduiseert en aldaar uiterlyk gevaledi-
ceert zjjnde, treed in dezelve en vertrekt
naar Delft of elders naar zjjn goedvinden ,
met al het gevolg dat aan hem behoort.
De Heeren Gedeputeerden wederom in de
Caros van Staat gezeten ztynde, keeren met
al haar gevolg de regterhand om, langs de
kleiweg, door het dorp van Rflswjjk naar
den Haag, en voorts door de Wagenstraat,
Spuistraat en Hofstraat door de Zuidpoort
op het Hof, waarmede deze gansche cere-
monie is geeindigd.
VAN "OVER HET IJ."
DOOE
J. HONIG Jz. Jr.
(Vervolg van bladz. 136.)
De tafel was keurig gedekt en het damas-
ten tafellaken , even als de servetten als
sneeuw zoo wit, deed het blaauwe por-
selein des te beter uitkomen. Een prachtige
schotel maakte het middenstuk uit , en daarin
lagen baarzen blank en groot, die met
hunne roode vinnen tusschen de pieterselie
schenen rond te zwemmen, en te noodigen
om met den zilveren schepper nit het nat
te worden opgevangen. We zagen ons dan
ook weldra bediend en konden proefonder-
vindelijk bevestigen dat de smaak aan het
gezigt beantwoordde en tevens dat onze
gastheer eer van zQn koken had; terwijl de
mnskaatwijn , dien h\j rondschonk nit een karaf
met deinscriptie u witte wijn" prjjkende, voor
den Rhijnsche van daar straks niet onderdeed.
"Overheerlijke baars", zeide een van ons ,
wijl hij poosde om op het voorbeeld van den
gastheer het dunne sneedje roggebrood op
de boterham wat op te ligten en er een weinig
peper uit de zilveren bus op te stroojjen.
"Ja!" sprak de gastheer. "Gij Amster-
dammers moogt aan Overtoom of te Half-
weg "mooije" baars eten; die jreroemde
meerbaars wordt bij ons niet zooveel meer
geacht dan die uit de Alkmaarsche meer
komt. We hebben ook hier "spanbaars" als
ge ziet , voor watervisch , en of we ook "voet-
baars" voor den doop hebben, moogt ge
straks beslissen ; dat er geen hommers ont-
breken, kunt ge nu reeds uitmaken.
We knikten hem al peuzelemle vriendelgk
toe , en inderdaad de visch was voortreffelijk
en voor ons stedelingen een waar tractement ;
en toen later de doop- of sausbaars werd
opgedragen, scheen ons de gegeven inlich-
ting geen grootspraak meer toe , en Alkmaar
een gevaarlyk concurrent voor de Meer te
zijn. De zandaardappelen smaakten by de
heerlijke eQersaus, die in een "lokje" werd
toegediend , en we moesten eindigen met te
betuigen, dat we nooit lekkerder baars
hadden gegeten; de eer die wij aan de
schotels bewezen, moest de waarheid van
ons compliment wel bevestigen.
Eene pauze volgde , en weldra stonden een
paar delftsche kommen met salade en kom-
kommers , die een schotel gebakken paling flan-
keerden , op tafel en had de karaf met muskaat
thans voor een met de inscriptie i4 roode
wijn" de plaats moeten ruimen.
"Ook een produkt onzer wateren", sprak
de gastheer, terwfll hjj ons een dikke moot
op het bord legde; "maar de uitgebreide
handel in paling is thans zoo goed als te
niet. Er was toch een tjjd, dat hier reede-
rijen voor den uitvoer er van bestonden.
Deze hadden de vangst van een geheeljaar
van de visschcrs uit de meren en lage landen
in koop. Die visch, daar de uitvoer steeds
tegen den winter plaats had, moest in
daartoe ingerigte vijvers zoowel in het Oost- als
Westzaauderveld bewaard worden. Niet alleen
Digitized by VjOOQIC
VAN "OVER HET IJ."
145
nit Noord-Holland , maar ook van het Deen-
sche eilaud Amack werd de paling aange-
kocht en was men steeds een jaar te voren over
den koop overeengekomen. In de maand Sep-
tember werd de visch steeds door de sche-
pen afgehaald, welke den eilanders, die af-
stammelingen van Noordhollanders waren —
weerkeerig huisraad en werktuigen van land-
bouw of visscherij aanvoerden. Van hier voer
men weder terug naar Engeland. Deze
schepen hadden ruimen als de waterschepen
tot berging van den visch. In zee zijnde
scheidde men den geschubden visch van den aal
heeft tot het midden der vorige eeuw ge-
duurd, en schijnt goede rentcn gegeven te
hebben. Na dien tijd werden de drie sche-
pen , tot deze vaart toen nog gebruikt , door
de Duinkerkers genomen. In den Engelschen
oorlog , toen Cromwell regent was , stond de
vaart geheel stil, doch werd na den vrede
wederom met drie schepen hervat. Een er
van echter leed spoedig schipbreuk , de beide
andere blevcn in de vaart. Tegenwoordig
echter zijn de reederijen lang te niet , en de
schepen die nog af en toe varen , zullen het
om de concurrence met andere Noord- en
Vissoliers van over het IJ.
af en deed ze in afzonderlijkemet water gevulde
bakken , om de sterfte , anders uit de door-
cenmenging dier vischsoorten ontstaan , te
voorkomen. Op het einde der 17 e eeuw was
de uitvoer echter reeds alleen tot den paling of
nal beperkt, daar met het droogmaken der
meren de grootste en goedkoopste trek-
plaatsen zeer verminderd waren. In Londen
aangekomen , werd door den Lord-Maijor de
prys voor het pond van elke vischsoort vast-
gestcld, waarin kooper en verkooper steeds
genoegen mpesten nemen. De schepen lagen
er dikwijls den geheelen winter over. Dit
1870.
Zuid-hollandsche plaatsen , die zelf den visch
vangen, welligt schielrjk moeten opgeven.
Al keuvelende waren de geregten ge-
bruikt. — Tabak en pijpen werden weder
aangeboden. 't Was nog "geuriger kruid"
dan \66r den midday , waarmee we onze Gou-
wenaars stopten en welhaast er de "smook"
uitbliezen. Lange pijpen, deelde onze gast-
heer ons mede, bleven lang een weelde en
werden slechts brj feestelijke gelegenhedL'n
gebruikt; een kort eindje was meer het ge-
bruik, en om het te sparen werd het in
houten kokertjes gelegd, die men in den
19
Digitized by VjOOQIC
146
DE OTOE TIJD.
dijzak dragen kon, welke kokers of doozen
van palm- en ander hout, soms fraai uit-
gesnedeii , te Krommenie vervaardigd werden.
Terwijl we dus poosden , werd door de vrou-
wen de tafel afgenomen. Hadden we straks op-
genierkt, dat die tafel gerangschikt was op
een wyze , die een steedsche dame niet ver-
beteren kon , 't werd ons alras verklaard ,
daar we ons herinnerden onder de boeken,
op het "hoogje" van den schoorsteen, ook
een kookboek ontdekt te hebben; een van
die vele als steeds in ons landje ten dienste
der kenkens zijn uitgegeven.
Het dessert werd opgedragen : tulband met
de vruchten , die in dit saisoen de tnin van
onzen gastheer opleverde, en de room deed
de aardbeijen des te geuriger smaken.
"En is dat nu het eenvoudig onthaal ge-
weest?" was onze vraag, toen de maaltyd
door de gewone dankzegging besloten was,
en wij als goede Hollanders het welvaren
van den huize gedronken hadden.
u Een beetje meer spoed dan anders, is
de eenige drukte voor mij geweest. De visch-
kooper en bakker wonen digt bij en de rest
gaf onze tuin. Als we vrienden zien en
wel uit de stad, dan moet er niet gezegd
worden dat men aan de Zaan niets voor
zijne gasten over heeft. Maar door de bank
is onze leefwijze eenvoudig. Wordt door den
arbeidsman om twaalf uren gegeten, wij
doen het een uur later. Onze dag is wat
anders verdeeld dan in de stad. — Om tien
uur 's avonds is meest alles in rust , maar
's morgens zijn we met de zon uit de veeren ,
en is ieder aan zijn arbeid. Wy vrouwen doen
meest het ligte huiswerk mede en hebben
daardoor steeds een oogje op de meid. Die
meiden worden hier niet in de keukens ver-
bannen, maar zitten met ons in de kamer
en aan tafel. Ze behooren als tot het huis,
en door die handelwijs ontvangen wij veel
liefde en genegenheid en kunnen door een
goed voorbeeld veel tot haar later levensgeluk
bijbrengen. Wy kunnen ons huis en onze
kinderen gerust aan hare zorg overlaten
en hebben geen last van ze gedurig met
andere te moeten verwisselen. De meesten
trouwen uit het huis waar ze dienen en
jaron lang bleven."
u Ge begrijpt dat die vele handen het
huiswerk ligt maken en er dus gelegenheid
genoeg is om alles net en zindelyk te houden.
Daarbij worden in de week slechts een paar
vertrekken gebruikt. — Wanneer ge ons eens
aan tafel verrastet, zoudt ge overal Delfts
aardewerk vinden en eenvoudige maar voed-
zame spijs. Mij is wel verhaald, dat voor-
heen geen tafellinnen gebruikt werd , ja dat
maar eens of tweemaal in de week eten ge-
kookt werd en dit, naar gelang der behoefte ,
de overige dagen opgewarmd werd. Ik ge-
loof echter dat dit bereiden van verschillende
spyzen in d<m ketel tot de sprookjes be-
hoort, over onze eenvoudige leefwys opge-
discht, en dat een vreemdeling soms eens
een vleeschketel gezien heeft. Ge vraagt wat
dit is ? Och , 's winters als wij geen versch
vleesch kunnen bekomen, heeft ieder het
in de pekel, en dan worden, als zulk een
stuk gekookt wordt tevens groene erwten,
peren, gort en een u broeder in de zak" er
bij gekookt; — hoe vreemd u die menge-
ling mag voorkomen, ik kan u verzekeren
dat het goed smaakt. Dit geregt wordt
's winters als ge begrijpt, herhaalde ma-
len opgedischt, en evenzoo is de gewoonte
met het gebraden stuk, of harst, met de
graauwe erwten , wanneer we de slagt t' huis
krijgen. — Dit is bij velen tevens aanlei-
ding voor een feest. Dan vraagt men zyne
familic en kinderen te gast, en het geeft
gelegenheid om over en weder eens uit te
gaan. Behalve deze bezoeken hebben we nog
onze familiedagen , meest om de maand bij
broeders of zusters, of, als de kinderen ge-
trouwd zijn , komen deze met hun gezin by
de ouders. 'tZyn drukke dagen 't is waar,
maar 't houdt de vriendschap en genegenheid
warm en knoopt den band der onderlinge liefde
en zamenwerking vaster. — 'k Herinner
me nog levendig de pret die wij als kinderen
toen hadden , en hoe we vooruit die dagen
berekenden. By eenigzins groote familie*n
was men dikwijls geen Zondag vrij."
"Meester! Jan laat zeggen dat de boeyer
klaar is." Met dit berigt kwam de meid ons
zamenzyn storen en brak ze eene mededee-
ling af, die we nog wel wat hadden willen
hooren , en die de spreekster nog wel scheen te
Digitized by VjOOQIC
VAN "OVER HET IJ."
147
willen voortzetten. Maar de onverbiddelijke
tijd riep tot vertrekken, en tevens moesten
we het "wereldberoemde" overwinden van
een schip nog zien. We namen op Zaansche
wijze afscheid van onze hupsche gastvrouw
en hare dochter, en moesten we£r op het
plegtigst beloven 'tbezock te "verdoen"; en
toen ik de moeder iets influisterde en deze
met een goedkeurend knikje glimlagchend
naar het meisje opzag, toen toonde de bios
der schoone, dat zjj den dag, waarop wij
ons bezoek herhalen zouden, gemakkelijk
raden kon.
{Wordt vervolgd.)
STAALTJEVANSTRAFJNDEVORIGEEEUW, EENEN PREDIKANT OPGELEGD.
Johannes Luiningh, in 1710 geb. te
Dalen in Drenthe, werd eerst, 28 Dec.
1738, Predikant te Zonnemaire, en daarna,
18 Jnlij 1745, te Nenzen. Bij den inval
der Franschen in Staats-Vlaanderen ten jare
1747, waren deze op den 17 April van dat
jaar naauwelijks v66r Philippine aangekomen ,
of ds. Luiningh nam met zijn gezin over-
haast de vlugt , gelflk ook vele zijner ambt-
genooten nit de nabuurschap znlks dcden.
Maar, ofschoon de laatstgenoemden alien,
vroeger of later, naar hunne standplaatsen
terugkeerden , — ds. Luiningh was de eenige ,
die de Herv. gemeente te Neuzen herderloos
liet. Intusschen stond de predikdienst aldaar ,
hoezeer wel aanvankelijk , toch weldra verder,
niet geheel stil , aangezien in het tijdvak van
23 April 1747 tot 28 Julij 1748 bij die
gemeente door een viertal ringbroeders 67
predikbenrten vervuld werden. Ds. Luiningh
werd intusschen den 13 Februarij 1748 te
Dirksland , en den 31 Maart daaraanvolgende
te Serooskerkc in Walcheren beroepen. Voor
het laatste beroep bedankt, maar het eerste
aangenomen hebbende, werd dit beroep den
23 April 1748 bij de Classis van Voorne
en Putten goedgekeurd. Ds. Luiningh kon
echter van de gemeente Neuzen geen ontslag
bekomen, v66r dat door ZEw. voldaan was
aan de resolutie van H. Ed. Mog. de Heeren
Staten van Zeeland, gearresteerd bij de
Classis van Walcheren den 2 Julij 1722,
inhoudende , dat de Predikanten , die binnen
de drie jaren hunne gemeente verlaten , res-
titutie moeten doen van al de kosten hunner
beroeping , en daarenboven schadeloosstelling
moeten geven aan de Diaconien. Uit dien
hoofde werd in een Collegium Qualificatum
te Neuzen de volgende rekening ten laste
van ds. Luiningh opgemaakt , welke tevens
tot een proefje kan dienen, hoe destijds
heeren gedeputeerden , die eenen Predikant
gingen hooren, bij zulk eene gelegenheid
niet zeer naauwgezet waren om , ten koste
der gemeente, zoodanig een reisje te doen,
en tevens, hoe men de heeren Predikanten
kastijdde , wanneer deze binnen de drie jaren
het hazepad kozen:
Reeckening van 't geen ds. Johannes
Luiningh, volghens resolutie van 't
E. Colleg. Qualif. van Neusen , dient
te betalen, soo voor de onkosten
van sijn E. beroepinge van Sonne-
maar tot Neusen, 1745, als voor
andere dingen:
Voor het reysen van de heeren
gedeputeerde van Neusen na
Sonnemaar om ds. Luiningh
te horen predicken L. 7 : 19 :
Voor het versoecken van hand-
openinge in de E. Class, v.
Walcheren , aan onkosten ,
vacation, etc „ 2:16:7
Voor het inleeveren van 't be-
roep in de E. Class, v. Walch. ,
met vacation en ander ver-
schot daaronder ,,11:11:2
Voor de koster van ter Neusen
Izaak Crynse , wegens vacation
en vragten in het brengen
van 't beroep aan ds. Luiningh „ 3 : 0:0
Aan schipper Jan de Witte over
vragt, weghens het brengen
van de koster na Vlissingen. . „ : 8:6
Voor hetgeen ds. Luiningh ver-
schoten had voor de losina-
Digitized by VjOOQIC
148
BE OUDE TIJD.
kinge in de E. Class, van
Sirkzee, en voor sijn vragt
en onkosten om na ter Neusen
te komen L 30: 17:0
Debet de h r . Joh 8 . Luiningh,
beroepen Pred. tot Dirxland,
wegens het waarnemen van
67 predikbeurten en onkosten
tot Neusen , seedert sijn E.
is weggegaan van ter Neusen
op den 23 April 1747 tot
den 28 Julius 1748:
ds. W. te Water heeffc e*e*ns ge-
predickt ,, 1 : 0:0
ds. I. ter Sweege heeft 21 maal
gepredickt ,. 21 : 0:0
ds. T. Holscher heeft 5 maal
gepredickt „ 5 : 5:0
ds. J. le Francq heeft 40 maal
gepredickt „40: 0:0
Het E. Coll. Qualif. van Neusen
heeft ook geresolveert , wee-
gens de seer groote schade,
die den armen van ter Neusen
geleden heeft seedert de af-
weesigheyt van ds. Luiningh ,
dat sijn E. ten voordeele voor
den armen betalen soude voor
elck Son dag als er niet ge-
predikt is 4 gld. , en als er
eens gepredikt is 2 gld.
Voor 10 ledigstaande Sondagen „ 6:13:4
Voor 51 halve ledigstaande
Sondagen „ 17: 0:0
Somma totalis . . . L. 147: 10: 7
Ingevolge het accoord, gesloten tusschen
ds. Luiningh en den Director, ds. le Francq ,
in tegenwoordigheid van Schepen Pieter Lip-
pens, ten huize van ds. A. W. de Beveren,
Pred. te Middelburg, werd deze rekening
nader gewijzigd en in vermindering gebragt ,
blijkens de volgende specificatie :
Aan den schipper Servaas Vcr-
brugge, wegens vracht . . . L. 0: 3:6
Aan den koster van de E. Gas-
sis , Jan de Maagt , wegens
't besoiliciteren d.rpenningen. „ 1:14:8
Aan de armen van ter Neusen
de kosten der beroeping, gc-
maakt in 't beroep van ds.
Luiningh L 55: 12: 3
Aan den Director, ds. le Francq ,
wegens vacatie en onkosten
tot verkrijging van 't geld . „ 3:11:3
Aan ds. le Francq, wegens 40
predikbeurten „ 38 : 0:0
Aan ds. ter Sweege , wegens 23
predikbeurten ,,21:17:0
Aan ds. Holscher, wegens 5
predikbeurten „ 4:19:9
Totaal . . . L. 125:18:5
tot voldoening van welk bedrag door ds.
Luiningh in betaling gegeven werd het zuiver
beloop van zijn ordinair tractement als Pred.
te Neuzen, van 23 April 1747 tot 8 Aug.
1748, voor hetwelk de Ed. Mog. Heeren
Gecommitteerde Raden van Zeeland, door
de benioeijingen van ds. le Francq en ter
Sweege , eene ordonnantie verleend hadden ,
ter grootte van:
L. 126:0:7, — weshalve deze kwes-
tieuse zaak, welke eerst den 22 January
1750 haar voile beslag kreeg, hiermede was
afgedaan, en de nog resterende 2 sch. 2
gr. in de kas der Diaconie gestort werden.
Inmiddels had ds. Luiningh den 1 5 Aug.
1748 bij de Class, van Walcheren zijn ont-
slag bekomen als Pred. van Neuzen, en
werd den 1 Sept. daaraanvolgende te Dirks-
land bevestigd , waar hij stond tot 20 April
1760, als herroepen naar de gemeente zijner
geboorteplaats Dalen, waar hij nog diende
van 18 Mei 1760 tot aan zjjn overljjden ,
den 21 Febr. 1777. Zijne echtgenoote,
Cornelia van Es, overleed z66* kortnahem,
dat beiden te gelijk, den 7 Maart, begra-
ven werden.
WolfaarUdijk. J. van der Baan.
SPREEKWOORDEN.
Onder de honderden spreekwoorden , waar-
mede men den dronkaard teekent, behoort
ook dit Friesche : Hij loocket , of ter baernd
koorn ijten het z=. Hij ziet, of hij ge~
brand koorn gegeten heeft , d. w. z. hij kjjkt ,
of hij dronken is ; want met ge brand koorn
zal wel jentver gemeend zyn. Maar voor nog
Digitized by VjOOQIC
SPREEKWOORDEN.
149
de jeaever een volksdrank was, vond men
dronkaards , zaten er bij menigte op de bier-
bank , werd Bacchus gevierd, raakte men
alzoo over zijn theewater, en vond men lijken.
De liefhebbers konden er dan ook nog al
wat aan doen: de beker ging lustig rond,
en menig glas wijn werd bij vroolijke drink-
gelagen naar binnen geslagen. De rederijkers
hadden tot stelregel:
Om tcel te rijmen en te dichten,
Dient men eerst braaf de kan te lick ten ,
welke stelregel sedert 1747 of vroeger reeds
wat wij ook op deze wgze als spreekwoord
kennen :
Als de wijn is uit de kan,
Is de wijsheid uit den man.
De Friezen drukken dat aldus uit: Be
wijn ijne holle , makket faak de gek ijne
moule =. De wijn in hel hoofd, maakt
vaak den gek in den mond.
Tot zoo ver onze geachte medewerker
Harrebom^e, die de goedheid had ons op
ons verzoek eenige regelen over dat spreek-
woord neer te stellen. De aanleiding tot
Omle Gevclsictn.
als spreekwoord gold, omdat hij zoo nauw-
kenrig werd nageleefd. Had men dan een
glaasje te veel, zoo werd het eerst recht
jolig, daar dan de narrenkappen opgeld de-
den, — en geen wonder; want
Als de wijn is in den man,
Is de wijsheid in de kan,
of, zooals het door de Brune wordt voorgesteld :
Doer de wijn gaet in de man,
Gaet de wijsheid in de kan;
dat verzoek was eene ons door den Heer
Eberson toegezonden afbeelding van een
gevelsteen, die in 1842 te Arnhem in de
Langstraat op 5 N. El diepte gevonden werd.
De voorstelling is in Bentheimer steen ge-
houwen en circa 45 N. P. lang bij 28 N.
P. hoog. De steen is wel een duidelijk bewijs
van welken hoogen ouderdom het spreekwoord
reeds is; de Weeding immers dagteekent
nit de eerste jaren van de 16° eeuw.
Onnoodig is het eene verklaring van de
Digitized by VjOOQIC
150
DE OUDE TIJD.
voorstelling te geven, zjj spreekt zelve dui-
delijk genoeg. De drinker heeft geen angst
meer, dat de • kracht van zijn wgn of bier
vervliegen zal, anders voorzeker zou hij het
deksel wel laten vallen, maar de kan is
leeg — en de wijsheid, zij moge al niet
in de kan zijn, in den man is ze ook niet
meer, en met recht draagt hg zjjn zotskap.
Daarom nog eens
Als de wijn is in den man,
Is de wijsheid in de kan.
EEN PASTOORS HUISHOUDEN IN DE 18« EEUW.
H\j , die zich met geschiedenis en oudheid-
kunde bezig houdt, weet, welk taai geduld
er tot het opsporen der noodige bronnen
vereischt wordt, en hoe dikwijls alle aan-
gewende moeite op teleurstelling uitloopt.
De vondst van een lang gezocht of on-
bekend gebleven document baart den histo-
rieschrjjver meer genoegen dan al hetgenot
van den nietsdoenden rijke, en strekt hem
tot eene milder belooning , dan elk andere die
hij van elders voor al zijn zoeken en zwoegen
bekomen kan. Het toeval brengt den archie-
venuitpluizer soms op al heel aardige ont-
dekkingen. Zoo vonden wij, eenige jaren
geleden, in de papieren van de kerk van
Wetteren, een stuk, dat ons op het eerste
zicht tameljjk kurieus voorkwam, alhoewel
wg het in de uitgave, waarmede wjj ons
destijds onledig hidden , niet konden benutti-
gen. Het was de omstandige begrooting,
nameljjk, van gansch de huishouding eens
pastoors in de vorige eeuw. De pastoor, die
het opgesteld heeft, was een Westvlaming
en woonde twee mijlen van Diksmuide en
zes van Brugge , dus te of omstreeks Koe-
kelare. De toenmalige waarde der levensmid-
delen, onder anderen, wordt er nauwkeurig
in opgegeven , en in dit opzicht alleen reeds
is het stuk van groot belang. De gansche be-
grooting levert een totaal op van 135 pond
groot, of ongeveer 1480 franken. Hem,
die er lust toe heeft , laten w|j de zorg over ,
uit te rekenen wat die som in hedendaagsche
gcldswaarde vertegenwoordigt.
Ziehier de bedoelde rekening:
Specificatie van het ghene
noedigh is tot een eerelijck onder hout
van een pastor.
l c Rubricque.
1. Twee pondt vleesch daeghs
voor hem en andere persoonen ,
als paters en soo voorts , die
eenen pastor door de hospitali-
teyt moet ontfanghen , a seven
grooten het pondt, beloopt
jaerelijckx tot L. 21. 0.
Uyttreckende deselve somme
van tweemael seven grooten
daeghs voor vischdaegen , het
ghene nochtans daervooren niet
wel en can geschieden.
2. Voor den nooddruft van
eenen domestiek „ 12. 0.
3. Voor de jaerelijksche haeve n 6. 0.
4. Voor het haelen van vleesch
alle weecken naar Dixmude,
afgheleghen twee mijlen , ofte
wel van Brugghe , afgheleghen
ses mjjlen , a ses stuyvers ieder
rijse, beloopt jaerelyckx tot „ 2.13.
5. Voor het haelen van visch
naer de plaetsen ut supra,
sonder nochtans den vasten
daerinne te begrjjpen , tot ses
stuyvers ieder rjjso, beloopt „ 2.13.
6. Voor 46 steen boter a 24
stuy vers den steen , hetgheene
nochtans gheen dry vieren-
deelen daeghs justo uyt en
brenght, bedraehht „ 9. 4.
2^ Rubricque.
1. Voor meelsuycker en broot-
suycker tsjaers , 2 steen meel-
suycker en eenen steen broot-
stiycker 0.13. 4
Digitized by VjOOQIC
EEN PASTOORS HUISHOUDING IN DE 18 EEUW.
151
2. Voor sant, twee mentiens
tsjaers L 0. 4. 8
Item voor concommers en
cappers „ 0. 8.
3. Voor peper tsjaers een pondt „ 0. 2. 4
4. Voor noten muscaden , eene
terweken, beloopt jaerelyckx. „ 0. 8.10
5. Voor caneel, foille, grof-
naeghels , 0. 8.10
6. Vijf sacken terwe met het
backen van de selve a 26
schellinghen den sack. . . . „ 6.10.
7. Dry hondert mutsaerts en
acht honderd fasjeel a 6 gul-
dens thondert , met het thuys-
voeren, bedraeght „ 11. 0.
8. Twee sacken boscoolen , met
het thuysbrenghen , a vijf
schellinghen den sack, be-
draeght „ 0.11.
9. Twaelf tonnen bier tot ne-
ghen guldens de tonne, met
het thnys brenghen , mits die
ordinairelijck van de stadt
Brugghe moeten commen , af-
gheleghen 6 mrjlen van de
prochie, bedraeght „ 18. 0.
10. Eenen stuyver mostaert ter
weecke „ 0. 8.10
11. Een wittebroot ter weecke
om soupe te maecken . . . . „ 0. 8.10
12. Vier buitels coppejaeghers
tjaers „ 0. 4.
13. Voor sant om het thin te
schueren en in de caemers te
strooyen 2 sacken sjaers . . „ 0. 2.
1 4. Onderhout van wascnypen en
dierghelijcke tsjaers maer . . „ 0. 3.
15. Het jaerelyckx cuysschen
van het hnys , het witten van
de keucken „ 1. 0.
16. Alle dry jaeren het huys
heel te witten, moetende de
costen twee pond grooten be-
draeghen, ider jaer „ 0.13. 4
1 7. Onderhant van sargien , bed-
den, cloppen van maltrassen
etc. veranderinghe van cou-
verten „ 0.10.
18. Ses ellen grau lynwaet
tsjaers tot het maecken van
dweylen, clyne sacken om visch
en vleesch te haelen . . . . L 0. 6. 0.
Onderhant van den pastor.
1. cleedt sjaers, seven ellen
laecken voor casacke, veste
en twee broecken , a vier gul-
dens de elle, comt .,...„ 4 13. 4
Acht ellen sij a 2 sch. deelle „ 0.16.
2. Voor de cnoppen , voor ver-
lijst en sijde „ 0. 8.
3. Voor lynwaet aan de broec-
ken en de mouwen van het
cleedt, vier ellen „ 0. 4.
4. Voor het fatsoen „ 0.14.
5. Eenen mantel alle dry jaeren
daertoe noodigh ses ellen
laecken, comt sjaers . . . . „ 1. p. 8
6 . Een nachtrobe alle dry jaeren
moetende costen 12 guldens,
bedraeght ieder jaer . . . . „ 0.13. 4
7. Dry paer schoenen tjaers
teghen acht schellinghen ieder
paer, comt . „ 1. 4.
8. Twee paer coussens tjaers „ 0.16.
9. Een peruicke sjaers . . . . „ 0.13. 4
10. Eenen hoedt sjaers . . . . „ 1. 0.
11. Eenen wollen lijfrock alle
twee jaeren , teghen 10 schel-
linghen, bedraeght sjaers. . „ 0. 5.
12. Twee festijne lflfrocken voor
den somer, vier ellen voor
ieder a thien stuyvers d'elle ,
met maecken en cnoppen . . „ 0.15 8
13. Een dosyn craeghen tsjaers ,
a thien stuyvers ieder craeghe ,
met maacken „ 1. 0.
14. Twee neusdoecken sjaers a
12 stuyvers ieder „ 0. 4.
15. Een paer hantschoenen . . ,, 0. 2. 4
16. Zes paer ljjnwaete socken
a vier stuyvers het paer . . „ 0. 4.
17. Een slaepmutse sjaers. . . „ 0. 2.
18. Tweehemden sjaers a thien
schellinghen ieder hemde . . „ 1. 0. 6
3 e Rubricque.
1 . Thien stcenen keirssen sjaers
tot eenen gulden den steen,
Digitized by VjOOQIC
452
DE OUDE TIJD.
beloopt L 4.13. 4
2. Aerde stoofpotten , pannen ,
. teelen , noodigh om te coocken „ 0. 8.
3. Eenen pot olie ter maendt
tot elf stuyvers den pot. . . „ 4. 2. 9
4. Voor asijn, 4 2 stoopen sjaers
a seven grooten den stoop,
item een caert vernist. . . . „ 0.42.
5. Voor eijeren een half vijf
en twintigh tcr weecke, be-
draeght sjaers teghen 6 stui-
vers het 25 „ 4. 6. 6
6. 2 st. gelegen strooy, die-
nende om het vier te ont- •
steecken en tot bedstroy , tot
een pondt groote het hondert. „ 0. 5.
7. Voor bessems , dwijlen , sol-
ferpriemen „ 0.42.
8. Voor the en suycker, dat
ghebruyckende bij maniere van
medecrjnen, als eenen pastor
ontstelt is door het predicken
ofte vergheleghene berechtin-
ghen ghedaen te hebben , maer
uytsteeckende . . „ 4.40.
9. Item voor rijs, pruymen,
rijsijnen ,, 0. 5.
40. Het jaerelyckx onderhout
van thein (tin) „ 40.
44. Het binden van debierton-
nen, bottercuypen ,, 0. 6.
4 2. Onderhout van copperwerek,
vertheinen van casserollen ,
vermaecken van roosters , cof-
foiren, tanghen, schuppen . ,, 0.40.
43. Het breecken van stoelen
moetende deselve doen ver-
maecken met andere biezen . „ 0. 4.
44. Het coopen van kannen,
glaesen om te drincken , maer
uytsteeckende „ 0. 4.
45. Een half ponds caes ter
weecke in den vasten . . . . „ 0. 4.
4e Rubricque.
4. Voor eenen hovenier moe-
tende say en , plan ten , spetten
en delven tot het noodigh
groensel , voor syn pensioen ,
als oock voor het scheiren van
0.
0.
4.
de haeghen boven den cost. L 3. 0.
2. Voor sijnen cost en drinc-
kebier „ 2.
3. Voor de veste •,, 4
4. Het hooftgelt van deraael-
derije voor hem en sijnen
domestiek „ 0,
5. Voor de slete van hamme,
laeckens , slaeplaekens , flewij-
nen , serveeten , handtdwaelen
soo datter van tijdt tot tijdt
moet bijghecocht worden, maer
uytsteeckende sjaers „ 2. 0.
G. Voor het scheiren van den
pastoors baert „ ,>A6.
7. Voor het coopen van eenighe
boecken noodigh tot sijne
geestelijcke functie , vermits
een werck somtijts bedraeght
8 ofte thien ponden grooten ,
maer uytsteeckende „ 4. 0.
8. Voor het wasschen van het
lijnwaet , drij wasschen sjaers ,
voor seepe en daghueren, a
ses gulden iederen wasch . . „ 3. 0.
9 Voor seepe ghedurende het
jaer om neusdoeken , socken
en diergelijcke te wasschen,
twee steenen sjaers, teghen
42 stuyvers den steen . . . „ 0. 4.
Nota.
Oncosten van peirden ofte wae-
ghen, die eenen pastor me-
nighmael moet betaelen om te
gaen berechten als hij de quade
weghen te voet niet en can
passeren , blijft in consideratie „ „ „ „
Voor almoessen die eenen pastor
moet gheven aen de deure,
aen siecken die hij gaet be-
rechten en andersins, lyende
groote opspraecken hetselve
niet connende doen , blijft in
consideratie „ „ ,, „
Voor siekten aen dewelckc eenen
pastor onderworpen is door
verhittinge van verre gelegen
berechtingen te doen, ofte door
persooncn te administreren
Digitized by VjOOQIC
EEN PASTOORS HUISHOUDING IN DE 18* EEUW.
153
met een brandeude en aen-
treckelijcke sieckte overvallen
sijnde, en alsdan iemant tsijnen
coste in sijn plaetse moetende
stellen, in consideratie . . .
De cleyne reparatie die hij aeu
het huys pastoreel jaerelijckx
moet doen, in consideratie .
Een stuck wijn sjaers, ist dat
den pastor wijn magh drinc-
ken, soo den thiendeheffer
sekerlijck doet , daer nochtans
den pastor alle de lasten
draeght, in consideratie. . .
Voyagen aen de welcke een
pastor onderworpen is, moe-
tende gaen spreecken sijnen
biscop ofte eenighe rechtsge-
leerde als hij te cort gedaen
wort in sijn recht pastoreel,
in consideratie
Wetter en. Januari 1870.
Jan Broeckaeht.
D E KERMIS.
DOOR
DAVID VAN DER KELLEN Jr.
Spcelgoedkraam , 17e eeuvv.
Wie heeft er lust met mij een kijkje te
nemen op de kermis ? Of zou u dat vervelen ?
Och , haal dan uw jongensjaren nog eens in
uw geheugen terug. Toen toch dacht gij nog
aan geen verveling , wanneer de kermisdagen
naderden ; neen waarlijk , met verlangen werd
die tijd te gemoet gezien. Hoe schoon klonk
ons de klok in de ooren , waarmede de ker-
1870.
mis ingeluid werd ! En welke gansch andere ,
welke sombere tonen had diezelfde klok,
wanneer ze tot het uitluiden gebruikt werd !
Weet ge daar alles niets meer van , of hebt ge
daarvan nooit iets gevoeld ? Niet ? dan zijt ge
nooit een flinke Hollandsche jongen geweest.
Hebt ge u dan nooit in 't zweet gebracht , door
nog eens even v6dr of na schooltijd naar
20
Digitized by VjOOQIC
154
DE OUBE TIJD.
het kermisplein te vliegen, om te zien of
de zaken vooruitgingen , niet over planken
en balken geklauterd en u verdiept in gis-
sirigen, wat er toch voor een schoon geheel
zou groeien uit die beschilderde houten schot-
ten en planken, niet door gaten en naden
gegluurd, om een blik te slaan naar al
dat moois, waarvan het gezicht later waar-
schijnlijk voor onzen zak te hoog zou ko-
men? Hebt ge dat alles niet genoten?
Dan zeker hebt ge veel gemist. En dan die
fantastische mannen en vronwen met hunne
vreemde kleeding en dikwyls een voor ons
onverstaanbare taal sprekend! Ja, ja, men
moge strijden voor en tegen de afschaffing
der kermis, voor de jongena zou het verlies
der kermis een zeer groot verlies zjjn , schoon
ik aan den anderen kant moet erkennen , dat
de soms beestachtige 'gemeenheid van de
volwassentfit de afschaffing hoogst wenschelijk
maakt. Zonder die baldadigheid , liederlijkheid
en dronkenschap schynt er maar geen kermis
te kunnen bestaan.
En wat was dan eigenlyk de eerste grond
voor de kermissen ? Verre van alle pretmakery
waren het juist voornamelyk kerkelflke plech-
tigheden, die er de aanleiding toe gaven;
vooral de inwijdingen van eene kerk en de
verjaardagen daarvan en van de Bescherm-
heiligen eener kerk.
Om zulke inwijdingen zoo bezocht mogelyk
te maken en daardoor geschenken en gelden
te bekomen tot verdere voltooiing en ver-
fraaiing van *t gebouw , werden geene moeiten
gespaard. De by die gelegenheid gegeven
aflaten trokken velen, die vermindering van
hunne kerkelpe straffen wenschten, naar
die kermissen. Uit de stad gebannenen , zij ,
die om hunne schulden gevlucht waren,
konden gedurende die dagen ongehinderd
de stad , waar zij thuis behoorden , bezoeken.
Vreemdelingen werd het verblijf ongehinderd
toegestaan. Tot teeken van een en ander
werd gedurende die dagen een groot houten
kruis aan de stadsmuren gestagen, even als
er ook een op het altaar te zien was, tot
teeken van den aflaat. Voegt men hierby
de prachtige procession en al wat er verder
voor moois te zien was, dan is 't geen
wonder, dat naar zulk een kerkfeest de
bewoners der omstreken heen stroomden.
Die menschen hadden eten en drinken,
versnaperingen voor honger en dorst noodig :
natuurlijk waren er spoedig speculanten ge-
vonden, die daaraan te gemoet kwamen,
en het den vreemdelingen zoo geniakkelyk
en aangenaam mogelijk zochten te maken;
z66 zelfs dat ze, zooals we lezen, op de
ruimten rondom de kerk (de kerkhoven) de
takken der boomen zamenvlochten tot priee-
len, waar ze hun bier en wijn te koop stel-
den. Goede zaken werden daar gedaan, en
beste waar kon men daar vinden en sly ten.
"Zeker ridder, zegt van Loon, was z66
verzot op den wyn , dat hij de kerkwydingen
van verscheidene dorpen, om den goeden
wijn alleen bywoonde."
Maar 't waren niet alleen de kooplieden
in spijs en drank, die by die kerkmissen
tegenwoordig waren, ook die in andere za-
ken begrepen, dat er bij die groote bij-
eenkomsten geld te verdienen was ; en weldra
vond men by die kerkmissen van alles te
koop. De handelaars , wier veiligheid dikwyls
bedreigd werd wanneer ze alleen reisden,
konden thans , wetende dat nu hier dan daar
op vaste tyden de verjaardag van den schuts-
patroon of van de kerkwijding gevierd werd ,
zich vereenigen , gezamelijk , en daardoor vei-
liger naar de mis trekken, in de zekerheid
daar willige koopers te vinden en op hun
beurt inkoopen te kunnen doen.
Z66 ontstonden de jaarmarkten , die veelal
door de vorsten beschermd werden en waar-
van het houden als een voorrecht door hen
aan de steden verleend werd. Wat dus eerst
als een bijzaak beschouwd was, werd nu
de hoofdzaak: de handel verdrong raeer en
meer de kerk.
En daar elk op verdienen uit was en de
winnende hand gul is , kwamen allerlei soort
van kunstenmakers , kwakzalvers , zangers en
bedclaars de vreugde vergrooten en vergallen.
Z66 stond het in de middeleeuwen met
de jaarmarkten of kermissen , waarby elk
begrijpen kan , ook al wisten wij het al niet
uit de geschrifben van den tijd zelf , dat het
al even slim toeging als tegenwoordig , en de
afschaffing toen reeds wenschelyk zou ge-
weest zijn, ware het niet dat de jaarmarkt
Digitized by VjOOQIC
BE KERMIS.
455
destijds hare nuttige zjjde had. Zonderhaar
toch was het moeielijk met verschillende
handelsartikelen kennis te maken. Men zag
daar voorwerpen , die men anders nooit te zien
kreeg, de kooplieden leerden elkander ken-
nen en de prjjzen van de voorwerpen daalden
door de concurentie; — thans echter biedt elke
winkel van eenig belang meer moois aan,
dan al de kermiskramen te zamen, terwijl
men daar gewoonljjk meer geld moet beste-
den dan brj zyn gewonen leverancier. En wat
geeft de kermis verder te zien ? Kunstenmakers
op het paard of op het koord , arme duivels
die hun leven of dat van hunne kinderen
wagen om een paar centen te verdienen,
zoogenaamde knnsten , waarvan elk beschaafd
mensch moest walgen, en wier nitoefening
mijns inziens door de politie streng geweerd
moest worden. Maar een mensch iseenraar
wezen; het lijden van anderen schijnt hem
sonis te bekoren. Wordt er een doodvonnis
voltrokken , altijd is de schouwplaats te klein
om het belangstellend pnbliek te bevatten ; —
om een kunstenmaakster te paard een hals-
brekende toer te zien maken of een kindje
op een ladder van 50 sporten op de tanden
zijns vaders te zien balanceeren, waarbij
een misstap aan een medemensch het leven
kost — om dat te zien , komt het kunst-
minnend publiek trouw op , ja daarvoor heeft
het daarenboven nog geld over. Afschaffing
van al dat akelige moois kan bij meerdere
wezenlflke beschaving niet uitblijven.
Maar nu willen wy eens een paar eeuwen
terng en zien , hoe het toenmaals op de ker-
missen geschapen stond.
(Wordt vervolgd.)
HET SLUISCHE SINT-KATHELIJNEGILDE EN ZIJN MERKWAARDIGE DRINKHOORN ,
DOOR
J. H. VAN DALE.
(Vervolg van bladz. 118.)
Aan het Sint-Katheljjncgilde was door het
stadsbestuur van Sluis het recht van het
"ganckghelt" geschonken. Waarin dit recht
bestond, leert ons het volgende vonnis, uit
hetwelk tevens niet onduideljjk blijkt , waarom
de leden van het gilde ook arbeiders van de
Vischmarkt geheeten werden.
Compareerde voor den college van Schepenen
der stede van de Sluis Willem van Mueninx-
hove, eischer, jegens Adriaan Doens, ver-
weerder, vertoogende, hoe dat hij, eischer,
gepacht had jegens 't gilde van Sint Kathe-
ljjne dezer stede 't recht van ganggelde,
hetzelve gilde competeerende uit kracht van
zekere letteren, gegeven onder den zegel
van zaken derzelver stede den 48 en van
Wedemaand [Jutti] 4512, inhoudende, dat
hetzelve gilde tot onderhoud van den god-
delijken dienst van de maagd Sint-Kathelijne
geconsenteerd was te mogen ontvangen van
elke pleye [pleite?] en Gendsche seye, !
lossende of ladende binnen den Vliet derzelver
stede, weder* [hetzvf] die gang 8 bezigt of
niet, 6en penn. gr. , en van elke boot 42
mjjten , met de lasten van reinig [rein , zuiver]
en schoon te houden de Vischmarkt en de
kaai van den Vliet, en te onderzoeken, op
hunlieder eed, wie eenige vuiligheidofmest
brengen zoude aan den stadsmuur by den
Visscherssteiger. En hoewel hetzelve gilde
en hunlieder pachter altjjd in goede possessie
geweest hadden en nog zjjn van *t zelve recht
van ganggelde te lichten en te ontvangen , dat ,
1 De seyen , seykens , aoykens behoordcn tot de
kleinste vaartuigcn.
s Het Middelnedcrl. toeder — of, hctzelfde
als nog hedcn het Engelache whether — or, het
Hoogd. entweder — oder , bet. hetzij — hetzij.
* De plank, waar langs men op of van het
vaartuig gaat, hcet nog de gang.
Digitized by VjOOQIC
156
DE OUDE TUB.
dien niettegenstaande , de verweerder, heb-
bende onlangs diverse booten zand gelost,
weigerde den eischer 't voorzeide recht te
betalen, bij denwelken de eischer verzocht,
den verweerder gecondemneerd te hebben.
Enz. Eindigende het stuk met de veroordeeling
van den verweerder. Actum 25 Augustus 4569.
Keeds hierv66r hebben we gezegd, dat
een zeker getal gildebroeders van Sint-Kathe-
lijne verplicht was tot het verrichten van
het zoogenaamde keetwerk.
Den 1™ Lauwe 1527 werd een Nieuw
Contract gemaakt tusschen den Gouverneur,
Zorgers en 't gemeene gezelschap van de
Nering van de Zoutzieders , en den Deken ,
Vinders en 't gemeene gezelschap van Sinte-
Kathelijne , welke Deken en Vinders , vervan-
gende ook 't gemeene gezelschap van denzelven
gilde, aangenomen hebben te furneeren (ge-
rieven) van de werken, die 't gemeene ge-
zelschap van de Zoutzieders hebben zullen,
in der maniere navolgende, te weten, dat
dezelve arbeiders aangenomen hebben te dienen
al de keetmeesters in hunlieder keetwerk,
zonder eenige keeten daar uit te steken
[nit te zonderen] , met tien mannen , vroom
en suffisant zrjnde ten voorzeiden werke enz. ,
ingaande Kerstmis 1526.
Hoe belangrijk het geheele contract ook
voor de kennis van de zoutziedersnering in
de 16 e eeuw zijn moge, we mogen het hier
niet overnemen , en stippen alleen nog aan ,
dat Deken en Vinders van het Sint-Kathe-
lijnegilde zich den lO 5 " December 1544
tegenover de Nering der Zoutzieders ver-
bonden, "nu voortaan geene gezellen in 't
zelve gilde te aanvaarden om te werken en
arbeiders te zjjn, dan met expresse condi-
tion, dat zijlieden gehouden zullen wezen
ten dienste van de voornoemde zoutzieders
<in hunlieder keetwerk, en dat met tien
mannen, zonder min," enz. —
Een enkel maal werd er een Deken bachten
[achter] de keeten benoemd. Heden — zoo
lezen we 3 Juli 1525 — was bij het college
van Schepenen geordonneerd Adriaan Muenic
[Monnik] Deken te zijn bachten der
Keete van Sint-Kathelijne in de
absentie van Joos Tulpin , tegenwoordig deken
van het Sint-Kathelijnegilde , en dat om te
paiseeren [vereffeneri] zekere geschillen en
differenten, rgzende tusschen eenigen van de
gildebroeders bachten de voorz. keeten. —
Nog op e'e'n der stukken , die op het Sint-
Kathelijnegilde betrekking hebben, willen
wij even het oog slaan.
Op het einde van 1578 had Sluis de
zrjde gekozen van de vrienden der vrijheid
en zich onder de hoede geplaatst van Wil-
lem van Oranje. Met kracht werd de hand
geslagen aan de versterking der stad. De
opbrengst van het verkochte zilverwerk der
kerken en godshuizen was echter niet vol-
doende om de dringende uitgaven te be-
strijden. Nu moesten de omliggende gemeenten
hare klokken derven, die, zoo duur moge-
lyk, te Antwerpen verkocht werden; maar
nog was er gebrek aan fondsen om de ves-
tingwerken in goeden staat te brengen, ge-
schut en anderen krijgsvoorraad aan te koopen.
Daarom besloot men, niets te kostbaar aeh-
tende tot behoud van de vrijheid van geweten ,
met gemeen overleg, de vaste goederen der
gilden aan te spreken , gelijk uit het volgende
nog nader blijken zal.
Alzoo in het college van Burgemeesters
en Schepenen der stede van der Sluis en
Waterrecht, met al de oude Wethouders,
Notabelen , Dekens , Honderdstemannen ,
Lieutenanten en meest alle Disiniers [tien-
mannen] en gemeente derzelve stede, daarop
geroepen en present zjjnde, eendrachtelijk
veraccordeerd , geconsenteerd en geslotenhad
geweest, dat men verkoopen zoude de goe-
dingen van al de gilden, die boven hunne
ordinaire lasten hadden meer dan twaalf
ponden grooten eens, om de penningen,
daarvan komende , te employeeren [gebruiken]
tot de noodzakelyke fortification derzelve stede ;
en dat te dien fine 't voorn. college had
gelast Christoffel Cromheecke, als Deken,
Hubrecht Wisse, Jan de Brune, PieterBate
en Joos de Bruyne, Vinders van 't Sinte-
Kathelijnegilde , 't welk de arbeiders zijn
houdende binnen dezelve stede, over te
brengen den inventaris en de bewyzen van
de goedingen van denzelven gilde, en hun-
lieden gelast samen te adviseeren wat partijen
Digitized by VjOOQIC
HET SLUISCHE SINT-KATHELIJNEGILDE EN ZLfN DRINKHOORN. 157
zjj liefst en best zouden kunnen en begeeren
te derven , waarop dezelve Deken en Eed met
diverse ouderlingen [oude lieden , oudsten] van
denzelven gilde overgaven by geschrifte , hoe
zij bij overeendragen (overeenkomst) en ge-
neralen akkoorde van hnnlieder gemeene
gildebroeders geadviseerd hadden te verkoopen
de nombre van vijf gemeten twee lgnen
veertig roeden lands, of daaromtrent, die
hetzelve gilde had liggen binnen den am-
bachte van Aardenburg, in de prochie van
Coxyde , in drie perceelen , liggende het een
nevens het ander, waarvan pachter is Lucas
de Bare, te betalen de eene heltscheede
[kelffocheide, helft] gereed en de andere
heltscheede binnen eenen jare, om hetzelve
land ten hoogsten prijze te brengen, en met
meer andere condition, in hunlieder schrif-
telijk overgeven begrepen, behoadens, dat
het denzelven college zoude believen, hen-
lieden tot dezelve verkooping van lande te
autoriseeren en hunl. daartoe behoorlijke acte
te verleenen, en dat zij dezelve penningen
zouden mogen employeeren, niet tot eenige
refectien van bolwerken , poorten of andere
reparation, maar alleen tot e'e'n of twee
stukken metalen geschut, daar zij de wa-
pens van hunlieder gilde zouden mogen op
stellen en laten die tot dienst en defensie
dezer voornoemde stede.
't Voornoemde College, op alles wel en
rijpelijk gelet hebbende, en zonderling, dat
de stede 't groot geschut zeer van noode
heeft , te meer, dat de vier metalen stukken ,
die men verhoopt had van de Staten van
Zeeland geleend te hebben, niet krijgelijk
waren, heeft den voornoemden Deken en
Eed van het Sint-Kathelynegilde geautori-
seerd , en autoriseert henl. bij dezen , om de
voorzeide vjjf gemeten, twee lijnen, veertig
roeden lands openbaarlyk met voorgaande
kerkgeboden te verkoopen en den koopers
van dien halm en wettelyke gifte te geven,
met clausule van garantie naar costume en
al dat er meer toe van noode dient gedaan.
Dies is denzelven Deken en Eed gelast de
penningen , komende van dezelve verkooping ,
over te brengen in handen van den voorn.
College , om met henl. geadviseerd te worden
wat groot en klein geschut en andere am-
munitie daarmede gekocht zal worden, het-
welk al verwapend zal worden met het wapen
van denzelven gilde , als deszelven gildes eigen
en proper goed, tot dienste nogtans en ge-
meene beschermenis van de voorz. stede en
inzetenen van die. Actum den 20 Bn dag van
Hooimaand 1579.
Welke Mevrouw Catharina was het, zoo
vragen wjj — want Catheline is door wis-
seling der r met I uit Catharina ontstaan ' — ,
die de Zakkendragers te Sluis hadden aan-
genomen tot hunne patrones?
In de heiligenreeks vinden wrj er vier,
welke dezen naam dragen. Zonder twijfel
was het de maagd en martelaresse van
Alexandria, die omstreeks het jaar 310 onder
de regeering van keizer Maximinus leefde,
en op zijn last onthoofd werd. In de Vlaamsche
kalenders toch — men bedenke, dat Sluis
oudtijds tot Vlaanderen behoorde, waarom
het nog heden ten dage niet zelden Sluis
in Vlaanderen geheeten wordt — treft men
alleen haren naam aan; de 25 e November,
waarop hare nagedachtenis gevierd wordt,
is zelfs tot in Zuid-Beveland , en zeker nog
wel verder als Catharinadag bekend: 't is
nameljjk de dag , die vaak aangenomen wordt
1 Dc I en r zijn onderling nan verwisseling
ondcrhevig. Dit vcrschijusel bepualt zich cchter,
binnen do grenzen onzer taal, bijna uitsluitcnd
tot dc verwisseling van de uitgangen er en el t
el"n en eren. Zoo is vondel httzelfde als ronder,
nikkef als nikker, en zegt men stameren zoowel
als stamelen , mortet en morter. Buitendien zegt
meu grimlach nevens glimlach. Dr. Brill, Nederl.
Spraakl., 3c nitgave, § 19, 2. Wij voegen er
bij, dat men in Zeeuwsch-Vlaanderen sleutrr hoort
nevens sleutel , kerpel voor karper , laulierblaren
voor laurierblaren , schorsenelen voor schorse-
nercn, merbeU voor mermers, d. i. marberen
knikkers, gelijk merbelen voor mar met en , sinders
voor sintels, Bethel voor Barbara — Baerble
heette de vronw van Jakob Lisse — , en dat
het luttel der schrijftaal , waarvoor we hicrboven
lettel vonden , bij onze Vlaamsche naburen letter
en let/ere luidt. Verder vindt men schallebijier
nevens scharrebijter, schampelen nevens scham-
per en , schachelen nevens schacheren , schemelen
nevens schemeren, sijpelen nevens sijperen. —
Sint-Catharina was ook dc patrones der wagen-
makers, ten minste te Sluis.
Digitized by VjOOQIC
158
BE OUDE TLfD.
als vervaldag der landpachten. De Octave
van Sint-Kathelijnedage liep van 25 November
tot 2 December, en 't bevreemdt ons nu
niet meer, dat Jakob Lisse, nog geheel
onder den indruk van de plechtige viering
der Octave, den 6 December 1578 eischt,
dat de dienst dier Octave eeuwig en erfelijk
gedaan worde, als ter jongste Octave ge-
schied was.
En indien nog eenige twijfel bestaan mocht ,
of we aan de maagd en martelaresse van
Alexandria moeten denken , hij zou geheel weg-
genomen worden door een blik op hare af bed-
ding. Vindt men daarop niet het helsche werk-
tuig, samengesteld uit verscheidene wielen,
voorzien van zeer scherpe punten, waarop
de heilige maagd gehecht werd, om haar
dood te pijnigen? Maar zie, toen men de
raderen of wielen in beweging wilde brengen ,
braken op wonderdadige wijze de touwen,
waarmede haar lichaam er op vastgebonden
was, waarop zij veroordeeld werd om ont-
hoofd te worden. Toch vindt men op alle
af beeldingen der martelares het moorddadige
werktuig, 't zjj ongeschonden , 't zij ver-
broken ter aarde liggende, en nog heden
ten dage draagt in het dagelijksch leven
zekere ziltachtige uitslag op het gelaat in
Vlaanderen den naam van Sint-Catharinawiel.
Maar ook het bloedige zwaard, waardoor
zjj sterven zou, werd op de meeste af beel-
dingen niet vergeten. Op den hoorn van
het Sluische gilde, dat haar tot patrones
had gekozen, houdt zij het, met de punt
benedenwaarts gericht, in hare rechterhand,
terwijl hare linkerhand den palmtak der
overwinning draagt.
Het gilde van Sint-Kathelrjne was in het
bezit van een fraaien drinkhoom ', aan den
1 Dat ze van ouds ondcr het Heidendom in
deze landcn en onder de naast gclegen Noordsehe
Tolkcn veelal uit hoornen gedronken hebben, is in
sommige jaarboekea gemeld : wclke drinkhoornen
tot in later tijden onder den bloei van het Chris-
tendom in gebruik zijn geblcvcn. Zoo gemeen
warcn van onds in de Noordsehe Ian Jen de drink-
hoornen en zoo gemeen ook het ongemeen ge-
bruik daarvan op fecst- of zoogenaamde heilige
dagen, dat men in de Rnssi9chc almanakken de
mond met sierlijk bewerkte zilveren plaatjes
beslagen, aan de eene zrjde bezet met een
grooten ronden in zilver gevatten steen, aan
de andere zijde voorzien van een zilveren
hartje. Ddze versierselen dagteekenen minstens
van 1587. Dit jaartal toch staat gegrift op
het zilveren sleufje, dat den top van den
hoorn bedekt, terwijl het nogmaals, nauwe-
ljjks zichtbaar, in den hoorn zelven is inge-
krast. Verder vindt men op den hoorn twee
schildvormige zilveren plaatjes. Het eene,
uit welks platten bovenrand zich een boom
verheft, op welks top — en we gelooven
daarin eene zinspeling te zien op den naam
heilige-dagen betcekend vindt door een drink-
hoom, of somtijds twee, met de punten onder
tegeu elkander, doch alle met het inondstuk om-
hoog. Een omgekecrde hoorn, d. i. met het
mondstuk benedenwaarts, beteekende, datdetijd
om den drinkhoorn op de feestdagen te vullcn
enz. voorbij, en de werktijd gekoraen was. Het
ccrstc soort van drinkhoornen, dat gebruikt is,
waren gemeene sticrshoornen. Daarna begon men
de hoornen van ur-ossen in te voeren. Neder-
lands Displegfigheden enz. door van Alkemade
en van der Schelling, II, 401, '2, '12 en '13.
De mond van den hoorn van 't gilde van
Sint-Kathelijne heeft min of meer den vorm van
een ovaal, waarvan de anscn 11 en 8 centime-
ters lang zijn. De omtrek bedraagt ruim 31,5
centimeters. De grootste boeht van den hoorn
is 43,5, de kleinste 32.5 centimeters lang.
De middclljjn van den zilveren ring, die den
bijzonderen steen omsluit, is 25 millimeters. De
bolronde steen zelf zal zoo wat een decimeter
hoojf zijn.
De zilveren schildjes zijn 58 millimeters breed
en hoog. De boom heeft met den vogel op zijne
kruin dezclfde hoogte.
Het oudc zilveren hartje is 28 millimeters hoog.
Zijne grootste breedte bedraagt 24 millimeters,
Het uitgebekte zilveren sleufje heeft eene
lengte van 48 millimeters. De breedte von den
zilveren rand wisselt tusschen 15 en 18 raillim.
Uit dezen rand komen voort: 8 klaverblaadjes ,
waarvan het grootste 16 miilim. hoog en breed
is, en twee tongvormigc zilveren plaatjes, waarvan
het eene 53 miilim. lang en 34 miilim. breed
is; het andere heeft bij eene lengte van 43 eene
breedte van 23 miilim.
Al deze versierselen zijn met zilveren klink-
nageltjes op den hoorn bevestigd. De hoorn kan
7 deciliters vocht bevatten.
Digitized by VjOOQIC
HET SLUISCHE SINT-KATHELIJNEGILDE EN ZIJN DRINKHOORN.
159
des Schenkers — een vogel in zyn ne*l
ligt, draagt het opschrift:
Joos van den nesten
heeft dese/t /worn ,
vereert aen 7 gilde,
van s te catlbie
A" 1713.
Het andere schildje, even onder den glin-
sterenden steen aangebracht, prijkt met het
beeld van Sinte-Kathelijne , terwijl men er
op leest:
Engel sierkens
toen ter tijt
decken
A* 4713.
Naar de oorspronkelijke bestemming van
den hoorn is slechts te gissen. Wellicht was
hy een familiestuk , dat bij den feestmaaltijd ,
ten boorde toe gevuld , bij de vroolyke gasten ,
die in den goeden ouden tyd niet bang waren
voor een stevigen dronk, lustig rondging.
Later in het bezit van het Sint-Kathelyne-
gilde gekomen, werd hij by plechtige gele-
genheden door den Deken van 't gilde ge-
dragen aan een zilveren ketting , die bevestigd
was aan de twee zilveren oogjes, welke nog
aan den mond en den top des hoorns ge-
vonden worden. Is de hoorn voor ons bewaard
gebleven, de ketting is sedert vele jaren
zoek geraakt.
Joos van den Neste, die den hoorn aan
het Sint-Kathelynegilde vereerde, behoorde
tot een scbippersgeslacht , dat verscheidene
dekens en vinders aan het schippers- en het
schnitliedengilde geschonken heeft. In 1701
en '2 komt hy dan ook zelf voor als vinder
van het laatstgenoemde gild.
Engel Sierkens bekleedde niet alleen in
1713 de betrekking van deken vanhetSint-
Katheiynegilde, ook in 1711, '16, '18 en
'19 komt hij als zoodanig voor , en meermalen
ontmoeten wy hem als vinder van genoemd
gilde.
Toen, door opslikking van den beroemden
Zwinboezem, handel en scheepvaart lang-
zamerhand te Sluis te niet gingen, moesten
de verschiilende arbeidersgilden daarvan in
de eerste plaats de nadeelige gevolgen on-
dervinden. Ze werden dan ook al spoedig
tot ££n arbeidersgilde samengesmolten , dat
nn al de verschiilende werkzaamheden ver-
richtte, die aan het laden, lossen en be-
zorgen der koopmanschappen verbonden waren.
De Sluische haven was eindelijk zoo ver-
zand, dat geen enkel vaartuig de kaai meer
bereiken kon, en zoo werd dan eindelyk in
de eerste helft dezer eenw het arbeidersgilde
ontbonden.
De verschiilende charters en papieren werden
in het oude, ruwe, houten archiefkistje ge-
borgen, hetwelk aan het Bestuur der Stad
werd overgegeven, en dat nu, op de Onde
Griffie van Sluis onder de Archieven geplaatst,
daar zoo luide spreekt van vroegere groot-
heid en verloren bloei.
En de merkwaardige hoorn?
Deze werd niet ingeleverd. V66r een vflf-
tiental jaren vernamen wy bfl toeval, dat
een der oudste en laatste arbeiders in het
bezit was van een fraaien hoorn. Onverwyld
brachten we den man een bezoek. De hoorn
werd van 't zolder gehaald, met geestdrift
beschouwd , ons door den bezitter uit achting
en vriendschap ten geschenke aangeboden en ,
gelyk van zelf spreekt, "dankelijk aanvaard."
Sluis, 5 Maart, 1870.
EENE KERKELIJKE CENSUUR BIJ DE HER-
VORMDE GEMEENTE TE NEUZEN, A° 1686.
Ten * opzigte van de Kerkelijke Censuur,
welke destijds nog met een zeker Panselyk
gezag werd uitgeoefend, en die toen hare
bemoeyingen uitstrekte over hetgeen thans
sedert lang niet meer tot haar regtsgebied
wordt gerekend, — willen wij hier van
eene bijzonderheid melding maken , wijl daarbij
eene uitdmkking gebezigd wordt , welke onze
opmerking bepaaldelijk tot zich trok. Zy
betreft de toepassing der kerkelyke tucht
op een aantal personen, welke ten huize
van den Procureur G. A. te Neuzen eene
vrolijke partij hadden gehouden. Uit de be-
Digitized by VjOOQIC
160
DE OUDE TIJD.
handeling van deze zaak bij den Kerkeraad,
op den 4 October 1686, blijkt, dat deze
gasten, door den wijn verhit, tot uitspat-
ting vervallen zijnde, "sigh, gans schande-
lijck verloopen hadden tot groote erghernisse
van de ganse gemeynte," — waarom zg
dan ook, ontboden zijnde, de aanzegging
ontvingen, zich van het H. Avondmaal te
onthouden. Maar nog zwaarder straf werd
bij die gelegenheid den schoolmeester W. v.
H. opgelegd, als bij die vrolyke party ge-
roepen zijnde, om op zijn u clopscheentje" '
1 Door "clopscheentje" verstaat men "eene
kleine viool" of a ccn zakvedeltje ," gelijkerdan
ook vroegcr een speeltuig, viool genaamd, be-
stond, dat men in den a:hterzak van den rok
bij zich riroeg. Het was de, naar die omstandig-
heid, dus^enaamdc pochette, eertijds steeds bij
de dansmeestcrs in gibruik. In het Hoogd.
te spelen, zich alzoo bezwaard zag met de
beschuldiging van "alle de aenstootelijcke
sonden daer gepleeght, geconniveert te heb-
ben," — weshalve ook hfl, niet alleen van
het H. Avondmaal geweerd, maar daaren-
boven in "sijne publicque kerckedienst" ge-
schorst werd. Na betoond "leetschap ," wer-
den alien evenwel bij de volgende Avond-
maalsviering in Januarij 1687 weder toege-
laten, als ook de schoolmeester tot de
uitoefening van de kerkendienst.
Wolfaartsdijk. J. van der Baan.
Woordenb. van Kramer staat dan ook bij klop-
scheen, sackqeige , terwijl hij sackgeigchen weder
vertaalt door zakvedeltje. Zic ook Weiland en
Bomhoff in hnnne Groote Woordenboeken, en
vooral de Navortcher, D. XII , 27? en 339 , en
D. XIII, 2.12, 270 en 308.
v. d. B.
DORDTSCHE HUIZEN.
Wij zouden zeer gewenscht hebben eene
afbeelding van het huis, waarvan in het
hierachter volgend stukje gesproken wordt,
hierbij te kunnen voegen , maar daar dit ons
niet mogelijk is geweest , zullen we dat ge-
mis trachten te vergoeden met een paar
andere geveltjes nit Dordrecht te geven.
Het eerste is dat van een huis op de
Groenraarkt , waterzijde , tusschen de Vleesch-
houwers- en de Tolbrugstraten. Wanneer
wij tot opheldering alleen er bij voegen,
dat het gebouw van frisch-rooden baksteen is
opgemetseld, terwijl de banden en verdcre
versieringen nit zandsteen bestaan, meenen
wij genoeg gezegd te hebben en kunnen het
verder aan den goeden smaak van onze lezers
overlaten, het schoone van het gebouwtje
zelf in te zien.
Het tweede, op de Voorstraat tegenover
de Kerkstraat gelegen, is, hoewel veel een-
voudiger dan het vorige, in zijn soort even
lief, al mogc het er ook wat bouwvalliger
uitzien. Het draagt geheel en al het bekende
type van den Dordtschen bouwtrant van de
17 e eeuw.
Na zoovele huizen nit Dordrecht gezien
te hebben, is het volgende stuk, ons door
den Heer C. A. de Vos toegezondcn, zeker
zeer welkom. Het bevat:
EEN KOOPACTE EN EEN HUWELUKS VOOR-
WAARDE UIT DE 15 e EEUW P
In Dordrecht berusten onder bijzondere
personen nog ware schatten voor de lief-
hebbers van oudheden. Dit Week mij weer
onlangs, toen ik het huis-archief van den
WelEd. Heer Dr. J. A. Delhez.zag, en ik
geloof dat de hiervolgende twee stukken uit
dat archief wel een plaats verdienen in het
tijdschrift De Oude Tijd. Veel heb ik er
niet bij te voegen; het eerste, "deacte van
verkoop", doet ons zien dat verkoop van ge-
meente-eigendom in dien tijd niet gemak-
kelijk was. Het getal personen dat daartoe
medewerkte was toeh p. m. 120, en daardoor
de geheele burgerfl vertegenwoordigd.
De koopacte behoort bij het huis thans
het eigendom van bovengemelden Heer. In
het begin der 1 6 e eeuw draagt het den naam van
Digitized by VjOOQIC
DORDTSCHE HUIZEN.
161
het vlies ; v66r 1523 werd het huis verbouwd
door Aert Jonghe Adriaenszoon , die van 1499
tot op zijn overlijden 16 September 1529
Schepen der stad was. Na den herbouw werd
het huis genoemd de gulden os en was toen
een der aanzienlijkste gebouwen der stad;
het prijkt nog met den toen gebouwden gevel
van ardninsteen. De gevel is zeker een der
sierlijkste en oudste van de Merwestad en
trok zelfs toen hij pas gebouwd was , de aan-
dacht van den verdreven Koning Christiaan
halve de goudlederen behangsels in 1721 aan
Adriaan Braats Jacobsz. voor / 1 1 500 , wiens
weduwe de beide belendende huizen aankocht ,
waaronder de kleine os en waarvan het
tweede stuk , de huwelijks-voorwaarde , af-
korastig is. Dat stnk doet ons een blik slaan
in het huiselijk leven dier oude poorterjj.
In 1433 had de grootvader van Ewont Ghjjs-
brechtz ook een erf van de stad gekocht,
en hij en zqne aanstaande schoonzoon zyn,
gelijk voldoende blgkt uit het stuk , vlcesch-
Dordtsche huizen.
den Tweede (Balen fol. 814;. Na den dood
van Aert Jonghe Adriaenszoon bleef zijne
weduwe Marige Kool in het bezit en werd
de gulden os 22 Jan. 1541 het eigendora
van Pieter Gerritz op Schairlaeck voor/ 2200
en bleef in dit geslacht tot 1612, toen het
in het bezit kwam van Jacob van Meeuwen ,
gehuwd met Machtild van Scharlaken , achter-
kleindochter van voornoemden Pieter. De
erven van den achterkleinzoon van Jacob
van Meeuwen verkochten de gulden os be-
1870.
houwers geweest, in dien tijd een zeeraan-
zienlijk beroep. Zoo konit b. v. de vlecsch-
houwer voor als genoodigde bij de officiPele
maaltijden in het heilig Sacraments-Gast-
Jtnis en het VleescMonwersgild , op een
verdrag van 11 Januarij 1406, als het eerste
der toen bestaande 41 gilden, en had het
gild een eigen zegel.
De erven der huizen de gulden en de
kleine os liepen na den aankoop in 1433
van de tegenwoordige Groenmarkt af tot op
21
Digitized by VjOOQIC
162
DE OUDE TIJD.
de tegenwoordige Knolhaven , en hadden dus
eene lengte van p. m. 125 ned. ellen. In
1612 zijn de in 1433 aangekochte erven
door de toenraalige eigenaars verkocht en
is er waarschijnlijk toen de Snellaert Duick-
straat (Varkenmarkt) door gebragt tot in de
Vleeschhouwerstraat.
Wi Bargrars Schepenen ende Kaet mit-
gaders den ouden rade den achten den
twaelfue personen hiertoe van der stede wegen
gevoecht ende den geraene dekens van de
neringhe binnen Dordt doen kont alien luden
dat wij bij gemene rade binne ons stede
gehadt om den zware last ons stede aen-
leggende van rente te lossen ende ons stede
schulden te betalen om die te vervallen tot
mijnster schade mitter stede guede So hebben
wij uut aenbrengbe der geswore retrecks '
van ons stede vercoft Adriaen Heinric Taters-
soen die houder is van desen brieve Alsulke
erue * gelege after sine huijse daar hg nv
in woent staende aen die poirtside daer hi
teijnde sinen rechte erne na Inhout sinre
ouder brieue heeft ter marwedewert te voire
wtgevare 8 ende noch wtuaren mach tot ander-
balue roede toe na den stede stabboem die
nv daer staet (houdende In der lengte ter
nierwedenwart) Achtien roede ende viervoet
ende In der breedte voeraen siin onde erne
Achtstalue voet ende drie dwm * ende teijnde
de stabboem op anderhalne roede na so
voerscr staet zenen voet en drie dwm alle
bider stede roede gemeten om een seker
somme van gelde daer hi ons stede wel of
voldaen ende betaelt heeft de leste penninc *
mitte eersten hier bij so hebbe wij hem van
ons stede wegen bij gemenen rade dit erne
In lengte ende In breedte so voerscr staet
geloeft te ware ende te vrien als een vrij
goet van alien kommer ende van aire aentalen
rait voirwairde dat men after dese erne voerscr
1 Redetrekkere.
* Erve.
3 Uitgevaren.
« Duim.
8 Pennine:.
ter marwedo wart tot gheenre tiit en sal
vorder wtuare ' wtstekinge noch tijmerige
make In lengten noch In breedten dan als
voerscr staet In orconde dese briene bese-
gelt mit ons stede zegel hier an gehange
ghegeven Int jaer ons heren MCCCC drie
en dertich op ten zeven en twintigste dach
In Julio.
II.
Wij Adriaen Die groet Jacopszoen Jan
van onersteghe Vastaertzoen Ende Dirck
oem van Wijngairden Schepenen In Dordrecht
Oircond ende kennen dat voir ons quamen
Willem Dircizoen an die een zijde Ende
Claergen ewontsdochter mit enen gecoeren
voecht * ende bij toedoen ende consent
van ewout ghrjsbrechtszoen ende margriet
zgn wijff hair vader ende moeder an die ander
zyde Ende vergieden * dat zij vergaderen
sullen In wittafftighen 4 huwelijck In der
manieren ende voirwairden hier nae gescreuen
Te weten Dat Claergen voirscr tot Desen
huwelick brenckt ende ewout ende margriet
zjjn wijff hair vader ende moeder voirnoemt
met hair te huwelick geuen In den eersten
die een helft van den gheheelen huijse ende
erue mit alien zijnen toebehoiren staende an
die poirtzijde by die vischbrng dair zg nv
ter tijt seiner In woenen tuschen Jong adriaen
Dirckzoens huijs an Die een zgde ende alit
van neck huijs an Die ander zijde Ende Dairtoe
Die brugekweer van der ander helft van den
huijse voirnt alsoe langhe als ewout ende
margriet zijn wijff voirscr off enich van hem
beijden In levende live Is Ende noch Die een
helft van den gheheellen huijsraedt soe groet
ende soe cleijn als die tegenwoirdelick In*
den seluen huijse voirscr Is Item noch een
gheheell vleischstall mitten rechte ende zijne
toebehoiren ghelegen op die groote vlegsch-
hall Des ist voirwairdt ende In desen huwe-
lick ondersproken 5 dat Willem Dircizoen
1 Voor het uitvaren.
2 Gekozcn voogd.
1 Verklaardcn.
* Wettig.
h Bepaald.
Digitized by VjOOQIC
DORDTSCHE HUIZEN.
163
yoimt gheen van alien den gueden ' voirscr
en sail moghen vercoepen vervremden noch
beswaren alzoe lanck als ewout voirscr leeft
then zij by consent van den gueden luijden
van der stede Voirt soo Is voirwairdt dat
ewout ende margriet zijn wyff voirscr mede
Int selue hurjs voirscr sullen woenen * alsoe
langhe als zij beijde off enich van hem beijden
In levende live Is. Item soe Is noch voir-
wairdt ende In Desen huwelick ondersproken
Dat Willem en claergen voirscr ewout ghrjs-
brechtzoen ende margriet zijn w\jff voirnoemt
Gocdercn.
Wonen.
houden sullen alsoe lanck als sij leuen ende
geuen hem aet ' ende Dranck Cleder ende
schuen ' nae haren betamen wassen wringhen
ende hauinge Doen * soe dat behoert ende
dairtoe ewout voirnt. gheuen alle weeck alsoe
langhe als hy leeft enen haluen stuever 4
in geldt. In Oircond Desen brieue gegeven
Int Jair ons heeren MCCCC zeuen ende
tnegentich Den negentiensten Dach in Ja-
nuario.
' Spijs.
- Schoenen
s Schoonhouden.
« 2* cent.
UIT DEN OUDEN TIJD.
Medcdeelingen van Mr. J. DIRKS.
n.
EENE LANGE VRIJAADJE.
Eerlycke Vryaedje gepleeght by Arnol-
dus Bornius, predikant der Stadt Delft,
omtrent Jufv. Agatha Welhouck. In "t
licht gebracht door een liefhebber der
Waerheyt, tot overtuyginge van die de
selve tot noch halstarrighlyck hebben tegen
ghesproocken. Tot Utrecht bjj Nicolaes van
der Beeck, woonende bij de Ganse Marct,
Anno 1664, 32 bl. Als vignet twee trek-
kebekkende duiven in een trouwring, en tot
slot een versje van S. v(an) B
Op soo een predikant.
De klokken, als de kostcr luid,
Doen loopcn, door liaer schel gel aid,
Mans en Vrouwen na de kerken ;
Maer komcn zelver daer niet in.
DU mag met wel bedacrden zin,
Ook dezen Predikant bemerken.
Hij , met een ernstelyck rermaen ,
Preekt zonden af en deugdcn aen
All' die hem hooren Mans en Vrouwen;
Maar 't geen dat hij soo ernstigh zeid
En op bet hert der Hoorders leid,
Dat kan, noch wil hij self niet houwe.
Zoo was de raeening van S. van B
omtrent de langdurige vrijaadje, 1655 — 1664,
van den Delftschen predikant Arn. Bornius
met Mej. Agatha Welhoeck, en het boekje
voormeld moest waarschynlijk door het mee-
deelen van een aantal missives en processtuk-
ken dienen om dit aan het licht te bren-
gen. Zij zgn te curieus om ze niet eens te
dooiloopen.
De verzameling wordt geopend met de
schriftelijke liefdesverklaring , d.d. 1 Au-
gustus 1655. Ds. Bornius vangt aan met
by Mejuffer Welhoeck brj voorbaat te
trachten de bevreemding weg te nemen ,
dat hfl haar schr\jft en niet aanspreekt,
maar nog meer, dat zyne schriftelyke toe-
spraak zoo geheel in materie zal verschillen
met hunne gewone zamensprekingen. Hij
schrijft haar, omdat voor zulk eene zaak
van importantie geene vliegende woorden,
maar letteren die gelezen en herlezen kun-
nen worden, moeten gebrnikt worden. Sedert
twee jaren is hy (uit Woerden) l naar Delft
1 Arnoldus Bornius was te Utrecht in bet jaar
1614 geborcn, werd predikant te Kamerik 1636,
te Schagen 1643, te Woerden 1644, te Delft
1653. Navorscher, V, 171 en XIII, 34S.
Digitized by VjOOQIC
164
DE OUDE T1JD.
verplaatst. Hij kende Agatha's vader reeds
vroeger, vermits deze met den heer Foreest
Commissarissen waren op het Synode van
Zuid-Holland in Delft voor eenige jaren
gehouden en deze hem toen een dienst had
hewezen door het verschaffen van een zeker
bewijsstuk. Naar Delft verroepen, had hij
"soo haest het zijne droefheydt door het
afsterven van stjne waarde huisvrouw toeliet"
de kennismaking hernieuwd en nu en dan
het huis van Burgemeester Welhoeck ge-
frequenteert , en Mej. Agatha en hare
zuster de vaste gronden van de alderhei-
ligste religie zoeken in te drukken. En dit
met des te meerder lust en vermaak, ver-
mits hare Moeder "beliefde onse exercitie
met lust ende aendacht bij te woonen."
Ds. Bornins had ook menigmaal de teer-
hertige consideratien van Moeder Welhoeck
en hare conscientieuse betrachtingen tot leere
en troost van hare ziel gezocht te bewerken.
Menigmaal had hij gewenscht dat Vader W.
daarbij tegenwoordig ware geweest, wiens
belezenheid hij zeer roemt. Aldus had hij
zonder eenige inzigten het huis van den
Burgemeester W. geruimen tijd gefrequenteerd,
tot dat Agatha's bjjzonderc vriendelykheid ,
kennis en godzaligheid , eerst tot bewonde-
ring en daarna meer bemerkende de sym-
pathie van humeur, de gedachten van een
huwelijk hadden opgewekt. Breedvoerig treedt
nu Ds. Bornius in eene beschouwing of ont-
wikkeling van zijne beweegredenen tot dit huwe-
lijk , van de hinderpalen daartegen en van zjjn
hoop op den uitslag , hetz|j goed of kwaad.
De sympathie, de goede opvoeding die zjjn
kinderen zouden genieten , het aanzien waar-
door hij en de zijnen, by de fraaiste lieden
van Delft zouden geraken, ziedaar zijne be-
weegredenen. Hinderpalen waren ongelijkheid
van jaren, ' lasten en middelen. Over de
eerste stapt de vrijer lustig heen met het
beroep op het oordeel van vele "gherenom-
meerde Wijsen", die echter niet vermeld
worden. Drie kinderen waren zeker een
1 Hij was in het jaar 1639 gehuwd met Abigacl
Somerus, waarschijnlijk eene dochter van den
Amsterdamschen predikant Wilhclmua Somerus.
Naeorscher, XIII, bl. 348—849.
last voor een zoo jong ' meisje als Agatha ,
maar zij zou er meer vermaak en dienst,
dan last en zorg van hebben. Wat de onge-
lijkheid van middelen betrof, het was hem
om hare goederen niet te doen , hij was met
het zijne te vreden en zou niet zoeken om
in zjjn leven te trachten de goederen van
haar vaders huis te verkrijgen. Hij zou te
vreden zijn met alle voorwaarden, cautien,
ieder huwelijksgoed , mits men dit niet aan
de klok hing maar "de saacke werd ghese-
creteert"; zij zouden genoeg hebben om in
onderlinge liefde en vrede hun huis op te
bouwen, "hun selven tot vergenoeginge" ,
hunne vrienden tot vreugde en troost en
alien anderen ten exempel. En wat nu den
uitslag van zijn aanzoek bet reft, hij hoopt
dat Hy, die 's menschen herten neigt en
leidt als waterbeeken , het hart van Agatha's
ouders voor hem genegen zal maken. Nooit
zal hij hun de allerminste reden van mis-
noegen geven. Mogf het anders met zijn
aanzoek uitloopen, dan verzoekt hij daarvan
geheimhouding. Hjj noodigt Agatha uit om
over deze zaak met hare ouders te spreken,
en verzoekt hare en hunne toestemming tot
meerdere vrijheid in hunne conversatie. Daarom
had hij haar nog onlangs uit de historic
van Simson geleerd , wat eer en ontzag kin-
deren "in desen deele" hunne ouderen ver-
schuldigd zijn. Hij zoude niet haasten of haar
lastig vallen enz.
Deze met tact gestelde brief had het ge-
wenscht resultaat bij Agatha en zoo het
schijnt ook eenigzins by hare moeder, maar
in geenen deele brj haren vader, den drif-
tigen man en daarbij rijken burgemeester.
Hij wilde "niets van dit huwelijk weten, ja
hoe ver zijn tegenstand liep blijkt uit een
verklaring van hem, die wij nu laten vol-
gen, en 3{ maand na het ontvangen van
den brief is afgelegd:
<4 Op den 15 November 1655 mijne Dochter
"als doen (toen) oratrent 18 jaren en vier
<4 maanden out wesende, hebbe in presentie
4 'van deselve en de mijne Huysvrouwe , eenen
tc sware impreoatie (vervloeking) ghedaen,
ct swerende bij mijner zielen saligheyt: dat
1 Bornins was in 1655 41 jaren oud, Agatha 18.
Digitized by VjOOQIC
UIT DEN OUDEN TIJD.
165
"soo lange mflne oogen open stonden nim-
"mermeer in 't voor-gemelte Houwelgck en
"soude consenteren, en hebbe met opghehe-
; 'ven handen Godt Almachtigh gebeden , dat
"hij mijne Ziele noyt en wilde ghenadigh
"8jjn, bij aldien ick 't eenighen tgde daer
"inne consenteerde , daar op mjjne Dochter
"seyde u nu en voeet ick er niet goeta meer
"in te doen."
Bijna twee jaren verliepen : hoe het huiselyk
toen in Burgemeestere woning inmiddels ge-
steld was, en hoe men daar buiten over
Domines aanzoek sprak , kan een brief van
Agatha, een meisje van vasten wil en ka-
rakter, van 9 Nov. 1657 aantoonen. De
brief is gerigt aan heeren Schepenen van Delft.
"Het miscontement , dat mjjn waerde
"Vader ghelieft heeft te nemen over de
"vjyage van Domine* Bornins aen my ghe-
daen , niet onder achijn van Catechisatie l
"gelyck het onwarachtigh wordt uytgestroyt ,
"maer op de eerlyckste wyse, die yemant
"ter werelt sonde moge doen (waer over ick
"hem eer, danck en liefde schuldigh ben)
"is de Achtbaere Heeren wel bekent. Ick
"hebbe my al meer als twee jaren langh
"met bidden en smeecken aenghehouden om
"Vaders consent te bekomen, en middelen
"en conditien van accommodatie willen voor-
"stellen, die altoos, niet sonder groote
"hevigheden, verworpen sijn, soodat geen
"ghehoor noch reden, onaengesien ick tot
"myn jaren was gekomen, konde plaets
"grypen. De weth en last van myn waerde
"onders om myn liefde te versetten, soud
"ick garen naer gekomen hebbe , hadde 't my
"mogelyck geweest, te meer ick selfs van
"Domine* Bornius daer toe versocht ben gc-
"weest. Hij wert tot syn onschult (on-
"schuldig) bij alle gelegentheyt op het schan-
"delyckste uytghemaackt. Icksagh myn Vader
"dickwjjls seer hevigh in woorden en be-
"dreygingen, ende myn lieve moeder seer
"droevich, ende hoorde dat men onse eer-
"lycke vryage , ende oprechte liefde soo schan-
"delyck over de straet bracht, sodat ick
"niet sonder reden onlanghs een sware sieckte
1 Elders, biz. 14. Willeus mank gaande en
gedeguiseert.
"hebbe ghehadt ende menighmaal myn noot
"met nacht en dach te snchten aen Godt
"hebbe moeten klaghen :
"Ick hadde ghehoopt door de vrienden '
"van Domine' Bornius die het Houweljjck
"quamen versoeken myn Vader wat soude
"vermurven en dat wy syn consent soude
"bekomen, of dat de vrienden van myne
"zyde die ick ghebeden hadde, wat goets
"souden hebben ghedaen ende uytgewerckt.
"Maer bevindende dat Vader even heftigh
"en onseggelyck bleef , so heb ick niet kon-
"nende langher soo miserabel leven , mijn
"toevlucht met Domini Bornius genomen tot
"de Christelycke Overigheyt om door hare
"hulpe tot ons seer versocht (gewenscht)
"Houwelyck te mogen komen.
"f Is nu al haest drie weecken geleden ,
"dat myn versoeck aen de Heeren van de
"weth is bekent ghemaeckt, waerom ick
"al de Achtbare Heeren versoecke dat se
"ons niet langher op de valsche tonghen
"laten rijden , maer onse saecke believen ter
"herten te nemen, ende op het spoedigste
"af te doen enz. enz."
Kort na deze herhaalde indiening van
het verzoek treedt ook Burgemeester Geraldus
Welhoeck als handelend persoon, op zjjne beurt
op. Hij daagt den * v * December 1657 "door
den eersten Bode , met de roede , Bornius voor
de Schepens van Delft , als hebbende zich "ge-
vanteert," dat Welhoeck hem zoude hebben
geinjurieerd. Hij sommeert hem om binnen
behoorlijken tyd deswegen eene actie in te
stellen; zoo niet, dan zal hem een eeuwig
zwijgen deswegen worden opgelegd.
Bornius was verstandig genoeg op deze bra-
vour citatie aan den bode met de roede , Ben-
jamin Mager, te antwoorden, dat hij de
hevigheden en beschuldigingen , die de heer
Welhoeck tegcn hem had gebruikt of door
anderen hem had doen aanzeggen , niet zonder
droefheid of ontsteltenis had aangehoord,
echter gaarne a Syne Achtbaerheyt" wilde ten
1 Bornius had in Frankrijk met den hcer
Arent van der Graaf , te Delft wonende , gercisd.
Zie biz. 3 en 4.
2 Oude en nieuwe stijl % toen 11 dagen ver-
schillende.
Digitized by VjOOQIC
166
DE OUDE TIJD.
goeden houden, zich troostende in u een
goeder gewisse". Zyn procureur Hurcq con-
cludeerde dan ook op 8 Dec. 4657, dat
zijn client "respecthalve en omme nopens
41 't voorsz. cas subject (dit geval) verdere
"verwyderinge te eviteren , niet van meening
"was eenige actie aangaande de gedane be-
"leedigingen in te stellen." Ook Agatha
gelastte haren procureur ora met haar proces
stil te staan. Er was toch een wapenstilstand
door bemiddeling van kerkelijke, wereldlijke
en vriendenmagt gesloten. Den Burgemeester
drukte zijn eed, tegen de waarschuwing van
Bornius "sonder noot" gedaan. Hij zou zich
zelven bezondigen en in Godes ongenadc
vervallen als hij dien brat. Geene god- of
rcgtsgeleerden konden dit den man uit zyn
hoofd praten. Daarom had Agatha hare toe-
vlugt tot de overheid genomen, opdat diens
consent dat van haren vader zoude vervangen
en deze zynen eed niet behoefde te broken.
Agatha's "waarde vader" had van zijne zyde
beloofd voor twee Delftsche predikanten , dat
als hun collega Bornius wilde temporiseren ,
dat hij dan niet bij testament of anderzins
lets tot nadeel van haar of haren vriend
zoude statueren. Agatha van hare zijde zoude
het proces staken, maar bedvng vrye con-
versatie met Domini Bornius "buiten vaders
huis." Bij conniventie , niet by consent, nam
Vader W. daarin genoegen, en gedurende
ruim drie jaren bleef nu de vrijaadje in statu
quo. "Daarop" schrijft Agatha (in eene mis-
sive aan Schepenen voornoemd van 24 Maart
1661) "hebbe ick drie jaren stille geweest
"ende getemporiseert en de meesten tijdt
"drie naemiddaghen in yder weeck van een
"onser meisjens tot myn AUerliefste gebracht
"en des avonts gehaelt geweest: in welcke
"conversatie ick geerne bekenne dat ick D. Bor-
u nius humeur , styl van huyshoudinge , ende
"goetaerdigheyt van syn kinderen soo wel door-
u sien hebbe , dat ick mijn geluckigh achte van
"met hem in sulcken gelegentheyt testaen."
Alle hare pogingen echter , even als die van
god- en regtsgeleerden en van den pensionaris
van der Dussen (van dezen laatsten door ordere
van Burgemeesteren) om consent tot het huwe-
lijk te bekomen baatten niets. Agatha nam
den 24 Maart 1661 wederomhaar toevlugt tot
Schepenen en vatte haar regtsgeding weder
op, waar zij het in 1657 — 58 had gelaten.
Uit een brief door Agatha vier dagen
later uit 's Gravenhage (28 Maart 1661)
aan Schepenen gerigt, blykt het dat de
huiselijke storm tot een orkaan was over-
geslagen. De herhaalde bedreiging van haren
vader om haar op te sluiten was bijna vol-
voerd geworden. "Ik hoorde: schrijft zij,
Vader de meyden roepen en haar belasten
terstond de voordeur op 't nachtslot te zetten
en de sleutel aan hem te geven , na dat hy
zelf van te voren alle andere deuren van
uitgang gesloten had." Nu koos Agatha
het hazenpad, of, zoo als zij zegt, "eeraan
de deur als de meyt koos ik mijne vryheyt."
Vader had gezegd, dat hy geen duit tot
huwelyksgoed zoude geven, maar om heel
Delfts wille, ja al het goed van de wereld
zou zy \66t haren trouwdag niet wederom
in huis willen komen. — Vader Welhoeck
had echter nog iets anders gezegd: "dathy
de zaak voor drie regteren (lste instantie,
appel, cassatie) zoude trekken en zoo lang
zoude zoeken te rekken , totdat hij , of Agatha,
of Bornius dood zoude zijn ," soo dat Agatha ,
zoo lezen wij, hare schoenen niet behoefde
te laten lappen om haest met den domino
te trouwen."
Uit de nu volgende missiven van Agatha
blykt het . dat het proces zyn gang ging. Op
den 23 Mei 1661 , dringt zij op eene spoedige
beslissing aan. Desgelijks den 31 July 1661.
Zij beklaagt zich er over, dat Vaders Advocaten
haren Alderliefsten en haar schandelijk hebben
uitgemaakt en dat vele nydige en boosaar-
dige menschen hunnen goeden naam en eerlyke
liefde niet ontzagen nae te spreecken; even
alleens oft sonde waer yemandt lief te heb-
ben" enz.
Agatha's procureur B. Burgersdijck pre-
senteert , 5 Nov. 1661 , een request aan Sche-
penen voornoemd om, vermits de zaak vol-
dongen was, aan zijne suppliante eenmaal
den uitslag te doen toekomen. Agatha schryft ,
8 Dec. 1661, tot dat einde nogmaals een
brief aan Schepenen. — Maar deze gaven
het consent niet; het schynt dat Agatha's
ontsnappen uit het huis niet zoo plotseling
opkomende is geweest of zij had hare meu-
Digitized by VjOOQIC
UIT DEN OUDEN TIJD.
167
belen, kleederen, lgnwaad enz. eerst laten
wegbrengen.
Schepenen gelastten haar, 16 Dec. 1661 ,
zich weder in het huis van haar vader te
begeven en hare schuilplaats te verlaten
"waerin zy zich continuelijken tot noch toe
secreet had gehouden." Agatha voldeed daar-
aan niet , maar kwam van het Schepen-vonnis
in reformatie of appel bij het Hof van Hol-
land, maar vruchteloos. Bij vonnis van 14
Febr. 1662 van dat Hof werd zij wederom
gecondemneert zich te begeven in het huis
en de brjwoning, mitsgaders onder de ge-
hoorzaamheid harer ouders.
Wat bleef er voor de arme Agatha nu
anders over dan om te zwichten! Zij deed
het bij een contract van stilstand tusschen
haar en haren vader, den 11 Julij 1662
voor den hove van Holland gesloten. Haar
zwager Mr. Adriaen Bogaerd , Bewindhebber
der 0. I. Comp. , en haar Oom Everard van
Lodensteyn , Oud-Burgemeester van 's Gra-
venhage, traden daarin voor haar als haar
"gekozen voogden" op. Zjj verbond zich,
nooit haren vader weder om consent in regten
te zullen betrekken en nooit buiten diens con-
sent, bij zijn leven, eenig huwelyk met
Bornius te zullen aangaan. Van de andere
zjjde , zouden Burgemeester en z{jne vrienden
nooit de reputatie van Bornius nadeelig zijn.
Maar de liefde was sterker dan de dwang.
Uit eene resolutie van 26 Febr. 1663 van
de heeren van de wet van Delft blijkt, dat
Bornius "toen nog onbeschamelyck zijnen
"ommegangh continueerde met de Jouffr. ,
"haer ten alien tijde 't zflnen huyse ont-
"fanghende , en aldaar ophoudende , in alien
"schijn of tusschen hen-luyden een wettelyck
"en solemneel Houwelyck aangegaan of te
"voltrokken ware." Opspraak en straatge-
rucht v6or en omtrent het huis van Bornius
waren daarvan de gevolgen. Men had erger
te duchten ! En : Soo 1ST dat de heeren voor-
noemd, Bornius voor zich hebben ontboden
en hem hadden geboden, dat hij zich voor-
taan van die onbehoorlijke conversatie zoude
abstineren , op poene dat hem bij continuatie
de stad en hare vrijheid zoude worden ontzegd.
Bornius werd in het jaar 1667 naar
Alkmaar verroepen, waar zijn schoonvader
Sommerus tot 1636 predikant was geweest.
Hij was een bloedverwant van Henricus
Bornius, hoogleeraar te Leiden. l
Romantisch is zijne Eerlijke Vrijaadje
behandeld door Ds. H. dc Veer in zijne Agatha
Welhoek, door Mr. W. J. C. van Hasselt,
aangekondigd in de Nieuice Eecensen M861. *
Wanneer hjj overleed en of Agatha Wel-
hoeck ook nog huwde is ons niet gebleken.
Na den dood haars vaders en nahetvertrek
van Bornius naar Alkmaar , bleef Agatha nog
twee jaren in Delft , trachtende te vergeefsch
steeds de toestemming van hare moeder tot
haar huwelijk te bekomen. Echter scheidden
zij in vriendschap en Agatha trok naar Alk-
maar en huwde haren Bornius.
(Red.)
1 Nav. IV, 325.
2 In de Bibliotheek van Ned. Pamfletten is
n°. 4647. Schuyt-praatje tusschen vier Perso-
nen, varende van Del/ op Ley den , over den
godtloosen en on wet tig en handel van een Pre-
dikant van Delf die eens Burgemeester s Dochter
wil trouwen, tegens toil en dank van haar
Vader. Mitsgaders eenig e andere aanmerkens-
waerdige saken. Tot Delf, gedrucktvoor D. Bor-
nius en Samuel de Jonge, in compagnie van twee
Nichten. Anno 1658, 44 biz.
De uitgever van de Bibliotheek , de heer P.
A. Tiele, voegt er dezc noot bij. "De bewuste
"predikant hcette Gerardns Bornius, de burge-
"meestcr Gerard "Welhoeck. Na de veroveringen
"der Engelschcn in Vlaanderen besproken te
"hebben, wordt de historie van den Delftschen
"predikant ter sprake gebracht, en daaruit aan-
"leiding genomcn om de predikanten in bet al-
"gemeen en insonderheid de Lansbergcns te Rot"
"terdam hevig te beach i rape n. Samuel Lansbcrgen
"de Jonge namelijk bad een nicht van den ge-
"noemden Delftschen burgemeester ook tegen
"den zin barer moeder getrouwd. Wy hebben
"hicr dus waarschijnlijk een geschrift van den
"boekverkooper Joannes Naeranus voor ons, den
"schrijver van andere pamfletten/' vermcld onder
n'>. 4365, 4495. Vgl. 4437, 4438.
De Sententie uitgetproken bij de JSdele Heeren
van de Wet der stad Delft, is ook afzonderlijk
gedrukt te Delft bij Symon Kloeting, 1663. 8
biz. Bibl. voornoemd n 9 . 5096.
De Eerlijcke Vrijaadje wordt aldaar Vermel d
onder n°. 5170, met dc opmerking dat "de naam
van den drukker Nic. van der Beck te Utrecht
een pseudonym is.
Men ziet uit een en ander hoeveel geruchts deze
zaak in Holland verwekte.
Digitized by VjOOQIC
168
DE OUDE TIJD.
60LLEN,
DOOR
J. TER GOUW.
Zeer geachte lezer ! Wilt gij wel de goed-
heid hebben u te verbeelden , dat bij dit
opstel in plaats van 66n twee prentjes staan ?
Voor het ontbrekende zal ik uwe verbeelding
te hulp moeten komen , door u te zeggen , wat
het zou voorgesteld hebben. Denkueenbak-
kershuis op den hoek van een Jordaansche
dwarsstraat, door een heerlijk maanlicht be-
schenen, een breeden houten trap v<56> de stoep,
en een dikken luifel daarboven, waar t' gesee-
gent brodt op geschilderd staat; en tegen
den zijmuur, boven een pothuis , dat tot ingang
der bakkerij en tot kippehok tevens dient , een
"vliegende trap", die naar de bovenkamers
leidt. De bakker ligt over de onderdeur in
't zelfde kostunm als de Leidschen van Jan
Steen, maar niet zoo vrolyk lagchende als
deze; en zijn 6ga achter hem kykt met een
bang gezigt over zijn schouder.
V66r de deur raast een heirleger van Jor-
daansche wijfjes , gejakt en geboezelaard , ge-
klompt of gemuild , maar alien met de kousen
op de Helen , en meest alien met een stuiver
bollen gewapend. Sommigen hebben de bollen
in de linker- en een bezemstok in de reg-
terhand; — anderen hebben de bollen aan
een raagbol gehangen, en rukken er meS
op als een Romeinsche standaarddrager met
zijn labarum. En de groenvrouw om den
hoek, die nog "van den Pruis geen kwaad
weet", komt verbaasd het hoofd uit haar
kelder steken , en vraagt , wat of dat helsche
rumoer beteekenen moet.
't Heeft genoeg te beteekenen; — 't is
om het regt van de bollen te doen.
Ja , die bollen , die Zaturdagsche warme
bollen, waren zulk een gewigtig artikel in
't leven onzer voorouders! De wijze zorg
onzer aloude burgervaderen — de kenren
van alle bakkersgilden bewyzen het — heeft
zich dan ook in dit opzigt geenszins onbe-
tuigd gelaten. Ja meer, beroemde geleerden
en oudheidkundigen zelfs hebben 't niet be-
neden hunne waardigheid gerekend, de her-
komst onzer Vaderlandsche bollen na te
sporen tot op den klassieken bodem van
Hellas. Immers al wat belangrijk is, moet
altijd een Griekschen of Romeinscben oorsprong
hebben, — onze keukenmeiden en bewaar-
scholen zelfs, en dus ook de warme bollen!
Onlangs heeft een bekwaam Doctor den
oorsprong der bewaarscholen gelukkig opge-
vischt uit een boek van Plato ; en 't zou nie-
mand behoeven te verwonderen, wanneer
een ander weldra de FrObelsche methode
terugvond in een der Oden van Horatius of
op een Egyptischen papyrus! Geleerden en
oudheidkundigen hebben ontdekt en bewezen ,
dat onze bollen van Grieksche herkomst zijn ,
en dat zij nog volkomen den Griekschen vorm
bewaard hebben. Een Amsterdamsch Hoog-
leeraar heeft ons verzekerd, dat de Grieken
bollen bakten van acht aan een schoot,
even als wij, en dat zij die op zijn Grieksch
noemden : "brood van vier reepen en acht
mondvollen", — wat natuurlyk in die klas-
sieke taal veel deftiger klonk dan in 't
Hollandsch ; maar waar wy uit kunnen leeren
wat de eigentlijke beteekenis van 't woord
"bol" is, — namelijk: "mondvol".
En hoe zijn nu de bollen van de Grieken
tot ons gekomen? Natuurlijk door tusschen-
komst der Romeinen. De veroveraars der
oude wereld aten in de schoonste dagen van
hun roem — bollen gelyk wy! En hoe ver-
rukt waren de archaeologen , die in 't aloude ,
eenmaal bedolven, en na zooveel eeuwen
we&r aan 't licht gebragte Pompeji omdool-
den, toen zy daar niet alleen de achttien-
eeuwenoude uithangbordjes van schoenmakers
en melkboeren terugvonden, maar zelfs, by
't binnentreden eener bakkerij , daar op eens
tot de ontdekking kwamen, dat de acht-
deelige broodjes, die zy er vonden, alweer
bollen waren, — bollen van acht engelsche
duimen in doorsnede by e"e"n duim hoogte.
Digitized by VjOOQIC
BOLLEN.
169
Wie had vroeger ooit gedacht, dat die
eenvoudige bollen — of afterlingen (achte-
lingen) als onze voorouders ze ook wel noera-
den — z6<5 oud en z66 beroemd waren!
Wel mogten das ook de Amsterdammers ze
in eere houden; en 't was daarom ook een
plegtig oogenblik, als de dikke bakker met
opgestroopte hemdsmouwen en de witte slaap-
muts op e'en oor, uit zjjn pothuis trad, en
den osseboorn aan den mond bragt, om
met luid geschal aan de gantsche buurt te
verkondigen, dat de bollen warm en wel
nit den oven te voorschjjn gekomen waren.
een weinig in de war, maar dit weet zij
zeker, dat hij "een hcylige confessoer ende
biscop ende een backer was". — Nu weten
wij wel , dat St. Hubertus een jagcr was , die
zich nooit met de bakkerij bemoeid hecffc,
maar dit verhindert niet, dat er ook een
bakker van denzelfden naam heeft kunnen
bestaan. St. Obertus was een Kamerijksche
heilige, en wel een bakker, die om zijn
uitstekende vroomheid tot bisschop verb even
werd, maar er de bakkerij bij aanhield,
en voor de armen brood bakte om niet.
St. Antbaert was ook een bisschop en bakker,
De Bollebakker, naar Oatade.
En dit blazen op den hoorn had zelfs nog
een hooger beteekenis, die 't volk niet,
maar de bakker wel wist, 't Was een sym-
bolische handeling ter eere van den Schuts-
heilig van 't gilde , die door de gewijde kunst
steeds als op den hoorn blazende werd voor-
gesteld. Waar dus de bakker zijn hoorn-
getoet aanhief, bragt mj, als een waardig
meester, naar den ouden gilderegel, hulde
aan zijn hoogvereerden patroon.
Maar hoe heet die patroon? Nu eens
St. Hubertus of St. Hubrecht , dan St. Obertus ,
dan weer St. Antbaert, — de legende is
1870.
maar waar hij t' huis behoorde, weet ik niet ; —
en ten slotte zijn mogelijk Hu-, Ant- en
Obertus ££n en dezelfde bakker-bisschop ,
wiens naam in verschillende gewesten, naar
de weelderige vrijheid van 't oude spraak-
en schrijfgebruik , telkens een andere gedaante
kreeg.
Waar zich de bakker liet schilderen , was
't altijd blazende op den hoorn. Zoo hebben
wij op de Delfsche tentoonstelling twee broers
gezien op een oud venster, elk met een rijmpje.
De eene filosofeerde iets over zelfkennis en
zelf beheersching , wat eigentlijlfe bij 't vak
22
Digitized by VjOOQIC
170
DE OUDE TIJD.
nict te pas komt, maar de ander sprak
korte en klare bakkerstaal:
A lie die mijn vergeten
Sullen van mijn vruchten nict eten.
dat wil zeggen:
Die den bakker vergeten
Zullen geen bollen eten.
Bollebakker! dit was de eervolle titel,
waar hij trotsch op was. En bragt soms de
naive luim des volks een wijziging in het
tweede lid, — dit was alleen, omdat hij
ook weleens een wijziging bragt in 't ge-
wigt der bollen, en ze zes lood ligter
maakte, dan ze volgens de broodkeur wezen
moesten, — eene vrijheid, die onze oude
poorters niet goedschiks konden veroorloven.
Integendeel, de bollen moesten hun gewigt
hebben en houden; de bollen waren van
ouds 't 8ymbool van al wat goed en degelijk
was. Met warme bollen vierden ze hun hei-
ligavonden, hun verjaar- en luilaksdagen ,
hun verhuis- en schoonmaakfeesten. Wien
zij als knap erkenden noemden zij een bol.
En geen krachtiger vermaning in den mond
van een ouden Hollander, om de opgelegde
dukaatjes nuttig te besteden dan die kern-
achtige spreuk : "Koop bollen voor je geld !"
En daarom ook toen Mijne Heeren van
den Gerechte van Amsterdam in 1652 een
proef ordineerden voor de bakkers , zorgden
zij wel, daarin aan de bollen een dubbele
plaats toe te kennen. En wanneer zg in ijver
ontbrandden, om te waken tegen het uit-
spatten der weelde, en Leges Sumptuariae
maakten, dan zorgden zij alweer de bollen
niet te vergeten. Er lag iets Spartaansch in
die bepalingen. Geen andere bollen mogten
er gebakken worden dan van grof meel.
Eerst veertig jaren later oordeelden de Heeren
de burgerij genoeg in beschaving gevorderd,
om ook fijne bollen te kunnen eten. Maar
nu achtte de Regeering 't dan ook hare hooge
roeping te zjjn, tegen elke noodlottige ver-
warring tusschen die tweeerlei soort van
bollen te waken. Burgemeesteren zorgden
voor alles. Met geldboete en verbeurdver-
klaring bedreigden zij den bakker, die niet
elke schoot fijne bollen merkte met een groote
F , zoodat , waar dan ook een oude Amster-
dammer zich al eens in kon vergissen, niet
in de fijne of groffe bollen.
Maar toch had het eenmaal weinig ge-
scheeld, of Amsterdam had, bij al die ver-
schillende soorten van oproeren, die 't in
den loop der eeuwen al gehad heeft, ook
nog zijn bollen-oproer kunnen voegen. Of
liever — 't was reeds begonnen, 't eerste
bedrijf zagen wij reeds. Natuurlgk was 't
op een Zaturdag-avond , en wel in dat fameuse
jaar 1748, juist toen het groote pachters-
oproer pas was afgespeeld, en dus de woe-
ligheid het volk nog in de leden zat. Wel
hadden de bakkers dien avond behoorlijk op
den hoorn geblazen ; maar toen de bollen
te voorschijn kwamen , ging er een jammer-
kreet op , en die jammerkreet ging in een dreig-
toon over, en de gantsche stad raakte in
beweging, omdat de bollen weer zes lood
te ligt waren.
't Was een angstvolle Zaturdag-avond!
In allerijl vlogen Mijne Heeren van den
Gerechte, ofschoon ze pas t' huis gekomen
waren , weSr naar 't stadhuis , en hidden
op nieuw vergadering, en beraadslaagden ,
en oordeelden, dat ze van tumulten en
plunderingen al meer dan genoeg hadden,
en besloten, dat er aan een bollenoproer
geen behoefte bestond. En aanstonds deden
ze een plakkaat afkondigen, waarbij den
bakkers de les gelezen en der gemeentealle
satisfactie beloofd werd, — zelfs schaal en
gewigt op elken bakkers-toonbank om den
lieden de bollen voor te wegen. En toen de
opgestoven vrouwtjes dat hoorden , en boven-
dien hier en daar de schutters in 't geweer
zagen komen, en ze dachten aan Mat van
den Nieuwendijk, die daags te voren, "ten
exempel van andcren" uit de Waag gesto-
ken was, gingen ze stil eu bedaard naar
huis ; — zoodat het bollenoproer in de ge-
boorte gesmoord werd, en Amstels burgerjj
ditmaal met den schrik vrijkwam, en een
uur later ieder rustig naar den Witten Doelen
mogt gaan , met Vondels vers op de lippen :
Op '8 Burgeraeeaters vracht, magh elk hier vci-
(ligh slacpen.
"Digitized by VjOOQIC
DORDRECHT IN DEN AANVANG DER 17< EN DER 49-' EEDW. 171
DORDRECHT IN DEN AANVANG DER 17-= EN DER 19° EEUW.
DOOE
Dr. G. D. J. SCHOTEL.
Groote veranderingen hebben de hollandsche
steden in de laatstc vijftig jaren ondergaan.
Die veranderingen merkte ik vooral in mijne
geboortestad , het grgze Dordrecbt , op. Wei
had zij in mijne jeugd niet meer die voor-
regten, welke haar in vroegere eeuwen tot
"de koningin der steden", u de roem van
Holland", gelp de dichters zongen, ver-
hieven, was zij "de eerststerahebbende stad
van Holland , de bezitster van het stapel- en
muntregt, de stad "mogend door handel
en scheepvaart" niet meer ; maar toch bezat
zij nog veel dat aan het bloeijendste tijdvak
van haar bestaan, de eerste helft der 17«
eeuw, herinnerde; zelfs schenen haar uit-
wendige toestand, hare gebrniken, zeden,
ja haar taal schier dezelfde te zijn ge-
bleven.
Nog bezat zij hare oude poorten, scbil-
derachtige gebouwtjes uit de 15 ; en 16 ? eeuw ,
oude bruggen , naauwe straten en stegen die
men met zoo veel genoegen op de voort-
brengsels harer vroegere schilderschool be-
schouwt. Nog las men dezelfde opschriften,
zag men dezelfde afbeeldingen boven poorten ,
godshuizen, hofjes, stegen. huizen, die
Balen vermeldt.
Nog gingen de eerzame burgers des zomers
tusscben thee- en koffij- of na koffijtijd naar
hunne tuintjes en weihuisjes aan de cingels
of zaten in de schemering, de vrouwen in
hare pelises met de breikous in de hand,
de mannen in de poederjas of japon met den
gouwenaar in den mond , op de banken hun-
ner stoepen. Hier werden de Dortsche cou-
rant gelezen, de stadsnieuwtjes besproken,
over dienstboden en de wasch gehandeld;
ook wel eens een scharretje geplozen of een
appeltje geschild. De Zondagen bragt men by
schoon weer na de vroegprekatien in de tuinen
door en zag men des middags na theetgd de
lanen en dijken en cingels wemelen van
wandelaars, terwijl de minder deftige klassen
de collegien buiten de poorten bezochten.
Op de meeste scholen ging het. ten minste
uitwendig, nog even zoo toe als ten tijde
van Pieter van Godewyck. De kinderen zaten
op de bovenverdiepingen zaamgepakt naar
lucht te snakken, terwijl de schoolmonarch
in den sitsen japon met plak en roede in de
hand uit zijn catheder zyn rijk bestuurde.
Het meublement dier scholen was sedert de
17 e eeuw niet veranderd en dezelfde beloo-
ningen en straffen vielen den vluggen en luqen
knaap ten deel.
Op de Latijnsche school was het niet an-
ders. Dezelfde gebruiken waren er nog in
zwang als in de dagen toen Jan en Cornelis
de Witt ze bezochten ; de rector doceerde nog
uit de catheder , waaruit Vossius sprak , vele
gebruikten nog diens grammatica, maakten
hunne themaas met het Dictionarium Tetra-
glotton , Hoogstraten en Pitiscus nevens zich ,
en gebruikten de edities welke hunne over-
grootvaders reeds in handen ha'dden. Nog
zaten de matressen met hare naaikinderen
of de kleinen , die zij spellen en lezen leerden ,
des zomers op de stoep, des winters in het
voorhuis. De jeugd vermaakte zich nog met de-
zelfde spelen als ten tijde van Cats en sprak
nog gelijk toen van mulveren, alleblassen, prick-
dujtjes , penteren , troeven , hoepen. Even als
toen stuwden zij op beestenmarkt de ossen met
geschilde stokken , onder het geschreeuw van
pri-hoi-hoi naar het stek, waar dan stro-
pertjes, oliekoeken en lever werd verkocbt.
Op kersmis at men korsseweggen , op pa-
schen bontgekleurde paascheijeren , die ook
aan den meester en de matres werden ver-
eerd, die van hunne zijden gouden, sitsen
en gewone prenten ten geschenke gaven.
Op hemelsvaartdag sloeg men den dauw,
op pinksteren gingen pinksterblommen rond
en vierde men pinksteren drie op 't veld
van Mars, den eersten Mei danste men om
den meiboom , en op kermis was het publiek
zoo uitgelaten dat een vreemdeling , die de
stad, vooral Zaturdags, bezocht, haar voor
Digitized by VjOOQIC
172
DE OUDE TIJD.
een lazarus-huis , waarin alle bewoners
door den St. Vitusdans waren aangetast,
moest houden. De volkstaal had schier
geen verandering ondergaan. De burgers
spraken nog in het oude dialekt of
liever plat dortsch. Nog zei men jochie,,
koeksie, meissie, mannechie, bybeltie, ien
stiene hoisie , een biene messie , een blaachie
roiie koil, loisen op 't hoit, moi is in
hois, voile geuten, stic mit butter, roise-
moisig hoishouwe, jochie asjie tois komt
sel moesie je ein groit stick geven"; ver-
warde men de geslachten en naamvallen,
gebruikte men verouderde woorden, noemde
men elkander bij den voornaam en verbas-
terde men soms de namen zd6, dat men
naauwelijks wist wien de spreker bedoelde.
Doch het was ons plan niet zoo zeer bij
gewoonten en zeden en taal, als wel by
kunsten en wetenschappen stil te staan en
aan te toonen hoe zeer het Dordrecht der
17 e eeuw, met het Dordreeht in den aan-
vang der 19e eeuw, ten dien opzigte over-
eenkwam. De grenzen aan mijn opstel toe-
gestaan, veroorloven geen uitvoerige teekening,
maar slechts een ruwe schets. Wy beginnen
met de schilderkunst.
Nergens in ons vaderland bereikte deze,
in den aanvang der 17 e eeuw, een hoogeren
trap van bloei dan te Dordrecht. De dichters
noemden haar toen "een paradijs der const,"
een "constprieel, waerin nyet aen ontbrack,
gelt ende goet den geest veyl was en de
geest in aenvalligh natuer op het doeck
gedruckt, gelt ende goet." Toen leefden de
Cuypen . Hoogstratens , Bisschoppen , Bollen ,
Maassen , Schalckens en zoo vele andere be-
roemde meesters , dien de Blyenburgen , van
Beverens , de Beelaertsen , Pompes tot Maece-
nassen verstrekten. De burgerij moedigde
de kunst aan door het aankoopen van kabi-
netstukjes, waarmede zij de wanden harer
pronksalettcn versierde ; zelfs in de woningen
van geringe poorters mogten geen schilde-
rijen ontbreken Men kocht ze toen tot raeu-
blement, en zelfs vond men op de hoeven
van welvarende boeren , niet zelden een
"Cuypie". De groote en kleine gilden lieten
kapitale stukken vervaardigen , waarop de
afbeeldingcn der dekens en hoofdlieden voor-
kwamen, en de neringdoenden stelden er
prijs op , dat boven hunne winkels goed ge-
penseelde uithangborden prijkten. In het
laatst der 17 e eeuw begon echter de kunst
te kwijnen. Op de groote meesters volg-
den anderen, wier namen alleen in ge-
heugenis zyn gebleven, omdat z\| de leer-
meesters van uitstekende vernuften waren:
mannen, van welke slechts enkelen be-
tere tyden waardig waren. In het begin
en midden der 18 e eeuw was er zelfs een
stilstand in de kunst, en de weinige beoefenaars
schilderden in de konstgenootschappelyken
pruikenstyl. Eindelijk brak met de 19« eeuw
een nieuw tijdperk voor de kunst aan : weder
werd Dordrecht "een paradijs der const" en be-
loofden de dichters een gouden eeuw. De gebroe-
ders van Stry, Schouman, Bendorp, Smith, van
der Koogh, Smak Gregoor , Versteegh , Schotel,
schudden het stof van een Ponse, van
Leen, Vermeulen af, en overtroffen welhaast
de kunstenaars der 18 e eeuw, zoo als deze
door die der 17 e eeuw werden overtroffen.
De oude lust voor de kunst herleefde, de
aristocratie en rijke kooplieden legden kabi-
netten aan, de neringdoende burgers wenschten
weder schilderijen tot meubel te bezitten
Deze liet de wanden van zyn salet door
van Stry bemalen, gene stelde pry's op een
sierlijk geschilderd uithangbord. De kunste-
naars, die weleer tot het verwersgild be-
hoorden, hadden zich reeds lang aan die
broederschap onttrokken , en in den aanvang
der 18 e eeuw een afzonderlijke vereeniging
gesticht, die later door Picture vervangen
was. Gedurende het laatst der 18 e eeuw
was dit genootschap nog in kwynenden toestand,
maar in den aanvang der 19 e eeuw tot een der
bloeyendste van ons vaderland geworden. De
aristocratie , zelfs vrouwen van rang en aanzien,
stelden roem in den eernaam van voorstan-
ders en voorstanderessen der schoone kun-
sten , en plaatsten hunne namen op de rollen
zijner begunstigers : de geleerdste en acht-
baarste mannen dongen naar het lidmaatschap.
Daar legden de eerste meesters de gronden
der teekenkunst, bezochten het eerst als
leerlingen , later als meesters, eindelyk als be-
stuurders en eereleden.
Even als in den aanvang der 17 e eeuw,
Digitized by VjOOQIC
DORDRECHT IN DEN AANVANG DER 17* EN DER 19 e EEUW.
173
was er tusschen de kunstbeoefenaars de schoon-
ste harmonie Zy gingen "vriendbroederiyk"
met elkander om, bezochten elkanders ate-
liers, deelden elkander hunne op- en aan-
merkingen mede, en wanneer men ze over
de kunst hoorde spreken, de oude kunst-
woorden hoorde gebruiken; van "liefheb-
beren en wiewaauwen" hoorde spreken ,
hnnne losse en ongeneerde kleeding opmerkte
en acht sloeg op veler zonderlinge ge-
woonten, dan was het of er tusschen het
begin der 17° en 19 e eeuw geen 18 e eeuw lag.
{Wordt vervolgd.)
BIJGELOOF IN DRENTHE. DAAR WAAR IK T HUIS WAS.
DE ZEUVEN DUBBELTIENSRING,
DOOE
C. VAN S C H A I C K.
Wat nit de mode geraakt is en voor den
tgdgeest heeft moeten zwichten ; wat dood
gerekend en in de vergetelheid begraven is ,
het bygeloof niet. Het heeft eeuwen door-
leefd en zal, even als de zwervende jood
Ahasveros , nog wel een eeuw of wat voort-
leven, eer 't licht die duisternis te onder
zal hebben gebracht. Enfin! 't zal wel eens
in orde komen , al is 't met alien voornitgang
onzer stoom- en spooreenw nog zoover niet
gekomen. Er kan spoedig nit een of ander
ryk, zy 't ook nit dat der zeven heuvelen,
een telegram aaugebracht worden, die ons
't henchelijk nienws meldt.
Dan , ter zake ! Bygeloof .... waar en
in welke vormen treft gij 't niet aan ? . . .
In Snriname en in Drenthe valt het u in 't
oog. En niet zelden in *t eerste zoo zeer,
dat gfl, iets hoorende ofobserverende, zegt:
jn8tement comme chez nous, althans als gij
zoo kersversch met vrouw en kind uit het
stille , liefemke Dwingeloo in Drenthe, in
de kolonie komt. Heeft men in Drenthe den
mond vol van de witte wieven , in Suriname
weet men wonderveel van Joerka te ver-
tellen, die byna door 't sleutelgat, door
spleet en de nauwste goot heen kruipt en,
al grooter en grooter wordende, voor haar
slachtoffer uitwandelt en het noodzaakt haar
te volgen, al loopt ook de weg door de
Suriname , Commewyne of Cottica , of welke
rivier ook. Het einde is ... . de dood. Ik
heb 't by ondervinding by mijn foetoeboi
(huisknecht) ; hjj verdronk wel niet, maar
veertien dagen nadat hij 's avonds Joerka
gezien had, was hij een lyk, slachtoffer
van hevige typhuskoortsen en hoog geprik-
kelde verbeelding. Helaas! de vrome, brave
kleurling ! . . . Ik had hem lief om zijn aan-
leg en goede hoedanigheden. 'k Stond aan
zyn ziek- en sterfbed en bracht zyn stoffe-
lijk overschot de laatste hulde. . . . 't Was
maar een slavenkind , maar een braaf kind ;
een kind Gods; waar, zoo hij in 't leven
was gebleven, een sieraad der kolonie van
te maken was geweest. Doch 't zjj zoo!
Voet by stuk en geen verdere omwegen.
Francois de foetoeboi behoort tot den ouden
tijd der slavernij in de kolonie ... en die
tyd is voorwj ... en , gelukkig ! De mensch-
heid is geadeld tot een Godsgeslacht en duldt
geen slavernij. Dat is een deerlyke persiflage
op den titel: Kind Gods.
't Is nu bijna negen en dertig jaren ver-
leden , dat ik in mijn nederige studeerkamer
in ? t vriendelijk en mg onvergetelgk Dwin-
geloo, myn leer- en oefenschool, zat, toen
een paar mannen , broeders diakenen , by
my binnentraden , om zaems te overleggen,
wanneer T t uutbesteedinge der armenkinde-
ren en weezen zijn zou. ' Voor de oudste
zou 't wel weSr misloopen , merkte een hunner
aan, onmiddelyk krachtig geaccompagneerd
door zyn collega , en wel voor Hossen Jantien ,
wier moeder nog leefde , maar kind van
verdachte geboorte was, ouders ter slechter
Hicrovcr nader.
Digitized by VjOOQIC
174
BE OUDE TIJD.
nuam en faam bekend , zoo as de goew luu
meeriden en die aan tremiens, stoepen of
vallende ziekte leed. Alles te samen genomen
zou haar een paria van 't karspel doen
worden. Wie zou zoo'n meisje in zrjn dienst
nemen, al gaf de diakenie er kostgeld op
toe?!
Toch werd zij geen paria! Eerst als kin-
der- en boodschappen-, later als huismeid
heeft zij ons , bijna zoolang ik te Dwingeloo
doming was , trouw en eerlijk gediend. Later
getrouwd, is zy een knappe schippersvrouw
ge worden. Zij leed aan vallende ziekte, of
zenuwtoevallen en was overigens gezond,
vroolyk , vlug en sterk ... en had van die
toevallen later geen last. Hoe zij er van
genezen werd?
In dezelfde studeerkamer waar zij door
de diakens der sprake gebracht en haar lot
beslist werd, werd ik 't geheim gewaar,
dat ik 't voordeel heb den geSerden lezer
in 't kort me§ te deelen.
't Was Mei of Dwingeler-voorjaarsmarkt
geweest. Gij vondt er van alles, tot goud
en zilver in kluis. Hossen Jantien trad mijn
kamer in en overhandigde mij een brief,
op haar manier, dat is? echt kinderlijk en
gul. Immers zij was bij ons t' huis. Zij was
het kind der armen , en waar vindt dat geen
open oor en hart? vooral in een Christen-
land en bij een boerendomine\
Terstond viel mijn aandacht op een ring,
dien ik nooit aan haar hand bespeurd had ,
en 't volgende onderhond ving aan.
"Zoo! zoo! een ring aan den vinger?
Vast op Dwingeler, of Dievender markt ge-
kocht, Jantien?''
"Och neen! doomneer! te gcef; 't is je
altwisse 'n zeuvel dubbelties ring, dien 'k
je om Godswille kreegen heb !" — 't Arme
kind kleurde, terwyl een traan in 't oog
parelde. Zy was wel geen heldin in lezen
en 8chrijven, maar had een gevoelvol hart.
Ik bid u, Mevrouw, lach niet, omdat
ik Jantien, het kind des armen, een hart
en wel een gevoelvol hart toeken. Zij mocht
al geene beschaafde opvoeding hebben ge-
noten, zij was in haren stand van zessen
klaar en zeer bruikbaar.
Dan, ter zake! Zij had zich tot zeven
personen gewend, die bekend stonden voor
meclijdend en goedgeefs, had ieder hunner
zonder eenige nadere verklaring te geven
gevraagd: "Krieg 'k, as't mit oew believen
is um Gods wil 'n dubbeltien van oe?"
Daarop had zy, zonder groet of dankbetui-
ging, zich stilzwijgend verwijderd. Zoodra
zij de zeven dubbeltjes bijeen had, was zij
er mee naar een zilversmid gegaan en had
dezen gevraagd, of hij haar om Godswil
daarvan een ring wilde maken , dat niet
geweigerd werd. Is deze echter met de zaak
niet bekend, dan mag de belanghebbende
hem alleen zeggen : u ik lied oan flauwtens."
Ook hier is van geen dankbetuiging sprake.
De wonderkracht zou daardoor verrainderd
worden, zoo niet to eenemale verloren gaan.
In stede van zoo'n dankje , had zy , den
ring in ontvangst nemende, dien terstond
aan den midden-vinger van de regterhand
moeten steken, en mocht dien onder geen
voorwendsel afleggen, al ware het ook maar
voor een oogenblik. Is hij intusschen van de
hand verdwenen, dan is 't het bewijs dat
men hersteld is en niets mcer van soortge-
lijke aan vail en te vreezen heeft. En ?
Jantien heeft jaren achtereen bij ons gediend
en had geen last van zenuwtoevallen. Zy
was een gezonde, sterke deerne. Enfin! dat
de geneeskracht niet in den ring stak be-
hoeft geen bctoog. Intusschen, waag u aan
geen tegcnspraak indien vrede en rust u
lief zijn ! Men zou u voor een neijlichter of
iets dergelijks uitmaken, terwyl gij geen
haarbreed zoudt vorderen, al wist gij te
praten als Brugman.
u En is dat nu alles en 't eenige van 't
bijgeloof in uwe environs , toen gij te Dwin-
geloo domine* waart?"
Pardon , Mevrouw ! Verbeeld u , hoe vreemd
ik stond te kijken, toen, ofschoon ik reeds
elders vader geworden was en 't andermaal
zou worden, de vraag tot mij gerichtwerd,
om 't bovengedeelte van een manshemd te
mogen hebben , um kleine poppe te ontvan-
gen as 't kommen was. Dat was je altwisse
zoo'n old gebruke. Oars kleine poppe
kon je dood goan," vervolgde de dorpsba-
Digitized by VjOOQIC
BIJGELOOF IN DRENTHE, DAAR WAAR IK 'T HUIS WAS.
175
ker, geruggesteund door 'n poar noaber
wieven, die onmogelijk gemist konden wor-
den en nolens volens zich in de kraam-
kamer bevonden , en , koffie drinkende en bo-
terhammen etende , de komst van den kleinen
wereldburger naar lands gebruik afwachtten.
Praat, pruttel, knor, brom — 't baat u
niet. Geeft gy niet toe, de goede, bezorgde
zielen hebben hare maatregelen genomen en ,
zou 't ook, wie weet van waar komen, 't
bedoelde kleedingstuk is daar en . . . de
kleine wordt er in ontvangst in opgenomen ,
al hadt gy de heele luierraand uitgestalden
met eigen oog de wollen en linnen lappen
gezien. Duizend tegen e'e'n, als gij met alle
professorale wijsheid en menschen- en zaken-
kennis die goede zielen dit nit het hoofd
praat. Tal van bewijzen en voorbeelden voe-
ren zy aan, om u te doen hooren en zien,
voelen en tasten, dat gij ongelijk hebt en
't leven van den nienw geborene niet in
gevaar moogt stellen.
Gy hebt last van spook- en duivel-aan-
vecbting en bekooring, als gy, in 't nach-
teLyk uur, u door den slaap hoopt te ver-
kwikken en in staat te stellen , om met Inst
en yver uw dagtaak weer te hervatten ? . .
Welnn ! . . . als gy nw slaapstede wilt in-
stappen, keer dan nw muilen of sloffen om,
dan kan 't spook, of de dnivel er niet
ongemerkt in komen; of, gjj moet al een
vasten slaap hebben, gij ontwaakt en wordt
hem gewaar en knnt hem toeroepen: "in
noame des Voaders , des Zeuns , des heiligen
Geestes, gao weg duvel! 'k wil niks van
oe waeten en gien gedoe mit oe hebben!"
en spook en dnivel zullen n met de snel-
heid van 't licht verlaten en niet verder
hinderen.
Gij z\jt gesteld , en wie niet ? op een goed
gebit en wilt n tegen tand- en kiespyn,
Dwingeler en Surinaamsche kwaal, beveili-
gen — Zeer goed! maar draag dan vooral
zorg , dat gij de naald en draad waarmee 't
doodlaken, als mantel om den hals van den
ontslapene geplooid en in orde gebracht,
genaaid is, zorgvnldig in de aschkoek be-
graaft, opdat gij die te avond of te mor-
gen niet gebrniken knnt als tanden prooker.
Dat is je altwisse van olle beppe alheurd.
En 't olle menschke log niet. Tot recht
verstand diene , dat men van naald en speld
zich daar te lande vaak bediende, en die
voorwerpen op een speldekussentje gestoken
en aan een band, onder den schoorsteen-
mantel, of nabij>den haard hangende, ook
voor reinigingswerktnigen van den mond,
of jnister, tand en kies bezigde.
Gij zyt vast slaaps — en — schoot men
ook al een pistool naast u af , gy zoudthet
niet gewaar worden. En geen wonder! een
boerendienstbode , of arbeider, die den
heelen dag flink gesjonwd en hard gewerkt
heeft, en geen kwaad en beschnldigend ge-
weten omdraagt, is moe en af, en niet
licht te stooren of te wekken. En toch kan
de duivel 't hem lastig maken. Wat n te
doen staat ? . . . de eene mouw van nw hemd
moet op gewone wyze, de andere het bin-
nenste buiten in dat kleedingstuk genaaid
worden. En dan?., geen vrees!.. Zyn
helsche Majesteit moge rond nwe slaapplaats
omdoolen, hy kan n niet deeren. Hy heeft
geen vat op u. Zoo'n mouw, kreng , gezet
in uw hemd, is een talisman, waar hij
respect voor heeft en die hem onmachtig maakt.
En dan nog wat. Gij zijt jolig en trouw-
lustig, jeugdige plattelandsbewoonster ! Wacht
u dan toch vooral, dat gij 't stuk boter,
dat op tafel komt en reeds aangesneden is ,
niet van eene andere zijde aansnijdt. Voor
altijd was de kans van trouwen verkeken;
zoo waar als in een gezelschap van dertien
aan tafel, de eerste die vertrekt het eerst
zal sterven.
Och! och! 'kZou zoo kunnen voortgaan,
tot in het oneindige. Maar waarom? waarom?
Wy willen meMeelen, wat wij weten en
bijgewoond hebben. 't Kan geen kwaad!
't Is mij niet te doen, om onze goedhar-
tige, bekrompen plattelandsbewoners in
Drenthe , dat ik lief heb en mrjn oefen- en
leerschool was , belachelijk te maken . . . !
neen . . . maar om te doen zien , hoe 't in
1850 in mijn buurt nog was en hoe men
dacht, sprak, deed, ten einde eene ge-
volgtrekking te maken over 't gene in 't
grys verleden was en plaats had, — daar
en elders. Goddank dat men er geen hek-
sen enzv. woog , te water liet gaan en . . .
Digitized by VjOOQIC
176
DE OUDE TUD.
bij ongun8tigen uitslag verbrand heeft. Eere
in dat opzicht aaii 't oudvaderlyk Landschap
van Drenthe. Dat landschap moge jaren
lang achterlyk zyn gebleven in zoogenoemde
beschaving, aan ordelen en zoo iets meer
heeft bet zich nooit schnldig gemaakt en
nooit zich er van bediend. Tot in *t begin dezer
eeuw moge het, by provinciaal, neen! vol-
gens besluit van Drost en Gedeputeerden ,
geen nachtkwartier of logies aan een Roomsch
Catholiek Priester gegeven hebben , aan mar-
teling of bloedstorting heeft men zich nooit
schuldig gemaakt. De Drenth was koel en
eenvoudig , maar eerlyk en goedhartig tevens.
Hij was een held op zyn akkers , maar . . .
't oorlogsveld beviel hem niet. Kon hy van
den militairen stand verschoond blyven, gij
vondt er geen enkelen in 't heele Neder-
landsche leger. Maar! . . . men mat lotten.
Is 't roak en heb i gien geld, dan must
er op of veur oew nommer. — Och! wat
hij blijdo is als zijn tyd om is, en hy 't
geweer met spade enzv. verwisselen mag.
En geen wonder! Een koe, varken, schaap
kan hy slachten, of helpen slachten, om,
zoo als vader Cats zei: om den wille
van de smeer — maar aan menschen-
bloed en menschenvleesch heeft hij niets.
Dat lust hem niet. Zyn broeder of zus-
ter slachten en opeten, is een gruwel
in 't oog Gods, waartoe de mensch alleen
in den nitersten nood en uit wanhoop en
uit zucht tot zelfbehoud toe gedreven wordt.
Maar ter zake!
Nu volgt een recept ter genezing van
wratten, Wasch uwe handen of gezicht , zoo
lang gy de klok by eene begravenis hoort
luiden, en de wratten verdwynen. Of wat
onfeilbaar en probatum is: tel de wratten
en leg zoo veel knoopen in een wollen draad ,
als gij wratten hebt, begraaf haar in den
grond, op een' plaats waar gy 't meest
passeert Als de draad vergaan is znllen de
wratten verdwenen zyn.
lets anders: hebt gy u aan een spijker
bezeerd, steek dien in olie, danzaldewond
niet zweeren.
Dat men ten plattenlande aan de zooge-
noemde nachtmerrie lijdt, zal u niet ver-
wonderen, als gij onze landelyke heeren en
dames , z\j 't ook maar 's avonds aan tafel
ziet aan 't soupe\ gezwegen van 't dine* en
de lonche als men zoo'n heelen dag te of
uut gotten geet. Intusschen, men schryft
dat lastig en benauwend verschynsel niet zoo
zeer toe aan te veel genot, soms grenzende
aan overdadigheid , maar aan eene bezoe-
kinge van den duvel, of ook wel den kwoa
genoemd, die als een brieschende leeuw
rondgaat, in hope van den een of ander
te verslinden. Hij is er altijd op nit , indien
gy de noodige voorzorgen, zoo straks genoemd,
niet neemt, om u te overvallen. Hy plaatst
zich op de borst van zijn onbewaakte prooi ,
maakt het den ongelnkkige gedurig benauw-
der en tracht hem te doen stikken en in
zyn helsche krocht een plaatsje te geven.
Bevalt u dit niet? welnu! als gij hem voelt,
dan flink het Onze Vader gebeden. Want
zoodra hy u hoort zeggen: verlos ons van
den booze, neemt hjj dadelijk de vlucht en
gij zijt uit zyn klauwen gered. Lukt dit
niet terstond, en kunt gij *t dadelflk zoo
ver niet brengen? begin dan maar weer by
't begin ! Eindelyk zult gij er wel komen ,
. en de booze geest , die u naar 't leven staat
en 't om uw ziel te doen is, wel doen
wyken.
Er is nog een ander formulier. Zegmaar
"in noame Gods des Voaders, en vanJezus
Christ us zien Zeun en des heiligen Greestes ,
'k wil niks van oe waeten, duvel!" en hy
zal van u vlieden. Op 't hooren van den
naam van Jezus zal hy 't wel op een loo-
pen zetten , niet eens wachtende wat er ver-
der volgt.
{Wordt vervolgd.)
HAARLEMSCHE REGTSPLEGING IN DE I6e EEUW-
Alle overtredingen , ook die waarop de
doodstraf stond, werden te Haarlem door
schepenen beregt; dan alleen, wanneer er
verschil van gevoelen bestond werden de bur-
Digitized by VjOOQiC
HAARLEMSCHE REGTSPLEGING IN DE 16? EEUW.
477
gemeesters en de leden der Vroedschap, die
vroeger in het Geregt hadden gezeten, ge-
raadpleegd en werd het geding in de notulen
der- Vroedschap vermeld. De beide hicr mede-
gedeelde voorbeelden zullen een vry duidelijk
denkbeeld geven van de regtspleging dier
dagen.
Op den XIX en dach in Meye a XV C negcn-
thiene , syn vergadert geweest alhier, opter ste-
dehuys, Jacob van Montfoirt, Claes van Houtte,
Gheryt Steffens ende Frans de Witte , burge-
Jan Cornelisz. Verschoe en Claes Jansz. de
jonge Talinge, van sekere straetrovinge bij
hun lieden gedaen, dat zjj luyden verbeurt
hebben haer lgven ende goede ende an te
gaeue dat oerdeel des doots , geljjck de voire,
anspraicke, die in een papier in gescrifte
gestelt was dairaf brreder mencie niaicte , dair
van de voirsz. schout vonnisse van schepe-
nen begeerde.
Ende nae dat de voirsz. schepenen dairop
driemael utte vierschaer boven opter burge-
meesters camere gegaen sijn , om dairop de-
Gouiigeuis in de 17c ctUW.
meesteren, Geryt van Warmont , Gcryt Adams-
zoon , Claes Cantaert , Bertelmeeus Vyviensz.,
Henrick van Berkenrode, Geryt van Sparen-
woude, Schepenen, Jan van Scagen, Jacob
de Wale, Claes van Paendre, Henrick Aerntsz.
Jacob Diricxz. de Vryeze , Martin Claisz. ,
Ysbrant Jacobsz. ; Raden in den gerechte
geweest hebbende.
Optie ansprake bij Joost van Bronchorst ,
schout , in den name van de Co. M. ter sel-
ver tijt voor den voirsz. schepen«n in de
vierschaer gedaen , op Claes Jansz. Tallinck ,
1870.
liberacie ende communicatie te houden mitten
burgemeesteren ende anderen, die in den
gerechte geweest hebben nae ouder gewoente ,
syn de selve drie persoenen op hoere con-
fessie voor schepenen gedaen van tdelict,
hen luyden bij den voirsz. schout angeseyt,
mitsgaders oick bij seekere getugen dairop
gehoirt , mit vonnisse gecondemeneert te an-
gaene dat oirdeel des doots ende gerecht te
werden mitten swaerde.
Is ter selver tijt medegezeyt by den bur-
gemeesteren ende anderen , die indeu gerechte
23
Digitized by VjOOQIC
178
DE OUDE TIJD.
geweest hebben, Indien scepenen eenige moeye-
nisse ter cause van dose Justitie cregen , dat
men dat ten coste van der stede voirsz.
voorstaen sal.
10 Mei 1522.
Uptie saicken bij Francois Hoochstraet,
Schout , deliberatie gestelt van Jan Willem-
zoon van Groeningen , oudt Wesende achtien
jair, gevangen om seekere parcelen van die-
veryen bij hem gedaen , navolgende syn con-
fessie voir schepenen gedaen Sustinerende
de voirsz Schout , dat de voirss. Jan Willemsz.
syn lijff dairan verbeurt heeft Ende alsoo
dit wezen soude syn eerste Justitie aen den
lijve, begeerde anden gerechte ende raidt
voirsz. om mit malcanderen daerop te com-
municeren ende concluderen, hoe ende wat
condempnacie oft vonnisse syluyden over den
voirsz. Jan Willemsz. souden willen geven.
Dairop die van den gerechte ende raden
bovengenoemd geconcludeert ende gesegt is ,
dat hoewel de voirsz. Jan Willemsz. ter
cause van der dieverijen by hem gedaen syn
lyff verbuert mochte hebben, dat nochtans
om dat hij een jongman is ende groote beter-
scap geloift heeft syn leven te beteren , dat
dit oick den Schout syn eerste justicie van
den lijve wesen sal , dat men hem dairomme
voir dese reyse gracie doen ende syn lijff
sal laten behouden , maer dat men hem cor-
rigeren sal om gegheselt te werden, een
stuck van syn oere gesneden ende voirt ge-
bannen te werden.
Ter selver tyd (1 July 1522) syn de
scepenen met de Schout inde vierschair ge-
gaen ende syn de schepenen weder uytte
vierschair gecommen opter burgemeesteren
earner ende hebben gereporteerd , dat de
Schout beclaicht ende eyssen gedaen heeft
op Gijsbrecht Cornelisz. van Leyden ende
Claes Lourisz. van Akersloot , hoe dat dezelve
Gysbrecht ende Claes, opentlick geconfes-
seert hebben, ongehecht ende ongespannen
op hoer vrije voeten staende, onder den blaauwe
hemele, voir scepenen, gestolen te hebben meer
dan vyff scell. vier penningen ternois, Denck-
licken dat zfl dairvan verbuert hebben hoir
lijff, dairop by den talman van wegen den
voirsz. Gysbrecht ende Claes exceptie geno-
men worde , by sekere middelen , dat sy nyet
sculdich en souden wesen te antwoirden.
Is eendrachtelick by scepenen , eerst bij
burgemeesteren ende van den ouden gerechte
nae , geconcludeert , dat navolgens de confes-
sie Scepenen gebleken ende in corformacien
bij den Schout dairop gedaen , de voirs Gijs-
brecht ende Claes sculdich waren te ant-
woirden ten principale.
Soe heeft de Schout noch gepersisteert ,
bij synen eersten eysch ende conclusie op
hunluyden genommen dairop de voors. tal-
man noch gepersisteerd heeft bij syn excep-
tie, ende hebben de voors. Gijsbrecht ende
Claes den Schout seer hertelick gebeden om
gracie ende dat hij henluyden dat swairt
gonnen wilde. Ende syn de voirs. scepenen
daerop naer boven opter burgemeesteren ca-
meren gecoraen, reporterende tguent dat
voirs. is Begerende dairop advys van den
burgemeesteren ende die van den ouden Ge-
rechte als voern naer ouder gewoonte.
Daerop eerst bij Scepenen ende nae bij
den burgemeesteren , daerna die van den ou-
Gerechte, eendrachtelick geconcludeert is,
dat de voirs. Gijsbrecht ende Claes, ter
cause van de dieverijen bij henluyden ge-
daen, navolgende hoer confessie ende infor-
mation by den Schout dairop gedaen, dair-
van Scepenen genoeg gebleken is sullen angaen,
dat oordeel des doots. Ende syn de Scepe-
nen in de vierschaer gegaen ende hebben
gevonnist mit vonnisse, dat de voors. Gys-
brecht ende Claes sterven ende angaen souden
dat oordeel des doots Ende heeft de Schout
henluyden tot hoer bede ende ter bede van
Scepenen gegont gerecht te worden mit den
zwairde. —
Deze teregtstelling had den volgenden
dag plaats, doch liep niet rustig af; wij
vinden hieromtrent het volgende opge-
teekend.
Ter selver tijt heeft de Schout den Ge-
rechte ende Vroescap te kennen gegeven,
dat op ghisteren, als de Scarprechter den
twee delinquanten die bij scepenen gecom-
demneert waren, qualick executeerde ende
rechte mitten Swaerde, veele persoenen den
selven Scarprechter mit steenen geworpen
Digitized by VjOOQIC
HAARLEMSCHE REGTSPLEGING IN DE 16* EEUW.
179
ende gequetst hebben. Ende indien Schout
en Scepenen niet gedaen hadden, dat men
hem doot geslagen soude hebben ende dat
de Scarprechter, den Schout die hem ge-
vangen hadde, ontweldicht worde is, Bege-
rende dat men yemanden van der stedewegen
mit hem in den haghe schicken wilde, om
mynen heere den president van hollandt
ende Raiden dit te kennen te geven ende
te requireren den procureur-generael , om
alhier te commen, om den delinqaanten te
vangen ende voirt justicie dair over gedaen
te werden.
Daerop geconcludeert ende den Schout te
antwoorde gegeven is, dat men den procu-
reur generael dairomme nyet requireren sal
om alhier te commen en te vangen, maer
dat de Schout en gerechte selve alhier in-
formacien van den saicken doen sullen , ende
dat de Schout den delinquantcn die tfeyt
gedaen hebben selve vangen sal; indien hij
mit syn dieners niet starck genoech is,
men sal hem mitten dregers ende waickers
van der stede assistentie doen , ende dat die
van den Gerechte dair over recht ende justitie
doen sullen , als dairtoe dienen ende behoe-
ren sal , gelijck dat naer rechten , previlegien
ende oude costuraen van der stede behoirt
te geschiene.
17 Julij 1522.
Is gesegt eendrachtelick , dat die gedepu-
teerden , die op morgen van der stede wegen
in den haghe ter dachvairt reysen sullen ,
hierop consuleren sullen mitt een advocaet
ende geleerde, ende gemerct de presentatie
by den gerechte ende vroescap , den Schout
gedaen om hem te assisteren ende alhier
over, een delinquanten justitie ende correctie
te doene, dat men daeromme aen mynen
heere president ende Rade van hollandt,
solliciteren sal renvoy , om alhier de saicken
te mogen berechten Ende dat men oick den
Schout seggen sal, dat hy naevolgende sijn
gedaen eedt , zulx mitter stede, mede behoirt
te versoecken ende indien hij onwillich is,
dairvan te protesteren Ende indien oick tren-
voy alhier geweijgert worde, dat men voirt
mitten advocaet ende geleerde dairop con-
suleren sal, of men dairop sal moghen ap-
pelleren ende zoe men voirt daerinne proce-
deren sal, dat de previlegien, rechten ende
oude costumen van der stede nyet verach-
tert noch gemindert en worden.
De Schout stoorde zich niet aan deze
resolutie, en de betrokken haarlemsche poorters
werden naar den Haag gedagvaard. Den 30
December 1522 werd deze zaak in de vroed-
schap behandeld en hieromtrent het navol-
gende besloten:
Alsoe seekere persoenen poirteren deser
stede, ten versoucke van den procureur ge-
nerael in persoene verdachvairt sijn geweest
voir mijne heer-n Stadhouder , president ende
Raide van hollandt, om dat sjj den scarp-
rechter, als hy lest alhier opte baen twee
personen qualick executeerde ende mitten
swaerde redde, gequetst ende mit steenen
geworpen ende gedreijcht of gevreest hebben
doot te slaene, Niet jegenstaende dat die
van den Gerechte en Vroescap, den Schout
te voeren gepermitteert hebben, over denselven
persoenen Justicie ende correctie te doene,
als nae gelegenheijt der saicken dienen en
behoiren soude Ende indien oock yemand
sulcx raisdaen hadde , dat hij vangelick ware
ende de Schout mit sijn dieners nyet starck
genoech en ware, dat men hem mitten scutters ,
dregers en waickers van der stede assisteren
soude Ende is dairomme van deser wegen
begeert renvoy, om alhier bij Schout en
Schepenen Justicie ende correctie gedaen te
werden als behoeren sal , als dat nae rechten
ende previlegien deser stede behoirt te ge-
schiene ende gemerct de presentatie, den schout
gedaen als voren Soe is nochtans bij den
voirs hove trenvoy gereckteert en geappoin-
teert , dat de voirs persoenen peremptoirlick
antwoirden sullen , opten eijsch van den voirs
procureur generael.
Dairop eendrachtelick geconcludeert is
alsoe tvoirs appointement is directelick tegens
de privilegien van der stede, dat men den
procureur, aengemerckt de presentatie van
der stede wege den Schout gedaen als voren ,
ende de quade consequentie die daer uyt
commen soude, van der selve stede wege
van tvoirs appointement appelleren sal ende
bij advijs van geleerden vervolgen sal, om
trenvoy van de saicken alhier voir Schout
Digitized by VjOOQIC
180
BE OUDE TLTD.
en scepenen te hebben ende dairover justicie
ende correctie gedaen te worden^ alst be-
hoeren sal.
In dezen stand van het geding en met
het vooruitzigt dat geen van beide partijen
zonde toegeven en de zaak dus waarschyniijk
te Mechelen zoude moeten dienen, hadden
de schuldigen alle kans , om er nimmer meer
van te hooren , hadden de navolgende feiten
geen plaats gehad.
Den 26 January 1523 was een dearwaarder
uit 'sHage gekomen die de schuldige per-
sonen had opgefiischt en de hnlp der rege-
ring had ingeroepen. Dit was wel door de
regering geweigerd , die by haar vorig besluit
had gepersisteerd , doch de wrevel , die b\j
de burgerij bestond tegen den benl, was hierdoor
nog meer opgewekt. De scherpregter woonde
te dier dagen in een toren op de stadsvest,
in het minst bewoonde gedeelte der stad ,
en het was hem niet geoorloofd elders eene
woning te huren. Aldaar werd hij op een
avond door zekeren Willem Boelman opge-
zocht en doodgeslagen. Het bljjkt niet of
deze Boelman een der hoofddaders bij het
mishandelen van den scherpregter op den
tweeden Julij is geweest , ook niet op welken
dag hy den scherpregter heeft omgebragt;
alleen is het zeker, dat h\j dadelijk na het
plegen van het feit op het kerkhof was ge-
vlugt. Het kerkhof was een toevlugtoord
voor misdadigers en stond, als behoorende
tot de kerk, onder de jurisdictie van den
bisschop en niet van de stedelijke regering.
De regering begreep echter, dat er een voor-
beeld gesteld moest worden en dat zij den
dader moest doen straffen, doch hiervoor
was het noodig den moordenaar in handen
te krggen. Men vervoegde zich niet tot den
bisschop , maar de Schout Francois Hoogstraet
presenteerde een rekest aan den Hove van
Holland, en werd gemagtigd om Boelman
van het kerkhof te halen. Dit had plaats,
en den 25 April 1523 werd de zaak in
dezer voege behandeld :
De Scepenen zijn mitten Schout in de
Vierschaer gegaen. Ende heeft de Schout
beclaicht ende aingesproockeu Willem Boelman,
off hoe zyn naem mit recht is, dat hij in de graef-
lichevt van Hollant binnen derStede van Hair-
lem Evert Janszoon , meester van den scerpen
swairde, in syns zelfs woninge, van den
levenden ljjve ter doot gebracht heeffc , gaende
tzelffde an kennisse van Scepenen , Conclude-
rende dat hij daeran verbeurt heeft syn ljjf
ende goedt ende dat hij op die clagent-
licke woorden sculdich sal wesen te ant-
woorden.
Dairop Claes Arianszoon als talman van
Willem , geantwoort heeffc , dat om drie rede-
nen Willem nyet sculdich en sal wesen te
antwoorden, eerst dat Evert hem dickwijle
versocht heeft om hem te slaene, dat de
Schout hem weder behoirt te brengen opt
gewijede dair hij van genomen is Ende
dat de Schout eerst behoirt te verthonen
macht van den bisscop, dat men hem van
tgewjjede nemen mach, voir dat hij ant-
woirden sal.
Ende syn scepenen weder boven gecom-
men ende hebben tselfde gereporteert den
oude gerechte , ende is eendrachtelick gecon-
cludeert dat Willem sculdich sal wesen- te
antwoorden, Ende is tvonnisse alsoe bjj Ge-
ryt Adamssoon scepen, beneden in de vier-
schaer gegeven.
Soe heeft de Schout noch geeyscht een
vonnisse en geconcludeert , dat Willem voirs.
ter cause van syn misdaet voirscr. angaen
sal dat oordeel des doots, Ende syn scepe-
nen weder boven gecomen ende hebben tselfde
gereporteert, ende is eendrachtelick gecon-
cludeert, dat nijet jegenstaende dexceptien
voirscr. , navolgende de bevelen ende appoin-
dementen van den Raden van Hollant , Wil-
lem angaen sal dat oirdeel des doots , ende
is tvonnisse also bg Claes Geryts Scepen
Ten derden heeft de Schout noch geeyscht
ende begeert een vonnisse , hoe ende wat doot
hjj sterven sal , dairop eendrachtelick gecon-
cludeert is , dat hij gerecht sal werden mit-
ten swairden, ende syn scepenen boven ge-
gaen ende heeft Geryt Claeszoon Scepen
tvonnisse alsoe gegeven, Ende is de voirs.
geexecuteert ende gerecht metten swairde.
( )mtrent het zwaard , dat door den scherp-
regter gebruikt werd, zijn de beide vol-
gende aanteekeningen , uit de thesauriers
rekeningen overgenomen.
Digitized by VjOOQIC
HAARLEMSCHE REGTSPLEGING IN DE 16 e EEUW.
181
Thesaur. Rekening 1520.
Jan van Alckmair, dienre van den proc.
gen. in den Haghe , om te lnssen deser stede
rechtswaerdt , daer men Justitie mede doet ,
dat b\J meester Jacob, Scharprechter van
Utrecht, die alhier gecomen was om, execu-
sie van Justicie te doene, aldair versetwas:
bet. ij L. i st. ende noch van* dat hecht van
't voire, rechtswaert te vermaicken gelijck
de Scharprechter nu wesende, dat hebben
wilde, bet: iiij st.
Thesaur. Rekening 1524.
Jan Zybrantsz. , Scharprechter, ter cause
van een nijen rechtswaert, dat hij tot be-
houff van dezer stede gecoft heefk , om dair-
mede execusie van Justicie te doene, alzoe
hij seyde, dat die oudc rechtswairden van
de voire, stede seer versleeten ende gede-
clineert syn en dat hij hem zeer qualick
dairmede behelpen mochte. , bet d . v L.
Medegedceld door Mr. A. J. Enschedk.
FRANCIS DE GROOTE,
DOOR
J. H. VAN DALE.
Vermoedden wij, toen we het leven, het
misdrijf en de straf bespraken van Jan Pau-
wels Cornelissen, dat de dronkenschap hem
tot haar slaaf en daardoor tot een dienaar
der zonde gemaakt had, van hem, wiens
naam we hierboven neerschreven , weten we ,
dat ze hem tot de misdaad bracht, dat ze
hem tot een dief en een moordenaar maakte.
Van kwaad tot erger gaande, sloeg hij de
hand aan- eene eerwaardige weduwe, ver-
brijzelde haar op afschuwelyke wijze het hoofd
met een zwaren kei, en vlnchtte toen,
beladen met den roof, waarmee hy zich
verrykt had, na zyn slachtoffer het leven
benomen en haar lyk in den kelder van
hare woning gesleept te hebben. Hy vluchtte ,
maar hy vluchtte tevergeefs. De wrekende
hand der gerechtigheid achterhaalde hem.
Op het bloedige kruis gaf hy , geledebraakt ,
bloed voor bloed, leven voor leven, en met
denzelfden steen, waarmede hy het hoofd
der weduwe verbryzelde, werd ook hem het
hoofd ingeslagen door de hand des scherp-
rechters.
Onder de geelkoperen plaat, die het mis-
dryf en de straf vereeuwigde van Jan Pauwels
Cornelissen hing, in eenen ijzeren beugel,
aan denzelfden karbeel, de vreeselyke kei,
en daaronder las men in witte letters op
eene zwarte yzeren plaat het volgende:
Francis de Groote, van Oos-
terzeele, heeft op den 5 april
1769. met dese Steen Mevrouw
iohanna Maria de Benout,
Weduwe van den Capiteyn
PlETER WlLSCHUT. IN HAAR
huys het hooft ingeslagen
en verders mookdadig
om 't leven gebragt. waar-
over binnen dese stadt
Levendig is Gerabraakt.
en met denselven steen
het hooft ingeslagen, op
den 19 mey 1769 en vervol-
gens op ekn rad geplaats
tusschen het veerhuys
en de oostsluyse.
Komt, lezen we in zijn geheel het von-
nis, dat over den schuldige werd uitge-
sproken. We zullen er hem , zijn leven , zyn
misdrijf en zyne straf nader door leeren
kennen , en ook dit zal geene onaardige bij-
drage wezen tot de kennis der rechtspleging
van den ouden tijd.
Alzoo Francis de Groote, jegenwoordig
'sHeeren gevangene, geboortig van de pa-
rochie Oosterzeele, in 't Marquisaat van
Rodes, lande van Aalst, oud 42 jaren,
laatst gewoond hebbende in den Acker tot
Digitized by VjOOQIC
182
DE OUDE TIJD.
Gend, hoewel het stelen en moorden by
Goddelyke en menschelijke wetten strenge-
lijk is verboden, nogtans daarop geen acht
slaande, zich zooverre heeft vergeten, dat
hy , zich al lange hebbende overgegeven aan
eene losbandige levenswijze, en door het
onmatig drinken van sterkedranken zich veel-
tijds onbekwaam makende, hij in de maand
Jannari laatstl. , voor hoveniersknecht zynde
komen wonen by Pieter Baas binnen deze
stad , en aldaar over de vier weken gewecst
hebbende , op den vierden Paaschdag laatstl. ,
door denzelven Baas zijnde weggezonden,
omdat hij gedurig zich in den sterkedrank
verliep, en alsdan in hnis tegcn de Vrouw
en 't kind van gemelden Baas een groot
leven maakte , zoodanig , dat de vronw bang
van hem was; dat hij, gedetineerde [gevan-
gene] , toen hebbende gaan logeeren ten hnize
en herberge van Alexander Ros binnen deze
stad tot den vierden April jongstl. , wanneer
hij voorgeeft, des nachts buiten deze stad
te hebben geslapen in een schunr op Knocke
of Oostkerke; dat hy des anderen daags,
zijnde Woensdag de vijfde April jongstl. ,
wederom binnen deze stad zijnde gekomen,
alstoen de vermetenheid heeft gehad van op
den heldercn middag, omtrent halftwaalf
ure , stoutelijk te gaan in het huis , bewoond
bij {door) meergemelden Pieter Baas, en
vervolgens door den gang tot in den hof,
terwyl Pieter Baas met eenen Tange aan
den anderen kant van den hof was en hem
niet konde zien; dat hij, delinquant [mis-
dadiger], nit denzelven hof is gegaan in
den hof van het huis , bewoond geweest door
wylen Mevrouw Johanna Maria de Benondt,
weduwe van den Heer Kapitein Pieter Wil-
schut , welke hof met den eerstgemelden hof
gemeen is liggende ; dat hij , aldaar gemelde
Mevrouw Wilschut hebbende ontraoet, en
haar, zoo hij voorgeeft, om een aalmoes
had gevraagd , zeggende , dat Baas hem geen
geld had gegeven, en hy geen geld had,
vragende om een halven rijksdaalder , het-
welk gemelde Mevrouw zoude hebben ge-
weigerd en jegens hem gezegd, dat hy een
deugniet was ; dat by alstoen met een steen ,
dien h\j aldaar had gevonden, naar meer-
gemelde Mevrouw geworpen , doch haar niet
geraakt heeft; dat gemelde Mevrouw, als-
toen in haar huis zijnde geretireerd, hij,
delinquant, haar had achtervolgd tot in het
achterhuis , alwaar hy , gedetineerde , ter
zyde stellende alle indrukken van mensche-
lijkheid, den barbaren zelfs ingeschapen,
die horribele [gruwelijke] wreedheid heeft
gehad de meergemelde Vrouwe Weduwe
Wilschut moorddadig te attaqueeren [aan
te vatten], en haar met een zwaren steen
(ter Griffie gedeponeerd, dewelke, hem ver-
toond zijnde, hij gedeclareerd heeft dezelfde
te wezen) in twee slagen het hoofd heeft
ingeslagen; dat dezelve vrouw, zich deferi-
deerende [defenjteerende , verdedigende] ,
tegen (op) den grond is gevallen, wanneer
hij, delinquant, haar nog twee stampen,
e'e'n aan de eene en 66n aan de andere zijde
van haar lichaara heeft gegeven; dat, zij
nog niet dood zynde , ("hij) haar heeft ge-
sleept naar den kelder en aldaar tegen (op)
den grond heeft gelegd , latende haar aldaar
liggen, niet wetende of zij nog leefde, dan
dood was, zijnde hij voornemens geweest,
zoo hij voorgeeft, om, indien hy de macht
gehad had, haar op haar bed te brengen.
Dat het vermoorde lichaam des anderen
daags , den zesden April , ook aldaar in den
kelder liggende gevonden, by examinatie
[onderzoe/c] en schouwinge , gedaan door de
Heeren Johan van der Beke, Medecinae
Doctor, en Adriaan Robbers, mr. Chirurgijn
binnen deze stad , ten overstaan van Heeren
commissarissen , uit den achtbaren gcrechte
dezer stad , ter requisitie [verzoeke ] en pre-
senile [tegentcootdig/teid] van den Heer
eischer, ratione officii gedaan , is gebleken ,
dat het linkeroog zcer was geknensd, en
de gansche linkerslaap met verscheidene won-
den bezet, die zich uitstrekten tot op het
voorhoofdsbeen , schuins achterwaarts over
den kroonnaad tot op het linkerwangbeen ,
en eene wond in het vel , op het verhevenste
van het rechterzydsche wangbeen, die tot
op het been doordrong, de hnkerslaapspier
in haar oorsprong geheel verpletterd en van
het been afgeschaafd, de groote jokbeens-
spier, een gedeelte van de ringspier van het
linkeroog, en de voorste spier van het oor
alle tot niets gebracht, het jukbeenig nit-
Digitized by VjOOQiC
FRANCIS DE GROOTE.
183
steeksel van hot linkerslaapbeen ganschver-
bryzeld , een gedeelte van het jukbeen , daar
het zich aan gemeld uitsteeksel voegt , geheel
weggeslagen, en een gedeelte van de uit-
wendige kauwspier zeer verpletterd, en wy-
ders de long en de reenter holligheid van
de borst zeer gezwollen, mitsgaders dezelve
en het ribbenvlies van de ecrste tot de vijfde
ribbe zeer met bloed bezet, en de evenge-
melde ribbon, alsmede die aan de linker-
zijde van de tweede tot de vijfde alle ge-
broken in de helft van haar lengte, zijnde
dezelfde Heeren van oordeel, dat, indien de
groote kneuzing aan den slaap van het hoofd
de oorzaak van den dood niet mocht zijn
geweest: de zware beleediging aan de borst
van een volstrekt en haastig doodelyk gevolg
zij geweest; zijnde verder bevonden zoo en
gelijk alles breeder gemeld staat in de akte
van schouwing, door voornoemden Doctor
en Chirurgtjn op den 7 den April 4769 ge-
geven en geteekend, by eisch in originali
geanneieerd.
Dat de gedetineerde , na het perpetreeren
[polbrengen] van hetzelve gruwzame delict
[misdrijf] , aldaar uit het huis van gemelde
Vrouwe heeft gestolen een zilveren horloge,
dat op tafel lag , een zilveren lepel en vork ,
en vyf gebroken zilveren lepels, nit de ka-
mer; een zilveren taschbeugel, een zilveren
signet, een zilveren vingerhoed, een paar
orllietties [oreillette* , oorringen] , een toertje
koraaltjes met gonden haak en oog, een
zilveren schroefje , een zilveren ceintnur-gisp ,
mede nit de kamer ; idem nit een bnreantje ,
staande in de eetplaats . hetgeen hij met den
slentel heeft opengedaan , tien of elf rijks-
daalders, zynde in een wit zakje, en verder
in een klein zakje eenig kleingeld, eenige
paren witte vrouwenhandschoenen , die op
een bed lagen, enuithetzomerhuisjeofgloretje
[Fr. gloriette'\ eenig garen lint, en meer andere
kleinigheden ; dat hij, gedetineerde, van
binnen alles gesloten hebbende, met die
goederen uit hetzelve huis zijnde geraakt in
den hof door een venster in het zomer-
huisje, alstoen een gedeelte van dezelve,
zijnde een pakje gele lnurbaai, heeft gewor-
pen over het schutsel op een pannendakje,
van waar het gevallen is in den hof van
het huis, bewoond by {door) Jan Jnrrien,
voerman, daarnevens woonachtig; waarop
hy, delinquant, na inmiddels door Pieter
Baas en gemelden Tange in den hof te zyn
ontmoet, en tegen Baas gezeid hebbende,
dat hy daar gekomen was om het goed eens
te zien, is weggegaan achter door den stal
en verder door de voordeur van gemelden
Baas, alswanneer hy' is gegaan naar het
huis van gemelden voerman, alwaar hij het
voorschreven pakje uit den hof heeft gehaald
en , weder in huis gekomen , aan de vrouwe
van denzelfden voerman, die hem vroegwat
hij met dat goed dede , heeft gezeid , dat
hij er door een aardigheid aangekomen was
en wel zoude zien, dat hy het aan den
man bracht; dat hij, gedetineerde, vandaar
weggegaan zynde, de gestolen goederen, en
een reiszak , dien hij bevorens aldaar gelaten
had, medenemende, naderhand nog eens is
teruggekomen om een spiegeltje, hetgeen hy
mede aldaar gelaten had, te halen; vervol-
gens denzelfden middag tusschen een en
half twee ure komende ten huize van Karel
Lippens binnen deze stad, aldaar aan de
huisvrouw van gemelden Lippens heeft ge-
geven achttien stuivers, om die terug te
brengen by Jan Tange , mede alhier woon-
achtig , bij wien hij zich voor hoveniersknecht
had verhuurd en hetzelve voor een huur-
penning had ontvangen ; dat hij , delinquant ,
van daar gegaan , tusschen twee en drie uren
met de gestolen goederen is gekomen in de
herberg, bewoond by {door) Jan Baptiste
Patoullet alhier, alwaar hy heeft gegeten
en gedronken, en aan de huisvrouw van
Karel Lippens, die hem rapport bracht, dat
Jan Tange niet thuis was en zijne vrouw
weigerde het geld te ontvangen, nog heeft
gegeven eene oude mansbroek en een kwaad
[slecht] hemde; dat hij denzelfden namiddag
omtrent halfdrie ure ten huize van voor-
melden Alexander Ros is gekomen, alwaar
hij zijn verteerd gelag en logementgeld heeft
betaald, aldaar voorgevende, dat hij dien
nacht gelogeerd had in het Schippershuis
op de kaai en vervolgens omtrent drie a
half vier ure is. gekomen in de herberg,
bewoond by {door) Philip Hartman op het
Groote Pas dezer stad, aldaar van het ge-
Digitized by VjOOQIC
184
DE OUDE TUD.
stolen geld tegen Vlaamsche specie heeft
opgewisseld voor negen golden aan dubbel-
tjes en aldaar ook heeft laten zicn de ge-
stolen elf Zeeuwsche rijksdaalders en het
horloge, voorgevende, dat hij hetzelve van
den horlogemaker gekocht had voor acht
ponden Vlaamsch.
Dat hij, delinquant, des avonds omtrent
vijf ure van daar is gegaan naar den Dam
van het fort Sint Donaas, alwaar h\j in de
herberg aan de huisvrouw van Jan de Graaf ,
aldaar woonachtig, de elf Zeeuwsche rijks-
daalders tegcn Vlaamsch geld heeft opge-
wisseld , en het horloge aan Rudolf Steesel ,
die in gemelde herberg was , tegen een ander
verruild en nog twee pond Vlaamsch toe
ontvangen.
Dat hij, gedetineerde , denzelfden avond
nog zijnde gekomen te Damme, alwaar hij
twee nachten heeft gelogeerd in het stad-
hids of concierge, alwaar hjj aan den hos-
pes heeft verkocht een lapje gele luurbaai
voor vijf schellingen en drie grooten courant ,
en aan de vrouw van den hospes eene zil-
veren snuifdoos met schildpadden deksel voor
vflt schellingen wisselgeld , boven "eenen
busch" [?] en eene flesch wijn voor lijfkoop ,
en nog aan zekeren Jan Wattelle, Alius An-
tonie , acht paar witte vrouwenhandschoenen,
twee einden fizellen lint en twee einden
rijgkoorden voor v\jf gulden.
Dat hij, delinquant, op Vrgdag den zc-
venden April, zijnde gekomen te Brugge,
alwaar h\j zich in verscheidene herbergen,
zoo binnen als buiten de stad, heeft
opgehouden, ook aan den zilversmid Fran-
cis Ryeland, den zilveren taschbeugel heeft
te koop gepresenteerd , terwijl hij inmid-
dels, om zich te deguiseeren [vermommen]
en, ware het mogelijk, de handen van
de Justitie te echappeeren [ontanappeti] ,
zijn haar, hetgeen hij gewoon was gebon-
den te dragen, te Brugge heeft afge-
sneden, en aldaar gekocht en aangedaan
eene witte ratgnen kapote en een blauwen
gestreepten zjjden neusdoek; dat hij, gede-
tineerde, vervolgens over Gend zijnde ge-
komen te Oosterzeele, aldaar op den negen-
tienden April 1769 is geapprehendeerd [in
hechtenis genometi] geworden, nog ver-
scheidene van de gestolen goederen by zich
hebbende.
Al hetwelk is consteerende [blijkende]
zoo uit de wettelgke information , als de
information en responsieven [antwoorden\
van den delinquant , dewelke , ofschoon hjj
bg zijn preparatoir [voorloopig] verhoor van
den 24 April laatstl. en gedane interroga-
tories [ondervr aging efi] van den 29 daar-
aanvolgende zjjnc geperpetreerde delicten [be-
dreven misdrijveti] hardnekkig had ontkend ,
en bestaan daannede een schuldeloos persoon
te accuseeren [beschuldigen] , nogtans bij
nadere interrogatories [nader verhoor] van
den tweeden dezer maand Mei zijne voor-
schreven delicten , buiten pflne en banden van
Jjzer, voor Heeren Commissarissen uit dit
achtbaar gerecht met alle deszelfs circum-
stantiOn [omtandighedeti] heeft geconfesseerd
[beleden] en zjjne vorige responsieven [ant-
tooordeti] als valsch en gefingeerd [verzon-
nen] geretracteerd \herroepeit\
En alzoo zoodanige execrabele [verfoeUijke]
en enorme [ontzettende] delicten van kwade en
dangereuse [gevaarlijke] gevolgen zijn , direct
[rechtstreektf] strijdig tegen Goddelijke en
wereldlyke rechten , ja zelfs tegen de denk-
beelden, de natuur ingeschapen, en daarom
in een land of stad , waar de Justitie vigeert
[heerscJit]) geenszins te lijden, raaar ten
regarde [opzichte] van den delinquant, en
anderen ten exempel [yoorbeelde] , ten hoogste
en rigoureuste [strengste] strafbaar, zoo is
7 t, dat Burgemeester en Schepenen der stad
Sluis , Waterrecht en Nieuwmuiden , doorzien
en gevisiteerd \onderzocht~\ hebbende den
schriftel^jken crimineelen eisch en conclusie,
mitsgaders de wettelijk genomen informa-
tifin en ingewonnen attestation [getuigenissm],
interrogatories en responsieven , met de akte
van schouwing , ten laste van den delinquant
in dezen overgediend door den Heer Johan
Stanislaus Fabricius, Burgemeester van der
Courps, in qualiteit als waarnemende de Hoog-
Balluwage dezer stad , en zulks raiione officii
en verdere dintalen [dingtalen, procedures]
daarop gevallen, en op alles rijpelyk gelet
hebbende waarop te letten stond en hetgeen
eenigszins ter materie [so/*] dienende , konde
moveeren [beicegett] y doende recht, condem-
Digitized by VjOOQIC
FRANCIS DE GROOTE.
185
neeren den voornoemden Francis de Groote,
delinquant in dezen , om gebracht te worden
ter plaatse, daar men gewoon is de crinii-
neele justitie te administreeren , en aldaar
op een schavot, daartoe opgericht, aan den
scherprechter te worden overgeleverd , om
door denzelven op een houten kruis te worden
gebonden en vervolgens met een ijzeren hand-
boom levend, van onder op, de leden van
zgne beenen en annen aan stnkken te wor-
den geslagen , en na het radbraken in voege
voorschreven zal wezen verricht, alsdan
immediaat [onmiddellijk] met denzelfden
steen, waarmede hij het enorme feit heeft
geperpeteerd [verricht], twee slagen op het
linker wangebeen te worden geappliceerd
[toegebracht] en nadat alsdan een kwartier
nurs zal hebben gelegen , een slag met den-
zelfden \jzeren handboom op het hart te
worden toegebracht, en vervolgens aldaar
zal blgven liggen tot na den middag en
alsdan zijn lichaam buiten op de justitie-
plaats te stellen op een rad, om door de
lucht verteerd te worden, ontzeggende den
Heer eischer ratione officii zynen verderen
eisch; condemneerende wjjders den delin-
qnant in de kosten en misen van justitie,
mitsgaders van het proces. Aldus gedaan
en gearresteerd [vastgesteld] op den 12^,
geresumeerd [overzieti] den 13 on , en gepro-
nonceerd [uitgesproken] en geexecuteerd
[ten uitvoer gelegd] den 19 en Mei 1769. '
Het bovenstaande spreekt zoo duidelijk,
dat we er niets meer hebben bij te voegen.
Wij uiten hier nog alleen den wensch dat,
wanneer aan de latoenen plaat van Jan
Pauwels Cornelissen en de symbolische ijze-
ren vertinde vuist een plaatsje mocht ge-
schonken worden aan een der wanden van
de zaal des Kantongerechts , dezelfde gunst
moge bewezen worden aan de ijzeren plaat s
1 Dit voQiiis is gedrukt tc Brugge, bij Mar-
tinus de Slooverc. Hot excmplaar, dat ous ten
dienste stond, is het cigendom van den Edel-
achtbaren Hecr J. H. Henncquin, Burgemeester
van Sluis.
2 De plaat is 50 centimeter lang eu 34,7
centimeter breed.
1870.
en den vreeseijjken kei, die de herinnering
bewaren van de euveldaad van Francis de
Groote.
Sluis, 30 Maart, 1870.
OP WELKE VOORWAARDEN CLAES PIETERZS.
HERINGA, IN 1636 TOT SCHOOLMEESTER
TE WORMERVEER WERD GEHUURD.
Int jaer onses Heeren 1636 soo hebben
wjj Capelmeesters tot Wormerveer, Symen
Josephsz. ende Pieter Claesz. Prins, met
concent van de wet, ende kerckenraedt tot
Wormerveer, een schoolmeester gehuert voor
de gemeente van Wormerveer, voor een jaer-
gelt, de somma van '
Ende dat op dese naervolgende Artyckelen.
1. Ten eersten de Clock op zjjn order te
stellen.
2. ten tweeden geen collecten by het school
te bedienen.
3. ten derden 's morgens te acht uren int
school te wesen , ende 's middaeghs te twaelf-
ven om de kinderen in goede ordren te
houden, ende voordemiddach die kinderen
int school houden tot dat de klock elf uren
heeft geslaegen , en nae de middach tot dat
de clock half vier heeft.
4. ten vierden het vier 's morgens aen te
leggen dat het te achten aen brant is , ende
's middaeghs te twaelven ende alle daemon
de ascks van de heert selver te brengen.
5. ten vyfden de kinderen met een goet
exempel voor te gaen.
6. ten sesten de kinderen een voorschrift
te schryven voor een halve stuyver, met
soo veel regels schrift als elck nae behooren
van doen heeft om zyn pampier te beschry-
ven, ende sal oock gehouwen wesen alle
maenten yder kint een voorschrift te schryven
voor de selve prys soo sy het begeren.
7. ten sevenden die sponsen maer een
maent geven als sy beginnen te leeren of
twee maenten ten hoogsten.
8. ten achsten de schryvers haer penne
te versnyen alle dagen s.oo sy het begeren.
Nict ingcvuld.
2+
Digitized by VjOOQIC
186
DE OUDE TIJD.
9. ten negenste sal de meester alle weecken
van elck kint genieten een halve stuyver
al syn sy maer een dach school, ten waer
dat de meester selven 2 of drie dagen geen
school en hidden dan sullen sy betaelen
met half gelt.
10. ten tienden sal do meester alle dagen
eens met de kinderen singen.
11. ten elfden sal de meester avontschool
houden, ende sal alle avenden eens met de
kinderen singen , ende sal genieten van elcke
kint ses stuyvers ter maent, ofte s weeks
twee stuyver, soo sy haer laeten teyckenen,
ende de syveraers dubbelt gelt.
* 12. ten twaelfsten soo daer een arm kint
school komt die en sal niet geven, ende
voort de kinderen met alle goede leringen
te leeren als daer toe gebruyckelyck is, en
voort de beer (de lijkbaar?) aen waer te
neemen om de weeck op syn plaets te stel-
len en het graf gereetschap oock op syn
plaets te houden.
13. ten derthienden die meester een vieren-
deel jaers te vooren waerschouwen als sy
hem.moet (mo6, moede,) syn, oock soo sal
de meester gehouden wesen een vierendeel
jaers te vooren te waerschouwen als hy
wech wil.
ten vierthienden sal die meester die gods
dienst nae syn order aen waernemen, hier
onder verbind ick myn met myn eygen
hant om dit selve geschreven te onderhou-
den nae myn vermogen
Claes Pietersz. Heringa
schoolmeester tot Wormerveer
1636 den elfden february.
EEN VEROORDEELDE DOOR EEN MAAGD
GERED.
In dit tfldschrift is reeds meer dan eens gewag
gemaakt van veroordeelden , die op het punt
van uit het leven te scheiden , gered werden ,
wgl een maagd verklaarde den misdadiger
te willen huwen. Een merkwaardig voorbeeld
hiervan viel op 28 Jung 1598 te Utrecht
voor, waar een knap, schoon, sterk jonge-
ling, buiten de Waardpoort wonende, om
zijne vele des doods schuldige misdaden zou
gehangen worden. Wei wenschten de bewo-
ners van zijn buurt zijn leven gespaard te
zien, wel wendden zg daartoe alle pogingen
aan, doch alles was vruchteloos, het recht
moest zijn loop hebben.
Daar staat op het Vreeburg alles tot de straf-
oefening gereed, de voorbereidende werk-
zaamheden van beul en zijne rakkers zijn
afgeloopen, de ladder rust reeds tegen de
galg, de doodszang wordt gezongen en de
strop gaat den hals van den gebonden pa-
tient omklemmen. Maar op eens verandert
hetr treurspel in een blij-eindspel door de
verschijning van een jonge schoone maagd
van een jaar of achttien , wier haren als
van een braid met een bloemkrans getooid
z\jn. Z\j verklaart hem, die zoo even op
het punt stond met de galg te huwen, tot
haar echtgenoot te willen aannemen. Onder
zekere voorwaarden , en na verscheidene lessen
en vermaningen en het zingen van een psalm ,
wordt het huwelijk dan ook werkelijk voltrokken
in tegenwoordigheid van den plaatsvervanger
van den kommandant, onder wien de deug-
niet gediend had , door denzelfden geestelrjke ,
die hem tot den dood voorbereid had, ter-
wijl de gebeden van de verzamelde toeschou-
wers zich met dat van den geestelijke ver-
eenigen.
Tot besluit klappen de beulsknechten in
de handen, zeker in de hoop van op de
bruiloft to mogen komen.
HOE EEN SCHREPREGTER IN 1608 BETAALD
WERD.
Is gearrestreert de Lyste waernae de Scherp-
rechters hebbende tractement van 't Landt
int doen van eenighe execution getracteerd
zullen worden.
Voor hangen n £.
„ branden n £.
„ gheeselen I £.
Een hant aff te houwen I W.
Binnen ende buy ten te hangen n £. !
1 Het lijk buiten de stadt op een ataak zctten ?
Digitized by VjOOQIC
HOE EEN SCHERPREGTER IN 1608 BETAALD WERD.
187
II &.
Van lichamen buyten de stadt te brengen
voer elck xxx Str.
Torture i K
Stroppade I £.
Degraderen I #.
Brandmercken I £.
Van andere dergelycke gheene capitale
execution zijnde halve justitie I fi?.
Onthalsen /
Qnartieren ' j
Elck qnartier te hangen x Str.
Een Cop op een staek te setten x Str.
Dende executie buyten de plaetse zynder
residcntie zal genyeten boven zyn executie
gelt ende syne noodighe vrachten s'daechs
II £ zonder voor eenighe teercosten ende
dachgelt yet meer te mogen pretenderen.
Ectract ResolatieRaad van State
van den 5 April 1608.
' P. A. L.
1 Vierendeelen.
KINDER-LIEDJE.
In soinmige streken van het oude graaf-
schap Zutfen zingt de schooljeugd het vol-
gende liedje:
Krone kranen ,
Witte zwanen,
Morgen zullen wy naar Engeland jagen.
Engeland is gesloten.
De sleutel is gebroken.
Is er dan geen smid in 't land
Die den sleutel weer maken kan?
Zoo varen wy ,
Zoo varen wij,
Toen brak het schip en daar lagen wij.
Bij het eind van den laatsten regel vallen
alle zangers op den grond.
Welke zin of beteekenis kan in dit liedje
schuilen ?
X. Sl.
D E KERMIS.
DOOR
DAVID VAN DER KELLEN Jr.
(Vcrvolg van bladz. 155.)
Gij bemerkt het reeds , dat we in de buurt
van de kermis komen. Wacht maar, dat zal
wel beter worden. Wat thans nog alleen een
gegons is, zal zoo wel veranderen in gejoel
en geschreeuw , in een gedans en gegil , dat
uw trommel vlies gevaar loopt van te springen.
Maar "kermishouden is een bilslag waard";
dus daaraan moot ge u nu maar wagen.
De drukte wordt al grooter en grooter. Wat
komt er een volk uit die zijstraat ; 'k geloof , wij
doen het best den stroora te volgen. Daar om den
hoek schynt er geen doorkomen aan te we-
zen. , ik wil 't gelooven : daar heeft zich
een kwakzalver geposteerd. We moeten ons
best doen , dat we bij hem een goed plaatsje
krygen, want het is wel der moeite waard
het gebluf en de verschrikkelijke leugens van
zulk een heer op zijn gemak te kunnen hooren.
Op het oogenblik , ziet gy , heeft hij juist
een arraen boer onder handen gehad, wien
hij zonder eenige de minste pyn, zoo be-
zweerde hij , zoo noodig al de tanden en kiezen
uit den mond zou trekken. Hij voelt de pijn dan
ook niet, maar zyn slachtoffer schreeuwt en
jammert zoo , dat de handlanger van zijn beul ,
niettegenstaande zijne meer in 't schreeuwen
geoefende stem, alle moeite heeft het van
den boer te winnen.
Dat overschreeuwen van de gepijnigde pa-
tienten is niet de eenige dienst , dien de trouwe
knecht zynen meester bewijst, neen, in de
eerste plaats doet hy al zgn mogelijke best,
om het publiek aan het verstand te bren-
gen, dat zyn wereldberoemde baas op de
kermis gekomen is, niet voor zijn pleizier,
maar alleen ten genoege van de lijdende
Digitized by VjOOQIC
188
DE OUDE TIJD.
menschheid Daarom schreeuwt hjj: "Vrien-
den en omstanders, je moet niet denken,
dat mijn meester hier gekomen is om wat
tc halen of uit gcbrek, neen, dat hebben
we thuis genoeg!"
De een begrjjpt de aardigheid, de andere
echter , die hier of daar pijn voelt of meent
tevoelen, blijft aan den mond van den guit
hangen, in de hoop ook zijn kwaal of ge-
brek te hooren noemen onder die, welke
de zoogenaamde doktor kan genezen.
Zie hem eens goed aan, hoe hij z\jn best
doet. 'tis een aardig figuur in dat costuum
van Pekelharing of van Jan Potage, zooals
de nieuwerwetschen zeggen. Het bovenge-
dcelte van zijn aangezicht is door een mas-
ker bedekt, waaraan de lange kromgebogen
neus van Pekelharing niet ontbreekt; een
kort manteltje hangt over zijn hoog op-
geschort hemdje met lange mouwen ; uit
zijn wjjde broek komen elegant zijne kousen
en schoenen te voorschijn. Eindelijk wordt
zijne uitrusting voltooid met den hoed , waar-
aan hij , dank zij den buitengewoon breeden
rand, de zonderlingste vormen kan geven,
even als onze Pierrot's aan de hunnen.
Stil, daar gaat hij weer beginnen:
Soli Deo Gloria.
Kennelijck ztf een yegelijck, hooch ende
lagestandes vrouwens-beeldt (hij schijnt het
nu op de vrouwen gemunt te hebben) hoe
alhier, tot uwen secreten dienste, gearri-
veert is, den hooch-geleerden , wel-wijsen,
veel-versochten ende lang nae-getrachten
Heere, Hecr Doktor Jerolimo Banquet oza
di Cate-borzia, opperste Medicus ende se-
creten Raedt van onsen alder-genadichsten
Vorstinne , Ma-Dona-Poco-Denira , Serenis-
sima Dona di Kakogenia, hebbende uyt last
ende singnliere mededogen van hare Hooch-
heyt, wegens het swack ende verslagene
gemoedt aller Vrous-Personen voor sich ge-
nomen den gantschen Christ-bewoonden Aerdt-
Cloot, sijne wel-gonstige Vrouwenhulp, door
seer treffelgcke , lang-versochte , ende by
menich duysenden goet-bevondene Medicij-
nen, gcnadelyck, ende mildadich mede te
dclen ; ende aengesien hy , doorreysende vast
alle de Coninckrijken ende Provincien deser
Werelt; als daer zjjn het machtich China,
Aegypten, Tnrckyen, Persen, Meden, Ara-
bian, de gantsche kust van den rooden zee,
Jerusalem, Famagusta, Corsica, Sardinia,
ItaliCn, Spaenjen, Franckrijck, Engelandt,
Duytslandt, ende meer ontaUycke dusdanige
Pla'etsen heeft hy, ampts ende Eres halven,
sijner genadigen Vorstinnen, niet wederom
derven ten voorschijn comen , voor ende aleer
hy volcomelyck, sgner conscience voldaen
hebbende, alles hadde verricht, alles wat
hem bevolen ende vertrout ware, begeert
derhalven (vermits srjn vertoeven hier te Lande
niet lange sal wesen), alle ende een yege-
lijck Vrouwens-Beeldt , sal gelieven, haer
ofte condich te maken hem in der nacht
secretelijck comen besoecken, ten eynde V.
E. uyt louter gratie ende mededogen, van
alle Vrouweljjcke Gebreken , so inwendich als
uytwendich, hoedanich die mogen zijn, hoe
lange sy mogen geduyrt hebben, als in een
omme-sien mocht geholpen werden. Want
alle de Wercken, die hy seer constelijck,
zo voor Vroet-Wijff, als andersints, op deze
sjjne Reyse aen ontallijcke Vrous-Personen
bewesen heeft, zjjn on-uyt-sprekelyck , ende
op geen weynich papiers te vcrhalen; Dit
segge dan den een den anderen voort , opdat
doch niemandt, desen, so van den Almach-
tigen gesondene , gelegentheyt versuyme ; ende
nae sijn vertreck, met bittere tranen ende
groot hertenleedt, bewene; ja selver met
de Doodt noch eyndelyck bekope.
So is dan desen seer vermaerden ende
wfltberoemden heer Doctor gelogeert binnen
de vermaerde hof- ende Coop-Stadt enz. enz.
Wat zegt gy daarvan ? Kende men den bluf
toen ook al niet even goed als tegenwoor-
dig, en is erwel veelverschil tusschen zulkeen
annonce uit 1645 en de tegenwoordige adver-
tentien van wonderpillen, watcrtjes, essencen en
extracten, waarmede de dagbladen gevuld
worden? De wereld schijnt altijd hetzelfde
geweest te zjjn.
Ongelukkig z\j, die zich aan de handen
van den kwakzalver overgeven, want het
behoortgewoonlijktot de uitzonderingen, dat hg
iets van de medic\jnen afweet. Wei geeft
deze hier zich het air van een geleerde,
zoo als hij thans daar als in gedachten in zijn
DigitTzed by VjOOQIC
DE KERMIS.
189
lennstoel verzonken neerzit, maar zijn gan-
sche geleerdheid bestaat in een paar woor-
den geradbraakt latijn, waarmede hij het
volk zand in de oogen strooit.
Van daag is hij gekleed in deftig zwart
doktersgewaad , morgen weer zrdt gij hem
zien in een bont pak vol passementen en
franje. Hij heeft middelen tegen alle kwa-
len, smeersels, pleisters, poeijers, pillen,
dranken, — hij laat het haar groeien en
verdrijft ratten en muizen, geneest de lik-
doorns — ja zelfs slangenbeten. Maar boven
alles is zijne onbetaalbare levenstinctuur ,
waarmede hjj het leven kan verlengen:
tegen z\jne doofheid te vinden zijn. Wei zeker
vriend, hij zal wel wat voor je hebben,
maar v66r je je goede geld weggooit, keer
je dan eens om en waag een paar duiten,
om je te laten waarzeggen. Die oude bruine
heks daar zal het u wel voorspellen, of ge
je geheele leven een doof ma* moet blijven ,
ja of neen; dan hebt ge zekcrheid of ge
uw geld onnut zoudt besteden.
Waarzeggers en planeettrekkers kon men
destijds in menigte op de kermissen vinden ,
want onze voorouders waren niet weinig bij-
geloovig. Daarom was het in 't geheel niet
vreemd, troepjes zigeuners of heidenen, die
Ken wonderdocter.
Tc ben uit de rcchte loten
Van Doktor Eskulaap, die wondren defc , gesproten ,
En Hippocraat, bcroemd voor zoo vecl honderd jaar,
Was, als raijn moeder zcit, mijn overbestcvacr.
*k Heb eert ijds den Mogol van 't podagra genczen ,
En Sultan Amurat, (hoc jard) die voor dozen
Was van een dollc bond gebeeten in de schecn ,
Die sneed ik 't been van 'tlijf, en aanstonds Hep
(hij hcen.
Met dat al schflnen er niet velen lust te
hebben zich aan zqne kunstbewerkingen te
wagen. Wacht eens , dat boertje daar zou
wel willen beproevcn, of er ook middelen
in die vakken zoo bedreven waren, ook al-
daar te vinden. Waarschijnlijk vonden zc er
dan wel tevens gelegenheid tot zakkerollen of
beurzesnijden.
Sta vast, vriend, anders raken we onder
den voet. Wat zou die oploop beteekenen?
Hoor ik wel, wordt daar niet de trom gc-
roerd? Meeloopen dan maar; wij zijn uit,
om wat te zien ; dus niets moet ons ontgaan ,
al kostte het ons ook een duw of een
stomp.
( Wordt veroolyd.)
Digitized by VjOOQIC
190
DE OUDE TIJD.
MINNELIEDEKEN. 1
(18c eeuw.)
Wuze: Ick wandelde al soo laet.
Een jaeger heel charmant
Langs eenen groenen kant
Vond een schoon herderin,
Al naer sijnen sin.
Sij dreef haer schaepkens al
Langs eene groene heyde,
Door Floras schoon gewas
En het jeugdigh gras.
Den jaeger door de min
Sprak, soetste herderin,
'k Wensch u den goeden dagh
Met een blij gelagh. —
Sij sprack: wel jaeger soet,
Ick ben bevangen
Door eenen grooten schrick
Op den oogenblick.
Hij sprack: wel soetste beelt
Hoe sijt gij soo ontstelt,
Seght mij de reden vrij
En vreest niet voor mij ;
'k Sal uwen bijstand sijn ,
In dees groene heyde,
En waegen lijf en bloed,
Voor u, liefete soet. —
Het was een wolf seer breed
Een van mijn schaepkens beet;
Ick met mijnen herdersstaf
Wou hem keeren af.
Ick heb met mjjnen hond
Soo lang gestreden,
Dat ick, jong teere maeght,
Heb den wolf verjaeght. —
Schoon lief, schept goeden moed,
Ick sal n schaepkens soet
Nu helpen gadeslaen,
Siet, de schoon Diaen
En jagtgodinnen al
Wil ick verlaeten ,
Want gij, schoon herderin,
Staet in mijnen sin.
Jaeger, syt gij wel bedacht,
Als gij seght dat gij de jaght
Soudt willen laeten om mij?
Is 't geen loos gevrij? —
Den hemel, son en maen
Sal dit getuygen,
Dat ick u, schoon herderin,
Heel oprecht bemin.
Jaeger, meynt gij het stuck,
Soo wensch ick u veel geluck. -
Sg trocken heel plaisant
Langs den groenen kant.
Men sagh dat jeugdigh paer
Hun schaepkens weyden;
Noyt wolf in het veld
Heeft hun meer gequelt.
Als dan van stonden af
Sij hem heur trauwe gaf,
En vrjjden weinigh tijdt
Tot dat was bereyd
't Geen voor de bruyloftsfeest
Daer moeste dienen.
Men vroegh de vrienden al
Tot dit blij geval.
Een korten tijdt daer naer
Trouwden sij met malkaer;
Men hoorde t' aller sij
Een soete melodij.
De herders al te gaer
En herderinnen,
Sij maeckten soet geluydt
Voor dees weerde bruyd.
Oorlof dan, jaegers soet,
Als gij de liefdc voedt,
Vindt gij naer uwen sin
Een schoon herderin,
Laet vrij de jaght en 't wout
Al voor u schaepen ;
Soo raeckt gij haest gepaert
In huwlijkstrouw vergaert.
1 Medcgedccld door Jan Broeckaert, van Wetteren, die het onder de papieren van het oud
Rhetorika van Waasmunster (Oost-Vlaandercn) ontdckte.
Digitized by VjOOQIC
GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN.
191
GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN,
DOOR
D. VAN DER KELLEN Jr.
(Vervolg van bladz. 123.)
Naarmate wfl meer de middeleeuwen na-
deren, wordt er meer en meer licht ver-
spreid over de kleeding van vroeger. Het
zijn voornamelyk de miniatoren in de hand-
schriften, later ook de grafmonumenten ,
die ons groote dienstcn komen bewijzen.
Van onze voorouders echter is weinig of
niets van dat alles overgebleven , en wg heb-
ben dus niets beters te doen dan om ons
hier te richten naar onze naburen. 't Is
dan ook meer dan waarschijnlijk , dat zij
zich in hunne kleeding weinig daarvan zullen
onderscheiden hebben. De mindere standen
immers zoo eenvoudig mogelijk gekleed, de
kiel of rok over de engsluitende broek (voor
hem, die de laatste bekomen kon), wat
was er eenvoudiger en goedkooper te be-
denken, en 't goedkoope leek ons volk het
meest , even goed als aan hunne buren. Die
dracht bleef daarom ook zoovele eetiwen lang
de heerschende onder de lagere standen.
Wat de hoogere klasse betreft, die nam
natuurlijk meer van de pracht van de hof-
kleeding over, ofschoon het verschil minder
in den vorm dan wel in de meerdere fraai-
heid der stof, kleur en vercieringen met
edelgesteente , borduursels enz. bestond. Voor
onze edelen zal het Frankische hof wel den
toon aangegeven hebben.
Karel de kale, afwijkende van den een-
voud zgns grootvaders Karel den groote,
bracht van zjjne reis naar Italie wat nieuws
mede. Hij verscheen in Byzantijnsche dracht ,
in een lange wijde talaar, die tot op de voeten
hing en door een gordel dichtgesnoerd werd ;
het hoofd had hij in een zijden hoofdtooisel
gehuld. Niet weinig ergernis verwekte hij
daarmede , ofschoon liij deze kleeding slechts
bij Zon- en feestdagen, als hij naar de
kerk ging, droeg.
Langzamerhand begon men den rok of tu-
niek wijder en langer te maken, en trok
hem z66 hoog op, dat de gordel door de
afvallende plooien bedekt werd. Ook de
mouwen, die gewoonlijk nauw en aan de
handen gesloten waren gedragen, even als
het linnen hemd er onder, werden iets wijder
en lieten dus aan de handen de gesloten
linnen mouwen zien.
Een werkelflke en groote verandering in
de kleeding was de lange tuniek, die in
de ll e eeuw bij den adel algemeen in zwang
kwam en zich een paar eeuwen staande hield ,
een kleedingstuk geheel aan een wijde vrou-
wenjapon gelijk. Hoe die fiere ridders, wier
voornaamste bezigheid in het hanteeren van
de wapenen bestond, zich het eene oogen-
blik geheel in het ijzer konden steken, om
het een oogenblik later tegen een vrouwen-
kleed te verwisselen, is waarlijk onbegry-
peljjk. Was het een compliment aan de schoone
sekse, wier dienst naast die der wapenen
de hoogste plichten van den adelstand uit-
maakten ? 't Valt moeielrjk te beslissen , maar
zeker is het , dat onze dames , en wij zelf
niet minder, al zeer vreemd zouden staan
te kijken, wanneer onze adellrjken ook zoo
eens in lange rokken gingen rond loopen.
Die wijde tuniek, van onderen met breed
boordsel omzet even als de mouwen en om den
hals , moest — lastig genoeg — op de wijze
van een hemd over het hoofd aangetrokken
worden. Het hinderlyke van de wijdte van het
kleed werd verminderd door den gordel, die
de plooien te zamen vatte.
Over de tuniek werd de mantel geslagen ,
gewoonlijk nog als vroeger door een haak
op den rechterschouder bevestigd. De beenen
waren door de nauwsluitende broek be-
dekt, waarover 6f laarzen, die halfweg de
Digitized by VjOOQIC
192
DE OUDE TIJD.
kuiten kwamen , 6f schoenen , die den geheelen
voet onisloten. Soins ook vindt men op de
miniaturen noch schoen noch laars , en schijnt
het of de personen op hunne kousen loopen.
Waarschijiilyk waren alsdan op de eene of
andere wijze lederen of houten zolen aan
de kousbroek bevestigd.
Als hoofddeksel komt dikwijls de phry-
gische muts voor. Ook vindt men gewag
gemaakt van hoeden van bontwerk en met
goud bezet.
De kap of kapoets , een hoofddeksel even
schutting van den neus had. De aanvoerders
echter droegen een hemd, geheel uit ijzeren
schubben (schubbenhemd) , later uit ringen
samengesteld , dat rug, borst, dijen en ar-
men beschermde. De scheenen werden door
ijzeren platen beschut, tot dat men ook ge-
heele broeken uit ringen bestaande, wist te
vervaardigen. Eindelijk was aan het hemd
een kapoets van ijzeren ringen bevestigd,
die men naar verkiezing op den rug kon
laten hangen , of over 't hoofd kon trekken.
Een ridder uit de ll dc en 12 dc eeuw moet
Miunieu uit uu lOe en He eeuw.
dienstig bij goed als tyj slecht weder, werd
onder het volk algemeen gedragen. Men had
ze en korter en langer over de schouders. In
de 10 dc en ll de eeuw niaakten de kap £n
de mantel veelal e'en kleedingstuk uit, veel
gelijkend op een verkorten regelmantel onzer
dames.
Wat de krijgskleedingbetreft, het volk streed
in zijne gewone kleeding , soms met een soort
van lederen vest over den rok gctrokken , en
zoo mogelijk met een ijzeren helm op het hoofd,
die gewoonlijk van een puntigen vorm was
en een uitstekende punt of schild ter be-
mcn zich dus geheel in 't ijzer voorstel-
len, alleen het aangezicht was vrjj.
De kleeding van de vrouw uit den hoogeren
stand kenmerkte zich in de 10 e enll c eeuw
door een bijzondere pracht, zoowel in de
kleuren als de vciviering der kleederen met
goud en goudborduursels.
Een tot op de voeten neerhangend kleed ,
dat tot over de heupen noch wjjd noch
nauw was en, daar het daarenboven zonder
gordel gedragen werd, de lichaamsvormen
geheel verborg, was de algemeene dracht
I ook bij den minderen stand ; de aanzienljjken
Digitized by VjOOQIC
GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN. 193
echter droegen daarover een wijder kleed,
dat, hoewel in eenvoudige patronen, over-
laden en geheel als bezaaid met gouden
borduursels en rondom bezet was met
breede gouden randen. De mouwen heb-
ben dikwjjls een andere kleur als het
bovenkleed, soms dezelfde van de onder-
mouwen. Het haar werd grootendeels ge-
heel losbangend gedragen, zooals thans
de mode is bij kinderen en jonge dames ; bg
anderen daarentegen werd het baar verbor-
gen onder een soort van sluier, die door een
gouden baarband op het hoofd vastgehouden
werd, om hals en hoofd gewonden kon
worden en verder langs rug of borst naar
Zooals ik hierboven zeide, de kleederen
waren niet geschikt om schoone vormen te
toonen. Bont en schitterend was alles wat
men zocht; de zoo dikwgls gewraakte ydel-
heid onzer eeuw overtrof stellig niet die van
de 10- eeuw. Zoowel door mannen als door
vrouwen werd de grootste zorg gedragen
voor fijnheid en kleur van de huid, voor
haar, baard en nagels, waartoe men zich
van biJzondere instrumenten bediende; op
de toilettafel zag men prachtdg gesneden
ivoren en palmhouten, ja zilveren haarkam-
men ; op de wandeling voerden de dames
kleine handspiegels met zich, die van ach-
teren met ivoren snywerk waren opgesierd.
Vrouwen nit de.lOe en lie eeuw.
beneden hing. De onontbeerljjke mantel,
van sterk gekleurde stof met figuren van
andere kleur als sterren, nopjes en derge-
ljjken, mocht bij een vrouw van aanzien
niet ontbreken. Hjj werd veelal op de borst
met een rozetvormige spang vastgemaakt.
De nauwsluitende , eenigszins spits toeloo-
pende schoenen waren 6f zwart, soms even
als onze schoenen gepoetst , 6f en wel meestal
sterk gekleurd, zelfs wel eens als goud en
met paarlen en edelgesteenten bezet. Hand-
schoenen komen in die tijden ook al voor,
niet alleen als beschutting tegen de koude,
maar ook als pronk.
1870.
Hoe ver de weelde ging, valt het best
te bespeuren uit de overdaad en pronkzucht
der geesteljjken. Herhaalde malen toch zocht
de hoogere geestelijkheid door lessen en be-
velen daaraan paal en perk te stellen , doch
vruchteloos ; alleen de nadering van het jaar
1000 en van een nieuwe eeuw, waarinvol-
gens de voorzeggingen de wereld zou moeten
vergaan, was in staat, om daarin eenige
wijziging te brengen, zoodat het eerate deel
der lie eeuw bij het behoud der zelfde
vormen eenige meerdere soberheid in de
kleeding vertoont.
(Wordt vervolgd.)
25
Digitized by VjOOQIC
194
DE OUDE TIJD.
EEN DAG IN EEN WEESHUIS IN DE 18 c EEUW.
M. W. SCHELTEMA, Ez.
De weesverzorging is een vrucht van den
christelijken Godsdienst. Ik wil daarmee niet
beweren dat zij aan de eeuwen, die onze
jaartelling vooraf gaan, ten eene male vreemd
was; aan de beschaafde volken der oudheid
althans was zij niet geheel en al onbekend.
Den Israeliet wcrd zij door zijn wet voor-
geschreven, en bij de Grieken en Roraeinen
vinden wij eenige aanwyzingen van plaatsen ,
waar de weeskinderen en vondelingen werden
opgenomen en verzorgd. Maar het spreekt
van zelf dat de oudheid, zoo hard vaak en
onmeSdoogend tegenover de geheele kin-
derwereld, zich ook luttel liet gelegen lig-
gen aan het vader- en moederlooze kind.
Hoe meer echter de christelijke grondbegin-
selen in de maatschappij begonnen door te
dringen en een einde maakten aan het kin-
deroffer, aan den kindermoord, en straffen
stelden op gruwelen die zich niet noemen
laten, hoe meer ook in de behoeften der
weezen en verlatenen werd voorzien.
Van algemeene en bepaalde weesverzorging
evenwel is eerst in de 16 de eeuw sprake.
Van dat belangrijk tijdstip dagteekent 't
geen wij gewoon zjjn onder weesverzorging
te verstaan. Van toen af begon zij een be-
langrijk en afzonderlijk deel in te nemen,
in de, als ik 't zoo noemen mag, wetteljjk
geordende en geregelde armverzorging. Van
dien tjjd dagtcekenen ook de meeste ge-
stichten en insteilingen aan de verzorging
en opvoeding der weezen gewijd. En het
strekt zeker ons land tot eer, dat het ook
op dit gebied der armverzorging , niet alleen
de eerste, maar ook bovendien, aan den
maatstaf dier tijden gemeten , de beroemdste
en voornaamste plaats heeft ingenomen. De
meeste weeshuizen toch in den vreemde
werden destijds naar het model onzer ge-
stichtcn ingericht.
Vo6> onze eeuw werden de weeskinderen,
zoowel als die klcinen die door hun onechte
geboorte of door het verlaten hunner ouders
aan den armenstaat vervallen waren, 6f
uitbesteed in huisgezinnen , 6f in gemengde
gestichten verpleegd 6f in bepaalde wees-
huizen opgevoed.
Over de uitbesteding der weezen in vroe-
gere dagen wensch ik thans niet te spreken :
zoo ook zal ik de verzorging der weezen
in gemengde gestichten met stilzwijgen voorbij
gaan.
Ik wil alleen een kijkje nemen in een
eigenlijk gezegd weeshuis der vorige eeuw,
dat is een gesticht waarin alleen geheel-
of half-verweesden werden opgenomen.
't Gebouw beschrijf ik u thans niet;
slechts enkele van die gestichten heeft men
in onzen tijd geheel of gedeeltelijk vernieuwd.
Gij hebt dus maar een oud weeshuis in te
gaan om den indruk te ontvangen in "Los
en Vast" ' zoo naar waarheid terugge-
geven , en om te zien , hoe de weezen vroeger
geherbergd werden. — Wij zullen er ons
niet over ergeren dat de vertrekken laag,
bedompt, donker, met tralie-vensters voor-
zien zjjn , want men leeft nog in de periode
toen licht , lucht en ruimte voor de gezond-
heid overbodig werden geacht.
Ook houdt gij -de opmerking maar voor
u zelven dat de kamers van regenten en
regentessen soms grooter zjjn dan die waarin
de kinderen slapen of eten of leeren moeten ,
en dat men liever, bjj grooten toevloed op
een ruimte voor slechts 30 geschikt, een
50tal bergt (zou u hokt" ook juister ge-
zegd z^n?) — op de slaapkamers b.v. legt
men er drie in e^n kribbe om plaats
te winnen — dan dat men ze een deel der
ruimte van het regenten-heiligdom zou af-
staan. Ergert u ook niet aan die prachtige
portretten der stichters, soms volgens tes-
tamentaire dispositie in de regentenkamers
Digitized by VjOOQIC
EEN DAG IN EEN WEESHUIS IN DE 18* EEUW.
195
opgehangen, eenige met uitdrukkelijke be-
paling, dat de kinderen eenmaal 'sjaars
voor die beeltenissen moeten worden gebracht
om de herinnering aan hunne weldoeners
levendig te houden.
Laat ook de wapenborden van bestuur-
ders, boven de breede schoorsteenmantels en de
kozynen aangebracht , en die regentenstukken
door kunstenaars vervaardigd — en waarvan
sommigen nit de "saldoV ' mim betaald, niet-
tegenstaande de kamers der kinderen te klein ,
veel te klein bleven ■ — laat ze met rust,
en wees ten minste onze vaderen dankbaar
dat ze kunstenaars en beeldhouwers en dich-
ters aan het werk gezet en beloond hebben ,
om der wereld door die kunstgewrochten te
verkondigen dat hnn lastgevers hnn loon
weg hadden by hun liefdestichting en lief-
dewerk.
"Oeez* Godsbuisbouwera, die gctrouw, nooddruf-
(tige armen
Al 't jaar bediencnde, handhaven en beschermen.
Staan in de wapens van hun stammen hicr ten toon,
Wic armen handhaaft wintdehoogste wapcnkroon."
'tis ons thans hoofdzakelijk te doen om
te zien hoe de weezen , in de beste der ge-
stichten dier dagen, werden opgevoed. Aan
de reglementen van een der meest ver-
maarde, ontleen ik letterlyk de hier vol-
gende byzonderheden en schets ik u:
EEN DAG IN HET GESTICHT.
Onze dag begint vroeg , en wij kiezen een
zomerdag.
Even na vijven is de binnenvoogd, op
andere plaatsen reeds binnenvader of vader
genoemd , opgestaan en wekt de opgeschoten
jongens, die buiten het gesticht op hand-
werk gaan.
Hij moet de trage wat aandrijven, want
hem is in zyn instmctie voorgeschreven te
zorgen , dat zy op hun tijd op den winkel
komen. s
Een kleine oorveeg dezen, een ribben-
stootje genen toegediend, met een enkelen
knoop er boven op , meent hij dat niet kwaad
werkt ; onze weesvader, vroeger op zee 4
maar door een stijf been op het drooge, en
door voorspraak van zijn patroon aan het
hoofd van het weeshuis geraakt, heeft die
middelen te vaak by de jongens in 't voor-
onder aangewend, om ze nu geheel te laten
varen.
Hy heeft den troep dan ook bij tijds in
de eetzaal, en na een, die zijn haren niet
al te goed heeft uitgekamd , een uitbrander
te hebben gegeven , gaat hy hen "eerbiedig",
in het gebed voor, zoo als in de instructie
voorgeschreven staat , een formulier gebed op-
zeggende, dat de jongens hem alien kunnen
nadreunen.
Dat in dit, gelrjk in ieder gebed, over
voogden en voogdessen Gods zegen wordt
afgebeden spreekt van zelve *. Aan de eer-
biedigheid van het gebed haperde niets , want
het wordt op een slependen toon opgezegd.
De jongens krygen daarop hun boterham-
men met boter en kaas 6 en hnn gewone
kwantiteit bier 7 en trekken naar hun bazen.
D« weesvader zorgt dat de poort goed
achter hen gesloten wordt: een derweesjes
bekleedt voor het verdere van den dag de
rol van poortierster. *
AANTEEKENTNGEN.
1 Zie "Los en Vast", H de deel, 4 de afl. d867,
Leiden bij S. C. van Doesburgh.
8 Sommigen uit de saldo's ruim betaald.
Onderscheidene regenten ontzagen zich niet
uit de inkomsten der stichting hun wapen-
bord of conterfeitsel te laten vervaardigen
en in hun vergaderplaats te doen ophangen.
Maar meermalen werden ook de regenten-
stukken uit eigen beurs betaald of door an-
deren aan het gesticht geschonken.
Zonder het goede te miskennen of voorbij
te zien , dat ook in vroegere tyden zich open-
baarde, kan men toch beweren dat vaak
zelfzucht en ijdelheid de dryfveeren en het
beginsel dier zoogenaamde goede werken wa-
ren. Evenmin als men by de bedeelingen der
armen het waarachtig welzyn van behoeftige
natuurgenooten op het oog had, nam men
bij de verzorging der weezen het belang dier
vader- en moederloozen ter harte , maar zocht
men zijn eigen naam te vereeuwigen en zich-
zelven een gedenkteeken te stichten. Met
Digitized by VjOOQIC
196
DE OUDE TDD.
enkele voorbeelden zal ik deze bewering
staven.
Merkwaardig zjjn in dit opzicht de Tes-
tamentapia van de dekens en kannnniken
te Utrecht, door Dodt van Flentburg in
het archie/ voor kerkelijke en wereldsche
geschiedenusen inzonderheid van Utrecht,
deel II bl. 35 — 92, opgenomen.
Waar o. a. in den aanhef van het Testa-
ment van Thomas de Ngkirchen staat:
"betrouwende op Godt almachtigch, dat
"Godt een ootmoedigh hart niet versma-
u den en zal"
Leest men iets verder:
"item ick geve die kerck Sante Johans t'
"Utrecht eenen hogen zilveren beeker, doer
"mijn waepen boven op 7 decxel staen , om
"mede te communiceren op de hooch tjjden."
In het testament van Johan van Renesse ,
deken van St. Jan t' Utrecht, lezen wfl:
"daermede zeggende yegelijck adieu , adieu
"tot in der eeuwichejjt ; daer wjj den anderen ,
"met Godts gratie ende deur zijn heglich
"ljjden, weder in vreuchden zien zullen, n
"alien bevelende middelre tijt onder sgn
"heglige protectie bl^jvende, de vier wter-
"sten, ende mgnder in u gebeden gedach-
"tich. ist huijden myn beurt, morgen zult
"den uwen wezen, daerom leeft als ghjj
"sterven wilt, by tijds doende of latende,
"dat ghjj stervende gedoen ofte gelaten zoudt
"willen hebben, gedachtich, zoe voorseyt,
"de eeuwichhejjt , die onbegrijpelick , sterven
"dat soe seeker is ende daernae de sententie
"Godts op de eeuwige glorie ofte verdoeme-
"nisse , die onwederroepelick is , ende gedenckt
"toch den armen, dat z\j nw patronen, als
"de sententie goet mogen wezen, die aal-
"missen blast de sonden, als het water het
"vier, enz. Dat elcx, wie dezen aangaen mach
"willen gerust wesen , aenziende , dat ick nujne
"conscientie zoeke te soqveren ende de armen
"mede te deelen , enz. Godt heeft die zonden
"zoe hooch geacht , dat h\j die aen zjjn selver
"liever gestraft heeft , het misdaet van Adam ,
"dan dear zijn rechtveerdicheijt ongestraft
"te la ten, daerom moeten wjj wel schrick
"hebben, dat geen dootzonde in ons wor-
"telt, wjj sullen alles vermogen in die geen
1 "ons versterckt nemende , een vast vertrou-
"wen Godt onse vader en sal ons dan nyet
"verloren laten, beminde, en laet a niet
"verwonderen , dat ick dus schijne te diva-
"geren, het hart is m\j vol daeraf, om van
"de mgnen met dezen oorlof te nemen , al-
"leen incluserende tot eendracht, haer son-
"den te beclagen , ende dezelve met aelmissen
"te blussen, haer vier wtersten te gedenc-
"ken, voor mijn, arme zondige menschen,
"gestadich te bidden, ende bjj tgts doen,
"dat zg stervende gedaen wilden hebben."
Uit de meeste opschriften van liefdadige
gestichten ademt dezelfde geest.
Zoo stond voor een hofke:
Huqskens. van. Arent Sasboutz. v. Dussen.
voor. den. armen. die. altoos. zullen. zQn.
'tkomt. al. van. Godt.
onderhout. sgn. Gebodt.
dat. is. van. alle. Boecken. het. slodt.
het. is. al. niet.
die. de Werelt. besiet.
peist. om. die. doot.
die. niemant. spaart.
Respice Tinem .... Spero melius
1604.
Voor eenige huisjes door eene weduwe van
den predikant Wolterus Deutichem (die in
1619 of 1620 te Augustinusga en Zuider-
buren was overleden) aan de armen ver-
maakt, was een steen vervaardigd, waarop
de volgende inscriptie:
Die acn de armen,
Door ontf armen,
Gaff dese woningh,
Heeft *s Hemels zalen,
Vrij van qualcn,
Tot een beloningh.
Toebe Greerts, weduwe van
Wolterus Doetighem.
Heeft de weduwe van den rechtzinnigen
Deutighem (ik durf rechtzinnig zeggen, om-
dat in dien tyd alle dienstdoende predikanten
rechtzinnig waren, daar men de kerk pas
van de onrechtzinnigen gezuiverd had) mis-
schien zelve niet dat opschrift voor de door
haar geschonken woningen laten makeu , men
Digitized by VjOOQIC
EEN DAG IN EEN WEESHUIS IN DE 18* EEUW.
197
ziet er in ieder geval nit, op welke een
hoogen interest bjj znlke schenkingen werd
gerekend.
Boven de poort van een stads weeshuis
stond, althans in 1798 nog, te lezen:
Barmhartigfceid, ontvonkt in liefde en mede-
(doogen ,
Strekt hier een toeverlaat voor de ouderlooze jeugd,
Bewaakt het teeder k roost met nimmer sluime-
(rende oogen;
En voedt bet deftig op tot Godsvrncht, eer en
(deugd.
Zoo 3terkt de Burgerstaat zich zelf met nutte leden ,
En trekt nit 's HemeU troon een stroom van za-
(ligheden .
Men doorwandele de gestichten , en boven
de poorten, in de gangen, in zalen, regen-
ten-kamers , op de speelplaatsen enz. vindt
men tal van rymen , opschriften waarnit , in
walgelijke rymelary soma (de schoone en
bekende van Vondel natnnrlijk niet meege-
rckend), een geest van ydelheid ons toespreekt.
Hebben "dankbare tydgenooten of nako-
melingen" een monument opgericht voor den
een of anderen "Weldoener" of "Weldoeners",
die door een grooter of kleiner legaat een
gesticht , dat in financieele moeielijkheden zat ,
gered heeft, 't laat zich verklaren en kan
eenigermate goedgekenrd worden , al kan men
ook moeielyk den glimlach weerhouden bfl
die wijdloopige opschriften, waarnit blijkt,
dat de legataris voor eenige dnizende gul-
dens het voorrecht heeft gekocht, van der
verlaten jeugd, of der lijdende menschheid
als een toonbeeld van Godsvrucht ter na-
volging te worden voorgesteld , en "een vader
der weezen" genoemd te worden.
Maar stuitend is het zeker, wanneer re-
genten of legatarissen zich-zelven monumenten
oprichten.
Zoo vonden wy in een testament:
"De Begenten sullen in de vergaderkamer
eene genoegsame grote besloten kast met
grote deuren met grote glazen daarin , van een
goed slot voorzien, laten verraardigen bin-
nen een tyd door den schenker nader te
bepalen ten einde daar binnen een groot
tafereel met een lyst omgeven te plaatzen
waarop de portret van my en vrouwe
levensgroot , mitsgaders de wapenen en
grafschriften van myne teeder geliefde huis-
vrouw en myner twee zo lieve teder beminde
kinderen dogter en zoon, met al zulke orna-
menten als de schenker zal goedvinden om
er by te laten schilderen , moetende dit tafereel
vervolgens wel zorgvuldig bewaard worden,
en door een langen tyd, die dog alles ver-
slind, te zeer verouderende , by tyds ver-
nieuwd worden.
"Het burgerweeshuis neemt aan en verbint
zich om na 'toverlyden van my Schenker,
de poort of ingang van meer geraeld gast-
huis te yernieuwen en om beneffens denge-
nen die 't zelve gasthuis gestigd hebben ook
boven aan de vernieuwde poort of ingang te
stellen de wapens van my schenker
en van myne zalige allerliefste Huisvrouw,
met inscriptie, dat die vernieuwinge mede
geschied zij ter onzer gedagtenisse wegcns
bezorging van een ruim inkomen aan de inwo-
ners van dit gasthuis tot dezelver onderhoud.
"Begeerende en bevelende ik Testator dat
er bij vernieuwinge van de huizinge, een
steen met de wapenen van my en myne zalige
Ziel8vrindinne en eene inscriptie ter gedach-
tenisse voorzien , in de gevel geplaatst worde."
3 Op kun tijd op den winkel komen.
Een artikel uit instructies der jaren 1767,
1786 en 1808 luidt: "Deselve zal de jon-
"gens op handwerken gaande alle morgens
u tydelyk opwekken en ordre stellen dat een
"yder tegen de gesette tijt op sijn winkel
"kome, en dat alvorens deselve uitgaan
"door hem of door een der geschikste en
"bequaamste jongens een morgen gebedgedaan
"worde eerbiedig in uwe tegenwoor(ligheid.' ,
4 Onze tceesvader, vroeger op zee.
Men zou verwacht hebben en nog ver-
wachten dat zy die tot een opvoedkundige
taak geroepen werden, het eerst en het
liefst gezocht werden onder hen die met
het onderwfls en de opvoeding van kinderen
belast en bekend waren. Dat was echter in
den regel het geval niet. Oude zeelieden en
militairen, rhumatiek geworden koetsiers en
huisknechts, meestal ongehuwd en altyd
zonder kinderen , werden met de verzorging
der weezen belast. Men rekene dat onze
vaderen niet te zwaar toe! Men herinnere
zich welke personen in dien "goeden ouden
tyd" met het onderwys werden belast. On-
Digitized by VjOOQiC
198
DE OUDE TIJD.
begrijpelijker is het, dat men nog in onzen
tyd het u zonder kinderen" in bijna ieder
advertentie leest waarbjj weesvaders en moe-
ders worden opgeroepen, en dat men nog
zoo velen aan het hoofd dier inrichtingen
plaatst of laat, die voor administratieve
betrekking misschien zeer bekwaam, maar
voor opvoeders weinig geschikt zfln. In de
wees- en godshuizen die ik bezocht vond ik
hier een gewezen boerenarbeider, wiens goed-
hartigheid niet opwoog tegen zijn plompe
manieren , daar een timmermansknecht , wiens
verlies van een paar vingers vooral tot aan-
beveling bij zijn sollicitatie scheen gestrekt
te hebben , elders een 50jarigen turfschrpper.
Ik maakte kennis met een 74jarigen gewezen
bakker, die op hoogen leeftijd gefailleerd,
uit medeljjden met zijne 65jarige vrouw tot
weesvader en weesmoeder waren verheven
en op hun ouden dag in eens volop in de
kinderen gezet, en met de zorg van een
lOOtal belast waren. Ik trof een zeventiger
aan , wiens vroegere betrekking mrj werd op-
gegeven als geweest te zijn: helledordier ,
om van een tal van gewezen onderofficieren ,
hnisknechts en koetsiers niet te spreken.
Wanneer men eens een lijst opmaakte van
al degenen die tot de taak van weezenop-
voeders geroepen zijn, met opgaaf van hun
vroegere betrekking, dan zou men zien hoe
zelden die taak wordt opgedragen aan men-
schen die voor hare vervulling eenige oplei-
ding hebben gehad. Ik wil niet ontkennen
dat een gewezen onderofficier plus eene vrouw
en minus kinderen, een zeer goed mensch
kan zijn, die fiksch met kinderen, jongens
en meisjes kan omgaan , maar dezulken zul-
len toch tot de uitzonderingen behooren, en
't moet bevreemding wekken dat weesvaders
en moeders 't meest uit hen worden geko-
zen die er hot minst toe gevormd en opge-
leid zijn. — Men heeft inrichtingen tot op-
leiding van bewaarschool-onderwijzeressen ,
kweekscholen voor onderwijzers ; zou het
niet wenschelgk zijn dat ook eene inrichting
in het leven werd geroepen , waar zij , die
met de opvoeding der 25,000 weezen in ons
vaderland worden belast , daartoe vooraf de
vereischte opleiding ontvingen? In ieder ge-
val , men moet of het inkomen der weesva-
ders verhoogen, of een pensioen aan hun
betrekking verbinden, opdat men beschaafde
en ontwikkelde menschen voor haar winne.
Voor / 1 50 als minimum en / 600 als maxi-
mum, zonder eenigen waarborg voor den
ouden dag — mag men een der gewich-
tigste en meest gebondene betrekkingen op
zulk eene wijze honoreren? "Maar dan moet
men zijn budget verhoogen!'* Ontegenzeggelijk.
0, die zuinigheid in zulk eene belangrijke
aangelegenheid ! Verbeeld u dat een spaarzaam
huisvader ter wille der dubbeltjes een brave
keukenmeid tot gouvernante zijner dochters ,
een zuinige gemeenteraad den veldwachter
tot directeur der burgerschool aanstelde ! — •
6 Dat in dit gelijk in ieder gebed over
voogden en voogdessen Gods zegen
werd afgebeden.
In oude instruction heb ik dit voorschrift
niet gevonden, wel in die van lateren tijd.
Zoo ook wordt in de oudste instruction die
ik onder de oogen heb gehad, niet van den
eerbied gesproken dien de bearabten regenten
verschuldigd zijn, terwijl ik in die van het
einde der vorige eeuw, niet alleen in de in-
structie van den binnenvoogd en weesmoeder,
maar ook van de naaimoeder, keukenmoeder,
schoolmeester, bakker, kleermaker enz. aan
het begin of het einde een artikel las: "zal
"verpligt zijn de heeren voogden en vrouwen
"voogdessen en ieder der zelven alle behoor-
"lijke onderdanigheid te bewijzen."
6 Bo ter en Kaas.
Men kan het opkomend geslacht niet te
degelijk voeden, maar boter en kaas, dat
noemden onze vaderen "zuivel op zuivel", en
zij beweerden er van: "'t is het werk van
den duivel." In het werkje, uitgegeven door
den Utrechtschen onderwijzer Simon de Vries ,
getiteld: "de Zeven duivelen regerende en
vervoerende de hedendaagsche dienstmaagden"
in 1682, wordt over "de likduivel" gespro-
ken en merkwaardige staaltjes aangaandede
overdadigheid der onderhoorigen meegedeeld.
Zou ook de ontevredenheid van sommige
weezen als zij dienstbaar worden, zou ook
de armoede de zij later lijden , haar oor-
zaak hebben in die overdaad, waarmede zij
in hun jeugd gevoed worden ? In geen gezin
van een handwerksman , ja ik durf beweren
Digitized by VjOOQIC
EEN DAG IN EEN WEESHUIS IN DE 18 e EEUW.
199
in weinig gezinnen van den winkelier en
kleinhandelaar, krijgen de kinderen dagelijks
boter en kaas, bier en vleesch. Geeft
degelijk, geeft afwisselend, geeft voedzaam
voedsel — maar, Regenten onzer rijke wees-
huizen! vermjjdt alle overdaad en weelde en
vergeet niet dat uwe weeskinderen , om later
in de maatschappij zich zelven en hunne
kinderen dagelijks vleesch , boter, kaas , bier
enz. te kunnen geven , zij een daggeld moeten
verdienen hooger dan *t geen thans in den
regel wordt uitgekeerd , en zij , om het geld ,
tot zulk eene levenswijze of huishouding
noodig , te bezitten , in de maatschappjj zullen
moeten optreden met een niet onaardig ka-
pitaal, 't zij in klinkende munt, 't geen
minder wenschelijk is, 't zg in degelijke
kennis en bekwaamheid , die boven alles gaan.
7 Hun kwantiteit bier.
In verscheidene gestichten had men be-
halve een bakkerij ook een brouwerij — en
de bakker, tevens brouwer, mocht het bier soms
voor 4 caroli guldens het vat verkoopen.
8 Be rol van portierster.
Nog heeft men in veel kleine gestichten
een cipier, ik verschrfjf mij: een portier, 't
geen aan het geheel iets gevangenis-achtigs zou
geven. Dat in de stads weeshuizen aan den
straatkant de deur afgesloten is en zonder
aanschellen niet open gedaan wordt, laat
zich begrijpen, hoewel ik er de noodzake-
lijkheid niet van inzie. Maar dat men er
van binnen niet uit kan, zonder dat de
portier met een grooten sleutelbos voor den
dag komt, is nog al akelig. Hoe geheel an-
ders op M«ttray ; daar is alles open , en het
gevangenisachtige , dat over de meeste wees-
huizen van onzen tijd een somberen tint
werpt, is daar geheel afwezig. En hoewel
op Mettray de uit- en ingang vrij is , loopen
de jongens toch niet weg! Zie noot 14.
{Wordt vervolgd.)
BELASTING OP ADVERTENTIEN.
Op biz. 357 van "de Oude Tijd" komt
een kurieus bericht voor, omtrent het toe-
zicht op doods-advertentien. — Niet minder
den geest des tijds kenschetsende , is eene
publicatie van het Provinciaal bestuur van
Holland van 5 October 1797, waarbij eene
belasting wordt gelegd op bekendmakingen
in couranten , van geboorte- , trouw- en dood-
berichten. — De hoofdinhoud van die be-
kendmaking volgt hier.
VRIJHEID, GELIJKHEID, BROEDERSCHAP.
Publicatie.
Het Provintiaal bestuur van Holland , aan
alien de geenen hunner Medeburgeren. die
deze zullen zien of hooren leezen, Heil en
Broederschap ! doet te weten:
Dat het voor heen gebruiklijk is geweest,
dat door de Ingezetenen van deze en de overige
Provincien van dit gemeenebest, doormiddel
van geschreven of gedrukte brieven, op de
gewone post-comptoiren ingestoken of besteld
wordende, aan derzelver bloedverwanten of
goede bekenden , van de geboorte- , huwelijks-
en sterfgevallen kennis te geven; doch dat
zedert eenigen tijd de gemelde gewoonte
veelal in onbruik is geraakt, als hebbende
men, zo in deze als andere gewesten, ge-
practiseert, om de gemelde notificatifin te
doen bij advertentien of berichten in de pu-
blicque nieuwspapieren , waardoor niet alleen-
ljjk de kosten, vallende op het drukken van
zoodanige missives, (hetwelk veeltgds plag
te geschieden) maar ook de porten, die an-
derzins, zoo van de Communicatie-brieven ,
als van de rescriptie op dezelven, betaald
wierden, grotendeels bespaard worden.
Dat hoezeer wij, aan de eene zijde, aan
onze medeburgeren geenzins willen betwisten
de bevoegdheid en het vermogen , om de res-
pective geboorte- , huwelrjks- en sterfgevallen ,
waartoe zij eenige betrekking hebben , in dier-
voegen, als zij zouden mogen te rade wor-
den, en dus ook door middel der nieuws-
papieren , dagbladen of tijdschriften , alomme
bekend te maken ; w|j echter , aan den anderen
kant, ons verplicht vinden, om, inzonder-
heid in de tegenwoordige t\jdsomstandighe-
den , daar wij zelfs door buitengewoone geld-
heflfingen in 's Lands-financieele behoeffcens
hebben moeten voorzien, zooveel doenlijk is,
te zorgen, dat op eene billijke wflze worde
te gemoet gekomen aan de schade , die daar-
door wordt toegebragt aan de inkomsten van
dit gewest , van welke het provenue der pos-
Digitized by VjOOQIC
200
DE OUDE TIJD.
terijen geen onaanzienljjk gedeelte uitmaakt.
Dat wij, ten einde wegens het voorgemelde
gemis eene redeljjke schadeloosstelling voor
en ten behoeve van de gemeene zaak te effec-
tueeren, hebben goedgevonden te decreteeren
en bepalen, eene belasting op alle de ad-
vertentifin of berichten van geboorte- , huwe-
lijks- en sterfgevallen , die door, of op last
van de Ingezetenen dezer provincie , na primo
November dezes jaars 1797 , in eenige nieuws-
papieren, hoe ook genaamd, zullen worden
geplaatst, in voege en maniere hierna vol-
gende :
Art. 1.
Voor elke adtrertentie zal, zoo dikwyls
als dezelve in een nieuwspapier geplaatst
wordt , deze belasting betaald worden , wan-
neer zij behelst
a. het bericht der geboorte van kind of kin-
deren / 1 : — : — .
b. Een huwemks-notiflcatie /3 : — : — .
c. De bekendmaking van een sterfgeval
/2:-:-.
Zullende dienvolgende , wanneer men in
meer dan een nieuwspapier zoodanige noti-
fication zal willen doen stellen, voor ieder
van de gemelde papieren afzonderlijk moeten
betaald worden.
De overige artikelen bepalen op welke wijze
de belasting raoet betaald worden , terwfll het
slot-artikel u de Contraventeris" bedreigt met
eene boete van /100 : — : — !
HET KRAAMKLOPPERTJE.
Wanneer gij Haarlem bezoekt, zal het n
niet dikwijls gebeuren, dat gij niet hier of
daar een dear ver-
sierd vindt met een
met groote zorg
geplooid vierkant
lapje kant. ElkNe-
derlander weetwat
dit bcteekent, elk
kent het kraam-
kloppertje en is er
zekcr van , dat zich
in het huis, waar er
een uithangt, een
kraamvrouw en een
jonggeborene be-
vinden.
Over het algemeen
meent men , dat
Haarlem de eenige
stad is, waar dit
gebruik heerschte
en nog heerscht , als eene herinnering aan de
belegering en de inneming der stad door de Span-
jaarden, die, als een bljjk van hunne menschlie-
vendheid , de kraamvrouwen en pasgeborenen
wildende sparen, hare huizen van plundering
zouden verschoond hebben, waartoe die van
een onderscheidingsteeken als het kraam-
kloppertje of een met linnen omwoelden klopper
Het Kraamkloppertjr
moesten voorzien worden. Dit alles is echter
slechts een vertelseltje , vooreerat wjjl de
kraamkloppers niet
alleen in Haarlem,
maar ook in andere
steden in gebruik
waren, b.v. Enkhui-
zen , Amsterdam ,
Hoorn , Dordrecht
en meer plaatsen ,
en ten tweede wa-
ren ze allang v66r
1573, min8tens al
in de 15 e eeuw
bekend, daar Eras-
mus er over spreekt,
als hebbende ze
reeds in zijnejengd
gezien.
Maar waarvan dan
dat gebruik? Een-
voudig om te ken-
nen te geven , dat daar in huis eene kraam-
vrouw is , en men daarom zich wat te wach-
ten heeft met gedruis te maken. Om dezelfde
oorzaak had men ton platten lande hier en
daar een bos palm aan bet hek of aan de
deur van de boerdery. Zoo ook wordt thans
de schel nog wel omwonden. En in den tyd ,
toen nog de deurkloppers gebruikt werden , iie
Digitized by VjOOQIC
HET KRAAMKLOPPERTJE.
201
zulk een ontzaglgk geweld maakten, was
eene waarschuwing dubbel noodig. Waar-
schijnlijk heeft men eerst gedaan, wat het
dichtst voor &6 hand lag, en den klopper
omwonden met linnen of eenige andere het
geluid dompende stof , en later heeft men
daarvan een sieraad gaan maken.
Het kloppertje bestaat uit een plankje,
waarin een stiftje, en waarover een lap
rozenroode zijde gespannen is, die op zyn
benrt overtrokken wordt met een sierlijk
aan de vier hoeken als een waaier geplooide
kant. Op die wijze wordt een langwerpig
vierkant gevormd, dat als in een lyst De *
sloten is. Is de jonggeborene een meisje , zoo
wordt tnsschen de kant en de roode zijde
een wit papier geschoven, 266 dat slechts
de helft van de laatste te zien korat. Is
het echter een jongen, dan komt de roode
zijde geheel en in haren vollen luister te
zien; alweer een bewijs, hoe veel meer prijs
er gewoonlijk gesteld werd op het bezit van
jongens dan van meisjes. Bij een twee- of drie-
ling worden twee en drie kloppertjes uitge-
hangen. Zijn de onders in rouw, zoo wordt
de roode zijde door zwarte, en de kant
door linnen of kamerdoek vervangen. Vroeger
maakte men er byzonder veel werk van om
de kloppers zoo kostbaar mogelyk te maken
en elkander daarin te overtreffen ; 00k schonk
de bruigora dikwijls aan de bmid een kanten
strik met rozenrood lint 266 lang en 266
breed, dat daarvan later een klopper zon
kunnen gemaakt worden. Nauw is het kind
geboren, of de klopper wordt uitgestoken,
en alleen 's avonds ingenomen. Als 't slecht
weder is , dan komt er een meer ordinaire ;
soms is er 00k een Zondagsche , die tevens by
de kraamvisites voor den dag komt ; en zoo
gaat dat voort tot de vrouw haar eersten
kerkgang doet.
De kraamheer, by wien een kloppertje
tiithing, schynt vroeger verschillende voor-
rechten gehad te hebben, die echter meer
nit stedelyke gebruiken sehijnen voortge-
sproten te zijn. Hij was b.v. vrjj van 's nachts
op de wacht te gaan ; geen gerechtsdienaar, .
drankpeiler, broodweger en dergelijk onwel-
kom volkje mocht zijn hnis betreden , en geen
schuldeischer hem manen , waarvan wel eens
misbrnik gemaakt is, zooals Berkhey ons
mededeelt van zeker grossier, die het klop-
pertje al maar liet hangen, en het zou
hebben laten hangen, zoo de peiler hem
geene waarschuwing daarover had doen toe-
komen.
VAN "OVER HET IJ."
DOOR
J. HONIG Jz. Jr.
(Vcrvolg vnn bind/.. 147.)
De boeijer stak van wal. 't Was een
sierlijk vaartuig en we konden ons best be-
grypen, dat de kooplui, voor hunne reizen
naar stad, liever van deze boeyers dan van
de veer8chuiten gebruik maakten. Hoe zin-
deiyk en net was niet alles gehouden. De
hagelwitte zeilen aan den als gepolijsten mast ,
de glanzende geharpuisde boorden, het als
zilver blinkend yzerwerk, het schilderwerk
en verguldsel, alles toonde de ijverige hand
van den "boeyerknecht ," en bewees dat
I61O.
deze zijn weekgeld verdiende. 't Was dan 00k
even goed zyn trots als die van den meester,
wanneer men den boeijer om zyn uiterlijk
prees en roemde als een best zeiler.
Hoe ruim was niet die stnnrstoel, rondom
met banken voorzien ; hoe gemakkelijk niet
die net geschilderde roef met de kussens
op de zitplaatsen en dat tafeltje in het
midden! "Ja, beziet het vrij!" zeide onze
gastheer. u 't Is een kleine kamer en kan
tevens tot logics dienen. Als ge de banken
26
Digitized by VjOOQIC
202
DE OUDE TTJD.
opslaat en uithaalt , hebt ge goede kooyen ,
en die kasten , daar in de hoeken , bevatten
een heel huishouden. 't Is dan ook niets
vreemds om togtjes van een dag of wat
met den boeijer te raaken , 't zij naar den
Haag, Rotterdam of Dordt, en — wat men
niet zeilen kan , dat wordt gejaagd. Voorleden
jaar nog deden we met "zelschap" een reisje
langs de Vecht naar Utrecht. Dat was heerljjk ,
zoo langs al die bnitens te varen ; en al
ondervond onze zak de waarheid van 't
rijmpje :
Die wil varen langs de Vccht,
Leg zijn beursjc op de plecht,
toch beklaagden we ons dat geld aan de
jagers niet. Ja , ik weet niet of 't eens wel
aangenamer geweest zou zijn, als er een
koeltje in de zeilen geblazen had. — Zie,
't is als ik u vroeger vertelde: de boeijer
is ons voertuig voor vermaak, en om naar
stad te komen is het zeilen met den boeijer de
gemakkelykste en goedkoopste gelegenheid."
Onze man aan het roer toonde dat hij
zijne taak meester was ; al vorderde die door
den slappen wind luttel krachtsinspanning ,
toch bemerkten wij wel, dat van een schip-
per op de Zaan veel oplettendheid gevor-
derd wordt, zoo door het vallen der winden
tusschen de bebouwde gedeelten , als door de
vele vaartuigen, schuitjes en houtvlotten,
die ginds en herwaarts zich op den stroom
bewogen. De knecht v66rop liet dan ook
telkens een waarschuwend woord hooren.
't Was een genot z66 den stroom, met
de afwisselende tooneelen die telkens zich
voordeden, langs te zeilen, en we waren
eerder aan den Dam dan we vermoedden of
wenschten. In plaats dat we de zoogenaamde
kleine Sluis inliepen , om in het IJ te schutten,
lag de boeijer achter een der herbergen aan ,
waar reeds meer boeyers, tentjagtjes en
schuitjes lagen, terwijl we opmerkten dat
aan het zoogenaamde oploopen van den Dam
eene menigte menschen zich bewoog en de
toegang daar als versperd scheen.
Wij zagen onzen gastheer aan, en alsof
hij begreep wat wij vragen wilden , zeide hij :
"Van ochtend zijt ge de oostzij langs gegaan
en kondt dus niet vermoeden, dat op de
terugreis de westzij minder toegankelijk zou
zijn ; — daardoor hebt ge tevens het middel
niet ontdekt, waarop ik in ons gesprek
doelde , toen ge weten wildet ,' hoe de groote
schepen uit de Binnen-Zaan naar buiten
moesten komen. Wel zijn er, als ge ziet , drie
sluizen in "den Dam" , maar twee slechts zijn
schutsluizen , waarvan de grootste zelfs geen
kofje doorlaat ; de derde is alleen een uitwate-
ring of duiker. Zoo aanstonds zal uwe nieuws-
gierigheid voldaan worden. — Zie , daar,
waar aan de westzijde de weg als tegen den
Dam schuins oprijst of "loopt," daar langs
is, tusschen de huizen aan den Dam, by
die opening aan de Binnen-Zaan, wat we
den Overtoom noemen en waar nu de sche-
pen over gewonden worden. Men is reeds druk
bezig , maar we komen nog juist van pas. —
Zou het niet goed wezen , Hein," vervolgde
nu onze gastheer tegen den eigenaar van
den boeijer, "zoo Jan door de sluis ging?
Als de vrienden dan hier alles gezien hebben ,
kunnen we daar weer scheep gaan en het
afloopen zien."
"Best" was 'tantwoord, "en als Jan dan
aan de oostzij van den steiger gaat, en de
wind blijft 266, dan kunnen Gerrit en ik
de vrienden naar Amsterdam brengen ; 't is
bezeild en lichte maan. — We kunnen trjdig
genoeg weerom zijn."
Hoe aangenaam dit laatste voorstel ons
ook in de ooren klonk, toch achtten wij
het te veel gevergd van onze jonge vrienden ;
maar we konden niet opzeilen tegen het
vaste plan om ons genoegen te doen , en
gaven ons dus willig gevangen.
Wij stapten alzoo uit, en Jan voer met
den boeijer naar de sluis.
Aan den Overtoom was men reeds druk
bezig. — Op het gevaar af om, zonder
dat de noodige afbeeldingen de beschryving
verduidelijken , van den werktuigelyken ar-
beid, dien wy zagen, een minder volkomen
denkbeeld te geven dan welligt aangenaam
zou zijn, willen we toch trachten weder te
geven , wat we opmerkten.
Verbeeld u een plek, ter wederzyde met
huizen bezet, waarvan de grootste breedte
25 voet en de geringste 24 voet bedraagt,
terwyl langs die huizen , zoowel aan den oost-
Digitized by VjOOQIC
VAN "OVER HET IJ.
203
als westkant, een smal straatje loopt. De
ruimte tusschen die beide straatjes over-
blijvende, en ongeveer 25 voet breedte be-
slaande, is de eigenlijke Overtoom, of het
westeinde van den Dam. l — Wij vonden
dien Overtoom in de breedte met zware dwars-
balken , digt aan elkander gevoegd , belegd ;
van de Binnen-Zaan schuins oploopende ter
lengte van 80 a 90 voet , en vervolgehs met
eene vlakte in het midden van bij de 20
voet , om dan , ter lengte van omstreeks 50
voet , naar de Buiten- of Voorzaan af te dalen.
Aan de Binnen-Zaan liep dit houtwerk nog
eenige voeten onder water, ten einde die
schepen, welke meer dan gewonen diepgang
hadden, er te gemakkelijker op te krijgen.
Langs het midden van dezen houten vloer
lag een balk, naar gis 7 duim dik en tus-
schen de 12 a 14 duim breed, welke "Leger"
genoemd wordt, om reden de kicl van het
schip bij het overwinden daar langs geleid
werd. Die lejjer lag niet lijnregt , maar was
ten westen wat uitgebogen om de engte der
plek, waar 't schip niet regt door kon en
door de rondom staande huizen een aanmer-
kelyken draai moest nemen. Wijl de kiel
daardoor sterk tegen de westzijde van den
leijer moest aanloopcn , had men dit bezwaar
trachten te verminderen , door deze ten oosten
op verscheidene plaatsen met dwarsbalken
te schoren , die weder door een anderen balk ,
welke langs den geheelen oostkant van den
Overtoom lag, gesteund werden. Op de
westzijde van den Overtoom lag een breede
platte balk, om het werk vlak te houden
en de palen, die tot het overwinden dien-
den, op hunne plaats te houden, waarvan
er een ten halve en een ander op het hoogst
van het werk stond.
Voor het overwinden zelf waren drie
spilleu in gebruik, de een ten oosten op
den Dam, en de beide anderen ten westen
van den Overtoom geplaatst, waarvan er
1 Nog heden kau men, ofschoon, door het
ophoogen van straat en weg, minder in het oog
vaHcnd, bij het zoogcnaaindc "oploopen van den
Dam" de vroegcre ligging van dien Overtoom op-
merken ; tcrwijl die doorgang nog dea winters
door vrachtsleden enz. van dc Zaan naar buiten
dient.
een omtrent het einde op den Hoogen-
djjk, de volgende een weinig zuidelijker
benedenwaarts aan de voeting van den Dam ,
die daar met hout bevloerd was, en welke
dekking de hellinglui het "schavot" noemden.
In ieder dezer spillen staken vier doorgaande
windboomen van 11 duim dik en 16 a 18
voet lang. Zjj werden bewogen naar mate
de grootte van het schip handen vbrderde;
men rekende voor elke spil tusschen de 24
a 30 man noodig te hebben.
Het werk werd begonnen met de wes-
terspil op den Hoogendjjk. — Een*touw,
omtrent 7 duim dik in het rond, liep door
twee groote zware blokken , elk met drie
groote schijven, twee achter en een voor.
Het eene blok werd aan het schip bevestigd
met behulp van een zwaren yzeren bout,
die door den voorsteven gestoken werd, en
daar aan elken kant ruim een half voet
uitstak ; ter wederzijde hiervan was een strop
van 9 duim dik gelegd. Het tweede blok,
met een dergelijken strop , was aan een paal
geplaatst, ter halver hoogte van den Over-
toom , aan de westzijde. — Vervolgens werd
de losse bogt van het touw aan de wester-
spil op den dijk gelegd, en daarmede het
schip met den voorsteven uit het water
gewonden.
Een dergelyk stel blok- en touwwerk was
ter zelfden tijd ook aan de oosterspil gereed
gemaakt, en even zoo met behulp van een
bout, maar nu, daar het werk reeds ge-
vorderd was, aan de kiel bevestigd en toen
op dezelfde wijs er mede gewonden. — Alsnu
werd ook het werk van de westerspil aan
de kiel geplaatst en het blok op den Over-
toom een paal verder zuidwaarts gebragt.
Daarop werd nog een derde stel blok- en touw-
werk aan de westerbenedenspil in gereed-
heid gebragt en, even eens als met het
eerste geschied was , aan den voorsteven ge-
legd, doch merkelijk lager. Er werd nu met
alle magt aan de drie spillen gewonden. De
stoere mannen, die er hunne kracht aan
toon den, hadden moeite te over, maar toch
was er gang in het schip en het achterdeel
bijna uit het water. Toen men z66 ver ge-
vorderd was, werd de arbeid aan de
Westerspil gestaakt, even als aan de oos-
Digitized by VjOOQIC
'204
DE OUDE TIJD.
terspil , en schaakte men de blokken zoo ver
van elkander at, dat, terwijl het eene op
't hoogst van den Overtoom bleef , het andere ,
lan£s de zijden, aan den achtersteven van
het schip kon gebragt worden. Hier werden
nu beide stellen vereenigd, in dier voege,
dat ze te gelijk moesten nedervallen wanneer
het schip te water, liep , terwijl deze touwen
tevens het terugglijden te keer moesten gaan.
Op nieuw werd nu met alle magt ge-
wonden , en lustig klonk het gezang der
werklieden, waarmeS menigeen onder de
toeschouwers instemde. Daar rees een luide
kreet op! Wij vreesden voor een ongeluk,
maar onze geleider stelde ons gerust, en
zeide , dat dit niets dan een teeken was
van de opzigters, dat het schip begon te
"duiken" en alles alzoo naar wensch ging.
Wij zagen dan ook het werk van de be-
nedenspil wegnemen en de gaten in de kiel
en steven stoppen. In het voorschip was in-
middels het einde van een zwaar touw door
de kluizen opgetrokken , dat met het andere
einde, verre oost aan, op den onderdam
aan een paal vastgesjord was en achter eene
tweede lag, om, zoo als men ons uitlegde,
het schip bij het afloopen daarmede oost-
waarts te doen draaijen, ter vermijding van
den Hoogendyk en de daar gelegene werven ,
die zich, van den Overtoom af, eenigzins
oostelijk uitstrekten. — Aan de beide andere
spillen was inmiddels met onverzwakte kracht
gewerkt, en het zich voortbewegende schip
begon gedurig meer te duiken , om , wanneer
het eindeljjk geheel overwigtig werd, de
schuinte af in het water te loopen. Dan zou
het zware touw zijne dienst doen; en als
het schip, oin den dijk en de werven te
mijden, oostwaarts genoeg gedraaid was,
liet men het einde in het schip glippen en
werd het, met behulp van een lange ljjn,
gebragt waar men wilde.
Hoewel het ons gevraagd werd, en me-
nigeen zich op het dek van het met vlag-
gen versierde schip bevond, wij hadden niet
veel lust om daarmede den afloop te doen,
al verloren wij dan ook de gelegenheid om
te zien, hoe men in het schip zelf voor
het overwinden gearbeid had , en 'tgeen toonde
hoe men op alles bedacht was. Daar binnen
toch was het overal gestut door middelvan
schoren, welke van het zaadhout tot aan
de knies kwamen; even zoo had men onder
de dekbalken gehandeld. — De Overtoom
zelf werd , naarmate het schip er over kwam ,
ter p/aatse waar de kiel langs schuurde,
met vet gesmeerd ; een middel , dat vooral
bij droog weer, zoo als men ons vertelde,
niet te weinig of te zuinig mogt toegepast
worden, terwijl dan tevens het hout van
den Overtoom , zoowel als de windassen , reeds
dagen te voren nat gehouden werden. Ook
waren nog onder de kimmen van het schip
gesmeerde blokken gelegd, ten einde het
overhellen te beletten en het zooveel moge-
lijk in eene regte rigting te doen afloopen.
Wanneer de schepen grooter en zwaarder
waren dan er thans een werd overgewonden ,
lag men een of twee ligters voor den Over-
toom, en met de daarop geplaatste spillen
werkte men even zoo als met die, welke
op den Overtoom zelf stonden , tot zoolang
het schip op zyn hoogste punt kwam en
begon te duiken; waarna ze werden wegge-
voerd, om plaats voor het afloopende vaar-
tuig te maken.
Dit was het wat wjj opmerkten en ons
medegedeeld werd, zoowel door onzen vriend als
door een der mannen, die het werk bestuurden.
Toen wij dit alles gezien hadden, stelde
onze vriendelijke gastheer ons voor, om
eens een ander gezigtspunt op het werk te
kiezen. Wij volgden hem langs het smalle
straatje, voorbij een huis ter halverwege de
oostzijde van den Overtoom , wat hij ons aan-
wees als het t4 touwhuis ," zoo genaamd om
dat daar al het materiaal, bij het over-
winden gebruikt, geborgen werd. Een paar
huizen verder stapte hij een stoep op en
zeide, dat wij hier ongetwijfeld nog wel
iets zoude vinden, wat ons, bij het zien
naar het werk , te gelijk aangenaam zou be-
zig houden.
{Wordt vervolgd.)
Digitized by VjOOQIC
DE MEELMOLEN.
205
DE MEELMOLEN.
Wrj willen hoopen, dat deze afbeelding
duidelijk genoeg aan den lezer een denkbeeld zal
geven van de samenstelling dezer meelmo-
lens, daar het ons niet gelukt is, er eene
beschrijving van te vinden. Alleen weten we ,
dat de meelwagen of molen uitgevonden of
u ghepractiseert" is u door den grooten inge-
nieur Pompeus", en ze gebruikt werden in
de belegering van Lochem en Groenlo door
'van den crijgsoversten Spinola gemalen , Leg-
gende inde quartieren voor Lochem en Grol
in de Maent van Julius ende Augustus 1606."
"De Meelmolen is zeer geschikt", voegt
de Heer Bon, aan wien wij deze plaat te
danken hebben , er bij , u om , in plaats
van door paarden — in onze eeuw van
stoom, — door stoom-paardenkrachten ge-
dreven te worsen,
De Meeliuolen.
den grooten Spaanschen bevelhebber Spinola.
Er waren er "soo veel int getal," zegt
het onderschrift op onze afbeelding, "dat
men brjnaest conde genoech voor den Leger
Men kan daarmee de goe lieden in 't leven
behouden, totdat zij, volgens alle regelen
der kunst, door de kogels uit de getrokken
kanonnen doodgeschoten worden."
DORDRECHT IN DEN AANVANG DER 17* EN DER 19 e EEUW.
DOOR
Dr. G. D. J. SCHOTEL.
Vervolg van bladz. 173.
Hoe veel stoffe zou een Jacob Campo Weijer-
man, indien hij onder hen geleefd had, niet
voor zijn Histoire anecdotique der schilders
hebben kunnen verzamelen ! Een dier heeren
vroeger weesjongen, had het vrij ver in de
kunst gebragt. Eens verzocht hij een ma-
Digitized by VjOOQiC
206
DE OUDE TDD.
gistraatspereoon , die beide betrekkingen van
regent van het wees- en van het blauw- of
gekkenhuis bekleedde , een zyner afgewerkte
kunststukken te komen bezigtigen. Toen deze
binnentrad, liet de schilder voorbedachtelijk
een penseel vallen; de regent haastte zich
het op te rapen.
"Hou op!" riep gene, hem terughoudende
toe; "zoo stond Alexander voor Apelles!"
"Meester ," hernam deze , "ik ben eens regent
over u geweest, zorg dat ik het niet ten
tweeden male worde!"
Voor zoo ver ik kan opsporen, waren er
te Dordrecht in de 16 J eeuw geen beoefe 5 -
naars der zang- of speelkunst, doch in den
aanvang der 17 c was de stad ook te dien
aanzien een "tempel der const." Welk een
schare van beroemde "musicyns" en "com-
ponisten" vond men er toen niet, wier na-
men door tijdgenooten en nageslacht met lof
genoemd werden en "wier schedels met lau-
weren zijn gekroond"! Daar bloeide toen
Theodoras Tegelbergh, een Fenix der mu-
sycke , bij Amphion te vergelijken. Zijne be-
roemde leerlingc Margaretha Godewijck, be-
zong zijne kunst in het volgende onuitge-
geven gedicht:
"Amphion was die; geen waerop dat Thebes roemdc,
u En *t gansche Grieckenlandl haer voor gcluckigh
(noemde,
"Den tweeden Amphion, die leeft in on9en tijt,
"Waerom dat onse stadt nog heden is verblijt.
a Ghy sijt het Tegclberg, die door u guide snaren ,
u Kont droefheyt in de mensch en soctc vrcughde
(baren.
"Ghy sijt het weerde man , die uwe brave kunst
"Aen my hebt uitgedeclt, door uwe groote gunst.
u Wat kan ick, weerde man, u hiervoor weerbe-
(wijsen ?
u Ghy die mijn mcestcr sijt. Siet sehaerat komt
(in my rijsen,
"Nadien ook dese ^ift my heel onweerdigh ken,
u Ick die de aldcrslechts van u discipels ben."
Margareeth noemde zich de "alderslechste"
zijner discipelen, en toch was zij als beoe-
fenaresse der muziek vermaard, en schreef
Balen , dat zij den maatzang verstond en het
clavecimbel bespeelde.
Niet minder beroemd was Cornelis van
Blanckenburgh , organist der Groote kerk,
"niet minder dan mr. Joan Dusart, quade-
lers op alle speeltuigen" Hij vervaardigde
verscheidene composition en schreef een "on-
derwyzinghe voor de handfluut."
Onder zulke meesters moest de kunst
bloeyen, en te meer wijl de regering haar
beschermde. Zoo vereerde zy Henricus Stroin-
bergens "voor de presentatie van een mu-
zijekdicht" / 18, gaf een geschenk in wijn
aan Gerrit Keyrfenninck , die in 1626 de
orgelen der Groote en Augustijnen kerk in
orde bragt , en / 50 aan Fontunatus Kiet ,
"tot een vereeringhe, dat hij aen mijn E.
Heeren met sijne kinderen had doen hooren
een sonderlinge harmonic" De "niusicant"
Jan Croes ontving een jaarwedde van /12,
en in 1610 "werd Hendrick Spaen bij niijue
heeren van gerechte 100 L toegelegt tot
een vereeringe dat hy met seer groote neer-
sticheyt gecomponeert ende in druck had
doen stellen seeckere schoone heerlicke Psalm
Davits en der musycke." In 1604 laat het
stedelijk bestuur voor 153 L. 6 s. 4 gr.
een clavecimbel aankoopen, om ter eere der
stad gebruikt te worden.
Er ontstonden zang- en muzyckvereeni-
gingen. Daartoe behoorde o. a. Cornelia
Blanckenburgh "uytnemenste in de muzycke
en spelende seer meesterlijck op d' instru-
menten", Anna van Blaaklandt, die met haere
broeders de vier stemmen in de musyck
konde uytmaken, zingende hare broeders de
bas en zij de taperius , Anna Colora , Maria
van Hesel en Cornelis en Jan de Witt die
de viool bespeelde. Men zong dan uit die
keurige jufferboekjes met verzen door de
Dordsche jeugd gedicht en in sierlijk schrift
er in geschreven; voorts uit den u chaos of
verwarde klomp," de "Olipedrigo of Dordsche
vermakelijkheden ," de "craam," de u klucht-
zak," de "Sum," het "Lystertje" de u uit-
muntende Dorimene ," alle door Dordsche dich-
ters en zangers vervaardigd , hier en daar
met aardige tafereelen van de zeden van
dien tijd gestoffeerd, alle bewijzen voor de
beoefening der zang- en toonkunst. Een der
meest geliefde boeksken was de "Dordrechsche
Helcken", een schatboekje voor de zeden van
die dagen. Zoo bezingt een bestevaer den
Digitized by VjOOQIC
DORDRECHT IN DEN AANVANG DER 17 e EN DER 19° EEUW. 207
goeden en goedkoopen tgd zgner jeugd:
"Wat. plaeht hicr volck by hopcn
"Nacr 't willigen bo9 te lopen ,
"En voort hier ovcral om een pleysiertje.
"Ja 'tmag men zeer wel heugen,
"Dat 't daer all 't water was.
"Aen 't Spuypoort buytcn,
"Daer quaem men van den Ouden Bos
"Aenzeylen plas, met voile schuyten.
"Ick heb met vrijsters wesen rijen,
"Dat ick noch gecn twee blanckjes
"Verteerde en verree,
"En krecgh noch een eenig duitjc
"Van goe betalingh mee\
"Ick ken je niet genoegh bekijkcn,"
(Zong een vrijster een knappen jongen toe)
"Wanneer je na de Kerek tocgact,
"Jij hoeft geen koopmans seun te wijeken,
"So net als jon dat tuyghjen staet;
"la 'tuw kraeg of fokelet.
"Altijt is het even net/*
Een ander bezingt de veranderingen der
modes.
"Langlijf wambays oock wat schort,
"Want de pantjes zijn te kort;
"'tKan de lendan nau bedeeken.
"Op de wambnys, hoogh gekraagd,
"Ydcr kleyne befjes draegd. >
"Daerin ncckcls om te binden,
"Van de grootstc die se vinden.
"Dit is oock de nienwe wet,
"In de plactae van ponjet.
"Monsieutje9 dragon
'•Net gcployde lobbekragen;
"Noch Monsieur hem selfs vermoeyt,
"En sich aen de handen boeyt
"Met het een of ander lintjc,
'Als een kleyn bescheete kintje.
"Aen Monsieur sijn vingerling,
"Is een gout gestcenue ring;
"Aen de hantschoen duyzent qnikjes,
"Kantjes , roosjes , puntjes , strickjes ,
"Ovcral wat nieuwe goet,
"Langc mantels hebben moet;
"Slinks en rechts aen wefir zij knopen,
"Of men met do heraut zou loopen."
Dordrecht behoorde onder de weinige ste-
den, waarin de Psalmen van Datheen met
het orgel mogten begeleid worden en , na de
predikatie , wel geen omslachteiyke motetten ,
maar toch eerbare stuckjens mogten gespeeld
worden. Zelfs op de latgnsche school werden
de studenten in het clavecimbelspel onder-
wezen.
Zoo was het te Dordrecht in de eerste
helft der 17 e eeuw. In later tijd vond ik
weinige sporen van "liefde voor de maet-
sangh en mnzyck"; van geen componisten
en vermaarde meesters wordt meer melding
gemaakt, de stad gaf geen geschenken en
vereeringen meer, de zang- en speelgezel-
schappen werden gesloten , geen jufferboekjes
meer geschreven, geen liedeboekjes gedrukt,
zelfs de namen der orgelisten zijn vergeten.
Eerst in het laatst der 18e eeuw begon
allengskens.de oude lust weer te herleven,
er ontstonden allereerst zanggezelschappen ,
waarin de Psalmen en andere geestelijke
liederen , zoo als van liodestein , Kamphuisen ,
Sluyter, later van Voet en Seeuwarden wer-
den gezongen. De voorzangers der verschil-
lende kerken begonnen aan de woningen der
ouders de kinderen in 't psalmgezang te
oefenen , de orgelisten onderwgs in 't orgel-
spel te geven. Aanzienlijken kochten kabi-
netorgels aan , ja zelfs werd er hier en daar
een geestelijk concert gegeven. Eerst in den
aanvang dezer eeuw trad de zang- en toon-
kunst een nieuw tijdperk in.
Door de aanstelling van uitstekende orge-
listen en onderwijzers in toon- en zangkunst ,
werd de smaak veredeld , het onderwgs ver-
beterd. Er werden zangvereenigingen gesticht.
Het uitstekende orgelspel in de Groote
kerk lokte velen, vooral Dingsdags, na de
godsdienstoefening derwaarts. Des Woensdags
avonds werden er concerten gegeven. Aurora
werd opgerigt , een afdeeling der Maatschappij
ter bevordering van Toonkunst te Dordrecht
gevestigd, en nog worden een Kist, Leen-
schit, Ochsendorft, Brunner en nog vele
anderen, die ook ten dezen opzigte het
Dordrecht der 19 e in het Dordrecht der
1 7 e eeuw herschiepen , met eere geroemd.
In den aanvang der 17 e eeuw werd te Dord-
recht even als te Amsterdam de tooneelspel-
kunst beoefend en gaf de toen nog bloeflende
kamer "de Toonkunst" er in J t openbaar en
in hunne vergaderplaats blij- en treurspelen,
die op verschillende wedstrijden met zilver
werden bekroond. Ook bewerkte Pietcr van
Godewijck zyne u Wittebroodskinderen ,, en
Digitized by VjOOQIC
208
DE OUDE TIJD.
vertaalde Cornelia van Beveren de "Mithra-
dites van Racine," Jan de Witt "Connicalis
Horace ," schreef Joh. Michaelius zijn "Julius
Caesar of Kaisermoorders ," Lambert van
den Bos zijn "Rampzalige liefde, Wilhem
of gequeste vrijheid, Ayamemnus," Catalina
"Carel de negende of Parysche bruyloft,"
"Roode en witte Roos en Troos", en arbeidden
nog vele anderen, inzonderheid van Some-
ren , Hoogstraten , voor bet tooneel. Ver-
scheidene tooneelgezelschappen werden ge-
sticht; zelfs oefende zicb de schooljeugd in
het uitvoeren van latynsche drama's, van welke
vele door hunne leermeesters werden opgesteld.
Doch ook de lust voor het tooneel ver-
flaauwde allengskens. en zoo zy soms nu
en dan ontvlamde, dan wist bet Apisto-
rium, dat de tooneelspelen verfoeide, ze
wel nit te dooven. In het grootstc gedeclte
der 18 e ecuw werd geen openbare tooneel-
vertooning te Dordrecht geduld. Eerst in
het laatst dezer eeuw waagde men het zich
tegen den kerkeraad te verzetten en niet
alleen op kermis den schouwburg te bezoeken ,
maar zelfs eenige drama's op te stellen.
Doch ook voor het tooneel brak eerst in
den aanvang der 19« eeuw een nieuw tijdperk
aan. Kr werden liefhebberijtooneelen op-
gerigt , een schouwburg gesticht , waarin des
winters en op feesttyden door de uitsteken-
ste tooneelisten uit 's Hage en Amsterdam
vertooningen werden gegeven.
De beroemde boekhandelaar schreef zyn
"Marianne", Petrus Johannes van Steenber-
gen vertaalde Doret's "Peter de Groote",
Saurin's "Beverly" ; Arie Lammers "De stem
der natuur" van Armand, "de advokaat Pa-
telijn" van Bruycs. Kuyper , Heymans Paape ,
Bruggemans, Kesselius, Immerzeel gaven
door hen vertaalde en oorspronkelyke drama's
in het licht; zelfs wisselden de leden van
Pictura hunne kunstbeschouwingen met het
uitvoeren van tooneel- en blyspelen af.
"Zoo bloeit" (kan men met Margaretha Godewyck
(zcsrgcn) "dc const wcer op na jarcn lang van ruste ,
"En triomfeert in *t eynd en singt en spcelt nac
(lnste ,
*'Soo is hctgrijse Dort weer alsop nienw vcrmaert,
"En schiet als eencster klapwiekend hemclwaert.
{Wordt vervolgd.)
H F W IJ C K.
De mededeeling aangaande het Huis te
Zuylichem op pag. 20 en 21 van dit deel bracht
mij tot de volgende aanteekening over Hof wijck,
het buitengoed van Constantijn Huygens,
Heer van Zuylichem. De spoorweg van 's Gra-
venhage naar Gouda doorsnijdt de lust- en
rustplaats van den dichter. Het gedeelte
van het bekende landgoed, dat ten noorden
van den weg lrgt, is by'na geheel aan den
nieuwen spoorweg opgeofferd: het westelijk
gedeelte is veranderd in een nieuwen ryweg ;
het station staat omtrent aan den ingang
van het overbosch; de noordoostelijke hoek
is uitgegraven tot ophooging van het terrein
en in een waterplas veranderd. Maar de
spoorbaan zelf loopt zoodanig door dit ge-
deelte heen , dat de lokomotief eerlang zal
gaan over dezelfde plaats, waar de zoo om-
standig bezongen en afgeteekende "bergh"
zich verhief. Aan den zuidkant van den straat-
weg gaat zij door het oostelijk gedeelte , waar
de "fruytboomen" en het mastbosch stonden ,
terwijl 't zuidoostelijke der "houte somerhuys-
kens" omtrent in de as der spoorlijn valt.
Hofwyck zelf is thans weder verheven tot
den rang van buitenverblijf. Sedert den dood
van de Vrouwe van Zeelhem, die den 28
December 1785 in de Kloosterkerk in den Haag
begraven werd , kon de wensch van Constanter
om dit goed van "Grootvaer" in de familie te
houden niet vervuld worden ; maar de geleerde
uitgever der Archives de la Maison d' Orange-
Nassau heeft gezorgd , dat de naam van Hof-
wyck steeds aan den gevel mocht pryken.
Het "stalhuys en de kruydhoff" evenzeer
op den platten grond in de Korenbloemen
aangewezen , was lang eene herberg "de Gou-
den Leeuw." Vtior korten tijd is aan dit ge-
bouw eene Huygens meer waardige bestemming
gegeven. Men vindt er thans een instituut
voor jonge Dames , onder bcstuur van Me-
vrouw Blum.
Dat deze weinige regelen mogen strek-
ken, om de plekjes, waar de dichter zoo
gaarne verpoosde en die hy zoo liefelijk
wist te bezingen , in de herinnering te bewaren !
f 8 Gravenhage. Frederiks.
Digitized by VjOOQIC
WAT ER ALZOO IN EEN BUBGERHUIS VAN DE 17„ EEUW TE VINDEN WAS. 209
WAT ER ALZOO IN EEN BURGERHUIS VAN DE 17" EEUW TE VINDEN WAS.
DOOE
D. VAN DER KELLEN Jr.
(Vervolg van bladz. 98.)
Gjj hebt lang gewacht op de beloofde I "Zacht wat, zacht wat!" zoo klinkt het
uitnoodiging , om een kykje te komen nemen ons van binnen toe als antwoord op ons ge-
in mijn modelhuis (biz. 98) niet waar, vrien-
den? Ik ben er dan ook wel wat mee ver-
klop. De deur wordt voorzichtig geopend en
eep in een blauw satijnen kamerjapon ge-
De baker.
legen , raaar gij weet bet zelf en gij zult het
ook wel eens ondervonden hebben , dat er
zich omstandigheden kunnen opdoen , die ons
in de uitvoering van onze beste voornemens
verhinderen. Laat ons dus, daar maar over
zwijgende, nu verder geen oogenblik laten
verloren gaan en brutaal weg als met de
deur in 't huis vallen.
Hier beneden hooren we geen levende ziel ,
dus spoedig maar den trap op , aan de eerste
deur de beste aangeklopt en zonder compli-
menten de bewoners als oude kennissen bc-
schouwd.
ia;o.
wikkelde gedaante verspert ons den toegang.
Vriendelijk ziet die verwonderde satijnen
man er niet uit , en eerst langzamerhand zet
zijn gezicht zich in meer lachenden plooi.
Na .de door ons gegeven ophelderingen , is
hij wel eenigszins gevleid, dat wij juist zijn
huis als een model van een huis gekozen
hebben, en op een anderen tyd zou het hem
hoogst aangenaam geweest zijn; doch hij
begrijpt niet waaraan juist het zijne, een
huis waar een kraamvrouw is, die eer te
danken heeft.
"Dat hier een kraamvrouw is , was ons ge-
Digitized by VjOOQIC
210
DE OUDE TIJD.
heel onbekend; anders waren we niet zoo
onbeleefd geweest."
"En hebt ge dan niet den kraamklopper
gezien? En wist ge dan niet, dat deze ka-
mer de kiaamkamer is?"
Op onze ontkennende antwoorden heldert
zijn gezicht geheel op.
"Ja, zegt hy, ik beken, dat ge my
zooeven zeer uit mijn humeir hadt gebracht.
De kraamvrouw was juist ingeslapen, en 'k
vreesde dat uw geklop haar zou wekken.
Gelukkig is moeder de vrouw al tien dagen
kraams, dus de negen gevaarlijkste dagen,
zooals men dat zoo blieft te zeggen, z$n
voorbij, en naar tijdsomstandigheden bevindt
ze zich byzonder wel, z66 zelfs dat ik haar
verlof zal vragen, u binnen te raogen leiden.
Dan konden uwe vrienden niet slechts een
huis zien in zyn gewone doen, maarboven-
dien ook nog met een kraamkamer kennis
maken."
Hij laat zich niet teraghouden door onze
verontschuldigingen , maar verdwynt, om na
eenig gemompel, geschoffel en geschommel
daarbinnen, door het te recht zetten van
een en ander veroorzaakt , ons de deur te ope-
nen en tot binnentreden uit te noodigen.
't Is in de kamer vrij somber, zoodat we
niet dadelyk zoo alles ter deeg kunnen
opnemen en bemerken dat de kraamvrouw
nog onzichtbaar is, verscholen achter de
gordijnen; zij ligt nog te bed en is daaren-
boven door een kraamschut aan ons oog
onttrokken. Wrj kunnen dus haar ons com-
pliment niet maken ; 't zou wat al te mal zijn
om met haar een gesprek aan te vangen,
zonder elkaar te zien.
Onze groeten bepalen zich dus slechts tot
die aan de baker en de minne. Gelukkig
hoort de baker dat "slechts" niet, ze zou
anders dat woord slecht opnemen. Alsof de baker
iemand van ondergeschikt belang ware ! — zy ,
de wetgeefster, de koningin in de kraamka-
mer, op wier wenken immers alien, de
kraamheer zoowel als de meiden vliegen,
op wier bevel de kraamvrouw opstaat of
naar bed gaat, en wier: "nu niet meer, juf-
vrouw" voldoende is, om de vrouw oogen-
blikkeiyk mes en vork te doen neerleggen,
al hadde ze nog zoo gaarn wat blyven door-
peuzelen aan het zoo heerlyk klaar gemaakt
kippetje of een of ander kraamvrouwe-lek-
kernijtje , en dat alleen , omdat de goede
zorgzame baker bevreesd is, dat het over-
blyvende, wat haar volgens haren stelregel
toekomt en wat haar plichtsgevoel als baker
haar voorschrijft te moeten verorberen (de-
wijl een kraamvrouw nooit kliekjes mag
eten) al te weinig voor hare maag mocht
worden.
Maar niet alle bakers zijn van diezelfde
soort , er zijn ook anderen ; van die soort ,
waarvan onze gepoeierde kindervriend zingt:
"Die oudc goede baker, die sprookjes kau vcr-
(tellen ;'
en tot de klasse van die oude goede bakers
behoort zij, die gij hier voor u hebt. Zij
is een hoogst fatsoenlrjke en brave vrouw.
Hoe keurig net ziet ze er uit, ja zelfs, al
is hare kleeding ook eenvoudig zwart en wit
van kleur, verraadt de kant , waarmede hals-
doek en schort omzoomd zijn, een zekere neiging
voor opschik. Het zwart fluweelen jakje , aan
den lials diep uitgesneden, komt keurig uit
tegen het helder wit van den halsdoek; de
wyde mouwen zyn kort genoeg, om een
groot deel van de ondermouwtjes , ook al
met kant omzet en als hagel zoo rein, te
doen zien. Zjj schijnt het koud te hebben,
daar ze haar grooten kaper opgezet heeft
over haar zwart fluweelen kapje , dat op zijne
beurt nog een ondennutsje bedekt. Nu, ba-
kers zyn gewoonlijk kouwelijk door altijd
voor den haard of voor de vuurmand te
zitten. Maar wat komt daar van onder dien
zwart serjen rok te voorschyn? Een roode,
*k geloof warempel een rood zijden onder-
rok. "Dat hoort niet by de andere zedige
kleuren, bakertje! Nu, we behoeven 'tuook
niet te vragen of je karretje op een zand-
weg gaat , en of je onder de deftige bakers
hoort!"
"Och ja , mynheer , 'k heb Goddank knapjes
men stukje brood, maar 't is niet altijd
zoo geweest. Men man was bankbewaarder
in de kerk , weet u , en aanspreeker wast
ie ook daarby , en 't ging ons heel goed , —
maar we kregen een groot huishouden en
hij kreeg het rhumatiek , — och ja , — dan
Digitized by VjOOQIC
WAT ER ALZOO IN EEN BURGERHUIS VAN DE 17* EEUW TE VINDEN WAS. 21 1
lei hjj som8 't eene half jaar in bed en
't andere moest hij in huis blyven. De ver-
diensten stonden stil en alles had ik al
naar den lombard gebracht; ja, mijnheer,
't is zonde dat ik 't zeg , maar was er niets
meer in huis voor men arme bloeien van
kinderen , — altjjd had ik nog goeden moed
gehonden en altijd maar op onzen lieven Heer
vertrouwd , maar toen . . . toen raakte de
moed op. Borgen, neen, dat kon ik niet,
dat kwam men fatsoen te na, en wie ook
zon me geborgd hebben. Maar toen zag ik,
dat als de nood op 't hoogst komt, de red-
ding nabij is. De vrouw van een der Heeren
Diakenen zat verlegen (haar baker was bin.
nentijds weggehaald), en toen ben ik haar
in de gedachte gekomen. De diaken zelf
kwam me vragen, of ik als baker bij zen
vrouw wilde komen , — hij zag meteen , hoe
hard we het hadden, en dadelijk lagen er
een paar zeeuwen op tafel. "Dat is vast op
rekening, aanstaande baker", zei de goede
man , en 'k heb het hem ook eerlijk terug
gegeven. En nu weet u, mijnheer, hoe ik
aan 't bakerA ben gekomen; God en de
goeije menschen hebben ons verder geholpen,
en we leven nu Goddank zonder zorg. Jam-
mer maar, dat de fooien zooveel minder
worden dan toen ik pas begon; toen was
het meestal een halve rijksdaalder of duka-
ton, ja wel eens een heele, dien ze me als
fooi gaven, maar, och hemel, nu (we zijn
in 1670 — 80) nu gaat men been van *t
vanmaal en stopt ons een ruiter te peert-
schelling of een vier stuy verspenning , die
wat breed van rand voelt, in de hand.
Maar gelukkig zijn mijn kinderen al grooter
en brengen ook al wat in 'thuishouden
in. — Ja, 'k zie het wel, mynheer, u
denkt, wat een babbelaarster is die baker;
maar u moet het een oude vrouw niet kwalijk
nemen, dat als ze eens aan 't praten komt,
ze niet van ophouden weet. 't Spijt me maar
dat mfln lieve dotje nog niet in de kleeren
is en nog maar zoo in de luuren ligt ; maar
als de heeren nog een beetje blijven, dan
zal de lieve engel er heel gauw beter uitzien."
Onder al dat gesnap heeft het bakertje
niet opgehouden het kind op rug en bille-
kens te kloppen , terwrjl ze hare beenen ,
waarop het ligt, op en neer doet trillen.
Ze zegt dat ze dat doet om de kinderen
zoet te houden. Wist ik niet, dat een raad
aan een baker gegeven boter aan de galg
is , 'k zou haar zeggen , dat ze die kunsten
moest nalaten , dat ze voor de gezondheid der
kinderen nadeelig zijn. Maar 't helpt niet,
en 'k ben al zeer wel tevreden en 't doet
mij groot genoegen , dat ik hier geen dotjes zie.
Kent gij die vuile dingen niet, lezer?
, verbasterd nageslacht , dat met al die heer-
ljjke zaken niets meer te doen wil hebben!
Kent ge die dotjes niet? Nu, dan zal ik
het u zeggen, wat ze zijn. Een dotje was
een mengsel van wittebrood en suiker in
een lapje gebonden en by 't gebruik in wat
melk en water gedoopt, ja soms wel op
een minder zindeljjke wijze vochtig ge-
maakt. Zoo werd die prop den kinderen in
den mond gestopt, die dan waarschijnlijk in
de meening verkeerden dat het de moeder-
borst was. Zoo ging de eene dot voor, de
andere na, zoodra het kind maar de
minste beweging tot oefening van zijne lon-
gen maakte, wat w\j schreeuwen noemen.
Onze baker houdt zich met dat geknoei
niet op, en we willen hopen, dat ze ook
geen ander slaapmiddel of slaapdrankje in
den zak heeft. 'tZou anders niet het eerste
kind zijn , wat zoo door een baker dpn eeuwi-
gen slaap werd ingezonden.
"Maar, heeren, zet u toch een oogenblik
neer; wellicht kan ik u een en ander, wat
voor u nieuw is, meedeelen, van 't geen er
bij ons voorvalt bij eene zoo heucheljjke
gebeurtenis als eene bevalling."
"Waarde gastheer , gij zijt wel vriendelijk,
maar 't zou wat al te veel gevergd zijn , vooral
in de kraamkamer zelf, om . . . ."
"Neen, juist in de kraamkamer. Een ba-
taille laat zich het best beschrijven op het
slagveld. Zoo ook hier, waar zooveel angst
en vrees uitgestaan, maar ook tevens zoo
onbeschrijfelijk veel geluk gevoeld werd.
Onder den indruk van pas door mij onder-
vonden gewaarwordingen kan ik u zekeT
het duideiykst denkbeeld geven van 't geen
op zulke tijden hier voorvalt."
Digitized by VjOOQIC
212
DE OUbE TUB.
De kraamheer bevalt me beter dan in
het begin; alleen die vreeselyk wijdekamer-
japon van hemelsblauwe zijde, die hindert
me voor een man. Ze geeft zoo iets ver-
wijfds, men denkt zoo onwillekeurig aan
iemand, die geen handen uit de mouw weet
te steken en alles maar op zijne slopes af-
doet. Nu is het waar, als men rijk is , zoo-
als deze vriend, wordt men wel eens lui
en op zijn gemak. Hoevele van die arme
rijken zijn er, die 't genot van 't werken
niet kennen. 't Is of hij mijne gedachten
geraden heeft.
"Ge schrjnt pleizier in mijn japon te heb-
ben , maar mij is ze te lastig. In de kraam-
kamer dien ik haar wel aan te hebben , dat
is zoo de gewoonte; maar anders heb ik
liever een pak aan , waarin ik me beter be-
wegen kan. Hier echter moet ik mij wel
onderwerpen. Maar nu ben ik nog niet op
het fraaist. Dan moest ge me zien, als ik
in voile staatsie mijn eigenlijke satijnen kraam-
heeren-slaapmuts , met een pluim er op en
met kant omboord, op heb.
"Ge kunt u niet begrijpen , heeren , wat een
drukte het in een huishouden geeft , wanneer
er zoo'n klein schepseltje te verwachten is.
De luiercorf geeft de grootste moeite; ge-
lnkkig zorgde by het eerste kind mijn moeder
daarvoor; zooals dat pas geeft, als de
toekomstige grootmoeder in goeden doen zit.
Dat geeft een heen en weer loopen, dage-
lijks vergaderingen om tc bcraadslagen u of
dit linnen wel mooi en sterk , die kant wel
fijn genoeg , dat luiergoed ook te grof is" ;
in ee'n woord , 'k behoef er u niets meer van
te zeggen dan dat zelfs aan die drukte een
spreekwoord zijn ontstaan te danken heeft.
Van iemand immers die het druk heeft en
daarbij nog veel meer beweging en drukte
maakt dan noodig is, zegt men: u ze heeft
het zoo drok als 's mans moer met de luier-
mand." Is 's mans moer niet karig geweest ,
heeft ze nog al diep in de beurs getast,
dan kan die luiermand een heelen tijd dienen en
vallen er later slechts kleinigheden by tekoopen.
Maar met dat al weten de vrouwtjes ook by la-
tere bevallingen voor de luiermand nog drukte
genoeg te maken met het wasschen , plooien ,
strykeu , en wie weet wat al meer. Dan moet
de bakermand of mat (zie het plaatje bladz.
89, le deel) of, als men die niet gebruikt,
de vuurmand met het lage bakerstoeltje voor
den dag komen , de wieg moet nieuw overtrok-
ken worden, en zoo honderd andere dingen meer.
Dat alles moet met de zeven maanden geheel in
orde zijn. En onze vrouwen kunnen er, al wil-
den ze er ook niet zooveel moeite van maken
en alles meer eenvoudig behandelen , niet van
af, want "de deurzichters" moeten er bij
komen; dat zijn de vriendinnen en de buur-
vrouwen, die verzocht moeten worden om
de kraamkamer te komen inspect eeren. Zulk
een gewoonte moet elk volgen, en zijn er
soms aanmerkingen te maken , geloof me , zoo
weet spoedig de gansche stad het groote
schandaal, dat aan de craemcorf van Jufv.
die of die dit of dat ontbreekt.
"Ge begrijpt, dat, alis alles ook zoo goed
als 't kan, zulk een bezoek, wat meteen
een partij is waarbij kostelijk gegeten en
gedronken wordt, altijd voor eenige dagen
stof tot babbelen geeft.
"Voor de vroedvrouw moet ook op zijn
tyd gezorgd. Die dames verminderen de
drukte geenszins, want ze hebben heel wat
noten op haar zang. Ze worden door
de overheid zeer gepriviligeerd , hebben ge-
woonlijk vrije woning, die ge kennen kunt
aan het uithangbordje met het kruis en het
kindje en het u God is mijn hulp" of der-
gelijke spreuk. Als alle stedelijke ambtenarcn ,
en dat is ze, moet ze een eed afleggen voor
de Heeren op 't stadhuis. Onze vroedmoer
is heel knap, zooals de Heeren zeggen die
haar uit Haarlem gehaald hebben, waarvoor
de Burgemeester zelf is mee geweest. Maar
ik heb een hekel aan 't wijf, en 'k zie haar
't liefst op haar rug. Zy weet de vrouwen
allerlei geheimen uit te lokken , bezorgt
postjes aan de meestbiedenden , omdat ze
bij de Burgemeestersvrouw, die haar man
regeert, alles kan gedaan krijgen; ze brengt
land en zand aan elkaar door haar gebabbel ,
en daarbij, ze geeft gelegenheid om in 't
geheim bij haar de kraam te kunnen uit-
leggen, allemaal dingen die me niet beval-
len. Maar mijne vrouw is aan haar gehecht,
anders kwam ze bij my niet meer in huis.
De boeren noemen hunne vroedvrouwen spot-
Digitized by VjOOQiC
WAT ER ALZOO IN EEN BURGERHUIS VAN BE 17 c EEUW TE VINDEN WAS. 213
tenderwyze "het kwade wijf," maar voor
de onze zou die naam in ernst goed passen , in
plaats van dien van u de goede vrouw," zooals
Huygens ze noemt. In Amsterdam zijn ze
ook onder den naam van "de stuurman van
de Volewyk ," (de plaats waar de kinderen van
daan komen) bekend , maar de algemeene naam
is vroedvrouw, vroede of wyze vrouw. Er
loopen er onder , die vrij knap zijn , en al
zyn ze het niet, dan zullen de meesters en
doktoren er toch niet veel kwaads van zeg-
gen, daar deze op hunne beurt door de
vroedvrouwen veel benadeeld kunnen worden
toestand in die tijden niet. Maar zooveel te
prettiger weer, als dat alios uitgestaan is."
"Best gesproken, als 't daar dan maar
mede afgeloopen was. Doch gewoonlijk hebben
we bij al die zaken nog ongenoegen toe met
het een of ander lid der famielje over het
I benoemen van den Peter en de Meter , vooral
I wanneer de grootouders reeds nun beurt
gehad hebben en het nu de ooms , tantes ,
neven en nichten zijn, die hun naam aan
het kind geven moeten. Niet alleen daarin
is men zeer kleingeestig , maar zelfs komt
er dikwijls zwaar ongenoegen, wanneer bij
De kraauheer.
door den invloed, dien zij op de vrottWen
uitoefenen. Uit al dat genoemde zult gij
wel kunnen opmaken , dat die laatste we-
ken voor de bevalling niet heel aange-
naam voor de mannen zijn, vooral als ge er
dan nog by bedenkt, dat moeder de vrouw
ook niet zoo prettig gestemd is als gewoon-
lijk , en nu trek hier , dan lust daarin heeft ,
en men allerlei voorzorgen moet nemen om
vrees , schrik en de hemel weet wat te voor-
komen; grootendeels alle zaken, die baker
en vroedvrouw haar in 't hoofd brengen."
"Neen waarlijk, benydenswaardig is uw
het brengen der eerste tijding van de be-
valling niet de volgorde van bloedverwant-
schap gevolgd is. Zoo heeft bij het vorige
kind een onzer moeien zich z66 boos ge-
maakt, dat zij in een geheel jaar hier niet
aan huis heeft willen komen , en wel alleen ,
omdafc het uitgelekt was dat een nicht de
boodschap een paar minuten vroeger heeft
gekregen dan zy. En ik vraag u, wie kan
by zulk een gelegenheid aan al die kleinig-
heden denken?
"Naar mate de tijd nadert, vermeerdert de
belang8telling. Is eindelijk het gewenschte en
Digitized by VjOOQIC
214
DE OUDE TUB.
gevreesde uur gekomen , dan wordt natuurlyk
het eerst om de vroedvrouw en vervolgens
om het verdere pereoneel gezonden.
"Niet zoodra is het kind ter wereld , of 't
wordt in warrae luiers gewikkeld en in den
schoot van grootmoedcr of van de petemoei ,
die middelerwjjl gewaarschuwd en gearriveerd
is, gelegd, die die eer met een fooi of
steekpenning moet betalen. Zijn dan de eerste
noodige zorgen aan de moeder besteed,
dan krygt het kind zfln beurt en *t wordt op-
gebakerd, waarin het joist niet veel pleizier
heeft. 't Is dan ook niet heerlyk, eerst in
een linnen, dan in een wollen lnier gepakt,
van de voeten tot de oksels met een zwachtel
z66 styf omwonden te worden, dat alle be-
weging onmogelyk is. Dat eerste bakeren
geschiedt door de vroedvrouw, zeker opdat
niet de baker met den steekpenning van den
vader door zou gaan. .
"Terwyl dit gebeurt en de baker de kandeel
voor de kraamvrouw gereed maakt, zet de
vader zyn pluimmuts op en zorgt dat de
bloedverwanten en vrienden van de noodige
ververschingcn voorzien worden; by roert
met den kandeelstok den gesnikerden wijn ,
die onder verschillende heil- en zegenwen-
schen genuttigd wordt.
u En nu is de kleine gekleed en gereed om
aan papa voorgesteld te worden. De vroed-
vrouw prevelt daarbij een stichtelijken wensch ,
van "onze lieve Heer geve er geluk mee,
of hale het vroeg in zyn ryk", of derge-
lyke woorden, die met een flinke fooi ver r
goed worden. u, t Is sprekend zijn vader,''
zegt de een; "neen, 't zyn de oogen van
moeder" vindt de ander. "Wat een lieve
zwarte krullekop," hoort men van een op
den achiergrond, die geen enkel haar van
't kind zien kan. "Een kloek kind" , ofschoon
het bloedje eigenlijk een ongelukje is
enz. enz.
"Nog eens op den knappen jongen geklon-
ken en gedronken; op nieuw gaat men
aan den wijn of brandewjjn en gebak,
al naar de stand van den kraamheer mee-
brengt. En 166 gaan de vrouwtjes vrooiflk
naar huis of worden door hunne mannen
gehaald, die dan meteen den vader hunne
heilwenschen komen aanbieden en ook op
hun beurt een glaasje ter eere van 't kleintje
nuttigen.
"Gelukkig dat de kraammalen of "naekrae-
men" , zooals men ze noemde , skids het begin
dezer eeuw uit de mode zyn geraakt. Dat
waren letterlyk feestmalen , op den dag der
bevalling of een der twee volgende dagen ge-
geven, z66 kostbaar en natuurlyk z66 ge-
vaarlijk voor de kraamvrouw, dat overal bij
keuren door de stadsoverheden daaraan paal
en perk gesteld werd. Ten minste men zocht
er een eind aan te maken, echter met wei-
nig goed gevolg. By zulke gelegenheden zag
men er niet op, boeten, al waren ze ook
nog zoo zwaar, te betalen.
"Een aardiger gebruik is het ronddeelen
van een zeker gebak aan de kinderen in de
buurt , het "kindermaal of maanstik." De jonge
speelmakker trakteert als 't ware zijne aan-
staande kameraden; hy koopt daarmede
zQne intrede in het gild der buurtjongens
en meisjes. Dat een bevalling dus een feest
in de heele buurt geeft, dat begrijpt zich.
De buren van hunnen kant zenden gewoonlijk
taarten aan de kraamvrouw ten geschenke,
zoodat men dikwyls niet weet, wat met al
dat gebak aan te van gen."
{Wordt vervolgd.)
"GAREN ZIEDE N."
Tot antwoord op de vraag van den Heer
F. de Potter toe l en jaarg. bladz. 351)
deelt de Heer F. D. H. Postel, te Laren,
ons de bewerking van het "garen zieden"
mede. Is het vlas tot garen gesponnen en
gehaspeld , dan wordt het, om leniger gemaakt
te worden , "ghezoden of gekookt" en wel
in een koperen ketel, waarvan de bodem
met stroo bedekt is. Daarover spreidt men
afwisselend eenige lagen garen en houtasch.
Hierop wordt de ketel tot dezelfde hoogte
als de lagen reiken met water gevuld, wat
men een uur laat koken.
Het garen er alsdan uitgenomen , spoelt men
in koud water af en hangt men op stokken
te drogen. Na daarop uitgeklopt te zijn , heeft
het de voor het weven vereisehte lenigheid
bereikt.
Digitized by VjOOQIC
BIJGELOOF IN DRENTHE, DAAR WAAR IK T HUIS WAS.
215
BIJGELOOF IN DRENTHE. DAAR WAAR IK T' HUIS WAS.
DE ZEUVEN DUBBELTIENSRING,
DOOB,
C. VAN SCHAICK.
(Vcrvolg van bladz. 123.)
Nu w^j toch aan den gang zjjn , om uit
den achat onzer ondervinding en aanteeke-
ningen een en ander meS te deelen, zullen
wij maar voortgaan, in hope de redactie
onze meSdeelingen in de Oiide Tijd plaats
zal willen inruimen. Van honden gehuil en
zoo al raeer, zwygen wij. Dat zijn histories
en verschijnselen te algemeen en overal be-
kend, dan dat wfl er onze lezers attent op
zouden maken. Wij laten liever volgen: een
recept als men de rupsen in de te veld staande
kool heeft.
Vang eenige dier diertjes op, doe ze in
een pampieren kladechie, (papieren zakje),
leg ze op de schoorsteenplank en laat ze
opdroogen. In dien tyd of dat tydsverloop ,
verdwynen die schadelijke stroopers e'e'n voor
e'e'n. Een akker zal spoedig gezuiverd zyn.
Hebt gij soms een' koe , die lijdt aan zweer
of gezwel aan 't achterlijf? Welnu, geen
vrees! als gy donderdags uw rogge naar de
Meppeler markt brengt, schrap dan, even
v<56r uw vertrek , een weinig van de aangedane
of ziekelyke plaats af , meng het in de rogge ,
verkoop uw artikel, als was 't ook een ba-
gatel onder de markt , en uw koe is onver-
wijld genezen.
Hoe ten jare 1849 een' hinkende koe
genezen werd. werd mij door een mijner
geliefdste katechisanten , tot lidmaat der
gemeente door mij aangenomen, en gevormd
en opgevoed voor schoolonderwyzer , mede-
gedeeld. Ten voile overtuigd, hoeveel be-
lang ik stelde in alles wat Drenthe betrof
en in Drenthe omging, schreef hij mij het
volgende :
u In deze dagen zag ik weer een bijgeloo-
vigen hekspeeler. Misschien is den domine*
niets van deze handeling (historie) bekend ;
doch ik zag het volgende: Eene hinkende
koe werd , op last van een wonderdocter ,
uit den stal naar buiten getrokken, naar
eene drift (algemeene weide) waar andere
koeien langs gaan , en wel naar eene plaats ,
waar de gelegenheid bestond om haar een'
groene plagge (zoodje) onder den voet weg
te snijden , ten einde dit in den schoorsteen
te laten droogen. Zoo als beweerd werd ,
zou de voet der koe geheel genezen zijn,
zoodra en wanneer die plagge geheel ver-
droogd was."
Aldus gaat dezelfde berichtgever J. L. voort:
"Anderen leiden zoo'n koe over twee we-
gen, die kruiselings over elkander gaan,
handelen als boven , en houden dit middel
voor waarheid, of, zooals wel eens gezegd
wordt, probaat en voldoende om de koe te
genezen."
Tot dusverre meester J. L.
Of ? t in Dwingeloo en omstreken ook
spookte ? . . Ei lieve , waar spookt het niet !
In Oost en West — Noord en Zuid , alorame
hoort gij van spookhistories gewagen. In
huis en op straat , in hoofd en hart , tot zelfs
in uw zak toe. Trouwens — dat daargela-
ten. Zoolang 't nog niet is: God is 't fac-
totum in onze ikheid en de alpha en om£ga
van ons dagboek , zal er nog vrij wat spook-
achtigs overblyven.
Een oudman zeS:
Ochlwaren alle menschen wijs,
En deden daarbij wel;
Decz* aarde wa« een paradijs ;
Nu is zij me est ncn hel.
Waarom? door wie? waardoor? Zelfken-
nis is de weg tot zelfVolmaking — en deze
een probaat middel tot geluk. Gebrek aan
Digitized by VjOOQIC
216
DE OUDE TIJI).
nommer 66n is de bron van alle misere. Wie
ooren heeft om te hooren, hg hoore.
Een' spookhistorie alzoo! Mijn goede J.
Z. vertelt alweGr. 'k Wil zijn verslag woor-
delijk teruggeven. u Een man , vroeger te Lhie
woonachtig ten huize van J. J. W
(domine kent de nakomelingen wel) had aan
een vriend in 't Westeinde van Dwingeloo
op zijn sterf bed eene zekere soin toegelegd ,
die zijn' nablijvenden hem zouden uitbetalen.
Dit hadden de erfgenamen op zich genomen ,
maar . . , deze weigerden de aitkeering. Naar
't schijnt, wantrouwde de erflater zijne erf-
genamen en verscheen op zekeren nacht aan
hem, wien hij de som toegezegd had, hem
vragende of de toegedachte som hem bezorgd
was. Het antwoord was ontkennend, terwijl
er bg gevoegd werd : "de groapera willen
H niet gaeven"
De ontslapene verdween, na beloofd te
hebben dat hij zijnen erfgenamen een wee
zou aandoen y dat hun heugen zou en dat
h$ 't zijne zou bekomen.
Den volgenden nacht, klokke twaalf , stond
hg voor de bedsteS van J. J. W. te Lhie,
in zijn heene kleed (doodhemd) en 't laken
als mantel om zyn hals geplooid, zoo als hij
in de kist gelegd was. Een en ander was
intasschen, gaande over den weg, door de
honden uit de buurtschap verscheurd en deerlijk
gehavend. Op hoog ernstigen toon en met
wee en wrake dreigende , had hg J. J. W.
zgne verplichting herinnerd en dringend be-
volen dat hij zich van zijn schuld zou
kwijten en op een' bepaalde plaats een nieuw
heene kleed en doodlaken neer zou leggen ,
op straffe dat hij anders geen kind des eeu-
wigen levens en zoodoende nooit zalig zou
worden.
Dat aan een en ander onverwgld gevolg
werd gegeven , liet geen twijfel. Heene kleed
en doodlaken waren verdwenen, de schuld
betaald, en 't spookte niet meer.
"Hast wal es heurd van den Hilligen (Hei-
ligen) steen?" vroegmijeen oude Drenthsche
boer; van older tot older pur sang Drenth.
"Neen!" was 't antwoord.
"Wust doomneer dat niet?"
"Wat?"
"Nou, joa! doomneer zeggen zoo wat.
Moar 't is rechtevoort woar , heur. Mien olde
beppe lug niet. 't Ventien was olderling van
n' karke en heit et mi voak verteld. As i
doa bilangs kwam was je 't n' gerop en
gereer, dat it oe duzelde in oe koppe. Wal
vieftig en nog meer katten runden poot oan
poot op um oan. De olle boas kon niet
wieder. Doa stond i in 'n kring van katten ,
die of en toe um hem dansten. Moar, doa
de olle niet mit won doen, lolden en krol-
den zie , zien briste hem achterna en ... .
alle boas kwam er met.
"Kattien dansen, kattien dansen!" was
al wat er heurd had.
"Gelukkig dat i in noame des Voaders,
des Zeuns en 's Hieligen Geestes in ne
koppe krieg, uitsprak en 't op 'n loopen
zetten." —
Zou hilligen steen ook kunnen beteekenen
Hillegiessteen ? En zou dit ook in verband
staan met den beruchten Bloksberg? De naam
Hillegien is in Drenthe geen naam van
een' hiligen of Sant. 't Gaat er meermalen
mee als met die van Xantippe enzv.
Komt daarvan veellicht het rympje in de
wereld (in de Drenthsche althans)
Hille! llillcl
Al bcdrillc. cnzv.
Tot dusverre wierpen wg een blik op
't bijgeloof enzv. in Drenthe van minder
schadelijken aard. Thans willen wij, ten
gevolge het vroeger mcegedeelde , 't oog slaan
op 't noodlottige en vcrschrikkelijke in 't
bijgeloof, waarvan enkele individus , ja , soms
heele geslachten , do slachtoffers zyn : en dat
zoo , als wij 't , nog domine' te Dwingeloo , heb-
ben leeren kennen en bijwoonden. Wij spreken
nu niet zoozeer bij traditie, maar bij onder-
vinding , helaas ! Namen zijn overbodig. In-
tegendeel , zij zouden schaden , al is de negen-
tiende eeuw ook nog zoo verlicht. De stoom
heeft alles niet weggestoomd, en 't gaz
niet alles opgeklaard . . . Ter zake ! . . . Spre-
kende van den kattendans en 't liedje : kattien
dansen, willen wij nu gewagen van kaUen,
katten en kattengeslacht. Katten is hek-
sen, behekeen, betooveren, in Friesland
betjoenen genoemd. Kat beteekent heks;
kattengeslacht of firmilie , een' zoodanige,
Digitized by VjOOQIC
BIJGELOOF IN DRENTHE, DAAR WAAR IK T' HUIS WAS.
217
die zich van ouder tot ouder aan heksen en
betooveren schuldig en menigeen nit lnim
en gril ongelukkig maakt.
Wee! wee! ja, driewerf wee! die onder
die verdenking ligt . . . Men zou haast zeggen
dat op hem , of haar , toepasselijk is , wat in de
Schrift staat : beter ware *t nooit geboren te
zip geweest. In huis noch op straat heeft
men rnst of dunr , vooral des avonds of op de
markten. Alomme wordt zoo iemand, hij
zij rijk of arm , het vreeselijk katte of ka-
thedansen naar 't hoofd geslingerd. Men
schnwt hem of haar als de pest, of
iemand die , zoo als men in Snriname zegt ,
besmet is of aan de drooge of natte bo-
assie lijdt.
Wees rijk, braaf, schoon, wie van'tkat-
tengeslacht is , krijgt zelden man of vronw.
De zoodanigen zgn parias der maatschappij ,
die men tot in de kerk, in de catechi-
satie, ja, overal zijn' verontwaardiging en
af keer doet gevoelen. Wij hebben ze , helaas !
gekend en hebben 't niet van hooren zeg-
gen of nit de tweede en derde hand.
Zelfs zij die de liefde in eigen persoon
waren, alles voor anderen over hadden
en voorgangers in weldoen waren, werden
met wantrouwen beschouwd en behandeld.
Wie zou bij zoo iemand iets gebruiken tenzij
hg de eerste bete broods in 't geheim te
zoek gemaakt had. Men mocht de eerste
teng koffie of melk niet uitspuwen , om niet
behekst te worden , toch verznimde men niet ,
de koffie of melk in *t schoteltje stortende,
het eerste gedeelte er over en op den grond
te gieten of, kwansuis en gedachteloos te
morsen. Immers, men kon niet voorzichtig
genoeg zgn. De ktooa (dnivel) had allerlei
streeken. Hij veranderde zich wel in een
engel des lichts.
Men mocht in Drenthe al geen heksen-
processen meer hebben, maar wat daar in
1859 nog bestond en voorviel, was al even
erg. In trouwe! ik weet het niet, wat be-
ter was, zoo'n heksenproces met de exce-
teras , of de behandeling der zoogenoemde
katten, katserij. Geve God dat, nu er een
spoorweg en telegraafljjn is, die aardighe-
den — neen ! laag- en hatelijkheden — Drenthe
zijn uitgestoomd en de telegraphie betere
kennis en meer en helderder licht hebbe
aangebracht.
'k Had in mijn gemeente te Dwingeloo
drie families, die tot het kattengeslacht
behoorden, de eene rijker en meer gegoed
dan de andere. De wieven hadden je alt-
wisse al toe gelieke golden oor-iezers nppe
koppe. En wie draagt zoo iets, als hy be-
hoeftig is en zich bekrimpen moet? Allen
echter waren braaf, en onopsprakeHk. Boven-
dien meelfldend waren z\j in hooge mate,
en kwam 't op geven aan, zjj waren niet
de minste. Niettemin , elk ontweek die fami-
lies; in de kraamkamer hadden zy geen
toegang, en op kraamvisietes hoefde men
haar niet te zoeken. Het kraamkind mocht
behekst worden en aan tremient (stnipen)
komen te sterven. De dochters bleven on-
gehnwd, op een paar na, die met boeren-
knechten nit den minderen stand trouwden;
terwijl de zoons overal 't hoofd stootten.
Doch genoeg ! Hier hielp geen praten. 't Was
aan een doovemans deur geklopt. Niemand
die van hen weten wilde.
Was hier of daar een vreemdsoortig ziekte-
verschynsel, die families, beweerde men,
hadden er de hand in, en een of an der
duivelbanner moest opgeschommeld worden,
om de bezetenheid te bezweeren. Dat het
dikwijls moeielyk genoeg was om de zooge-
noemde k at ten tegen moeite en overlast te
beveiligen , behoeffc geen betoog. Al we£r , ik
spreek bij ondervinding. Ik herinner mij nog
een voorval in eene naburige gemeente , waar
een achtingswaardige , rijke jonge dochter
van katterij beschuldigd en tegen wie gerech-
telijke aanklacht ingediend werd. De nitslag
laat zich echter denken. — Doch stappen
wy van dit onderwerp af en leggen wij de
pen neder, in hope en met den wensch dat
soortgelijke treurige verschynselen minder
worden.
1870.
28
Digitized by VjOOQIC
218
DE OUDE TIJD.
VAN "OVER HET IJ."
DOOR
J. HONIG Jz. Jr.
(Vervolg van bladz. 204.)
't Was een boekwinkel , waarin we ons
bevonden , en de eigenaar , een man die er regt
vriendelijk uitzag , ontving ons met een gul-
len groet, nadat onze geleider ons aan hem had
voorgesteld als een paar vrienden nit de stad ,
voor wie hij geen beter plekje kon uitkiezen
om het overwinden te zien, dan de "Witte
Pers" — • en met een werd ons al een
plaatsje bij het raam ingeruimd. "Zoo kun-
nen de heeren het ook eens zien!" ver-
volgde de bezige man. "Ja, van heinde en
verre stroomt het toe, en onze Zaanlanders
worden er ook niet mod van. Ziet raaar eens ,
hoeveel honderden er weer zamen gekomen
zijn ! — Nu , 't is en blijft dan ook een wonder-
werk, dat moet ik zeggen , al zijn er sinds 1609,
toen de Overtoom gelegd werd, al heel wat
schepen , soms drie op e^n dag overgewonden.
Ziet, ik heb aangeteekend dat er van den 2 Octo-
ber 1678 tot 18 Mei 1680 vier en vijftig, en
van 2 Augustus 1692 tot 17 Jung 1694
drie en zestig schepen zijn overgewonden. Ja ,
ja, er wordt wat gedaan in Sardam! Men
ziet er tegen geene moeite op, als 't noodig
is; en dit U noodig, want anders waren
de werven aan de Binnen-Zaan zoo goed
als niets meer. — Men moest wel zoo iets
toepassen, en geen andere plaats ter we-
reld zal u een tweede voorbeeld van zulk eene
lengte wijzen."
u En daarom , Hendrik Jacobsz. zegt ge in
uw dichtje: — Och, doe de Vrienden het
genoegen."
De boekverkooper glimlachte en zeide : "als
de Heeren het rijmpje van den dorpspoSet
willen hooren, — hier is het te lezen, en
hij greep een klein octavo boekske van de
plank en reikte het ons over, bg pag.
537 opengeslagen.
Soo men wilde gantsch Enropen
En heel Asiea doorloopen,
1 Oock Africa daar bij doen,
j Met de Amcricaansche Landen
I 'k Loof niet dat er is voorhanden
| Soo een werck na miju vermoen;
i 'k Loof niet dat m' er sulcke schepen ,
Soo een hoogte overslcpen,
I Die de Zee een Burgt verstrekt:
En dat met soo weijnig zielen ,
Die stcets door malkander krielen,
Als men touw en takel treckt.
Dit is ons alleen gelaten:
Dit komt Huijs en Werf te batcn,
Die er leggeu binnen dijek:
Daar de Zaan bespoelt haar soomen
Moetcn dese schepen koomen,
Door dees Hoogcn Engen wijek.
We hadden gelezen , — sloegen den titel
op en zagen den eenvoudigen man eens aan ,
die in dat boekje den schat zijner onderzoe-
kingen had nedergelegd en daarin de ge-
schiedenis van zijn geboortestreek bewaar-
de, al zagen we ook al aanstonds dat hij
Joan van Heemskerk's voorbeeld in den
vorm gevolgd , maar overigens beneden diens
geest gebleven was. We konden wel niet
anders als de Zaanlandsche Arkadia koo-
pen, en al vernamen wij dat dit de bedoe-
ling niet geweest was, toch zagen we dat
het den auteur-uitgever genoegen deed. En
het was ons ook geene schade, want be-
halve dat het zooveel wetenswaardigs behel-
zend werkje ons eigendom werd, hoorden
we nog veel dat ons anders niet ter oore
gekomen zou zijn. Soeteboom, toen hij onze
neiging bespeurde , legt ons nu het eene hand-
schrift, dan het andere voor, en we zouden
ons welhaast geheel in het verleden ver-
diept hebben, als niet een woord van onzen
geleider ons we&r tot het heden terug-
gevoerd had; en de man uit de Witte pers
was te bescheiden om ons langer met zijn
werk bezig te houden.
We keerden naar het raam terug en zagen
Digitized by VjOOQIC
VAN "OVER HET IJ."
219
dat het schip bijna het hoogste punt be-
reikt had. Er werd immer door met kracht
en vlugheid gewerkt, en we zagen dan ook
dat dit, zoowel als gelijkelijk verdeelde
arbeid, hier een hoofdvereischte was. In
het begin was het win den langzaam gegaan ,
maar hoe meer het werk vorderde, des te
meer gang kwam er in ; en toen het schip
begon over te hellen, was er de meeste
drift onder het volk op te merken. Ware
het schip op de hoogte blijven zitten, dan
was de schade niet te berekenen'voor den
bouwmeester. Nu zelfs kwam het ons voor,
dat de dreuning, die het gevaarte hoo-
ren liet, niet zonder invloed op het ge-
timmerte blijven moest. Onze geleider stelde
ons evenwel daaromtrent gerust en zeide,
dat alles wel zoo goed in elkander zat en
er door stutten binnen in het schip zulke
voorzorgen genomen waren, dat geen het
minste nadeel te vreezen was en men dan
ook in den regel geene klagten hoorde en
de reeders geen onderscheid maakten tus-
schen een schip aan de Binnen- of aan de
Buiten-Zaan gebouwd.
"Maar, vrienden! nu wordt het onze tijd
weder een ander punt te zoeken, om u het
eigenljjke afloopen van het schip te doen
zien. Verschilt dit nu niet bij hetgeen gij
op elke andere werf zien kunt, toch is de
draai , dien de schepen hier nemen moeten , op
zich zelf een klein "kunststukje." Met deze
woorden werden we als genoopt om van
Soeteboom afscheid te nemen , en we deden het
onder de belofte om hem eens weder te komen
bezoeken , om dan eens meer op ons gemak, dan
nu het geval was, een kijkje te nemen van
hetgeen hij sinds jaren verzameld en ten
bate zijner streek alzoo had uitgegeven. —
Wij gingen den Dam over , van welken we
in de Arkadia gelezen hadden:
Wat segt den Vreemdelink ? Sie toe ben ick
(niet 8terk?
Mijn een zijd' draagt een schip en d' ander draagt
(een kcrck ,
en traden de herberg het Wapen van Am-
sterdam binnen, klommen naar boven op
het platte dak, waar wij reeds een gansch
gezelschap bijeen von den zitten en waar men
ons met de meeste beleefdheid een der beste
plaatsen inruimde. Hier had men een heer-
lijk vergezigt. We konden begrijpen, dat op
een stillen zomeravond dit plekje den kaste-
lein goede renten moest opbrengen , al zagen
we dat gelegenheden , als van dezen dag,
hem ook geene schade deden. Ons werd
echter de blik op den omtrek niet lang ge-
gund, want een oorverdoovend gejubel, dat
van den Overtoom opging en op Dam , Hoo-
gendflk , Zuiddijk en Kattegat herhaald werd ,
riep ons als toe, dat het schip helde — en
ja, daar schoot als een pijl uit de booghet
gevaarte naar beneden en zwenkte, als op
kommando , langs de lijn , om aan het einde
er van rustig en stil op de opgestuwde gol-
ven der Voorzaan te blijven liggen I Maar nog
scheen het ons toe , dat het vaartuig beefde en
trilde op den stroom, wiens golven voortaan
zjjn weg zouden zijn en het , wie weet waar-
heen zouden voeren.
"En nu hebben de vrienden gezien, wat
ik hun beloofde; en daar het vroeger afliep
dan ik verraoedde, zoo zouden we hier nog
wel een fleschje op uw goede reis kunnen
knappen." — Gaarne gaven wij die roep-
stem van onzen gastheer gehoor. — Zoo
konden wij dan toch nog eenigen tijd pro-
fiteren van het uitzigt op de nijvere streek,
die daar aan onzen voet lag, en waarover
de Zaan als een zilveren lint kronkelde. Op
dien stroom zeilden schepen heen en weder;
aan zijne oevers , digt bebouwd , waren de
scheepmakerswerven in vollen gang en ver-
hieven zich daartusschen de molens, die
door de zachte koelte slechts langzaam hunne
wieken bewogen ; — verder , ter wederzijde
van den stroom, de door vaart en slooten
doorsneden weilanden, waarop tallooze mo-
lens, als met grillige hand hier en daar
nedergezet schenen, en juist daardoor een
schouwspel gaven, dat vol afwisseling en
leven was. — En daar v66r ons, de kom
der Voorzaan, die, als veilige haven, tal
van schepen bergde, en waar, op de wer-
ven, de rustelooze bedrijvigheid zich als
hooren liet in het hamergeraas. — Verder,
op den breeden IJstroom , die op zijne golven
de schepen voortstuwde naar de groote stad ,
die dit panorama als sloot, terwyl regts
Digitized by VjOOQIC
220
Dfi OUDE TIJD.
Haarlems St. Bavo en de Kennemerduinen ,
en links de Waterlandsche weiden en dorpen
het tafereel begrensden.
Als van zelf moest het gesprek komen
op hetgeen we zoo even gezien hadden, en
we vernamen nog , dat de Overtoom voor reke-
ning van eenige Sardammers gebouwd was ,
en dat zeer vele van hunne bedrijven. uit
eene zoogenaamde reederij bestonden. Die ree-
derijen of vennootschappen waren de grootste
kracht der Zaanlanders; daardoor was het
mogelijk om zoovele nienwe ondernemingen ,
als elkander met snelheid opvolgden, te be-
ginnen. De Groenlandsche visschery en andere
vaart bestond geheel uit aandeelen , even als
de papier- en andere molens. Daardoor wa-
ren de risico's verdeeld en was eenig ver-
lies dragelijk , daar de meesten der aandeel-
houders bovendien door hunne andere be-
dryven reeds wat verdienden, door 't geen
zij leverden aan die ondernemingen waarin
ze zelf deel hadden. Aan deze wyze van
handelen is de groote vlugt van handel en
industrie in de Zaanlanden toe te schrijven.
De Overtoom als reederij bestond uit 64
deelen. Een der reeders was boekhouder en
genoot als belooning van elk overgewonden
schip een halve ducaton. Men wist ons niet
te zeggen, wat in het begin door de ge-
bruikers betaald werd. De kleinste schepen,
die van 1657 tot 1676 overgewonden werden,
waren twee galjoten, het eene 77 en het
andere 74 voet lang en omstreeks 19 voet
wjjd, en voor deze was 19 gulden betaald.
Het grootste schip in dien tjjd was een
pinas, lang 118, wyd 27 voeten, en het
overwinden kostte 63 gulden. — De ver-
diensten der werklieden waren van 12 stui-
vers tot 1 gulden. l
1 20 Dec. 1704 werd bepaald: voor kosten
ran een schip van 100 voet 80 — voor een van
102 voet 85 en tot 114 voet toe 140 gulden.
21 Sept. 1706. — Schepen van 116 voet /160,
van 118 / 200 en van 120 tot 124 op /250,
terwijl de cigcnaar bovendien het werkvolk be-
talen moest volgens het in dien tijd gewone
loon. In den besten tijd werden dikwijls 3 sche.
pen op ecnen dag, later twee, en toen de schepen
gedurig zwaarder werden en daardoor de Over-
toom minder gcsihikt word en de werven aan
Eindelijk was het tyd van scheiden. Onze
gastheer geleidde ons naar den boeger. —
Onder hartelijken dank voor de betoonde
vriendschap en het guile onthaal , namen we
plaats in den stuurstoel en voeren af. —
Alius was ons gunstig, zoodat we vdor
boomsluiten in de stad aankwamen en toen
tot ons genoegen van onzen schipper de ver-
zekering hoorde, dat ook hij niet ter later
ure weder te Zaandam terug koude zyn.
{Wordt vervolgd.)
de Binnen-Zaan ten gevolge daarvan vervielen,
gebeurde het dat er een of geen overgewonden
werden. We gaven in den tekst het getal tot 1680
op; later werden van 2 Augustus 1692 tot 17
Junij 1694 63 schepen, het grootste getal in zoo
korten tijd overgewonden. Van 27 October 1700
tot 10 Maart 1718, toen het laatste schip over-
gewouden werd , was het getal 97. — Den 7 Mei
van dat jaar keurden Dijkgraaf en Heemraden van
den Hoogendam den Overtoom af, en volgens
keur w^rd hij daarop door de cigenaars opgc-
hoogd en bestraat, hethoutwerk, de gereedsehappen
en het touwhuis verkocht , en den 13 Maart 1722,
door Hurgcmeestcr Arend Bloem, als boekhouder,
de laatste rekening en uitdeeling gedaan. — De
oorspronkclijkc papicren betrekkclijk dezen, heel
de wereld door bekenden Overtoom , zijn verloren
geraakt. Loosjcs cvenwel mogt zc nog gcbrui-
ken. — Er bestaan van dien Overtoom , met het
gezigt op den Dam tevens, vcrschillcndcschilde-
rijen, incest alle copicn nuur de schilderij, die
de scheepsbouwmeestcr Meinders Gijsen , de na-
zaat der manncn, in de Oude Tijd deel 1, bl.
181 voorkomende, liet vervaardigen.
DE VACCINE IN 1774.
Uit het volgende bericht kan men zien , hoe
nog in 1774 de ingnting der kinderen als een
operatic van belang werd beschouwd, vooral
wanneer die b$ een vorstelyken telg werd
geappliceerd.
"Zyne doorluchtige en haare Koninklyke
Hoogheden de Prins en Princesse van Oranje
hebben goedgevonden , om de twee oudsten
van Hoogstderzelver Kinderen te doen *»-
oculeertn, om ze te behoeden voor de kin-
derziekte, die sedert een jaar alhier en in
de nabuurige plaatsen zeer kwade gevolgen
heeft gehad; kunnende de inoculatie aan
den Prins Willem George Fredrik om zyne
Digitized by VjOOQIC
DE VACCINE IN 1774.
22i
jongheid (hij was pas 2 maanden oud) niet
dan met veel gevaar worden werkstellig
geraaakt. N
Het heeft den Almachtigen behaagd de
voorn. operafcie, de welke door den Hoog
Geleerden Heer van Doeveren, Professor bij
de Hoogeschool te Leijden, ten by weze
van den Hoog Geleerden Heer Professor
Gaubius, Lyf-Medicus van zjjn Doorl. Hoog-
heid, gedaan is, met een allergelukkigst
gevolg te zegenen: en men heeft nu het
genoegen, om aan het Publiek kennis te
geven , dat de bovengen. geinoculeerde Vorst-
lijke Kinderen zich zoo wel bevinden als
men zou konnen verwachten.
Den 24 April zijn wegens de voorsz. Inenting
aan de twee Vorstlijke Kinderen , en derzelver
gelukkige herstelling , in alle de kerken dezer
Hofplaatse , plechtige Dankzeggingen gedaan.
Hunne Doorl. Hoogheden de Prins en
Prince 8 van Nassau- Weilburg hebben ook
hunne beide jongste Kinderen (naamlijk de
Erf-Prins en de Princes Carolina Louisa
Frederica te Maastricht) doen Inoculeeren,
onder opzicht van den Heer M. W. Schwencke ,
Med. Doct. en Professor, in 's Hage."
VREEMD DRINKGEREEDSCHAP.
Een vreemdsoortig model van schoen , niet
waar? En dat nog wel een schoen om uit
te drinken. "Drinken, fi done," hoor ik een
lieve schoone zeggen, "afgrijselijk idee, uit
. een schoen te drinken !" — 't Is waar, lief
kind, men moet wel dorst hebben, om zich
over zulk een walgelyk idee heen te zetten.
En toch, wat zou zulk een schoen water
soma niet waard zyn voor een uitgedorst
reiziger in de woestijn van Sarah of derge-
lijke streken? Maar als ik u nu verzeker,
dat nooit iemand zijn voet in dien schoen
heeft gezet, wordt gij er dan nog door af-
geschrikt ? Ah , ha , omdat hij van leder is — •
kom aan , ge weet immers , dat men vroeger
het drinkwater en den wyn en al die natte wa-
ren in lederen zakken op reis medevoerde?
Dus , dat ge daarvan af keer hebt , is slechts
het gevolg van ongewoonte; wy zijn gewoon
thee uit kopjes en wyn uit glazen te drin-
ken, bij gevolg smaakt thee uit een glas
en wijn uit een kopje ons in het geheel niet. Geen
wonder dus , dat het ons niet zou smaken , zoo
men ongeendierdranken in een schoen voorzette.
En toch , uit dezen schoen is werkelyk
gedronken. Maar wanneer en waar? Gaarne
beken ik daaromtrent mijne onkunde. Mis-
schien wel heeft hy gediend als beker van
een of ander schoenmakersgild ; mogelyk ook
is het een gildeproef geweest. Blykbaaris hij,
ten minste het beslag , in de 16 e eeuw gemaakt.
De vorm van den 18 N. d. langen schoen
is als van een uit de 14 e of begin van de
15'* eeuw, den zoogenaamden snavelschoen ,
Digitized by VjOOQIC
222
DE OUDE TIJD.
waarvan de snavel soms z66 lang was, dat
men hem aan de knie vastmaakte of om-
rolde , zooals hier. De bel aan de punt was
ook niet vreemd in dien tijd, toen men al
zijn kleederen met bellen behing.
De mond van den schoen is van
zilver en heeft het volgende opschrift:
Matich is my constlch schoe schinct
Statlch elcauder jonstich toedrinct.
De eigenaar van dit wonderlrjk drinkgereed-
schap is de Heer W. von Weckerlin te 's Hage.
DE LOTERIJEN.
De zucht, om zijn lot te verbeteren,
vooral in het finantieele, schijnt elk mensch
eigen te zijn , en ieder zoekt naar zyn beste
weten de geschiktste middelen aan te grij-
pen , om dat doel te bereiken. Den een gelukt
het dadelijk , den andere nooit ; de een komt er
door arbeid en inspanning, of door 't geen
men het toeval, het geluk belieft te noe-
men, de andere kan werken en zwoegen,
zoo hard hij wil, hy moge de fortuin
vleien en naloopen, 't helpt hem niet, hy
brengt het nooit verder.
Er zijn er ook, van wie men nooit te
weten komt, hoe hun staat zoo op eenmaal
veranderd is. In dat geval wordt de schuld
gewoonlijk op de loterij geschoven. u Hij heeft
zeker mt de loterij getrokken", heet het dan.
Maar tegenwoordig bekommert men zich er
niet veel om, hoe iemand aan zijn geld
komt; meer is ieder er op uit om te trach-
ten er hem weer of te helpen. Daarom
geeft de loterij by de getrokkene gelden
den trekker meteen een groot getal vrienden
op den koop toe.
Voor velen is de loterij een ongeluk. Niet
elk kan er tegen op eens tot rykdom te
komen; hij verlaat een geregeld en werk-
zaam leven, om zich in de armen der ver-
veling te werpen, waaruit hy zich weder
door allerlei nitspanningen en uitspattingen
zoekt los te maken, en zoodoende ziet men
dikwijls het zeggen : "op loterygeld zit geen
geluk" bewaarheid en de door de fortuin
begunstigde armer worden , dan hij was v66r
het rad van avontuur hem goedgunstig zijn
schatten toewierp.
Daarentegen zijn er anderen, die nooit
iets trekken en toch den moed niet opge-
ven , steeds op nieuw en meer en meer wagen ,
om het verlorene te herwinnen. Ook zij
eindigen met door de speelzucht tot armoede
te vervallen.
Al die gevaren kent elkeeu. En toch zijn
er weinigen, die van tijd tot tijd niet eens
door het nemen van een loterijbriefje een
deurtje voor de fortuin openzetten. 't Is dan
ook een aanlokkende gedachte, van daag of
morgen zoo op eens rijk te kunnen worden
en als een burgerman naar bed te gaan
om als een rijk heer op te staan.
Onze natie houdt er bijzonder veel van;
zelfs wil men dat hier in Nederland, en wel
in Vlaanderen , de loterijen zijn uitgevonden.
Reeds van de Batavieren lazen we, dat ze
verzot waren op het dobbelen, wat toch als
a'lle hasardspelen een soort van loterij is,
en dat ze vrouw en kinderen, ja hun eigen
vrijheid aan de kansen van het lot ter be-
schikking stelden.
Om een geschiedenis van de loteryen te
geven, ontbreekt het hier aan de noodige
ruimte , ofschoon er stof genoeg voorhanden
is geweest om een geheel boekdeel te vul-
len ', waaruit het navolgende voor een groot
deel geput is.
De eerste eigenlijke loterij hier te lande,
waarvan men gewag gemaakt vindt, is die.
in 1444 door de stedelijke regeering tot
stijving der kas te Utrecht gehouden. Het
schijnt echter , dat in Vlaanderen reeds vroe-
1 Wij bcdoelcn hier het zoo verdienstclijk werk
van Mr. G. A. Fokker, Geschiedenis der lote-
rijeu. Amsterdam. 1862.
Digitized by VjOOQIC
DE LOTERIJEN.
223
ger, en zeker is het dat er daar nagenoeg ter
zelfder tijd loterijen plaats grepen, b. v. te
Brugge, Oudenaarden en Sluis, de beide
eersten ten behoeve der stedelijke finantifin,
terwijl de laatste stad er in 1444 wat mede
zocht te verdienen voor het bouwen van een
poort. Ze hield later nog verscheidene lote-
rijen, nitsluitend voor den aanleg en vol-
tooiing van de vestingwerken der stad en
scheen daannede z66 goed te staan, dat,
toen ze in 1449 weder van Philips den
Goede een octrooi tot het houden van eene
nieuwe lotery aanvroegen , deze voor zich
een derde gedeelte van de zuivere winst be-
dong. Misschien heeft de stad toen minder
haar best gedaan ; ten minste het blijkt niet ,
dat deze loterij is doorgegaan.
Dezelfde stad werd door aankoop een
ander octrooi voor eene loterij machtig,
wat Philips tot belooning aan een zijner
trouwe dienaren Johan Marchant , die in zijn
dienst zwaar gewond en door het betalen
van rantsoenen enz. achternit geraakt was,
had gegeven om weder in beter doen te
komen.
De prijzen in de lotergen van dien tijd
bestonden hoofdzakelijk in geld en lijfrenten.
Die van Utrecht in 1444 had oorsponkelyk
tot prijs een lijfrente van 100 pond: zeker
een mooie duit voor dien tijd, doch toch
niet voldoende om genoegzame deelneming
op te wekken. Immers men moest in 't
volgende jaar besluiten, om niet alleen den
trekker de keus te laten tusschen de lijf-
rente en 1000 pond in gereed geld,-maar
er daarenboven nog 7 zilveren kruisen als
kleinere prijzen of premien aan toe te voe-
gen. Toch eerst nadat de groote prijs in 2
prjjzen van 50 pond lijfrente gesplitst en het
getal kruisen met 6 was vermeerderd, ge-
lukte het al de loten tegen 2 pond (gulden)
te plaatsen. Ook onbetaalde stedelijke renten
werden in betaling aangenomen , even als bij
de loterijen, door Middelburg in 1497 en
door 's Hertogenbosch in 1506 en 1522 ge-
houden, bij welke drie de prijzen bestonden
nit zilveren kannen en bekers, zoutvaten en
schalen, kroezen en lepels enz.
Soms ook werden stedelijke ambten ver-
loot, b. v. in Utrecht de bediening van
wijnroeier in 1446 — in 1454 die van
erfhuismeester , en in 1464 het ambt van
schepenbode. De mindere prijzen bestonden
uit eenige zilveren kruisen en lepels, en bij
de laatste nog op elke 25 loten een premie
van 1 pond.
Zulk een trekking was een heel feest voor
een stad. Ze geschiedde altijd in 't openbaar,
waartoe gewoonlijk op de straat voor het
stadhuis een tooneel werd opgeslagen; de
stadsspeellieden droegen door hun muziek
niet weinig bij tot opvroolijking , terwyl de
scholieren er bij zongen.
Meestal voegde de kooper, wanneer hij
zyn naara deed inschrijven , daar de een of
andere spreuk in rjjm of proza bij , die dan ,
met zijn naam mede opgelezen wordende,
dikwijls door den er op gevallen prijs of
niet , stof tot spot en gelach gaf.
Niet altgd waren die spreukjes even geestig,
soms zonder eenigen samenhang ; enkelen weer
waren aardig, als b.v.
Hoert, bocrt, — wat brengt die man voert?
Beyt, beyt — hoert wat die man seit!
Bcsiet, besiet — wat is daer uu geschiet?
Wanneer nu die vragen beantwoord werden
met een 'met", dan volgde daarop niet
weinig pret en gejubel, en werd de trekker
niet weinig uitgelachen.
Door den toevloed van vreemdelingen ,
die van de trekking hun geluk hoopten,
werd natuurlijk veel vertier en winst aan
stad en inwoner aangebracht.
Doch 't waren niet de stedelijke kassen
alleen, die in nood hare toevlucht namen
tot loterijen , ook voor geestelijke gestichten ,
voor den bouw van kerken , voor schutters-
gilden, rederijkerskamers en dergelijke cor-
poration , werd de hulp der loterij ingeroepen*
Zoo is er te Amsterdam in 1549 een
getrokken voor den bouw van den toren van
de Oude Kerk. Merkwaardiger is die van
15 J 8 te Bergen-op-Zoom gehouden, vooral
om de soort van prijzen die daarin voor-
kwamen; immers daaronder kwamen ook
aflaten voor, zooals de Utrechtsche raad ter
kennis van de gemeente brengt:
"Voert laet die raet weten dat bynnen
Digitized by VjOOQIC
224
DE OTOE TIJD.
der stede van Bergen op ten Zoom, tot den
heiligher kerken behoef, wesen sal eene
loterye , daer nyct alleene veel a fat en , maer
oock veel costelycke prijsen te winnen sellen
wesen, na wtwysinge der cedulen, die
men daervan voor der kercken, onsen stat-
hnys ende poerten wthangen ende eleven sal.
Soo wie daertoe inleggen wil, mach komen
onder die lakensniders in H Kyntken, tot
ons secretarishuys , daer sal men elcken goet
bescheyt doen."
De steden hielpen das elkaar in hare
geloof, 't is, dat er hier te lande priesters
zouden gevonden worden , die zich tot zulke
bedriegerijen zonden leenen. Was het won-
der, dat in dergelijken toestand en onder
zulke omstandigheden de Antwerpsche Over-
heid in 1524 het houden van loterijen in
't geheim en zonder verlof des Keizers ver-
bieden moest, als een der drangredenen daar-
toe opgevende, dat
"voirts vele leelijcke oneerbare dichten,
prosen ende schimpen ter diffamatie van
geestelycken ende werlycken persoenen inge-
Loterijkaart van Egwond.
loterijen, 't geen wel niet zonder belooning
zal gebleven zijn , wat ook al onder de buiten-
kansjes voor de beambten behoord zal hebben.
Velen onzer lezers znllen met verwondering
zolk een onbeschaamdheid als het verloten
van afiaten, van vrijbrieven tot zondigen,
vernemen; 't was dan ook verregaand. Hoe
diep was toen de zedelijkheid gevallen, die zulke
verfoeilijke hulpmiddelen aangreep of toeliet ?
Zou zulk een loterij thans nog vol komen?
vraagt gij. 'k Geloof van ja, domme leeken
zijn er nog bij hoopen, maar wat ik niet
leegt worden ende uytgelesen, ter grooter
verach tinge derselver persoenen." De leeken
dus begonnen niet zonder grond met de
geesteljjke heeren den spot te drijven.
Een uitvoerige beschrijving van een loterij ,
die in 1554 getrokken en gehouden werd
door de schutterij van 't Sint-Jorisgilde te
Middelburg , wordt ons in het hiervoren ge-
melde werk door den Heer Fokker medege-
deeld. Een verplaatsing van den schutters-doe-
len noodzakelyk geworden zynde, miste het
gild de benoodigde gelden, om een nieuw
Digitized by VjOOQIC
DE LOTERIJEN.
225
gebonw te zetten, waarom het van Keizer
Earel V in 1547 octrooi vroeg en verkreeg
tot het honden van eene loterij. Het duurde
echter nog zes jaren, eer zy met de toebe-
reidselen aanvingen, waarschijnlijk wijl er
in dien tjjd nog loteryen gehonden werden,
die octrooi van vroeger hadden en 't was
niet geoorloofd er meer dan een te gelijk
te houden.
De comraissie van voorbereiding , nit zeven
van de voornaamste leden van de confrerie
bestaande, die de kaarten moest laten druk-
ken , de prijzen doen vervaardigen en al wat
er verder te doen was moest beschikken,
schijnt niet recht geweten te hebben, hoe
de zaak aan te pakken; ze zond dns naar
Brugge en Antwerpen om hulp, waarop
Joost van Belle en Mr. Jacob Bruinings
naar Middelburg overkwamen. Vooral de laat-
ste schijnt haar geheel op streek geholpen
te hebben.
Het zilverwerk bestelde men te Antwerpen
bij den zilversmid Claas Hubregtsz, waar-
voor besteed werd de som van 342 pond,
18 schell. en 3 gr.
Volgens de gemaakte opgaven ontwierp
Gjjsbrecht de schilder een teekening voor de
kaarten, wat met 4 schell. 6 gr. betaald
werd , terwijl het graveeren in hout , 't geen
ook al te Antwerpen moest gebeuren , 1 5 gl.
1 8tuiv. kostte.
Die kaarten werden gewoonlijk op groote
vellen zwaar papier (vroeger op perkament)
gedrnkt , daar ze op druk bezochte plaatsen ,
als aan de poorten der steden en aan de
raadhnizen en kerken, opgehangen werden.
Behalve de condition, bevatten zij ook
eene af beelding van de voorwerpen , die ver-
loot zonden worden, en waren daarenboven
nog dikwyls versierd met voorsteljjngen van
het gebonw of gesticht, waarvoor de loterij
werd gehonden, of van de wapens der ste-
den, confreries of dergelijken.
De Middelbnrger8 lieten niet minder dan
4000 eiemplaren van hunne kaarten drukken
in de landtaal, benevens nog 2000 in het
Fransch. Nu werd het tyd boden uit te zenden ,
om de lotery wereldknndig te maken, de
kaarten te verepreiden en zaakgelastigden
("commysen") of collectenrs te benoemen.
1870.
Zeker was deze loterij aanlokkend; de
loten immers kostten slechts 3 stuivers ,
terwyl er vijf kapitale en 296 kleinere prij-
zen te winnen waren, benevens nog 308
premien. De vijf hoofdprijzen bestonden nit :
1°. Een verguld zilveren kop met deksel,
waarop een St. Jorisbeeld, die gevnld was
met circa 100 pond aan gouden en zilveren
muntspecien.
2°. Twee zilveren wynkannen, zes dito
schalen en twee dergelijke zoatvaten.
3°. Zes zilveren schalen op voeten, drie
kroezen , twee schenkkannetjes , twaalf lepels
en twee zoutvaten.
4<>. Een zilveren bekken met een lampet
en zes lepels.
5°. Zes zilveren kroesen en zes lepels.
By elken prijs was nog een belangryke
som in specie gevoegd.
Elk der mindere prijzen bestond uit 66n
zilveren schaal, kroes of zilveren lepel.
De beide loten v66r en na den hoogsten
prijs uitkomende , bekwamen als premie ieder
een zilveren kop met deksel, en die, vtfor
en na de andere kapitale prijzen , een premie
van een schaal, kroes of lepel. De verdere
premiSn gaven den houders een of ander
geldstuk.
Om het publiek aan te moedigen in het
nemen van een groot aantal loten, waren
ook hier, zooals by de meeste loterijen van
vroeger, bijzondere premiCn uitgeloofd voor
hen, die op e'e'n naam of e'e'n prose het
grootst getal loten namen.
Zoo viel hier de hoogste premie ten deel
aan een, die voor 16163 loten had inge-
schreven; de beide andere aan de houders
van 13170 en 6982 loten. Dat waren eerst
rechte liefhebbers!
Ook de broederschappen en gilden werden
niet vergeten. Voor hen, met uitsluiting
van alle andere mededingers , waren drie
premiSn weggelegd, te behalen door die
lichamen, die de zaak door 't nemen van
loten het meest ondersteund hadden.
Voor de agenten, die buiten Middelbnrg
de meeste loten zouden plaatsen , waren ook
nog vier premifin bestemd, terwijl elk die
100 loten nam een zilveren lepel bekwam.
Dit alles was op de groote kaart te lezen ;
29
Digitized by VjOOQIC
226
DE OUBE TIJD.
maar daarenboven had men ook nog cen
kleine kaart voor de boogschuttersvereeni-
gingen buiten Middelburg uitgeschreven ,
waarin voor haar afzonderlijk premien wer-
den gesteld voor de gilden, die 't hoogst
inschreven.
Toen den 10 Sept. 1554 de inleg ge-
sloten werd, had men circa 200000 loten
geplaatst , die echter geenszins alien in klin-
kende munt betaald werden Allerlei soorten
van goederen werden in betaling aangenomen ,
die later 6f door het gild in de doelen en
in zijn kapel gebruikt , 6f wel verkocht wer-
den. Schilderijen en kleederen, pand- en
schuldbrieven , wyn en haring, steenen en
turf, een paard en runderen, ja zelfs een
huis en speelhof , alles kon men in betaling
geven. Voegt men hierbij, dat, terwijl de
collecte was opengesteld, de commissie zelf
weer loten nam in andere loteryen en aan
deze weer voorwerpen, die zy voor de hare
on t van gen hadden, tegen loten verkochten,
waarschynlijk om het gewonncne weder als
pryzen in de hare te leggen, dan zal men
moeten erkennen, dat het een goed boek-
houder moet geweest zijn, die dat alles nit
elkaar wist te houden.
Eindelijk was de dag gekomen waarop de
sluiting der collecte moest plaats vinden.
Met trommelslag werd ze te Middelburg
aangekondigd. De laatste avonden maakte
men op den Dam en op de Markt muzijk;
ook speelden de stadsspeelluiden den laatsten
dag voor de kist, waarin de besloten brie-
ven lagen: de opgaven van hen, die mede-
dongen naar de premien voor het grootst
aantal loten. In open brieven kon men na-
tuurlyk die opgaven niet opzenden; immers
een ander zou dan e'e'n nummer hooger in-
schryven, en dan was de kans verkeken.
Daarom werden die brieven door den schry-
ver verzegeld, en alien door commissarissen
in e'e'n kist gedaan, om niet geopend te
worden dan na de sluiting der collecte.
Den laatsten avond voor de trekking wer-
den er pektonnen gebrand en hennepkransen
in vuurpannen ontstoken, de gewone wijze
van illumineeren in dien tijd Dit vond niet
alleen te Middelburg , maar ook te Antwerpen
plaats. En geen wonder, Antwerpen had
alleen een derde deel der loten genomen;
daarom werd ook de kast, die de con-
vene had laten maken om al de prijzen
in ten toon te stellen, nadat ze voor de
Middelburgers te zien was geweest, onder
geleide van twee gildeknechts naar Antwer-
pen vervoerd en ook daar in een herberg
te kyk gesteld.
De trekking werd voorafgegaan van "een
zingende mis" in de kapel, die de confrerie
in de Westmonsterkerk bezat, waartoe tot
meerder luister het altaar voor een gedeelte
hernieuwd, en den kapelaan met nieuwe
kleederen begiftigd werd. Hierna gebruikten
de Heeren der wet met de Commissarissen
ten huize van een der laatsten een ontbijt (ze
hadden wel een krachtigontbytnoodig!), waar-
op ze zich in statigen optocht , voorafgegaan
van de stadsspeelluiden , naar de Markt bega-
ven. Hier was tegen de kerk het tooneel opge-
slagen, wat door een balie omringd en tot
beschutting tegen den regen van een van
binnen met leder bekleed dak was voorzien.
Het tooneel was vrij groot, daar steeds
minstens tien personen er op werkzaam waren.
Bij de trekking werd een personeel van niet
minder dan veertig personen vereischt; im-
mers , daar de trekking zonder tusschenpozen
voortging, dag en nacht, wisselden zy el-
kander om de 3 uren af. Er waren 4 trek-
kere , die , uit de beide op hooge drievoeten
staande groote korven met halzen, de pry-
zen en de prozen trokken en de ringetjes,
die om de uitgetrokken briefjes gezeten
hadden, in kleinere mandjes wierpen; de
getrokken briefjes werden afgelezen door 8
prooslezers en niet-roepers , terwyl ze ver-
volgens door de 8 affileerders aan liassen
geregen werden. Om de prijzen "uit te trompen"
waren er 2 trompetters op het tooneel,
waar ook de 8 commissarissen beurtelings
gezeten waren , om nauwkeurig aanteekening
te houden van den uitslag der trekking.
Om hulp te verleenen , waar noodig was , en
hen te waarschuwen en te wekken (er vie-
len er zeker door overspanning wel eens in
slaap) wier beurt het was geworden de
anderen te vervangen , waren 4 vermaanders ,
weckers of dienaren aangesteld. Eindelijk
werd het personeel des nachts nog vermeer-
Digitized by VjOOQIC
DE LOTERIJEN.
227
derd met 2 stokers , die voor de vuurpannen
moesten zorgen. Om onder het publiek de
rust te bewaren, om dronkaards en kwade
jongens weg te jagen , waren 4 dienaren van
den Baljuw op de Markt tegenwoordig. Op
het tooneel stonden, behalve devoornoemde
korven en vuurpannen, twee lantaarns ophooge
houten voeten, cenige stoelen en een tafel,
waarover een rood kleed lag. Ongetwgfeld
heeft zulk een tafreel een schitterend en
bont geheel opgeleverd; onze voorouders toch
hidden van bonte kleuren. De trekkers en
bedienden waren in 't rood satjjn gestoken
van top tot teen rood en wit; de commis-
sarissen waren waarschynlyk in niet minder fel
gekleurd schuttersgewaad gekleed. Vooral des
nachts , verlicht door het licht der lantaarns
en den gloed der vuurpannen , uitkomeude
tegen de donkere kerkmuren, zal het een
fantastiesch tafreel hebben opgeleverd.
De stoet op het tooneel aangekomen zijnde ,
werd er een zwart lakensch kleed uitgespreld ,
waarop schoppen geschilderd waren. Eerst
werden daarop de prijs- en nietbriefjes en
later de prosen uitgestort , goed door elkaar
geschud, "geschopt" en daarna in de voor
elkbestemden korf gedaan. Het proosbriefje
door den trekker uit den korf gehaald,
werd door den prooslezer gelezen, de andere
trekker trok uit de tweede mand een prijs
of een niet, wat door den niet-lezer werd
bekend gemaakt. Was het een prijs, zoo
zag men spoedig een omlijst blad perkament
ophangen, waarop door een der Commis-
sarissen , de prijs , het nummer en de proze
was geschreven.
De trekking ging vrij spoedig; juist in
ddne maand, (van 10 Oct. — 10 Nov. 1554)
waren alle loten getrokken ; dat was dus iets
meer dan 4 loten in een minuut. 't Was nacht
en dag door gegaan; dus 't moet wel vermoeiend
geweest zyn voor de Commissarissen , die ook
reeds vroeger meer dan eenmaal hun nacht-
rust hadden moeten opofferen, wanneer de
werkzaamheden te veel over de hand liepen.
Daarom ook kreeg ieder van hen voor elken
trekkingsdag 1 gulden tot vergoeding, en
daarenboven voor de verdere moeite 6 pond
Vlaams; de penningmeester der commissie
25 pond. Ook werd er voldoende voor ver-
verschingen gezorgd, en de wijn, die tegen
loten ingelegd was, vond daarby een goe-
den aftrek.
Het juiste qjfer van de met deze loterjj
gemaakte wiusten is mij niet bekend; 't
8chynt echter, dat er niettegenstaande de
vele en groote uitgaven een aardige som
overgebleven is.
(Wordl vervolgd.)
EEN DAG IN EEN WEESHUIS IN DE 18* EEUW.
DOOR
M. W. SCHELTEMA, Ez.
(Vervolg van bladz. 199).
Nu de jongens vertrokken zijn gaat de
vader weder naar de slaapkamers, want zijn
instruetie schrijft hem voor: "dezelve zal
"insgelijks de kleine kinderen in tijts op-
t4 wekken, en bevorderen dat alle op de ge-
"wone en bepaalde uir na hun gedestineerde
"plaatse, 't zij in de school, 't zij op de
"kleermakerskamer, 't zij elders komen,des
"eerst en alvorens in praesentie van alle
"een gebed doende." Maar terwgl hfl het
jonge volkje uit de veGren roept is 't reeds
onder de bedrijven half zeven geworden en
wordt de klok geluid door een der grootere
mebjes. Zg is de adjudante van de naai-
vrouw; zy heeft die post voor de geheele
week , want de instruetie voor de naai-vrouw
schrijft haar voor: "zoo de naaivrouw bood-
"schappen laat doen van de weeskinderen
Digitized by VjOOQIC
228
DE OUDE TIJD.
"zal zij daartoe een geheele week dezelfde
"persoon gebruiken."
Onder het luiden der klok trekken de
meisjes naar de naaikamer heen 9 z66 uit
bed , z6o* op de banken. "2ij zullen", aldus
luidt de instructie, "zig alle naa de naaj-
"kamer begeven met hun boterham die zij
"daar moeten opeeten en daarby yder een
"komraetie warm drinken gebruiken , dit
"verrigt zynde zullen zij aanstons aan het
"werk gaan, naa dat zg de handen gewas-
"sen hebben."
Ook nu hebben zij de boterham georberd,
de handen gewasschen. Het- werk wordt
voor den dag gebracht en stilte gecomman-
deerd: een der meisjes gaat voor een leze-
naar staan en leest een of twee kapittelen
uit den bijbel voor. "De naaivrouw toch moet
"zorg draagen, dat door een van de wees-
"kinderen een of twee capittelen in de bijbel
"overluid gelezen worde, daartoe alle dagen
"een ander neemende op dat de kinderen
"hierdoor het leezen onderhouden en Gods
"woord kundig worden en dit leezen zal ook
"moeten herhaald worden 's avonds voor dat
"de kinderen van de kamer gaan."
Onder dat lezen (zou er iemand naar ge-
luisterd hebben?) vliegt de naald. De naai-
moeder moet ze "tot den arbeid aanzetten" ,
en zg doet het. Zg deelt in de winsten die
de naaikamer afwerpt: "de naaivrouw zal
"jaarlijks een tractement genieten van / 50
"beneffens twee hemden en een stooter van
"ieder golden die met naagen verdiend
"wordt. "
Nu is het weeshuis een duchtige concu-
rent van de gewone naaisters en breisters
geworden. Het kan voor minder prijs wer-
ken. Men gaat er een eer in stellen zijn
uitzet in het weeshuis te laten naaien. Men
doet daarmede een liefdewerk! Een liefde-
werk , waardoor de naaister buiten het gesticht
benadeeld, de arme hals in het gesticht
gemarteld wordt, verslijtende haar jeugd in
een enge benauwde kamer! Wie denkt hier
niet aan dat vers door Beets zoo keurig
uit het Engelsch overgezet:
Piek! Piek! Piek!
*t Wordt mij gcel ea grocn voor *t gezicht.
Piek, pick, piek!
Mijn oogea vallen dicht.
Zoom en oksel en strook;
Strook en oksel en zoom;
Tot dat ik in slaap val over een knoop,
En hem aanzet in den droom.
Gy jonkman, die naar uw liefje vrijt!
Gij man, met uw wyfje in uw schik!
Het is geen linnen dat gy verslijt,
Maar arme schepsels als ik.
Een naad, en weer een naad;
Een naad , en wcer een naad ,
Voor wien is wel deze bestemd?
Geloof mij , ik naai met een dubbelen draad
Mijn lijkkleed, en uw hemd.
De mensch is van nature geneigd tot
alle kwaad, en een weesmeisje niet geneigd
van den ochtend tot den avond te pieken.
Zij moet dan ook tot den arbeid worden
aangezet , zal het gesticht er voordeel, de
naaivrouw er profijt van hebben. I0 Zy pieken
van half zeven tot aan den schoffctyd door —
dan hebben zij verpoozing, mogende onder
het eten naar het bijbellezen luisteren.
Inmiddels waar de naaimoeder hare kie-
kens om zich heen heeft geklokt, daarheeft
de weesvader of binnenvoogd de kleinen in
de eetzaal bgeen geroepen, opdat zij hun
ontbyt bekomen, en ook voor hen doet hfl
een gebed. Na afloop van dat ontbijt hebben
zij vrijaf tot negen uur. "Dan mogen zg
"zich op de plaats, of onder de gaanderfl
"diverteeren met zoodanige spelen als ge-
"oorlooft zijn, zonder echter eenig rumoer
"te maaken, waarop de binnen-moeder en
"binnen-voo^d zullen hebben acht te geven."
Kinderspeelgoed heb ik in weinig weeshui-
zen ontdekt — men lachte mij eens harte-
lgk uit, toen ik vroeg of ieder meisje een
pop bezat. — 't Zal ook wel in vroeger
tijd in de gestichten luttel voorhanden zjjn
geweest. De jongen en het meisje, die van
kaarten en klompen zoo aardig huis en schip
weten te knutselen ; die uit een zandhoop
met eenige vormen zooveel taarten weten te
bakken, die het humeur niet bederven door
dat zg de maag niet van streek brengen,
zij mochten spelen zonder ingredienten en
"zonder rumoer makenT alles reglemen-
teerende weesvoogden en voogdessen van dien
goeden ouden tijd! hebt gij ooit gekaatst,
Digitized by VjOOQIC
EEN DAG IN EEN WEESHUIS IN DE 18 e EEUW.
229
gekolfd, gekoot, gespeeld zonder rumoer?
De kinderen hadden vrgheid op een binnen-
plaats wat rond te loopen en onder een
gaanderij te hangen — dat was de yrijheid
van zich te diTerteren!
Maar 't is negen uur, 't is schooltyd ge-
worden. Weesvader en schoolmeester zgn in
e'e'n persoon vereenigd: de gewezen zeeman
is tot dubbele functie geroepen. "Dezelve
"zal de weeskinderen zo jongens als meisjes
"leeren leezen, schrijven, rekenen en psalm-
"zingen n , en ten dien einde dag en avond-
u school houden , te weeten 't heele jaar door
"van 9 — 1 1 uuren 's voor de middags , en
"van 1 — 4 uuren na de middags , en 's avonds
"voort na 't eten tot 10 uur — ('t plenus
renter non studet libenter scheen niet in aan-
merking te komen) , op welke laatstgenoemde
"tijd alle landers moeten preezent zijn , altoos
"beginnende met een gebed, en eindigende
"met een dankzegging."
Hulp heeft hy bij z\jn onderwijs niet. In
de school staat hy voor 't werk alleen, —
maar wanneer hij des donderdags bij den
rentmeester moet vragen "of er ook verga-
dering zal zyn?" en u de voogderi en voog-
"dessen moet convoceeren en vragen of er
"ook iets van hun orders is?" — als hy
"alle twee weeken bij de baazen moet om-
"gaan om te vernemen of de jongens wel
"op gezette tijden op de winkel komen"?
als bij "met en benevens de binnenmoeder,
"alles wat hun in bewaring overgegeven wordt ,
"alsmeede alle eetbare waaren, als spek,
"vleesch, boter, kaas, en wat verder tot
"de keuken , kelder , zolder en de huishouding
"behoort, in alle getrouwigheid zorgvuldig
"in ontvangst neemt, bewaart, uitgeeft,
"zoo dat niets onnut verdaah of verwaar-
"loosd wordt"; — als hij "alle rekeningen
"ten laste van het weeshuis van de leveran-
"ciers moet ophalen, derzelver specificatie
"moet nazien en examineeren , daarop dezelve
"extribeeren moet aan de oudste voogd , ten
"zijnen huize en ten opzigte van het huis-
"houdeiyke, aan de oudste voogdes, ten
"haaren huize;" — als hij, "ten dienste
"van 't weeshuis, zoo in als buiten de stad,
"'t zij om te bezichtigen wat reparatien aan
"huizen, dijken of iets anders noodig zij,"
op order van de Heeren zal moeten reizen,
dan zal de weesvader-schoolmeester, die maar
&n lichaam heeft , geen school kunnen hou-
den; en hoe dan? — Ik zou haast ver-
moeden dat dan het gewichtig deel van zijn
taak is opgedragen aan den bakk3r,»die
tevens bierbrouwer is, en dit d&arom ver-
onderstellen , omdat in de instructie van dezen
bepaald is "dat wanneer de binnenvoogd
"niet present is , hij met de kinders zondags
"naar de kerk zal gaan, en 's middags en
"'s avonds aan de tafel verschijnen en wel
"agt geven op de kinders dat die ordente-
"lijk eerst haer gebedt doen, en stil zitten
"terwijl daar een van de kinders leest uit
"Gods heylich woort gedurende den maaltijdt
"en dan door een van de kinders een danck-
"zegginge te laten doen." — Maar ik mag
niet veronderstellen dat de bakker bijabsentie
van den binnenvoogd tot schoolmeester ge-
roepen wordt, omdat hem niet alleen was
voorgeschreven "dat hij nauwkeurigh acht
"zal geven, wanneer hy brood, tweebakken
"oft wat het oock mogte sijn uit het back-
"huys koomt te halen om de deur aanstonds
"te sluiten, opdat de kinders daar niet
"kunnen inkomen om iets daarvan te be-
"hinderen" — maar ook , omdat hem op het
hart was gedmkt "dat hy hem niet gemeen
"zal maken met de kinderen of zitten bij
"dezelven in het washuis of in de school
"als de binnenvoogd niet present is, maar
"naar de kamer gaan, die daartoe geregu
"leert is, wanneer hij zyn werk gedaan
"heeft;" even zeer als het hem uitdrukke-
keljjk vermaand was, "met geen mey den off
"jongens op de kamer die voor hem geor-
"donneerd is zal mogen the drincken oft
u iets anders doen wat 't oock mogte wesen,
"om geen aanstotinge of ergernisse te geven."
De kinderen waren dan , daar de binnenvoogd
nog al eens tot andere function werd ge-
roepen, in de school aan zich zelven over-
gelaten , ten zq de kleermaker dan van zyn
snyderstafel afsprong en de paedagogische
cathedra beklom.
Heden echter is de weesvader niet door
andere function verhinderd schoolmeester te
wezen, en zit hy, met de insignia zijner
waardigheid omringd , bullepees , plak , ezels-
Digitized by VjOOQIC
230
DE GUDE TUD.
kap en pennebos , in voile achtbaarheid voor
zijn breeden lessenaar. Wanneer wy ons
herinneren wat het onderwgs in die dagen
was, dan zal men zich lichtelijk kunnen
voorstellen wat het leeren door zulk een
meester gaf. "
Tot elf uur waren zij bezig , en het onder-
wijs werd met een dankzegging gefiindigd.
Om half twaalf was het schofttijd.
In de eerste tyden was de kost erwten
en boonen of boonen en erwten geweest. Later
wordt van gort met stroop en kaas melding
gemaakt , zoo ook van stokvisch in den hooi-
en den vastentijd. Sedert 1580 schonken
aan een der gestichten de gedeputeerden
f 60 voor een slachtbeest. In de voeding
was sedert 1640 meer afwisseling geko-
men 13 . Nu was de spijs goed — misschien
te weelderig, en hoewel niet in alle, was
toch in onderscheidene weeshnizen het vleesch
op het menu opgenomen. — Vier weezen eten
nit denzelfden bak. Voor zij echter beginnen
mogen , heeft de vader nog een plicht te ver-
vullen. "Dezelve zal 's middags v66r het
eten de poort sluiten en na hetzelve weder
openen" '\ En van het eerste gedeelte dier
taak kwijt hij zich mi. Teruggekeerd , zegt
hij een gebed op of leest het voor, en na
het "amen" mogen de kinderen eten. Het
praten aan tafel is echter verboden, en om
de stilte te bewaren "moest de vader zorge
dragen dat gedurende de maaltijd een of
meer capittels nit Gods heilig woord , door
een der kinderen eerbiedig worde voorgele-
zen en dat er onder des gene onordentelijk-
heden werden gepleegt , maar yder een daarna
aandachtig hore" '*. Wat er van dat aan-
dachtig hooren komen kan , bij kinderen met
hongerige magen, die zonder eenig gerncht
de lepels niet in de schalen kunnen bren-
gen, laat zich begrjjpen l8 .
Met een dankzegging door den vader wordt
het maal besloten.
Na den maaltijd hebben de kinderen vry,
tot dat de klok van 1 uur dezen naar den
winkel , gene naar de naaikamer , de anderen
naar de school roept. In de school zoowel
als in de naaikamer worden de werkzaam-
heden weder met een gebed ingeleid , even
als zij om 5 uur met een dankzegging wor-
den gefiindigd. Het avondeten ging evenzeer
van gebed en bijbellezing en dankzegging
vergezeld. Waarbij dan nog des Maandags
en Donderdags-avonds voor de jongens, des
Dingsdags- en Vrijdags-avonds van 7 — 8
uur voor de meisjes, de catechisatie kwam
"door den catechizeermeester , die dezelve
de vreeze Gods zoo veel mogelijk zal zoeken
in te boezemen" , terwjjl den weesvader was
opgedragen ze telkens de vragen van den cate-
chismus , die des Zondags middags in de kerk
moesten worden opgezegd, te overhooren.
Tegen tien uur werden alle kinderen in
de school vereenigd en met gebed en dank-
zegging werd de dag geSindigd. Dan trok-
ken de kinderen regelrecht naar bed. De
weesvader moest : " 's avonds inspectie nee-
"men of de jongens en meiden elk op hun
"kamer en van elkander gesepareerd zijn , zul- -
"lende de kinderen te 10 uur op hunne ka-
"mers, en voor half elf op 't bedde moeten
"zijn: voorts zorge dragen dat vuur en licht
"worde bewaard en uitgedaan, vooral ook
"op de kamers der jongens."
En als dan alles in rust was, dan was
zijn werk nog niet ten einde , "want deselve
"zal somwylen, wanneer de jongens te bed
"zijn , hare slaapquartieren bezien en de broe-
"ken (waarom ook niet onder de hoofdkus-
sens?) visiteren of ook tabakpiepen, tontel-
"dosen, kaarten, dobbelsteenen of andere
"onbehoorljjke goederen bjj zig dragen, de-
ceive daaruit nemen en de schuldige in
"desen na vereisch straffen, of zulks bjj de
"eerste vergadering bekend maken."
Wij zien , de weesvader had geen gemak-
kelgk baantje, al had hij daar ook voor
"boven de kost, vrye inwoning, vuur, ligt,
"bewasschen, en in cas van ziekte vrije doc-
"tor, chirurgyn en apotheker, jaarlijz 200
"caroli-gulden , twee paar schoen en om de
"twee jaar een nieuwe hoed."
Maar hij had toch in zgne echtgenoote
eene hulp? — Mag ik u doen opmerken dat
de weesvader en moeder vaak geen echte-
lieden waren , 't geen de zamenwerking zeker
niet bevorderde. Van vaderlijke even min als
moederlgke zorg was er sprake. Wanneer
een der kinderen ziek werd, dan was de
catechiseermeester krankbezoeker ,7 . De wees-
Digitized by VjOOQiC
EEN DAG IN' EEN WEESHUTS IN DE 18 e EEUW.
231
weesmoeder — en welk een aandeel heeffc
niet een moeder in de opvoeding! — had
eigeniyk met de kinderen weinig of niet te
maken. In een instructie van 1640 wordt
hare betrekking op deze wijze omschreven:
u Beneffens hem (den binnen-voogd-meester)
"een binnenmoer die toezigt holt op 't spinnen
"ende het opzicht op 't linnen heeft zoo
"schoon als vuyl ; 't samp den kindren soeckt
"te onthouden van luysen, seericheden ende
"diergelyck." — Wij zien 't, de naam van
'moeder" was zeer beperkt , al was haar werk
niet onbeduidend. Werd haar taak in de
zeventiende eeuw met weinig woorden om-
schreven, zeer uitvoerig was haar werk in
de 18 de eeuw bepaald. Wanneer gy u de
moeite getroost de in de noot l8 meegedeelde
instructie te lezen, dan zult gij zien, dat
in een enkel artikel het gewichtig decl harer
weesmoederlijke taak met de saaije woorden
"door een goed en stigtelyk leven en wan-
del" wordt beschreven, terwyl in een twin-
tigtal andere artikels naauwkeurig wordt uit-
geplozen , wat en hoe en waarmede zij schrob-
ben en schuren moet.
Dat dan ook weinig kinderlyke en ouderlyke
betrekking tusschen de weezen en den wees-
vader en moeder bestond, en zy meer als
partyen tegenover elkander stonden, laat
zich begrijpen en zal u duidelijk worden uit
het papier, dat tegen den muur in de eet-
zaal is opgehangen.
u En wy — niet anders ter herten
nemende, dan de rust ende eenigheit
in voorschreven huis, en om zulke en
diergelyke buitensporigheden in het toe-
komende te weeren, en met alle ernst
en yver tegen te gaan; zoo hebben wy
goedgevonden bij deesen de weeskinderen
te ordonneren en te gelasten, om zich
ten alien tyden na de ordres van den
binnenvoogt en binnenvader stiptelyk te
gedragen , zonder zig met woorden of
daden daar tegens te opponeren; en
zoo het tegens onse ernstige meeninge
mogte gebeuren, dat zulke of dierge-
lyke insolentidn door de eene of andere
weeskinderen wederom mogte worden
gepleegt , zal diegeene , daaraan schuldig
bevonden wordende, zonder connisentie
directelijk uit voorschreven weeshuijs
worden weggejaagt, of zoodanig gestraft,
als na exigentie van saken zal bevon-
den worden te behooren. En zal de
inhoud dezes tot waarschouwinge in de
eetkamer der weeskinderen worden op-
gehangen.
24 Jan. 1760.
En nu moet gij niet denken dat dit weeshuis
door kinderen uit de heffe des volks was
bewoond. Integendeel , hoewel willekeurig en
tegen de bepaling der stichteresse in, had-
den de regenten het gesticht alleen voor poor-
terskinderen toegankelyk gemaakt, en waar
zulke oproeren *• in zulke gestichten voor-
komen, daar moet men veronderstellen dat
zy minder haar oorzaak in de bandeloosheid
der jeugd , dan wel in de totale ongeschikt-
heid harer verzorgers en het systeem harer
opvoeding gelegen is.
Men wist echter de oproerigen en weer-
spannigen klein te krygen, dank zy de
menschkundige straffen waarvan men zich
bediende. De heer Bruinvis heeft in "de Oude
Tyd" afl. 2 1870, bl. 39, een belangrijk
stukje geleverd onder den titel: "Weezen-
tucht" , waarin hij een ordonnantie meedeelt
op het weeshuis te Alkmaar, vallende tus-
schen de jaren 1560 en 1570. Ik verwys
daarheen. Aan het eind der vorige eeuw waren
de straffen wel wat zachter, maar de bulle-
pees en het blok speelden nog een groote
rol. Het blok aan een yzeren keten werd voor
eenige dagen aangebonden , en volgens de
bepaling in een weeshuis, moest de jongen
die op zulk eene wyze gestraft werd, des
zondags , bij het naar kerk gaan , voor den
troep uit loopen en het blok langs de straat-
steenen laten sleepen, opdat het goede pu-
bliek hem in zijn strafwaardigheid zou lee-
ren kennen. Wanneer een meisje zich aan
overtreding had schuldig gemaakt, werd zy
veroordeeld des zondags zonder bovenrok voor
den troep uit tempelwaarts te gaan. Dat van
de bullepees gebruik werd gemaakt, blykt
onder anderen uit het kreupelrym : u Heeroom
met de gard en de H waardin ," uitge-
geven naar aanleiding van het yver en van
Digitized by VjOOQIC
232
DE OUDE TIJD.
een eerwaarde , die niet gerust had , voor dat
een paar weesmeisjes , te midden van 't geheele
dienend personeel, op een zekere plaats,
door geen mensch bloot gedragen , een fiksche
dracht slagen hadden ontvangen, omdat zij
op een kermisdraad gedanst hadden, ter-
tcijl , om de plechtigheid te verhoogen , een
paar armverzorgers de schuldigen aan het
hoofd en de voeten bij de executie varthielden.
Het zou mg niet verwonderen of gij zult
het leven der weezen in de weekdagen vrij
somber en triestig vinden. Somberder nog
was voor hen de Zondag. Dezelfde orde van
opwekken , ontbijten, bijbellezen werd gevolgd.
"Dan", zoo was den weesvader voorgeschre-
ven, "zal dezelve benevens de binnenmoeder
"Zondags en andere feestdagen, voor- en
"namiddags , met de kinderen in goede ordre
u naar de groote kerk gaan en naauwkeurig
u letten of ook iemant vermist: in de kerk
"agt neemen dat de kinders aandagtig toe-
"hooren en het geduirig uitloopen dan van
"den een , dan van den ander verhinderen ,
"ten ware in groote noodzakelijkheid." Dus ,
het jonge volkje moest tweemaal ter kerk,
dat was al veel; maar voeg daarbij, dat
het bidden en dankzeggen en bijbellezen voor
en onder en na den eten ook voor den Zon-
dag was voorgeschreven. Bovendien, v66t
de namiddag-preek mochten zij niet spelen,
maar dan "moest de weesvader met "hen
in het reventer gaan om een psalm "te
zingen" , vervolgens naar de middagkerk
om de catechi8mus-preek te hooren en de
vragen op te zeggen, na kerktijd weer naar
het gesticht en "wederom naar het reventer
met den weesvader om zich te oefenen en
een psalm te zingen, tot dat de catechiseer-
mee8tcr komt om te catechiseeren." Die
catechisatie duurde tot het avondeten met
zijn gebed en bijbellezing en dankzegging!
Hoe van acht tot tien uur de kinderen wer-
den bezig gehouden weet ik niet. Met spel?
In een instructie van 1767 staat, "dat zij
"in de vrije uren zich mogten diverteren
"onder de gaandery of in de kamers, zon-
"der rumoer te maken . . . exempt Zondag"
Ongelukkigcr systeem van kinderen op te
voeden valt niet uit te denken. Dat zij later ,
na zulk een overlading en volpropping met
capittels, totaal van de godsdienst verza-
digd waren en zich in treurige andere uit-
tersten verliepen , wie zou het vreemd vinden ?
'tWas een somber leven, dat het weeskind
binnen die doodsche muren leidde. Aan een
lente zonder zon was zjjn jeugd gelijk. Onder
het opzicht van een stokbewaarder en een
kamraoeder, die met de grootsche titels van
weesvader en moeder pronkten , beleefden zjj
weinig vroolijke dagen.
Alleen de sterfdagen behoorden tot de
vroolijke dagen.
Stierf er een in het gesticht , dan werden
de acht oudste jongens en meisjes, bij *t
afleggen en begraven , op jenever, brandewijn ,
koffie en koek onthaald. *° Sommige erflaters
maakten de bepaling "dat de kinderen van
"het weeshuis uit de revenuen enz. jaarlijks
"op den sterfdag, ten zg die dag een Zon-
"dag , feest- of bededag wezen mogte , moesten
"getracteerd worden." Een schreef voor "dat
"op dien zelfden dag aan 3 jongens en 3
"meisjes mede een boek moest worden uit-
"gereikt," onder uitdrukkelijk beding : "daar
"gemelde kinderen bij alle zulle gelegen-
"heden moeten erinnerd worden dat die
"tractementen en boeken gegeven worden
"ter gedachtenisse van
Ook begon het tot een deftige begrafenis
gerekend te worden, zich door de weezen
te laten begraven , en de regenten stonden
natuurlijk die pralerij toe, omdat daarvoor
aan het gesticht vaak belangrijke soraraen
vermaakt werden, zoo'n begrafenisdag was
voor al de kinderen die dan onthaald wer-
den een recht prettige uitgaansdag.
Onze dag is hier nu ten einde. Later
hoop ik u nog eens tot een bezoek in de
weeshuizen van vroeger dagen uit te noodi-
gen. Gij zoudt mjj intusschen, geachie lezer ,
bij een studie over dit onderwerp een groote
dienst kunnen bewijzen, door al hetgeen op
de geschiedenis der wees-verpleging in ons
vaderland tot op onzen tijd betrekking heeft
en u bekend is of in uw bezit, nuj med te
deelen en te vergunnen er inzage of afschrift
van te nemen , opdat eens wjj een zoo vol-
ledig mogelflk antwoord kunnen geven op de
vraag: hoe werden vroeger de weezen in de
gestichten verzorgd en opgevoed?
Digitized by VjOOQIC
EEN BAG IN EEN WEESHUIS IN DE 18* EEUW.
233
AANTEEKENINQEN.
• trokken de meisjes naar de naaikamer keen.
De naaikamer was iets nieuws ; of zij iets
beters was is aan twijfel onderhevig. Vroeger
werden de meisjes bij de naaisters en brei-
sters in de stad in de leer gedaan : men be-
taalde daarvoor twee, drie gulden 'sjaars
leergeld. Waren de leerjaren voorbij , dan
werd eene bepaling van het loon gemaakt;
de helft kwam ten voordeele van het ge-
sticht, de andere helft was voor de weeze.
Dit scheen niet tc bevallen.Jilen besloottoen
geen nieuwe contracten te maken en aan-
vankelijk werd de gestichts-kleermaker met
dat onderwijs belast.
u Is ter vergadering na rijpe delibe-
"ratie der H.H. Voogden en Vrouwen
"Voogdessen goedgevonden en verstaan
u dat yoortaan geene kinderen meer
u naar de breischool zullen gezonden
"worden , maar dat diegene die nog op
u geene handwerken of winkels besteed
"zjjn op. de kleermakerskamer znllen
"geplaatst worden om door den kleer-
"maker aangezet en onderwezen te
"worden , op die uren dat zij niet in
u de school of catechisatie zijn. ,,
5 Majus 1767.
10 Zal het ges tick ter voordeel, de naaimoeder
er projijt van hebben.
Dat er een ndaischool in het gesticht was
en dat de toekomstige huismoeder met naald
en schaar en breipen leerde omgaan was
uitnemend, maar een vrinstgevende naai-
kamer was een hel in het gesticht. Om
zich een denkbeeld te maken tot welk een
onmatigen arbeid de meisjes in een leeftijd,
waarin het teeder gestel zooveel behoefte heeft
aan beweging in de open lucht , werden op-
gezweept , diene het volgende. Na aftrek van
de helft, waaruit het zakgeld en de spaar-
penningen der kinderen gevonden werden , en
de stooter van ieder gulden winst voor de
naaimoeder, kwam als zuivere winst aan een
weeshuis, dat geen hooger getal dan 133
weezen (dus zeker geen 50tal die op het
1870.
ambacht gingen of in de termen der naai-
kamer vielen), ten goede in het
jaar 1757, / 1243.
„ 1759, „ 1413.
„ 1760, „ 1295.
„ 1761 , „ 1056.
„ 1768, „ 1224.
„ 1775, „ 1108.
En curieus, waar de naaikamer werd in-
gericht om een bron van inkomsten voor
het gesticht te zijn, werd byna gelijktijdig
bepaald dat de jongens en meisjes die het
gesticht zouden verlaten , zeven caroli-guldens
zouden hebben om het goed van hun uitzet
te laten maken door wie zij wilden. Had
men de meisjes geleerd en de gelegenheid
gegeven zelve haar uitzet te maken, men
zou wjjzer gedaan hebben.
11 Psalmzingen.
Die bepaling heb ik in een instructie van
het jaar 1808 nog gevonden.
" Wat het leeren door zulk een meester gaf.
Van leeren was in de oude weeshuizen
weinig spoor. In 1568 kwam in een der
gestichten nu en dan een schoolmeester u om
den kgnderen dieheilighe dagen toe teleren."
Intusschen werd het langzamerhand iets meer.
In een instructie van 1640 komtvoor: "Een
meijster (binnenvoogd) die de kinderen insti-
tueert in leesen, singen en de samp alles
in ordre soect te houden." 't Rekenen werd
er in de 18 de eeuw bij opgenomen, en in
enkele rekeningen heb ik voor teekenen aan
het eind dier eeuw nog al aanmerkelijke som-
men uitgegeven gevonden.
13 Wat meer a/msseling gekomen.
Ik laat hier eenige schaftlijsten volgen,
waarvan mij inzage gegeven is. Jaarlijks wer-
den er toen 13 a 14 koeien en 8 a 9 spal-
lingsvarkens in het slachthuis van het wees-
huis geslacht. Men had soms , en vooral
vroeger, een eigen boerderij in en aan het
gesticht , eri de beesten werden met groote zorg
door de regenten zelve gekocht. Be regenten gin-
gen eens ter markt naar een der dorpen , huur-
den voor de reis een wagen , en de reiskosten be-
droegen 9 stuivers. 't Spreekt wel van zelf
dat het menu alleen in die gestichten vleesch-
rijk was, waar de middelen ruim waren.
so
Digitized by VjOOQIC
234
DE OUDE TIJD.
1640.
Zondags midd. : grauwe erwten met vleesch.
„ 's av. : melcken-wegh met een boter-
ham , best, uit boter , brood ,
kaas en een tweebak.
Maandag midd. : "potmarg" met een boterham.
„ 's av. : boterham met br\j.
Dingsdag midd. : grauwe erwten met boterham.
„ 's av. : boterham met melck en meel.
Woensd. midd. : witte erwten met boterham.
„ 's av. : deze met "suypenbrood."
Donderd. midd. : grauwe erwten met vleesch.
„ 's av. : melcken-wegh. ('s Winters
melcken-brood.)
Vrjjdag midd. : suyp en gort en brg met bo-
terham.
„ 's av. : boterham met suypenbrood.
Zaturdag midd. : witte erwten met boterham.
„ 's av. : suyp en meel en brij.
Kerstijd : Weg-sop , met grauwe erwten.
„ 's avonds: melcken-weg.
2 dcn dag : "croos" , 's avonds als vorigen dag.
Pinksteren als Zondag.
2 deH pinksterdag: kalfsvleesch en melcken-
gort en brij , 's avonds als voren.
Vasten-avond alle kinderen panne-koeken , de
grootste 8 , de kleinste 5 , zoo ook de paasch-
eieren.
1828.
Zondags midd. : boekweiten gort met saus van
boter, melk en stroop.
,, 's av. : boterhammen met boter , kaas
en coffij.
Maand. midd. : groene erwten met spek en
vleesch.
„ 's av. : zuip en gort , en brjj met
boterhammen.
Dingsd. midd. : groenten zoo de tijd van het
jaar zegt met spek of vleesch.
„ 's av. : melk en gort en brg met
boterhammen (in 1808 met
kaas).
Woensd. midd. : grauwe erwten met vet.
„ 's av. : zuip en brij met boterhammen.
Donderd. midd. : aardappels met vleesch of
spek , of zoo de vis goedkoop
is dan vis met aardappels
en mosterdsaus.
,, 's av. : snip en brjj met boterhammen.
('s Zomers sla met aardappe-
len en boterhammen, snip
en meel en brij.)
Vrijdag midd. : kool , wortels of rapen en
aardappels met spek of vleesch.
„ 's av. : zuip en br\j (aardappelen met
mosterdsaus.)
Zaturd. midd. : gort met vet en spek of
vleesch (witte boontjes , spek
oi vleesch.)
„ 's av. : zuip en brij met boterhammen.
Alle morgens ieder een boterham met boter
en kaas (later boterhammen).
Dat er soms feestdagen waren waarop zij
bijzonder werden getracteerd, laat zich be-
grijpen. Men vermaakte sommen om het trac-
teraent te doen plaats hebben op zijn eigen
sterfdag of dien van een zijner verwanten.
Zoo werd in een gesticht volgens een donatie
getracteerd op diep sterfdag:
's middags met pruim of appel en bollen met
gebraden vleesch, 's avonds met rijst en
brij en poffers.
Op 's Hemelvaartsdag 's middags geweekte bol-
len met gesmolten boter, 'savonds brjj.
Op Pinkster en Kerstijd 't zelfde , 's middags
en 's avonds.
Men ziet er uit dat op den sterfdag van
den legataris de kinderen wat meer moesten
hebben dan op de kerkelijke feestdagen. —
In den zomer een maat aardbeien en ieder
kind een bolle met boter. — Op Paschen
e'en middag eieren en ieder kind een bolle
met boter.
" de poor I sluiten en na hetzelve weder openen.
Men schjjnt de poort zoo angstvallig ge-
sloten te houden , om het wegloopen uit het
gesticht te voorkomen. Het schgnt nog al
eens te hebben plaats gegrepen , 't geen zeker
niet voor het huisel^jk leven pleit. Althans
in een instructic korat voor u dat de wees-
"vader niet alleen aanteekening houden moet
"van wie er ingekomen en ontslagen , maar
"ook van wie weggeloopen waren."
15 maar een yder daarna aandachtig hoore.
Deze bepaling komt in eene instructie van
1767 nog voor, in die van 1808 en 1736
heb ik haar niet gevonden.
18 Wat er van dat aandachtig hooren
homen Jean.
Ten einde de aandacht te verhoogen , had-
Digitized by VjOOQIC
EEN DAG IN EEN WEESHUIS IN DE 18; EEUW.
235
den de voogden en voogdessen afgesproken,
bij beurten de bijbellezing onder het mid-
dagmaal bij te wonen.
17 dan was de Catechieeermeester krankbe-
zoeher,
"dat de Catechizeermeester ten alien tijde
"in cas van sykte van een der kijnderen,
"gehouden zal zijn, wanneer verzogt wordt,
"in het weeshuijs te komen om voor deselve
"een gebed te doen of over hare zielstaat
"met den zieke te spreken."
,8 Instructie voor de weesmoeder , uit het mid-
den der vorige eeuw.
Art. 1. Sal de binnenmoeder alle eere en
onderdanigheit bewijsen aan d' Heren voog-
den en Vrouwen voogdessen , en de kinderen
en andere in 't weeshuis door een goed en
stigtelijk leven en wandel ten voorbeelde ver-
strekken , en in alles 't nut en 't beste van
't weeshuis enz. soeken te behartigen.
Art. 2. Al 't geen haar toebetrouwd is soo
van koper, tin als anders, sorgvuldig be-
waren en gadeslaan.
Art. 3. Deselve sal goede agt geven op
de eetwaren onder hare directie zijnde, al-
tijt mede in de kelder gaan als daeruit wat
gehaalt wordt.
Art. 4. Sal soraers 's morgens te ses uir ,
en 's winters te seven uir hare meiden voort
aan 't werk setten, en alle morgens of om
de andere morgen de kinders of selve kam-
men of in hare presentie laten kammen door
een der oudste en bequaamste meiden in 't
waschhuis, best eer zij gekleed zyn, 'twelk
somers sekerlijk geschieden kan.
Art. 5. Sal twee meiden setten aan 't
schrobben in de keuken, voorhuis, gang,
spinkamer, school.
Art. 6. Sal naauwe toezigt nemen dat 't
eeten op zijn tijt over 't vuur gebragt, en
zindelijk en wel toebereid worde , en vaardig
zrj , 's middags voor half twaalv uir en 's avonds
te half seven uir voor de preeker als er
catechizatie is, anders voort na seven uir;
en voor de kinders 's middags te 1 2 en 's avonds
te agt uir, een quartier uir.
Art 7. Sal met behulp van een der keu-
kenmeiden de boterhammen smeren voor den
avond en voor de morgen, doch deze laaste
niet uitdelen als 's morgens vroeg.
Art. 8. Deselve sal besorgen dat een der
meiden, 's middags en 's avonds de tafel
toesette met borden en lepels daarop, en
doeken om de handen af te wasschen, en
eer de kinders van tafel opstaan sal een der
meiden de borden en lepels amemen, die ter de-
gen afgewasschen en gedroogd moeten worden.
Art. 9. Na 't schrobben 's morgens moeten
de meiden de bedden afhalen en weder op-
maken , en de beide slaapvertrekken alle mor-
gens opdweilen , en eens in de week geschrobt ,
gestoft , en de trappen geboent worden ; voorts
na 't eeten moeten deselve 't Keventer met
leem schrobben en de tafels afschuren.
Art. 1 0. Als de kinders somers onder de gaan-
derije eeten , moet het aldaar gereinigt worden.
Art. 11. De Binnenmoeder zal met de
Binnenvader Sondags en andere feestdagen
voor- en namiddags met de kinderen in goede
ordre na de groote kerk gaan en mede let-
ten en agt geven, dat de kinders aandach-
tig zitten hooren.
Art. 12. Deselve zal met de Binnenvader
Sondags en andere feestdagen 's morgens van
de kinderen ontvangen hunne daags kleederen
etc. en aan ieder derselver de nieuwe over-
handigen en daags daaraan de nieuwe we-
dervorderen en de oude teruggeven, en mede
sorge dragen, dat de nieuwe kleederen wel wor-
den geveegd , bewaard en opgesloten , de oude
nauwkeurig mede bezien en die in stukken zijn
aan de kleermaker overhandigen tot verstelling.
Art. 13. Deselve moet Sondags morgens
twee meiden te huis laten blijven om 't linnen
in het water te besorgen , de waschketel vol
water te dragen , de bedden te maken , de
tafels en eten klaar te maken, en zondags achter-
middags een meid om schotels te wasschen , en
's winters vuur aan te zetten daer 't vereischt
wordt : 's maandags een meid bij de waschten.
Art. 14. Zal besorgen dat door de mei-
den Dingsdags en Woensdags, de vergader-
kamer, die van meester, moeder, bakker en
kleermaker, gestoft, geschrobt en de trap-
pen geboent worden.
Art. 15. Besorgen dat Donderdags en Vrij-
dags , 't linnen opgehangen en doorgchaalt ,
gestreken en op zijn plaats besorgd worde:
dat de keukenmeiden Donderdags en Vrijdags
de kelder, spijskamer, keuken ter degen nit-
Digitized by VjOOQiC
236
DE OUDE TIJD.
stoffen en schoonniaken , ook de spinkamer
met deselver trappen en het tin loozen en
voorts droog schuren.
Art. 16. Bat Saturdags door de meiden
geschrobd worde voor de dear, de plaats,
school, waschhuis en gaanderie, sullende de
binneninoeder daaromtrent schikkinge kunnen
maken, dat zulks geschiede Vrijdags en Za-
turdags , nadat de omstandigheit raedebrengt.
Art. 17. Dat de meiden 's winters op de
haarden in de keuken, waschhuis, meesters-
kamer en elders vuur aansetten, en de asch
opscheppen, ook de lantaarnen aansteken.
Art. 1 8. Besorge dat de glazen in 't huis
gewasschen worden als die vuil zijn ; en dat
de kok-meiden de brijketels schoonmaken,
sonder dat de jongens die uitschrabten.
Art. 19. Deselve zaraltijt Sondags en in
de week present zijn in de gewone catechisatiSn.
Art. 20. Deselve zal alle avonden eer ze na
bed gaat de vuurplaatsen in de keuken enz.
bezigtigen, 't vuur en licht voorzigtig uit-
doen , vooral ook een half uir nadat de mei-
den op haar slaapvertrek gegaan zijn , 't
ligt van daar wegnemen; en 's morgens de
meiden tijdig opwekken.
Art. 21. Sal met de binnenvader, kleer-
maker, bakker en brouwer enz. in vriend-
schap, vrede en eenigheit samen leven en
omgaan, 't beste van 't weeshuis en kinde-
ren behartigen , ook de kinders op eene vrien-
delyke wijze bejegenen en tracteren.
Art. 22. De binnenmoeder zal jaarlijkstot
tractement genieten /100 caroli — en twee
paar muilen.
19 Waar zulke oproeren voorkomen.
De toestand en het gedrag der weezen in
die eeuw schijnt over het algemeen vrij treurig
geweest te zijn. In een publicatie o. a. van
B. B. en S. S. van Middelburg van den 5 den
April 1773, lezen wij:
"B. B. en S. S. maken bekend, dat een
groot aantal kinderen uit het armenhuis
(waarin meest vondelingen , halve weezen ot
verlaten kinderen of de weezen van niet-poor-
ters werden opgenomen) zich door het be-
drijven van misdaden en verregaande onze-
delijkheid , alsmede door insubordinatie jegens
de regenten en den vader van het gesticht ,
te buiten gaan: dat zij zich in den laatsten
tijd aan het plegen van verscheidene dieverijen
hebben schuldig gemaakt ; dat anderen weder
heimelijk het huis en hunne bazen hadden
verlaten en (zie Dr. S. S n . Coronel, Middel-
burg, pag. 172). Zelfs was de zedeloosheid
onder de weezen van het Burger-weeshuis
uitgebroken en verscheidene meisjes verkeer-
den daa> in zwangeren toestand; anderen
werden om hun losbandig leven in het tucht-
huis geplaatst. Reg. van Diakenen , fol. 373.
Coronel , Middelburg , bl. 142 en bl. 154 noot.
In het leven van Baule* , door W. Eckhoff
beschreven, komt o. a. voor bl. 15 noot 12:
"In het straf- of sententieboek van het wees-
huis, waarin de zedeloosheid der kinderen
destijds zeer groot was, wordt zjjn naara
niet gevonden."
EEN VORSTELIJK DRENKELING.
Gedurende de jaren 1620—1632 hield
een aanzienlijk personaadje zyn verblijf in
ons land , nu eens te Rhenen , dan weder te
's Gravenhage. 't Was de ex-koning van
Boheme, Frederik V, die, in den dertig-
jarigen oorlog, na den slag op den Witten
Berg, vluchten moest, en, als de zoon van
Louisa Juliana, de dochter van Willem I
uit zijn huwelijk met Charlotte van Bourbon ,
in Nederland bij zijn ridderlijken oom , Prins
Maurits, 't meest veilig meende te zyn.
De herinnering aan 't verblijf van dezen
vorstelijken balling is in de historie onzes
lands bewaard gebleven. De koningstafel op
den Heimenberg "bij Rhenen wordt ons nog
aangewezen als zijn lievelingsplek.
Eene treurige vermaardheid in de geschie-
denis van den Vorst zelven, leverde hem
zijn verblijf te Amsterdam. In 't begin van
1629 onthield hij zich te dier stede eenige
dagen, met oogmerk om de door PietHein
in Brazilifi buit gemaakte schatten en sche-
pen te bezichtigen.' De eerste waren opge-
stapeld in 't West-Indische Huis, delaatste
bevonden zich in 't IJ. Om met hen kennis
te maken , was een watertochtje noodzakelflk.
Dit werd dan ook door den Vorst, ver-
gezeld van zijn vijftienjarigen zoon Frederik
Hendrik en verscheidene Edelen, onderno-
Digitized by VjOOQIC
EEN VOKSTELUK DRENKELING.
237
men. Het kwam hun duur te staan. Het
vorstelijke gezelschap , zich in een fraai jacht
op het IJ bevindende , had het ongeluk door
een zware sneeuwbui overvallen te worden.
Deze, verzeld van eene zeer donkere lncht
en byzonder lang aanhoudende , verbijsterde
den anders bekwamen stuurman in de tene-
men richting geheel en al. Ook op andere daar
aanwezige vaartuigen was zij van denzelfden
gevaarlijken invloed. 't Kwam hierdoor dat
het jacht, in den Hollesloot gekomen, van
een grooter vaartnig werd overzeild , met dat
ongelukkige gevolg dat het omsloeg en de
Prins met drie Edellieden jammerlijk in het
IJ verdronken. De diep bedroefde vader ont-
kwam nog te nauwernood aan het zoo drei-
gend gevaar.
Daniel Willink wijdt in zfln "Amster-
damsche Buitensingel" aan dit voorval de
volgende dichtregels:
"Maar ach, wicns harte siddert niet
Geraakt door innig meededoogen,
Wen hij den hollcn Holsloot ziet
En stelt den ramp zich klaar voor oogen,
Die eertijds den Boheemschen Voret,
Toen zijn doorluchte zoon mo est sneeven ,
Als 't schip aldaar aan spaanders borst,
Bijna den doodkneep had gegeeven,
En 't onhcil, zondcr meedelij,
Vier groote mannen smoorde in 't IJ."
A. AARSEN.
SPAARPOTTEN.
Sparen is een zwak of een deugd , al naar
men 't nemen wil , die men zegt , dat den
Hollander bijzonder eigen is. Sparen , wanneer
men in goede verdienste zit , is iets , wat we
ieder aan zouden raden, maar meteen moet
daarbij de raad gegeven worden, te zorgen
dat spaarzaamheid niet buiten hare grenzen
trede en in gierigheid ontaarde, — het is
zoo moeielijk zich daarvoor te wachten.
De liefhebbers van kunst verzamelen
schilderyen, prenten en andere kunstzaken;
de boekenlief hebber tracht steeds zijne biblio-
theek te vergrooten; zoo ook zoekt de
spaarzame zijne verzameling van muntstuk-
ken of geldswaardige papieren te vermeer-
deren. En , daaruit elke lief hebbery een manie
kan groeien, zoo wordt de overdreven
spaarzaamheid gierigheid, een manie, wier
slachtoffer zich alle mogelijke genoegens ont-
zegt, alleen om het genot te hebben zjjn
schat te zien vermeerderen.
De ouden zeggen, dat men tegenwoordig
Digitized by VjOOQIC
238
BE OUDE TIJD.
niet meer weet, wat sparen is. We zouden
het bejammeren. Daarom geven wij , en om de
liefde tot spaarzaamheid op te wekken, een
paar modellen van spaarpotfcen nit de vroe-
gere tijden, waarvan ons de teekeningen
werden toegezonden door den Heer Schaep-
kens te Brnssel', in wiens verzameling de
origineelen berusten.
De eene, vermoedelijk nit de 16e eenw,
is van hont met ijzeren beslag, — de
tweede, nit de 17 e eenw, is geheel van
koper.
Die sparen wil kan hier dns kiezen , tenzg
hij een "oude kous" of de bekende groene
"varkens" als goedkoopere bergplaatsen voor
zijne kleine schatten verkieze.
UJKPLECHTIGHEID VOOR DEN HEERE VAN WASSENAER.
In het jaar 1523 kwam Friesland, na
vele en bloedige oorlogen, volkomen in de
macht van Keizer Karel V, als Graaf van
Holland ; in Nov. van dat jaar vielen Sloten
en de Lemmer, de laatste plaatsen, die de
Gelderschen nog in hadden, in handen van
de Oostenrijker8. Onder de vele Hollandsche
edelen, die aan deze krijgsbedryven deelna-
men, bevond zich ook Jan van Wassenaer,
ridder van het Gulden Vlies, diezelfde die,
toen hij in 1512, na zijn mislukten aanval
op de troepen van Hertog Karel van Egmond ,
bg Utrecht geslagen en naar Hattem ge-
voerd was, daar in een ijzeren kooi opge-
sloten was geweest. Van Wassenaer echter
ontving voor Sloten een schot in den arm
en stierf weldra te Leenwarden aan de ge-
volgen van die kwetsuur. In hem nam de
oude tak der Wassenaren, burggraven van
Leiden, een einde.
Dr. Pierius Winsemins , in zijne Chroniqne
ofte historische Geschiedenisse van Vrieslandt ,
schrjjft hiervan:
Dese dinghen alsoo gheordoneert zijnde,
na dat Vrieslandt nn van het Geldersche
Jock ontslaghen was, soo verre het selve
sich uytstreckt, van Stavoren tot Gerckes-
Brngge, is binnen Leenwarden op 't Block-
huys overleden, den Edelen ende Wel-ghe-
boren Heer Jan Vrijheer tot Wassenaer, soo
als men meende uyt oorsake van de quets-
uyre, welcke hij, gheduyrende de belege-
ringe voor Sloten in sijnen arm becomen
hadde, wiens doot seer bij den ghemeenen
Man , ende besonder bij den Borgoenschen ,
beweent wierde. Tlichaem is met groote
pompe, na den Haegh ghevoert, alwaer hy
bij sijne voorouders heerlijcken , na sijnen
Stamme ende Diensten, ter aerden ghe-
bracht is.
De eerbewijzen, waarmede het lijk te
Haarlem ontvangen werd, vinden wij opge-
teekend in den volgenden post van de
Thesanriers rekeningen.
Thesauriera Rekening der stad Haarlem
Sept 1523—^. 1524. bl. 78 v\
Op onser liever Vrouwen dach conceptio
den viij en dach in Decembri a rv^xxiij tsa-
vonts omtrent zeven vnyren zoe is , god be-
tert, dat dode lichaem van den Edelen wail
geboeren vromen Heer den Heer van Was-
senaire, wijens ziele god genadich zg, vnyt
Vrieslant, dat hij onder de subiectie van
de K. M. gereduceert hadde, aldair hij in
't veldt voir Sloten mit eene bosse gescoten
en dairvan gesturven was, gebrocht binner
tleser stede , En hebben die Schout , gerechte
ende vroescap ende meer andere Edele ende
goede mannen , elcx een barnende toirtse in
de handt hebbende, Mitgaders de ghilde
broeders van onser liever Vronwen ghilde,
ende de Religieusen van den goidshuyse
van Sinte Jans van der Premonstreyten ende
van de vier biddende oirden , mit reveren-
cien ende processien 't selve dode lichaem
ter poirten inne gehaelt ende alhier in de
prochykercke gebracht, aldair terstont op
ten selven avont een vigelie over de ziele
van den selven Heer gesongen worde, En
des anderen daechs 's morgens is dair over
gedaen een schone vuytvaert, Ende hebben
"N
Digitized by VjOOQIC
LIJKPLECHTIGHEID VOOR DEN HEERE VAN WASSENAER.
239
de Schout, gerechte, vroescap ende de ghil-
debroeders van de drie scutterijen, by be-
veele van den selven Schout ende gerechte,
Mitgaders veele andere Edele ende goede
mannen ende vrouwen van der voirs. stede,
in de vnytvaert tweemael dair over geoffert,
ende alle de priesters in de voirs. kercke een
misse van Requiem dair over gedaen. Ende
als de vnytvaert gedaen was, hebben de
voirs. Schout, gerechte ende vroescap, elcx
weder een barnende toirtse in de handt
hebbende, Mitgaders de voirs. Religieusen
ende geestelicheyt , 't voirscr. lichaem van
den voirs. Heer weder vuytte voirs. kercke
geleydt, tot buten de grote houtpoirte nair
Wassenaer toe; In twelcke alsoe doende
Frederick Deyman , Tresor. voirn. by ordi-
nan. ende beveele van de Burgermrn van
de voirscr. stede wegen betaelt heeft, die
pertien van oncosten hier nagescr:
Eerst een Wagenaer, die eenen brief al-
hier an den burgermrn brochte, inhoudende
dat de voirs. heer van Wassenaire gestur-
ven was ende 't lichaam 't savonts alhier
gebracht sonde worden, om dat hij seer
haestich gevaeren hadde, bet 1 bij ced van
de burgermrn begrip ende ordinan. ende
quyttan. hier over gegev. viij st.
Ben Costers in de Prochykercke , van
wassekaerssen behalven de toirtsen, 't sa-
vonts onder de vigelie ende 's morgens in
de vnytvaert staende om 't voirs. lichaem
gebrant, by de selve ced: ij to
Den sangers van der muysicke van de
misse van requiem te singen bij de selve
ced: xx st.
Van vyff toirtsen elck van anderhalfF
pont, die mitten anderen toirtsen in de
vnytvaert, by 't voirscr. lichaem gestaen
ende gebrant hebben, betaelt 't stuck xiij
stvs vz. tzamen by deselve ced : iij to v st.
Cornelis Willemsz. , schilder , van xx wa-
penen van den voirs. Heer van Wassenaire,
by hem ende syn hulpers haestich by nachte
gemaict, die an de thoirtsen ende an de
swarte lakenen hangende om 't choore, ge-
spelt waren , bet 1 by de selve ced. iij to v st.
Vyff en 't sestich priesters die elcx een
misse van Requiem voir de ziele van den
voirs. heer gedaen hebben en nae de missen
quamen op 't choor, staende by 't lichaam
elck lesende myeserere ende de profundis,
geg. elken een braspenn. v.z. by deselve
ced. iiij ^ i st. iij d.
Twee ende twintich manpersoenen die 't
savonts als 't voirs. lichaem ingebrocht
worde, ende des anderen daechs 's morgens
totte middach toe alle de clocken in 't
clochujjs tot diversche stonden geluyet heb-
ben, bet. elken v st. f* v to x st.
De Joncvr. van Ruyven van theercosten
by twee prekr. broeders, twee minrebroe-
ders , den Hofmeester Aeriaen van Dorp ende
andere edele mannen, twee heeren van den
Raide van Vrieslant, den gedeputeerde van
de steden van Leeuwerden , Sneeck ende
Franicken ende andere die mittet lichaem
van de voirs. heer alhier quamen, *t sa-
vonts tot hunnen huyse gedaen, die de bur-
chmrn van der voirs. stede wegen scencten
mitte belechier, betaelt by de selve ced.
iiij to ii st. iij d.
Van derthien stoop Ryns wijn, gehaelt
ten huyse van Cornelie Lubbertsdochter ,
ter selver tijt over de voirs. maeltijt ge-
droncken, de stoop thien groot, belopende
bij de selve ced: iij to v st.
Den Heeren en broederen van Sinte Jans
gescenct twee stede kannen Ryns wyn . den
premonstreyten twee stede kannen romenije
ende de Religieusen van de vier biddende
oirden , elken drie stede kannen romenije ,
om dat zijluyd. ten versoucke van den ge-
rechte, dat lichaem van den voirs. heer
van Wassenaere 't savonts mit processic
mede innehaelden ende brachten in de voirs.
prochykercke. ende des anderen daechs als
de vnytvaert gedaen was: tselve lichaem
mit processie weder vuytgeleyden , ende dat
zyluyd. hertelick den almogenden god voir de
ziele gebeden hebben ende noch bidden
zouden, elke kanne van zeven pynten, de
stoop van de Ryns wyn thien groot ende
van de romenije ix groot, belopende 't sa-
men by deselve ced : vj to v ij st. ix d.
Aernt Diertsz. dienre van onser liever
Vrouwen Ghilde voir sijn recht van de
ghildebroeders de weete te doene, van dat
cleedt van onser liever Vrouwe, op te kiste
te leggen ende weder af te dragen ende
Digitized by VjOOQIC
240
DE OUDE TIJD.
andere boodschappen bij hem gedaen, bet.
bg de selve ced: vj st.*
De biddesters voir huer recht van de
Vrouwen van den gerechte, vroescap ende
schutters de weete te doene, om ter vuyt-
vaert van de voirs. heer te comen ende
dairover te offeren, betaelt by de selve
ced: xij st. *
Ten slotte mag hier vermeld worden , dat
onlangs by bet wegnemen der verf, waar-
mede de banken in het koor. der Groote of
St. Bavo Kerk te Haarlem bedekt waren,
onder de wapenschilden van de voornaamste
edeje geslachten , die onder Philips den Goede
bloeiden, ook dat van den Heer van Was-
senaer is aan het licht gebracht.
UIT DEN OUDEN TIJD.
Mededeelingen van Mr. J. DIRKS.
m.
EENE ZONDERLINGE BELASTING.
Een der gevolgen van den oorlog van
1672—1674 met Engeland en Frankrijk,
reeds v66r dat de vrede met Engeland (19
Febr. 1674) werd gesloten , was de gelde-
loosheid van de kassen van de Generaliteit
en der verschillende provincien. Om dien nood
te leenigen gebruikte men, gelijk van zelf
spreekt, ook het middel der belastingen en
vond er nieuwe nit. Daaronder behoorde
"het Middel van de Recreatie ofte Diver-
tissement-gelt , Peyster l ende Morgen-
drankgelt" Bij ordonnantie van 1 February
1674 werd het in Holland en West-Fries-
land ingevoerd. Zie hier eenige bepalingcn.
Ieder die des voormiddags, v6<5r 12
uur, by wijnverkoopers , in herbergen,
brandewynwinkels , distilleerhuizen enz. ,
eenigen morgendrank tot gezondheid of ont-
nuchtering laat tappen, hetzij oud bier,
wyn , janpue (sic) • , koffij , soccolaty (cho-
colade) of eenige andere (sic) gedistilleerde
wateren , zal aan den hospes van 't hois daar
hij znlks doet, ten behoeve van den pach-
1 (Peytier,) Wij zeggen nu pleisteren , pleis-
terplaats, plaaU waar men zich op houdt om
wat nit te msten en zich te ververschen, hier
in de ordonnantie peystergeld.
- Janpue. Jenever? spiritua juniperi? toen
minder bekend dan thans.
ter, boven zijne vertering, zonder eenigen
tegenstand , een halven stuiver moeten betalen.
Kwam men na twaalf uur in bovenge-
noemde haizen of zat men er over, plakte
men , dronk men er Spaanschen of Alsem-
wijn, koflSj enz., dan betaalde men een
stuiver extra. Bit duurde tot twee uur;
dan kon men in de gemeene keukens of
heerden bier gaan drinken voor een halven
stuiver extra. Formeerde men na drie uur in
herbergen en bierhuizen , in kamers of elders
een apart gezelschap, dan betaalde ieder
een stuiver. In de wijnhuizen en herbergen
gezelschap formerende, ieder twee stuivers.
Een besloten gezelschap , club of societeit , be-
taalde dus de helft minder dan zij die in de
jagtweide bij elkander waren. Men herinnere
zich hierbij dat de etenstijd toen gewoonlijk
twaalf uur was, nu nog, ten minste alhier
(Leeuwarden) , de schoft- en etenstijd voor
den handwerksman.
Hij die in een ordlnaris l 12 stuivers
verat, gaf den stuiver extra; 24 stuivers
verterende , 2 stuivers. In herbergen logerende,
2 stuivers extra, behalve het gezelschap-
geld voornoemd. De tappers, herbergiers,
houders van ordinarissen en drooge-gaste-
rije, mogten niemand van het voorschreven
Bivertissementgeld verschoonen , maar moes-
ten het alle weken aan de pachters verant-
woorden. In gebreke blyvende, konden deze
1 Ordinaris, restauratie, cethuU.
Digitized by VjOOQIC
WAT ER ALZOO IN EEN BURGERHUIS VAN DE 17* EEUW TE VINDEN WAS 241
de nering beletten, suspicie hebbende, den
eed ?an expurgatie vorderen.
De tappers en bovengenoemde personen
moesten in hnnne huizen, op eene daartoe
bekwame plaats, een bord hangen, waarop
de namen der zeven dagen van de week ge-
schreven stonden. Achter iederen dag moesten
zy opteekenen, hoeveel menschen aldaar
dien dag geweest waren, die den om-
schreven Impost moesten betalen. Zij moes-
ten de "schreefjens" (schrappen) in vier
klassen van 2,1, J en \ l stuiver "sepa-
reren" om de controle voor den pachter te
vergemakkelgken. — Bij resistentie van het
1 Een extra van */* stuiver is in de Ordon-
nantie echter niet te vinden.
onderzoek, /300 — boete, behalve ar-
bitrale correctie naar de qualificatie van het
gedane belet. Bij fraudering der Ordonnan-
tie eerst /100 — boete en suspensie der
neringe voor zes weken; voor de tweede
keer / 200 — en e'e'n jaar suspensie , en voor
de derde keer /60O — en verbod van ne-
ring en viervoudige vergoeding in alle ge-
vallen van het ten onregte genotene. Hjj
die weigerde den Impost te betalen , betaalde
/100— boete.
De tappers enz. genoten 5/ o van hunne
ontvangst. De pacht liep van l 1 Febr. tot
1 Julg 1674.
Deze belasting zal wel niet lang liebben
stand gehouden.
WAT ER ALZOO IN EEN BURGERHUIS VAN DE 17 e EEUW TE VINDEN WAS.
DOOR
D. VAN DER KELLEN Jr.
(Vervolg van bladz. 214).
u Dit alles zgn gebruiken, die bg ons in
de steden heerschen ; maar hebt ge wel eens
het ongeluk gehad, om getuige te zijn van
de pret, die er gemaakt wordt bjj de beval-
ling van een boerenvrouw? Nu, gij behoeft
niet daarnaar te verlangen; 't gaat daarby
dikwijls toe als op de dolste kermis.
"Als het daar met de vrouw zoovergeko-
men is en men haar te bed gebracht heeft,
dan komt de brandewynskom op tafel en de
boerinnetje8 bewjjzen door haar voortdurend
lepelen, dat ze geen vyanden zyn van bran-
dewijn met striker. Ook zoo er kraamanys
geschonken wordt, laten zy zich daardoor
niet wegjagen. Als het wyntje begin t te
werken en de wyfjes het wat warm krijgen,
dan moet men naar buiten op de boerenwerf ,
en, ge weet de boeren honden van dansen,
das spoedig zyn de voeten in beweging.
Kraamheer en knechts dienen voor cavaliers ,
en al het manvolk, dat zich tot nun onge-
luk in de nabijheid van de vroolyke dames
waagt, wordt gevangen genomen en moet
1870.
mee dansen , en 't kost hun een fooi , willen zjj
losgelaten worden. Die fooi wandelt spoedig
naar den herbergier, en de uitgelatenheid wordt
grooter en grooter. Is 't een onnoozele jon-
gen , dien ze beet krijgen , of een , die niet
in haar vaarwater weet mee te drijven, die
heeft het zuur te verantwoorden. Somtijds
wordt zoo een als een kind opgebakerd en
in een deken gerold. Daarom vermyden de
boeren zorgvuldig de buurt, waar zulk een
grapje kan plaats hebben. De jonge vrijsters
komen ook niet vry : zij moeten ook mee in
de rei, en het kindje kijken en den vader
gelukwenschen. In e'e'n woord , 't kan er woest
toegaan."
u Ja , 'k geloof u gaarne. Komt dat stijve
boerengoedje eens los , dan is er geen houden
aan. Maar dat vrouwtje daar, behoort die
ook in de kraamkamer te huis?"
"Helaas, j», dat is onze derde gedienstige
geest. 't Is de minne , met wie we gelukkig het
bijzonder wel getroffen hebben, een gezonde
flinke vrouw, wier grootste gebrek daarin
31
Digitized by VjOOQIC
242
DE OUDE TIJD.
bestaat , dat ze met de baker niet best over-
weg kan. En dat is weergaas onaangenaam ,
daar 't soms tot zulke heftige tooneelen aan-
leiding geeffc, dat ik er tusschenbeiden
moet koraen. Maar wat moet men doen : eene
gezonde minne is heel wat waard. Ware het
alleen uit weelde , of om de mode , die thans
veld begint te winnen, te volgen, dat we
een minne genomen hebben, dan kwam het
er minder op aan, maar 't is ons te doen
om goed en deugdelijk voedsel voor ons kind.
Daar , helaas , mijne vronw niet in staat was ,
dit kindje te zogen, moesten wij er wel toe
overgaan; maar, geloof my, het deed mij
zoo innig leed, de smart, het stille lijden
van myn goede vronw te moeten aanzien,
toen haar kind voedsel van een andere vrouw
ontving! Wij zijn nog van den on den stem-
pel en van meening, dat een moeder ook
de voedster van haar kind moet zijn. Zegt
Vader Cats niet — ja , wel , daar staat hij ,
die groote foliant; sla hem maar eens op.
Hier moet ge zijn:
Gebruyckt o jongc vroa, gebruyckt de reyne flessen
Om aen a lieve vrucht sijn dorst te mogen lessen ;
Een die haer kinders baert, is moeder voor een deel ,
Maer die haer kinders sooght, is moeder in 'tgeheel.
"'tis immers waar ook, geen beter voed-
sel voor een kind dan de melk zyner moeder.
Dat dachten vroeger onze vrouwen ook en,
tot de aanzienlykste toe , elk zoogde haar eigen
kind en was naijverig om de eerste lachjes
van het aan de borst dartelend kind te
ontvangen, die het anders aan zyn vreemde
voedster ten beste zon geven.
<4 Maar tegenwoordig komt het meer in den
smaak eene minne te nemen, in navolging
van de mooie Fransche zeden, die nog ein-
digen zullen met ons lieve landje geheel en
al ongelukkig te maken. Ja wel, lach maar,
misschien ztdlen wy het niet meer beleven,
maar dat overnemen en volgen van vreemde
zeden , goede en slechte , zal eens onzen onder-
gang ten gevolge hebben.
<4 Die Pranschen zenden hnnne pasgeboren
kinderen maar naar bniten naar de een of
andere boerin. Dat ten minste doet men hier
nog niet zoo veel; de kinderen blijven hier
dan meestal nbg in huis , en men ziet oplet-
tend toe , wie men als minne aanneemt.
"Een groot gemak is het , dat we hier een
paar besteedsters van minnemoers hebben ,
die er zooveel mogelyk voor zorgen, slechts
gezonde minnen te leveren. Gy hebt mis-
schien ook wel eens gehoord van drooge
minnen ; dat zyn kindermeiden , die de zorg
voor de kleintjes , die nog aan de borst zyn ,
met de moeder deelen, ofschoon zy ze niet
zogen.
"Die beide fraaie boekbanden van Cats en
zyn bunrman schijnen uw aandacht te trek-
ken; 't zijn dan ook inderdaad schoone ban-
den; maar de inhoud is nog beter dan hnn
niterlyk. Cats en zrjne levenslessen , by ons
naast den bijbel het meest gelezen boek,
zyn n bekend, en dat de tweede foliant,
de bijbel , u vreemd is , zon ik evenmin dur-
ven veronderstellen.
"Znlk een bijbel is bij ons om zoo te zeg-
gen een heiligdom, een kleinood, dat van
vader op zoon overgaat. Hij dient ons dan
ook als famielje-register , waarin wij de voor-
naamste pnnten in het leven van onze naaste
bloedverwanten , als geboorte- , doop- , trouw-
en sterfdagen opteekenen. Gy meent wellicht
dat een boek als de Heilige schrift niet door
ons geschrijf mocht beklad worden en dat
dat weinig achting voor dat schoone boek
verraadt , — dan toch dwaalt gy , daar voor
ons de waarde van den bijbel daardoor als
't kan nog verhoogd wordt. 't Is voor ons,
als wij dat boek der boeken openen, dat
ook zoo dikwijls door de handen van zoovelen
onzer voorvaderen met heiligen eerbied werd
opgeslagen , of een bemind en gefierd vader ,
een aangebeden moeder ons nog daaruit toe-
spreken! Dan rijst voor ons op het beeld
van den grootvader met zilveren haren , die
ons in zyn statigen ernst, door al ons dar-
tel gespeel niet te verstoren en geen het
minste vergrijp van ons jongens door de
vingers ziende , by voorkeur de platen en de
woorden nit de schrift verklaart, die spre-
kenvan vergelding en bestraffing van 'tkwaad ;
en daarnaast zit de goede oude grootmoeder ,
die , liefdevol in al haar doen en laten , met
hare bevende vingers en met bezielde stem
slechts wijst op de woorden van liefde en
vergeving, door den grooten leerraeester nit-
gesproken.
Digitized by VjOOQIC
WAT ER ALZOO IN EEN BURGERHUIS VAN DE 17, EEUW TE VINDEN WAS. 243
"Waarljjk, wanneer wg de pen opnemen,
om met een van vreugde en dankbaarheid
kloppend hart den naam in te schrjjven van
een nieuw lid der famielje , of diep ter neer-
geslagen met betraande oogen de afreis naar
zjjne voorvadcren moeten melden van een onzer
gcliefden, waarljjk, dan wordt ons die bjjbel
door dat register, de getuige van ons lief
en leed, dubbel dierbaar, al weten we ook
dat het onherroepelflk eens opgeslagen zal
worden, om ook onzen naam op te nemen."
Wfl kunnen niet nalaten den goeden kraam-
beer met een handdrnk , een : "God geve , dat
het u nog veel malen vergund moge worden ,
nw register alleen te moeten opslaan voor
aanteekeningen als die gij er in de laatste
dagen ingeschreven hebt, waarvan de inkt
nauweljjks gedroogd is!" toetevoegen.
u Willen de heeren nu het lieve wicht eens
zien?" zegt de baker, die zich gedurende
onze gesprekken gehaast heeffc den kleine in
een beter gewaad te steken, in de hoop
waarschjjnlijk om van ons ook een "baker-
schellinkje" tot fooi te zullen krijgen.
"Nu , baker , ge hebt er eer van ; 't is wel
te zien dat het niet het eerste is, dat ge
in de kleeren hebt ges token. Maar wat een
engel van een kind is dat! Van ganscher
harte geluk gewenscht met zulk een lieven ,
frisschen jongen, beste vriend!"
"Wel moogt gij het een engel noemen ,
mgnheer; hebt ge ooit liever kind gezien?"
klinkt het ons van achter het kraamschnt
tegen, en wjj bemerken, dat de ledikants-
gordijnen worden geopend. Het ijs is gebro-
ken, de goede moeder kon die loftuitingen
op haar jongsten spruit niet onopgemerkt
laten voorby gaan. "Baker, zet het kraam-
schut wat op zijde en geef mij mjjn lieve jon-
getje eens hier."
De goede kraamheer kan thans niet nala-
ten , ons aan z jjne vrouw voor te stellen ,
en na eenige plichtplegingen en verontschul-
digingen onzerzijds worden wg genoodzaakt
plaats te nemen aan een tafeltje meer in
de nabijheid van de kraamvrouw, die zich
nu ook verder in ons gesprek mengt.
a Mag ik den Heeren een glas morgenwijn
aaubieden ?" zegt de guile Hollander , en ons
antwoord niet afwachtende, staat reeds een
fraaie karaf met alveren stop, met een
dergeiyk kettingje aan den mond der karaf
bevestigd, en een paar fijne venetiaansche
glazen op een zilveren schenkblad op de tafel.
"Ja, heeren, ik houd niet van compli-
menten, — als het mfl genoegen doet, dat
iemand iets by my gebruikt, dan vraag ik
niet "zal u ook iets gebruiken? kan ik u
ook met iets dienen ?" Neen , ik geef slechts
een wenk aan de bedienden , en er wordt ge-
reed gezet wat het uur van den dag mede-
brengt. Op die wijze aangeboden smaakt
een beet of een dronk; maar vraagt men
eerst zoo uiterst beleefd, wat men verkiest , —
wie zal dan zoo onbeschoft zjjn, te zeggen,
waarin hjj op dien oogenblik trek heeft?
Maar dat zeg ik u , kom ik ooit by u , dan
zie ik gaarne, dat ik eveneens behandeld
worde."
"Braaf gesproken, waarde heer, en om
u te toonen, hoe ik het met uwe wqze van
handelen eens ben , drink ik dit glaasje spaan-
schen wjjn op de verdere herstelling uwer
lieve vrouw."
Dat "lieve vrouw" was geen vleiery ; want
in alien ernst, het was een bevallig tafreel ,
die goede moeder, zooals ze daar, haar
kleintje troetelende , in al de weelde van haar
moederljjk geluk, neerlag.
Hoe keurig net is dat geheele bed met
toebehooren. Ook de kraamvrouw zelf, 't is
alles even rein en proper, hare naauwslui-
tende wit satijnen hemdrok, met linten op
de borst gesloten, haar zijden scbouder-
manteltje van dezelfde kleur, waaraan een
diergelflke kap , dien zij over 't hoofd heeft
geslagen voor mogelrjken tocht. En wat een
schat aan kant is aan hare muts en kap , tot
zelfs aan • hare hemdsmouwen aangebracht !
Welke fraaie zijden sprei en damasten deken ,
wat prachtig kantboordsel aan kussensloopen
en lakens! Men behoeft het niet te vragen,
of het ons echtpaar voor den wind gaat!
Het ledikant komt u groot en ruim , maar
ook zwaar voor? Nu, ruimte is niet onplei-
zierig ; men kan zich in den slaap nog eens
omwentelen , zonder vrees uit het bed te vallen.
En ja zwaar moge het zjjn, beter echter is
het, het solide te noemen, zooals we bij de
meeste meubels van dien tjjd reeds opge-
Digitized by VjOOQIC
244
DE OUDE TlJB.
merkt h ebb en. Maar niemand zal kunnen
zeggen , dat zulk een ledikant met zijn zware
kroonsaaien of damasten gordijnen, met al
die koorden en kwasten, waarop aan de
hoeken die schitterende pluimen, iets onbe-
valligs heeft, en juist zelfs door dat deftige
en zware uitdrukt dat het een rustplaats
is , waarop men zich zonder vrees durft wagen.
Liever zie ik zoo iets, dan dat leelijke
verlakte kraamschut, waarop Chineezen of
Japanners hunne bekwaamheid in 't verlak-
ken hebben getoond. Dat kunnen zij, maar
dat is ook het eenigste fraais , wat er aan
dat ding is. .
"Zulk een turfvuurtje doet toch maar goed",
schoorsteenplaat is ? Meestal zijn daarop bij-
belsche , ook wel allegoriscbe geschiedenissen
voorgesteld. Zoo wordt steeds de kunst in alles
ter hulp geroepen; want ook weder beschil-
derde tegeltjes zijn het, die tot aanvulling
van de ruimte tusschen de schoorsteenplaat
en de kolommen dienen.
Ons tweede glas , en daarbij zullen we het
ook laten, wijden wij aan het welzijn en de voor-
deelige ontwikkeling van den jongste in hnis.
"Er wordt nog wat zorg vereischt, eer
zulk een kindje zoo ver is, dat het loopen
kan , is 't niet waar , heeren ? Al ware het
alleen de kleertjes , die er voor noodig zijn ,
die geven reeds handen vol werks."
Kraamkamer.
zegt onze gastheer , terwijl hij voor de tweede
maal onze glazen vult. Dit doet ons den
blik naar den schoorsteen wenden , die wel
groot , maar anders vrij eenvoudig is. We zijn
dan ook slechts op de slaapkamer. Toch om-
lijst die kolossale houten tot aan den zblder
reikenden schoorsteenmantel , met uitsteken-
den rand, een kunststuk, door den een of
ander van onze groote meesters geschilderd,
dat misschien later eens als een meesterstuk
in eenige buitenlandsche galerjj zal pronken.
Be schoorsteen rust van achteren op halve
gedraaide steenen kolommen. Merkt ge wel
op, hoe vol beeldwerk die gegoten yzeren
Ofschoon wij voor ons vinden, dat onder
die kleertjes zeven achtste gedeelten onnoo-
dig zijn en ze ons ook weinig belang inboe-
zemen, begrijpen wij zeer goed, dat het het
moedertje alleen te doen is, om aan een
kleine ijdelheid te voldoen en ons haren rjjk-
dom aan kindergoed te toonen. Bus zjjn we
wel verplicht , om eenige aandacht te wijden
aan wit satijnen dekentjes met andere kleu-
ren gevoerd , met rozen gestikt , aan satijnen
strikluiertjes met taf gevoerd, aan allerlei
soort van luiers van sarge-de-dame met galon
geborduurd, van witte en gele Engelsche
kassaai met wit boordsel, aan witte Frie-
Digitized by VjOOQIC
WAT EE ALZOO IN EEN BURGERHUIS VAN DE 17* EEUW TE VINDEN WAS. 245
sche met lint , met stikzyde bestikt. Zwach-
tels van lint, linnen of Engelsch kassaai
met gekleurde strepen , gekeperde dekentjes
met paarsche en gele strepen, gele met
zwarte gestreept, gebreide borstrokjes met
parelkleurige galon omzet , witte sajetten fijn
gebreide handschoenen, flepjes, mutsjes — alles
pakte de baker voor ons uit het fijn manden
bennetje, tot zelfs het satijnen speldenkus-
sen , waarop de spelden zoo netjes in den
vorm van een hart, waarin de naam van
den jongen gast , zjjn gestoken, en al wat meer
voor pronk dan tot nut dient , houdt zjj ons
voor. We willen ho-
pen, dat ze het doop-
goed daar in dien
grooten zilveren ben
voor het oogenblik
laat rusten. Wat
weten wjj , mannen ,
van al dat goed af ?
Ik zie liever dat zil-
verwerk, het kraam-
zilver, daar in die
glazen kast. Onder
die zilveren kandeel-
kommen met hare
deksels en lepels, die
pappotten en kruid-
doozen is soms vrij .
goed drgfwerk te
vinden.
Met een u nn, baker,
nu is 't wel, 't zou de
heeren gaan verve-
len", helpt de kraam"
heeronsaitdennood.
"Thans zal ik u nog iets mededeelen over
den van- of vand-tijd ; dat is een feestje ,
wat na den negenden dag plaats heeft. Daar
zjjn de vrouwtjes in haar gansche fleur, en
vooral de kraamvroaw, die zich daarbij in
al haar glans en heerlijkheid vertoont. Is
't niet waar, vrouwlief ? dan moet alles voor
den dag en de beurs getrokken worden; is
't waar of niet , vrouw ? Nu , nu , kijk maar
niet boos; ik weet immers wel, dat, zoo
de gewoonte en het gebruik er u niet toe
dwongen, gij dat alles wel zoudt laten
rusten."
Minne.
u Och, heeren, hoort toch niet naar dien
plaaggeest, als ik u bidden mag. Hij houdt
niet van dien vantjjd, omdat hij weet, dat
het dan het laatst is, dat hjj zjjn kraam-
heerenmuts op mag hebben en hij voor 't
laatst den kandeelstok mag hanteeren."
u Een lieve tijd, verbeeldt u, heeren! De
kraam vrouw moet tijdig gekleed zijn, om
hare vriendinnen te ontvangen, en gekleed
z66, dat er niets op te zeggen valt, in
haar beste kraamhuik van fijn batist.
Zeg ik het zoo goed, vrouwtje? 't Klein-
tje, gebakerd op zijn allermooist, en de
kraamkamer geheel
in de volmaaktste
orde. Moeder heeft
zich al een paar
dagen vermoeid met
alles te beschikken ,
en 't zou beter voor
haar zijn, zoo ze
in plaats van vrien-
dinnen en kennissen
te ontvangen naar
bed konde gaan.
Maar neen , daar
komt de trein aan-
zetten; vijf en twin-
tig maal moet de
kraam vrouw alle om-
standigheden mede-
deelen, waarbij de
baker de tweede
stem zingt , en aan-
vult wat er ver-
geten mocht worden,
en vooral haar eigen
verdiensten en handigheid doet uitkomen.
Daarop begintde een te vertellen, hoe't met haar
gegaan is, een tweede heeft iets buitenge-
woons ondervonden, bij een derde is nog
iets wonderlijkers gebeurd , zoodat ten laatste
de grootste onmogelijkheden als waarheid
verteld worden. Onder die bedrijven wordt
er flink marsepein en kraamsuiker gegeten,
gesuikerde spouwentjes en suikerkoekjes ge-
snoept, terwgl de kandeelpot goeden aftrek
heeft.
Het kindje wordt gesold en in den kring
van de een naar de andere overgevoerd ,
Digitized by VjOOQIC
246
DE OUDE TIJD.
tot dat eindeljjk de komst der mannen een
wending aan de zaak geeft. Ook zij blijven
eenigen tjjd bezig met te varieren , en laten
ook den kandeelbeker niet onaangeroerd. En
dan , dan .... niet waar baker , dan komt
voor haar het goede oogenblik aan, dan
regent het ffoien "
"Uwes plaagt iemand ook altijd, mijn-
heer."
Toch wordt ze niet kwaad, de baker;
zeker dankbaar, dat mynheer ons eens her-
innert aan fooien; we konden er wel eens
niet aan gedacht hebben.
(Wordt vervolgd.)
EEN KOSTBAAR SUIKERWERK.
De zilveren of kristallen "pieces de mi-
lieu," die thans onze din<*s versieren, zijn
eerst , gelijk men wect , in de laatste jaren
in gebruik gekomen, toen men begon het dessert
afzonderljjk op tafel te plaatsen. Tot in het
begin dezer eeuw was het de gewoonte eene
groote taart of iets van suikerwerk als mid-
den stuk te gebruiken, waaromheen de on-
derscheidene schotels met vleesch, gevo-
gelte, groenten enz. gerangschikt werden.
Welk eene zorg men somtijds aan deze
middenstukken besteedde, en van hoe kolos-
sale afmeting ze dikwerf waren, kan het
navolgende ons leeren, al houden wij ook
in het oog, dat zrj van zoodanigen aard
niet tot de alledaagschen zullen behoord
hebben.
Op den 23 tten April 1790 werd te Leiden
in den Stads Doelen , door den Heer ,
bij gelegenheid van zijne promotie met de
kap, aan den Magistraat der stad en aan
den Senaat der Hoogeschool een groot dine'
gegeven, dat door de tegenwoordigheid van
Prins Willem V werd opgeluisterd. Voor
dat dine* werd door de Leidsche "Dessert-
werkers en Confituriers", Pieter Voorstad en
zoon, een u dessert" als middenstuk ver-
vaardigd , waarvan ik de nauwkeurigc , zeker
niet zeer schoone beschrrjving woordelijk
mededeel. Zfl luidt aldus : u Het midden ,
of Hooftstnk bestont in eene groote cierlijke ,
van suiker gemaakte Tempel, ter hoogte
van circa vijf Rhjjnlandse voeten, verbeel-
dende den tempel der Wijshjjd, gewerkt na
de order Compozito, opgaande ter weder-
zijde met 4 trappen en rostende op 8 zwaare
Colomme, van welke de 2 voorste ter Reg-
ter- en Slinkerzijde pronken met de wapens
van zijne doorlugtige Hoogheid en der Uni-
verziteit, de 2 agterste met die van Hol-
land en de stad Lejjden. — Aan de 4
Middelste voor en agter Colommen sag men
de 4 voornaamste oude Regtsgeieerden , als
Cujacius , Grotius, Bijnekerehoek en Schulting.
Midden in den Tempel sag men Minerva ,
als de Godinne der Wjjshjjd, bij een bran-
dend altaar met den Uil aan de Slinker-
en het schild Methuza aan de Regterzijde,
hebbende haar speer in den Slinker arm.
Voor haar staat de gepromoveerde Heer
Doctor, met den tabbaard gekleet, met den
Bonnet gedekt, en omhangen met den ge-
woone Eerepenning en de Ring aan de Vin-
ger van de regterhand, zijn dankoffer haar
aanbiedende voor verkregene Wijsheid, ter-
wyl zy door het toerijken van de regter-
hand hem vriendschap aanbiedt.
Aan de Regterzyde van Minerva stont
een Pedestal, waarop het Corpus Juris en
den Haen, ter Slinkerzijde de op een 2 de
Pedestal den Goude of Vergulde Eerepen-
ning, waarop Minerva, als met Slinkerhand
wijst, daar willende te kennen geeven, dat
zulke Eeretekens voor zoo verre gevorderde
in de Wetenschappen bestemd zijn.
Den tempel was verdeeld in 4 Facessen ,
in dewelke een wijnig voorwaars zig ver-
toonden het Verstand , de Voorzigtigheid , Ge-
regtigheid en Standvastigheid , alle door
bijzondere teekenen kenbaar, willende daer
mede aanduijden , hoe door Verstand en Voor-
zigtigheid, Gerechtigheid Standvastig blijft.
Boven op meergen. Tempel schijnt als
vrjt de wolken neder te daalen , het paleis
des Vreedes, waar in de Vreede, in een
aangenaame vergenoegde houding zig bevond ,
terwijl de blaazende Faam op den hoogsten
top des Tempels, deze heugeijke Roemwaar-
dige Gebeurtenis alom bekent maakt.
Voorts was de Tempel r\jkelyk verciert
met pragtige Vaazen , Lof- , Bloemwerk en
Digitized by VjOOQIC
EEN KOSTBAAR SUDCERWERK.
247
Festounen; aan de 4 trappen der berjde
ingangen vond men op fraaje Pedestallen,
de Waarheid, Deugd, Eendragt en de Vrjj-
heid, Sinspeelende op de spreuk, dat door
Waarheid , Deugd en Eendragt de waare
Vrijheid verkregen wordt; — aan de Reg-
terzyde zag men de 4 Elementen en ter
Slinkerzjjde de 4 getjjden des jaers, bejjde
onder 't Lommer der Groene Laurierboomen,
aandwjdende de Jengd , Jongelingschap , Man-
nelyke jaren en Ouderdom, daar mede be-
doelende hoe men in deeze levenstande van
trap tot trap moet opklimmen tot de be-
geerde Wijsheid.
Verders vertoonde zig ter Regter- en
Slinkerzyde den berg Parnassis, waarop de
9 Zang Godinnen zjjn nedergekoomen om
de vreugde met hare speeltuigen te verge-
zellen, terwijl de 7 vrije konsten beduijden,
dat door konsten en wetenschappen een
Land werd groot gemaakt.
Wflders op dat deeze Vreugde en Verge-
noeging niet gestoord wierden , bevinden zig
Jupiter met den blixem en Hercules in een
Leeuwenhuijd , met zyn knots, als Wagt-
houdende, onder 2 cierlyk gewerkte Poor-
ten, booven dewelken men 2 Hoornen van
overvloed door elkander gevlogten geplaatst
zag.
Eijndelijk was de Grond met verscheijden
Landschappen , Bloemen, enz. enz. in aller-
lejj Couleuren cieriijk gestrooyt en omringt
met ballustrade, Beelden, Vaazen en Hek-
werk. AUe8 van suijker, zeer natuurlyk ge-
schetst."
Volgens de rekeningen van dat dine*,
kostte dit middenstuk-alleen de som van
/156.
Of de fabrikant ook de ontwerper er van
geweest is , is my niet gebleken.
Noordtoijkerhout , 21 Februari 1870.
A. C. J. V. d. K.
DORDRECHT IN DEN AANVANG DER 17« EN DER 19e EEUW.
DOOR
Dr. G. D. J. SCHOTEL.
Vervolg van bladz. 173.
Is de kennis der raoderne talen tegen-
woordig onmisbaar, zoo was die der oude
zulks in de 17 e eeuw. Men kon nochinden
staat noch in de kerk eenig ambt bekleeden ,
of men moest ze kennen. In bijna alle vakken
van wetenschap waren de beste werken in het
latijn geschreven , de briefwisseling tusschen
staatslieden en geleerden geschiedde in die
taaL Die de groote school bezocht, begon
terstond zich in het latyn te oefenen, en
de meeste burgers, schoon ze geen geleerde
opvoeding ontvingen, verstonden ten minste
de beginselen er van ; zelfs iieten sommigen ,
wanneer zij reeds tot een gevestigden staat
waren gekomen , zich er nog in onderwflzen ,
en het was toen volstrekt geen zeldzaamheid
jonge vrouwen aan te treffen die latijn,
grieksch en hebreeuwsch verstonden , ja in
die talen schreven en verzen maakten. In het
gezin van vele geleerden werd het latijn
gesproken , en soms mogt geen der Mnderen
op het noenmaal spijs nuttigen, tenzy het
er den latijnschen naam van kende.
De boeken die men las waren of in het
latyn opgesteld , of er uit vertaald , en even
als men thans een roman van Dickens of
Victor Hugo of van een ander geliefd auteur
in handen neemt, zoo legde men toen de
overzettingen van Plutarchus , Homerus , Ta-
citus, Livius, Ovidius voorzich, wantmoei-
jelyk kon men die folianten, kwartynen en
dikke octavo-deelen hante*ren. Er was echter
geen stad, waar, vooral in den aanvang
dier eeuw, uitstekender beoefenaars der oude
talen en voortreffelijker dichters gevonden
werden dan te Dordrecht. Even als deMerwestad
Digitized by VjOOQIC
us
DE OTJDE TUB.
in de 18 e eeuw de voedster was van uitste-
kende predikanten, later sieraden der Rot-
terdamsche, Haagsche en Amsterdamsche
gemeenten, zoo was zjj zulks in de 17 e
eeuw van hoogleeraren en rectoren. Wie denkt
hier niet aan Franciscns Nansius , Orydrius ,
Rekenarius, Gerardus Johannesz. Vossios,
Antonius Aemilius, Rampius en zoo vele
anderen, wier namen in de geschiedenis der
philologie schitteren. En schier ontelbaar is
de schare van beoefenaars der latynsche
poezy, die toen aan de boorden der Merwe
zongen. Wij noemen alleen de Blyenburghen ,
de van Beverens , Naeranussen , Narsiussen ,
Rutgeraiussen . Michaeliussen , Vossiussen ,
Hoogeveen, van Beverwyck, van Someren,
wier hoofden toen met lauweren omkransd
waren, die men als lievelingen en voedster-
zonen der Muzen begroette, wier gedichten
in de geheele republiek der letteren, en
deze strekte zich over het gansche beschaafde
Europa uit, met lof genoemd werden.
De beroemdste geleerden nit Frankrijk,
Duitschland , Engeland en Italic reisden naar
Dordrecht, om die en andere geleerden te
begroeten , en de dordsche school hield men
toen voor de uitstekendste van alle, waarin
latijnsche dichters gevormd werden.
Zoo als alles in dit ondermaansche tot
een zekere hoogte klimt en dan wederom
begint te dalen, of zoo als een dichter
zeide :
"gclyck de sonne clirat, tot in haer hoogstc top
"en dan wcer statigh daelt ....
zoo was het ook met de philologie en poezy
te Dordrecht.
"De boom der kennisse werdt aen 't ver-
dorren gaende van de boorden der Merwe
overgeplant aen die van Aemstel, Rjjn en
Maas." "De philologie begon allengskens te
kwjjnen, de keelen der zangers werden schorre".
Het geslacht der Narsiussen en Rutgersi-
ussen stierf uit. Nu en dan liet zich nog
wel een zanger hooren, doch het was geen
nachtegaal, maar een vink die floot. Er
verschenen geen net gedrukte bundeltjes met
"Carmina". "Poemata", "Posthuma" meer in
het licht, alleen nog in de "Republyk der
geleerden" en de "Boekzalen der geleerde we-
reld" kon de Muzen-zoon nog een plaatsje
voor zijne zangen verkrjjgen ; en tegen het
midden der 18 e eeuw was er in den
voormaligen "zetel der Muzen" niet 66n
zanger meer, wiens poezy zelfe in die ver-
geten tijdschriften kon worden opgenomen.
Doch een beter ttfdvak begon te dagen. Wat
Dordrecht weleer voor Leiden en Amsterdam
was, werden deze steden voor Dordrecht.
Uit de scholen der Burmannen , Franciussen ,
Brouckhuisens kwamen mannen te voorschjjn ,
die de plaats der vorige dichters innamen , en
weldra weergalmde het dordsch atheen van de
stemmen van Hoogeveen , de Rooy , Kimryfer ,
van. den Breugel , van Steenbergen , Vroljjk-
hant. van den Broecke en anderen, in wier
scholen een Verbeek, van Braam en Hoeufft
gevormd werden. En toen de 19 e eeuw aan-
brak , was het er wederom als in de dagen
van Godewjjck:
"Ontwaekl was 't muscn choor uit langc doffe
(slaap ,
"Werd weSr Ovidi lier bespannen met de snarcn ,
"Begon Horati geest in 't dichteren choor te varen
"En nieuwe eer door vorst Apollo aangevoert.
Wederom werd te Dordrecht met den ouden
lust de klassieke literatuur beoefend , en Wyt-
tenbach zelf getuigde dat de beste zijner stu-
denten in die stad gevormd waren.
Opmerkelijk is het dat juist toen, even als in
den aan vang der 1 7 e eeuw, te Dordrecht de uit-
stekendste philologen en latijnsche dichters on-
der de geneesheeren werden gevonden. Gelijk
weleer de geneesheeren van Someren , Bever-
wijck, Hoogeveen, vanWijck, (wij noemen slechts
enkelen) tevens de philologie en pofizy be-
oefenden , zoo deden het in het begin dezer
eeuw onder anderen ook twee geneesheeren,
van welke de een de onvergetelijke leermees-
ter van mannen die thans onze Hooge scholen
tot eer verstrekken , hoe hoog in jaren geklom-
men , nog met jeugdigen ijver voortgaat de
klassieke literatuur te beoefenen, de ander
voor weinige maanden het gemeenebest der
letteren ontviel: Jan Willem Grimm en
Hij ontsliep te Dordrecht 18 October 1869.
Digitized by VjOOQIC
DORDRECHT IN DEN AANVANG DER 17e EN DER 19e EEUW.
249
dr. Martinus van der Brandeler. ! Van den
eersten verbiedt ons zjjne bekende nederig-
heid te spreken, van den laatsten een enkel
woord. Afstainmeling van een aristokratisch
geslacht , dat te Dordrecht in hoog aanzien
was, en wiens leden de burgemeesterlijke
en andere waardigheden bekleedden, werd
hij den 15 December 1790 te Dordrecht
geboren. Z\jn vader, mr. Johan van den Bran-
deler, was baljuw der Beijerlanden en hoofd-
schout van Dordrecht. Zijne moeder heette
Alida Petronella van Nievelt. Voor den ge-
leerden stand van zyn jeugd af bestemd,
doorliep hij de latijnsche scholen zijner ge-
boortestad en promoveerde te Leiden tot
medioinae doctor. Te Dordrecht gevestigd,
wijdde hij zich aan de uitoefening van zjjn
vak, * waarin hij roem en eer verwierf,
en zijnen aan een drukke praktijk ont-
woekerden tijd aan de studien der ouden.
Met zyn vriend Grimm, den kundigen mr.
Hendrik Melchior Vockestaert, officier bij
de arrondissements-regtbank te Dordrecht,
den franschen predikant No6t en later met
den geleerden rector J. D. Baron van
Hofivel, hield hij op bepaalde tijden zamen-
komsten, waarin de grieksche en latjjnsche
classici gelezen werden, terwijl hij als cu-
rator van 't gymnasien niet weinig tot ver-
betering van het klassieke onderwys toe-
bragt en als lid van den Raad ook mede het
welzfln der burgerij bevorderde. Reeds ge-
vorderd in leeftijd legde hij zich nog op
de hebreeuwsche taal- en letterkunde toe,
en ook dit had hjj met zjjne vroegere col-
legen in de Merwestad gemeen, dat hij aan
de beoefening der geneeskunst en oude talen
tevens die der godgeleerdheid paarde en
zelfs eenige exegetische opstellen onder
den psendoniem van Alethophilus en Phila-
lethes in het licht gaf . Even ervaren in de mo-
derne als oude talen, was hij niet alleen
met de nitstekende voortbrengsels der lite-
1 Hij was gchuwd gewcest met Wilhelraina
Cornelia van Oldenborgh, dochter van Fieter van
Oldenborgh, secretaria der Willemstad.
1 In het Tijdschrift van het Med. Phys. Ge-
noots. te Hoorn Vi9 Unito fortior, waarvan hij
lid was, leverdc hij eenige bijdragen.
1870.
ratnnr van de Franschen, Duitschen en En-
gelschen bekend, maar trad zelfs als dichter
in de engelsche taal op, doch vooral muntte
hij als grieksch en latijnsch dichter uit.
Slechts enkele zjjner dichtstukken in die
talen vervaardigd, zien het licht, zoo als
zijn nitnemende grieksche overzetting van
Borgers Aan de Rijn , zyn latijnsch gedicht
op den dood van zijn vriend Vockestaert,
wiens leven hjj ook schetste , en een grieksch
en latijnsch vers v66r een der latijnsche
geschriften van steller dezes geplaatst. Hij
was het echter alleen niet, die in den aan-
vang dezer eeuw te Dordrecht in de taal van
Griekenland en Latium verzen maakte. Ook dr.
C. W. Stronck en B. T. Tijdeman gaven
blyken van hunnen dichterlyken aanleg en
ervarenheid in het latijn. Zoo was dan ook
ten aanzien der beoefening der klassieke
literatuur, het Dordrecht der 19 a aan dat
der 17° eeuw gelijk en kan men op beide
perioden Margaretha Godewycks woorden
toepassen :
De grijze vest magh wel van blijdschap blozen ,
Apol heeft deze stad ten zetel nitgekozen.
Hier is het hoogh vertreck van *t grieksche musen-
(choor,
Hier heur Parnas. Soo blijve 't alle eeuwen door.
(Wordt vervolgd.)
EEN REDERIJKERSVERZOEKSCHRIFT.
In onze Geachiedenis van Wetter en deelden
wij een berijmd verzoekschriffc mede, door
de rederflkers dier gemeente in 1664 aan
het magistraat toegestuurd, om wegens de
opvoering van een c 'spel van Sinne" eenen
onderstand te bekomen. Nadere opzoekingen
hebben ons nog verscheidene zulke factum*
doen ontdekken, en om der aardigheid wille
alleen, schrijven wij er hier een van over:
"An mijn heer den bailliu en den heer
(schout tot deser stede ,
Met onsen heer greffier, burchmeester
in schepenen mede ,
Der prochie ende heerlyckhede van
(Wettere.
Supplieerende verthoonen reverentelycke
Digitized by VjOOQIC
250
DE OUDE T1JD.
Pieter Blancquaert , Jan Burchgrave en ander
(lief hebbers van de retorycke ,
Mynheeren met ootmoet , soo komen wij u be-
(thoonen
Hoe dat de konste meest gevoet wort door het
(loonen ,
Alsoo wij tot recreatye van tgemeent en ander
(persoonen ons hiertoe aensocht
De comedij van due de Bieron nu hebben uut-
(gevrocht ,
En tot tselve vertoocb ons vinden belast met
(veele schulden,
Dewelcke sijn alsnu ontrent de twintich
(gulden.
Soo bidden wij met ootmoet ons te willen ge-
^ (dincken
Met een goeij ordenans om doncosten te krinc-
(ken.
Wij vragen ten minsten nu dat ons sooveel
(mach gebeuren
Naer al ons loopen en moeyte , swaer dat wij
(ons kleeren niet en scheuren ;
Dit doende soo sullen wij noch op ander tijden
Tot uwen dienste sijn en geenen aerbeyt
mijden."
Het Wettersche magistraat kon bij zulke
vraag niet doof blijven, en schreef onder
aan het request de volgende regelen :
"Burchmeester en Schepenen der prochie
van Wetteren, ordonneeren Jacques Scheire
ontfangher, te betalen aen de supplianten
de somme van dry ponden grooten ter causen
bij requeste vermelt, ende zal u valideren
naer behooren. Actum in vierschaere ter
ord e van Adriaen Coppieters, burchmeester,
Gillis van Lokeren, Jan de Meyer, Lucas
van de Velde , Gillis Michiels ende Jan Maes ,
Schepenen, desen XVII Septembris 1682."
Jan Broeckaert.
GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN,
DOOK
D. VAN DER KELLEN Jr.
(Vervolg van bladz. 193.)
In de 12 e en 13 e eeuw kreeg de wereld
een geheel ander aanzien. Terwijl in de vroe-
gere tijden de man geheel als heer en niees-
ter door zijne vrouw als aangebeden werd,
hij door haar als de sterke eik werd be-
schouwd, aan wien het haar, zwakke nie-
tige slingerplant , te nauwernood vergund
was zich vast te klemmen en schoorvoetend
naar den hoogverhevene op te zien, voor
wiens roem en eer zij zich alles moest en
gaarne wilde getroosten , kwam nu aan die-
zelfde vrouw de beurt, om door haar man
als een hooger wezen beschouwd , geliefd en
vereerd te worden.
De vfland van alle barbaarsch- enwoest-
heid, het Christendom, minder door over-
tuiging dan wel door dwang en kunstmid-
delen ingevoerd en in den aan van g staande
gehouden , begon meer en meer vaste worte-
len te schieten , beter begrepen te worden
en des belijders geest tot minder woestheid ,
tot meerder zachtheid en beschaving te stem-
men. Vooral was dit het geval bij de vrouw ,
die bij meerdere huiselijkheid en omgang
met geestelijken ook meer gelegenheid vond
tot geestbeschaving dan de man, die zich
grootendeels met jacht en strijd, met rid-
derlijke oefeningen of met zwaren arbeid
moest bezig houden.
De vrouw , ten minste die uit de hoogere
standen, stond dus weldra veel hooger in
beschaving dan haar heer , en 't was minder
VTeemd een vrouw te vinden , die lezen en
schrijven kon, dan wel een man. Dit kon
voor haar lot niet zonder invloed blijven,
en moest haar langzamerhand eenig over-
wicht op hem geven.
Ook de kruistochten hadden niet weinig
Digitized by VjOOQIC
GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VKOEGERE TIJDEN.
251
bjjgedragen , om de vrouw in de oogen haars
mans te verheffen.
Immers de geloofsijver , die elk naar het
Oosten dreef, om de plaatsen, waar de
Christus leefde en stierf, uit de handender
ongeloovigen te verlossen en om daar zjjn
met zonden beladen berouwvol hart op des
Verlossers graf uit te storten, die geloofs-
ijver maakte uit elk voorwerp, dat met den
Christus of zijne vrienden in de minste aan-
raking had gestaan , een zaak van het groot-
ste belang.
Waar een vermeende tand of kies, een
nagel of een haar, een stuk kleed van een
van zijne discipelen als reliquieen gefierd wer-
den ; waar aan zulke nietige zaken (die
daarbij natuurlijk nooit waren 't geen waar-
voor men ze aanzag) een wonderkracht werd
toegeschreven — met welke liefde en eerbied
moest daar dan niet de moeder van Gods zoon,de"
uitverkoren maagd Maria aangebeden worden !
Die vereering van ten vrouw was voor
de geheele vrouwelijke sexe van groot belang j
immers het geslacht , waaruit God e'e'ne zoo
verheven had, was dan toch ook wel waar-
dig in zijn geheel door de mannen in eere
gebracht te worden. Daarenboven had de
kruisvaarder ook in andere opzichten de
waarde van de vrouw leeren kennen ; want
zg immers was het , die , terwijl hij in den
vreemde rondtoog , zijn huis en hof bewaarde ,
de zorg. voor de opvoeding zjjner kinderen
geheel op zich nam en geheel zijne plaats
had moeten vervullen?
Zoo werd der vrouw een geheel andere
standplaats in de maatschappij aangewezen
dan zy vroeger bekleed had : zij werd nu de
heerscheres, en 't was thans den man een
wellust zich aan haar te onderwerpen. Elk
ridder koos zich voortaan zijne dame, aan
wier dienst hij zich geheel wijdde , voor wie
hij alles, zelfs zijn leven gewillig ten offer
bracht; hij deed hare geliefkoosde kleuren
aan de punt zijner lans in 't heetst van den
strijd en op het tournooiveld wapperen ; e'e'n
blik van haar was zijne grootste belooning;
om uit hare hand den prijs der overwinning
te kunnen ontvangen, streed hij met een
vuur en een moed , als ware het hem om een
koningrijk te doen geweest.
In e'e'n woord, het was een tijd, geheel
aan den dienst der vrouw gewjjd. Dat de
vrouw haar best deed, zich zooveel moge-
lijk in 't bezit van het verkregen standpunt
te handhaven , valt niet te verwonderen. Dat
zij hare bekoorlijkheden zooveel mogelijk
trachtte ten toon te spreiden en te ver-
meerderen , zoowel door kleeding als door de
kunstmiddelen die haar ten dienste ston-
den , wie kan het Eva's dochteren ten kwade
duiden?
Het verven der huid was algemeen ; een
schoone vrouw moest blank vel hebben.
Daartoe gebruikte men niet alleen allerlei
soort van poeiertjes, zalfjes en watertjes,
maar zelfs trachtte men door vasten en ader-
laten de bloedrijkheid te verminderen en een
bleeke kleur te krijgen. De wangen echter
moesten hooggekleurd zijn , 't geen men ook
door verven wist te bekomen. Meerdan drie-
honderd diergelijke middelen waren er be-
kend om zich anders te toonen, dan men
door God geschapen was.
"Gij alien", zoo sprak broeder Berthold,
"gij alien, die uw aangezicht en haren ver-
ven, hoe gaarne gij ook in het hemelrijk
mocht willen komen , daar zoudt gij vreemde
gasten zijn. Gij hebt God verloochend , en
daarom zal Hij ook u verloochenen. Die ge-
verfden, die zich over haar aangezicht scha-
men , het aangezicht , wat God naar zijn
eigen beeld heeft gemaakt ! Hij zal zich over
hen schamen en hen in den diepsten afgrond
der Hel werpen."
Maar welk geestelflke kan het tegen de
mode uithouden? Men spotte zelfs wel met
den ijver der monniken , en schreef dien aan
jaloezij toe, daar zij, uitsluitend de beoe-
fenaars der schilderkunst , thans mededing-
sters vonden in de vrouwen, die hare aan-
gezichten beschilderden.
J T was niet genoeg, dat men het vel
blank wist te maken , het moest ook door-
schQnend zijn, ja z66 doorschjjnend , dat,
zoo eene vrouw rooden wjjn dronk, men
daarvan de kleur door de huid moest zien
doorschemeren. Of men 't echter ooit zoover
gebracht heeft;, betwijfel ik zeer.
Onder de meest geliefde middelen voor
't blank worden, was naast het baden vooral
Digitized by VjOOQIC
252
DE OUDE TIJD.
ook een aftreksel van lelifin zeer aanbevolen.
Een vrouw , die in dien tijd aan de schoon-
heidsregelen voldeed, moest redelijk langen
slank van gedaante zijn , de boezem ontwik-
keld , het midden dun. De dichters schilder-
den haar blank, doorschijnend van huid,
wan gen als rozen , lippen als koraal , tanden
als paarlen , haar blond. Men ziet het , die
vergelijkingen , door onze dichters en rijme-
laars nog zoo gaarne gebezigd , zijn al stok-
oud en afgesleten. De blauwe oogen, vroe-
ger zoo zeer bemind , hadden de overwinning
aan de bruine en donkere moeten afstaan.
De fraaiheid van handen en voeten was ook
figuur in al zjjn schoonheid te vertoonen,
door de kleederen geheel naar het lichaam
te doen uitsnijden. Naar onderen werden ze
zeer wijd , zoodat de rokken in ruime plooien
konden neervallen, 't geen veel fraaier stond
dan het zakvormige van vroeger; hetmeer-
dere gebruik van fijne wollen stoffen, die,
zooals men weet, veel schoonere plooien
vorraen dan andere stoffen, verhoogde de
fraaiheid van het figuur.
In de 12 e en 13 e eeuw kwam het dragen
van hemden , vooral van zijden hemden in
zwang; ook had men ze wel, schoon min-
der, van fijn oostersch linnen.
Kleeding uit de 12e en lSe eeuw.
bij de schoonheidswet geregeld, de handen
moesten klein en blank zijn en lange vingers
hebben, — de voeten eveneens klein en
zeer gewelfd of zoogezegd hoog op den voet ,
dus van onderen zeer hoi, zoo" dat een vo-
geltje zich er onder zou kunnen verschuilen.
Het laat zich begrijpen, dat dat verfijnd
gevoelen voor het schoone van invloed moest
zjjn op de Weeding. Dacht men er vroeger
niet aan , de vormen des lichaams ook door
de kleeding te doen uitkomen en waren de
kleederen van boven tot onderen gewoonlijk
bijna even wijd , thans daarentegen wist men
wel degelijk het schoone van het vrouwen-
Men meene echter niet, dat het gebruik
van hemden algemeen was ; er moesten nog
eenige eeuwen voorbij gaan, eer het: "hij
heeft geen hemd aan zijn lijf ' een uitdruk-
king voor de grootste armoede kon worden.
Misschien kan dit dienen om die arme hee-
ren en dames te troosten, die zich het
dragen van een hemd moeten ontzeggen ,
omdat ze alles opofferen om van buiten of,
zooals men zegt, "bovenop" nog iets te ver-
toonen. Zoo wat gebeurt in onzen tyd van
fatsoen stellig meer dan wij wel denken.
Dat ongelukkige fatsoen houden! In dien
tjjd wist men echter ook al van fatsoen,
Digitized by VjOOQIC
GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN.
253
want 't was zeer onfatsoenlijk slechts £en
kleed te dragen ; dat ging goed voor danse-
ressen en ontuchtige deernen, maar een
knappe vrouw moest ten minste 5f onder
haar kleed (rok , tuniek of jurk , hoe men
't noemen wil) een hemd , 6f er overheen een
overkleed dragen.
Vreemde zaken worden er van die hem-
den Yerteld , die men toch geloof moet schen-
ken ; 't is best te begrijpen , dat men in
dien tijd zoo mal was. De hemden der da-
mes namelijk werden dikwijls door de ridders
in den strjjd , als wapenrok over hun malien-
hemd gedragen. Meenden zij in zulk een
een aardappelenkelder of een dergelijke ne-
ringdoendc aan 't verdienen komt, worden
die menschen door haar onsmakelijken op-
schik een spot voor de meer beschaafden.
Men ziet ze des zondags opgepronkt als pau-
wen , de bontste kleuren aan 't lijf , behan-
gen met zooveel goud als er plaats op het
lichaam voor te vinden is , hoed en , waartoe
al de rijken der natuur hun contingent tot
versiering geleverd hebben , de nervige roode
vingers omkneld door zooveel gouden en
juweelen ringen, als er slechts met moge-
lijkheid op te schniven waren. Zoo meenen
die menschen van hun schoonheidsgevoel te
Klecding uit de 12e en 13e ecuw.
kleedingstuk van de dame , die zjj aanbaden ,
een talisman tegen de gevaren te zien? Ik
weet het niet; wel weet ik, dat zulk een
hemd , bemorst als het was door roest , bloed
en stof , door houwen en stooten vaneen ge-
reten, dat het toch, zoo de ridder uit den
stqjd terug keerde, door de dame weder
aangetrokken werd , zoo vuil als het was , en
dat wel , zoo als er uitdrukkelijk gemeld wordt ,
op het bloote lijf, 't geen toenmaals als een
blflk van liefde werd beschouwd.
Wanneer eeu uitdraagster , een vrouw uit
doen bljjken, en zij verraden juist daardoor
het volslagen gemis daarvan.
Een vrouw van smaak daarentegen wacht
zich voor alle overdaad, voor alles wat
bont is. Zij versmaadt niet de frissche kleu-
ren, doch weet ze zoo te rangschikken met
anderen , dat het oog er met genoegen op
rust, terwijl zich dat bij de anderen met
walging en uit vermoeidheid afwendt. Een
enkel op de juiste plaats aangebracht ver-
ciersel van goud of edelgesteente verhoogt het
bevallige; overlading daarentegen doet aan
een wandelenden goudsmidswinkel denken.
Zoo was het ook in de vorige eeuwen.
Digitized by VjOOQIC
254
DE OUDE TIJD.
Zooals wij gezien hebben, maakte men geen
werk van schoone vormen , maar meende men
de schoonheid te vinden in de kostbaarheid
van zjjne kleederen . en sleepte schatten aan
metaalen edelgesteente mede op zijn kleed van
bontgekleurde met goud doorweven stoffen.
Hoe geheel anders, toen in de 12 e en 13 e
eeuw de beschaving grooter en de smaak
meer verfijnd , meer gekuischt werd. Weg met
al die zware stof , met dat zware goudboordsel
en borduursel! Fijne kleuren en schoone
vormen daarvoor in de plaats gesteld!
Een der voornaamste stukken der vrou-
weljjke kleeding, het wijde bovenkleed met
mouwen, geraakte langzamerhand uit den
smaak, of liever bet werd geheel vervormd
door het te verlengen — zoodat van den rok
van het onderkleed slechts de versierde zoom
te zien bleef — en door er de mouwen uit
te nemen.
Waren in den aanvang van de 12 e eeuw
de mouwen als omgekeerde trechters geknipt ,
nauwsluitend aan den schouder en al breeder
wordende tot ze aan den zoom een omvang
van 4 a 5 el hadden, in de 2 e helft
dier eeuw worden ze nauw tot over den
elleboog en loopen vandaar in eens als in
een zak van wel 3 voet middellijn uit. Zulk
een kleeding, elk kan T t begrjjpen, was
alleen te dragen door vrouwen, die niets
te werken hadden.
Van dat uiterste sloeg men tot een ander
over, daar in 't laatst der 12e eeuw de
mouwen geheel weggelaten werden ; de arni-
gaten waren zeer wijd; soms sneed men ze
door tot op de heupen en noemde zulk een
kleed een corset, ja zelfs werden ze wel
geheel tot beneden doorgesneden , zoodat
de voor- en achterkant van het kleed alleen
op de schouders aane'e'n zaten. Daardoor
kwam er hier en daar van de verkeerde
zjjde der stof wat te zien , zoodat het kleed
gevoerd moest worden, meestal met witte
stof of tot meer pronk met bontwerk.
In huis , en ook door jonge meisjes werd het
overkleed slechts by uitzondering gedragen.
Het onderkleed of tuniek was nauwsluitend
aan het bovenlijf, ver op de borst uitge-
sneden, de rok daarentegen vrij wyd. Het
werd met of zonder gordel gedragen. De
mouwen waren sluitend , en daar zg , toen
de mouwen in het overkleed werden wegge-
laten , spoediger vuil werden dan het verdere
gedeelte van het kleed , zoo hielden de dames
er verschillende paren mouwen op na, die
waarschijnljjk met haken en oogen of met
een luchtigen steek aan 't kleed bevestigd
werden. De ridders waren er wat graag op ,
zoo ze zulk een afgedankte mouw van hunne
dames konden machtig worden , om die als
een sieraad op schild of helm te hechten.
In sommige miniaturen van dien tijd ont-
moet men zoowel by mannen als bij vrouwen
een langen wit lederen band van de breedte
eener hand. Het eene einde is even boven
den elleboog als een ring om den arm vast-
gemaakt , terwijl het andere tot op de hoogte
der knieen neerhangt. Waartoe dit diende,
of 't alleen een sieraad of een navolging
van de lange mouwen was, 't is mij onbe-
kend. De Franschen noemden ze bedilles of
manches-a-bed ille.
Tegen het einde der 13 e eeuw werd het
overkleed weer wijder en langer, zoodat het
de voeten geheel bedekte; ook was het aan
den hals slechts een weinig uitgesneden ; in
e'e'n woord, de vormen van het lichaam ge-
raakten weder meer verborgen.
De sluier, vroeger lang , later korter, werd
ook toen zoo wijd en z<56 lang, dat hij de
wangen bedekte, terwyl de haren in een
niuts gestoken en kin en het bencdengedeelte
van den mond door een doek , de kindoek ,
bedekt werden.
De mantel, dien men bij het gebruik van
het corset missen kon, mocht center bij
feestelijke gelegenheden niet thuis gelaten
worden. Zijn vorm was eenigszins veranderd ;
hij kwam niet meer zoover over de borst
als voorheen en werd ook niet meer door
een spang dicht gehouden, maar door een
band of koord, waarvan de einden met ro-
setten aan den mantel zaten. Een vrouw
deed haar best , en 't behoorde tot den goeden
toon, om op bevallige wijze met de linker-
hand den zoom van den mantel, of anders
het overkleed , eenigszins op te tillen en
met de rechter het bewuste koord min of
meer naar beneden te halen. Ging men zit-
ten, zoo werden de beide slippen van den
Digitized by VjOOQIC
GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN. 255
mantel op den schoot over elkaar geslagen.
De knieen over elkaar te slaan was ongepast.
De vrouwen en meisjes droegen in de 12e
eeuw het haar ongedekt; in de 13e eeuw
onderscheidden de eersten zich van de tweeden
door een sluier of huik. Bjj oude vrouwen
was het hoofd , behalve neus , oogen en mond ,
geheel omhuld.
De haarband werd door alien , zoowel door
mannen als door vrouwen gedragen, opdat
het haar niet over 't voorhoofd zou hangen.
Het was een dun zilveren of gouden bandje
of ring, soms met paarlen versierd, soms
ook als bloemkrans enz.
En nu de kleeding der mannen. 't Zal
niet vreemd klinken , dat in een tfld , waarin
de mannen zich geheel aah den dienst der
vrouwen wijdden, zjj om de dames te vleien
veel van hare kleeding overnamen, zoodat
het soms bij het zien der miniaturen van
dien tijd moeieljjk te beslissen valt, of de
kunstenaar een vrouw of wel een man heeffc
willen voorstellen.
De mannen droegen een linnen hemd met
korte mouwen en van voren gesloten. Een
zijden hemd schijnt een uitzondering geweest
te zijn.
De broek bestond uit twee lange nauw-
sluitende kousen, die Of tot halfweg de
djjen, 6f tot aan de heupen kwamen, en
daar door zijden koorden aan een soort van
zwembroekje bevestigd waren ; of wel ze
kwamen tot over de heupen, waar ze met
een koord of riem gemakkelijk vast te hou-
den waren, even als de wijde broeken, die
meer tot de dracht van de mindere standen
behoorden. Later droegen de' voornamen uit-
sluitend geweven zjjden of wollen tricots
uit e'e'n stuk, die aan den bovenrand van
gaten voorzien waren, even als het boven-
kleed, om de veters of banden door te la-
ten , waarmede de tricotbroek aan den gordel ,
dien men bovenop droeg , vastgemaakt werd.
Veel hield men er van die broeken hoog
gekleurd , veelal rood te nemen , maar men
had ze ook gestreept en de eene pijp van
een andere kleur als de tweede.
Schoenen werden gedragen als vroeger;
gewoonlijk sneed men ze op den voet open
en haalde ze met riempjes dicht. Ook kwa-
men de snavelschoenen , die , zoo men zegt ,
in 1089 door zekeren graaf Fulko van
Anjou uitgedacht waren om zijne wanstal-
tige voeten te bedekken, meer in de mode:
In de 13 e eeuw ziet men de aanzienlijken
meestal zonder schoenen, met zolen onder
de voeten, aan de tricots vastgenaaid. Op
reis en op de jacht gebruikte men gewoonlijk
halve laarsjes.
Uit de lengte van den rok of het kleed ,
dat men in gewone tjjden in huis droeg,
kon men eenigszins den stand van den
eigenaar opmaken ; naarmate die hooger stond,
was ook de rok langer, zoo zelfs dat die
tot op de voeten kwam. Over de borst
werd hij meer gesloten, minder ruim dan
vroeger gedragen. De gordel , waaraan , zooals
wij hier boven zagen, de broek werd vast-
geknoopt, mocht niet ontbreken. Pronkers
droegen den rok aan den benedenrand sterk
uitgetand, of liever het kleed was z66 in-
geknipt, alsof er lange tongen aan hingen.
Was de rok nauwer, het overkleed daar-
entegen bleef meer ruim , zonder gordel ,
nu eens met, dan weer zonder mouwen, of
met wyd tot op de heupen opengeknipte
armgaten, in e'e'n woord geheel als de vrou-
wen ze droegen. Op de jacht of op reis
was aan het overkleed de bekende kapoets
bevestigd.
De mode, om het kleed uit twee ver-
schillend gekleurde.stukken saam te stellen ,
het zoogenaamde mi-parti, zooals men hier
en daar nog de weeskinderen uitmonstert ,
b. v. de eene zijde zwart, de andere rood,
eene mode, die hier en daar reeds in de
10 e eeuw aftrek vond, won meer en meer
veld ; zelfs vergenoegde men zich niet meer
met twee kleuren, maar bracht al de kleu-
ren van zijn wapen op zjjne kleederen over.
Wat van den mantel der vrouwen gezegd
is, kan ook geheel op dien der mannen
worden toegepast. Niet meer op den schou-
der werd de mantel vastgemaakt, maar hrj
hing over beide schouders ; een koord of
keten verhoedde het afzakken
De meest gewone muts was rond , met een
breeden orogeslagen rand, meestal van bont-
Digitized by VjOOQIC
256
DE OUDE TIJD.
werk, en steeds van lange banden voorzien ,
om by groote warmte de mats op den rag
te kannen laten hangen. Een ander soort,
ook veel in gebroik, valt wel wat moeielijk
te beschrijven. Het schjjnt een konstig ge-
plooid stuk laken, zijde of fluweel, verbon-
den aan een om het hoofd slaitenden breeden
Steven band , en waarvan de punten nu eens
op zijde, dan naar achteren af hangen.
Behalve de mutsen droeg men ook hoe-
den in den vorm van een trechter of
soikerbrood, verschillend van hoogte en van
een tamelijk breeden rand voorzien, die
neer- en opgeslagen kon worden. De over-
trek bestond uit vilt of bont, ook wel
uit de einden van pauwenvederen (pauwen-
hoeden).
De hoofdband, we hebben 't hiervoren
gezien, werd door den man zoowel als door
de vrouw gedragen. 't Is niet zelden, dat
men bij afbeeldingen ook van mannen de
rol van dien haar- of hoofdband door een
bloemkrans ziet vervollen. Andere tgden,
andere zeden! Wie zoa 't niet van lachen
oitschateren , zoo een van ons mannen het
in zijn hoofd kreeg, zich een bloemkrans
op het hoofd te zetten !
{Wordt vervolgd.)
DE LOTERIJEN.
(Vcrvolg van biz. 227.)
Onder Philips II begon de regeering te
trachten uit de loterjjen en het verleenen
der octrooien voordeelen te trekken , om die
aan te wenden tot oitvoering van werken
van algemeen nut, vooral voor het verster-
ken der grenssteden. Daarom werd allerwege
het houden van loterijen verboden en de
gegeven octrooien grootendeels ingetrokken,
om geen nadeel te berokkenen aan die for-
tificatieloterij. Hoe ook anders op loterijen
gesteld, schijnen de Nederlanders het op
deze niet zeer gehad te hebben; ten minste
het is niet te vinden, dat ze ooit vol ge-
komen en getrokken is. Ook schijnt het met
het verbod niet zoo geheel juist genomen
te z\jn ; er werden toch octrooien verkregen ,
al was het dan ook niet altijd langs den
eerljjken weg en al moesten de zakken der ho-
velingen, die tot voorspraak dienden , daarvoor
gevold worden.
Een curieus en ingewikkeld loterflplan,
om de regeering uit de benauwdheid te hel-
pen en om zijn eigen zak te bevoordeelen ,
was het plan door den Florentyner Johan
de Santa Cruse ontworpen. Toen in 1559
de manschappen , door Spanje in den oorlog
tegen Frankryk gebruikt , na den vrede af-
gedankt werden, was er geen geld in de
schatkist , en de soldaten en hunne officieren
moesten met schuldbekentenissen naar huis
trekken. Santa Cruse nu stelde in 1 565 voor ,
een lotery uit te schrgven van 1500000 loten
van 2 gulden. De krijgslieden , wier schuldvor-
deringen 3 millioenen bedroegen , zouden ver-
plicht worden een zesde gedeelte daarvan in
loten in betaling te ncmen. Hierin zouden zij
gereedelijk genoegen nemen, en ook de verdere
twee en een half millioen meende hjj wel
geplaatst te krijgen. Voor al zjjne moeite
zou hy / 100000 aan geld en kosteloos
30000 loten ontvangen. Ook deze loterij
wilde niet vlot van de hand gaan ; ten minste
Santa Cruse deed afstand van zyn plan aan
zekeren Gerardt Gramaye, waarvoor hjj
/ 20000 tot schadeloosstelling zou ontvangen.
Deze Gramaye ging nu met de Regentes
een nieuw contract aan, waarbjj hem z66-
vele voordeelen werden toegelegd, dat Alva,
toen hij hier meester werd , vindende dat
Gramaye er te veel aan zoude verdienen,
veranderingen in het contract ging raaken.
Het nieuwe plan bestond uit twee lote-
rijen , elk van 1040000 loten, tegen drie
gulden het lot. De hoogste prijs was 16000 gl.
Digitized by VjOOQIC
DE LOTERIJEN.
257
in contanten, terwijl hg, die in de eerste
loter\j met een niet uitkwam , met bijpassing
van e^n gulden een nienw lot in de tweede
ontving.
Gemakkelijk was de taak» van Gramaye
niet. 't Is waar, hij werd goed beloond.
daar hjj behalve vele andere voordeelen
400000 gl. zou ontvangen, maar daarvoor
de bevelhebbers der troepen , over 't algemeen
nog al rekkelyk ten gevolge van de heer-
schende geldschaarste , zoodat het hem ge-
lnkte een groot deel der vorderingen te voldoen
| met een aanzienlijke korting en bij sommigen
! slechts de helft der overeengekomen som in
' contanten en de andere in loten betalende;
| zoodat hjj in 1571 reeds / 1822847 aan
Knurt van de lotcry voor lict krankzinnigenhuia tc Amsterdam.
moest hij ook voor 1600000 gl. aan kwi-
tantien van afbetaalde soldij leveren en zor-
gen dat de loterij vol kwam. Tot onder-
pand werden zrjne goederen bij Zevenbergen
door den koning in beslag genomen, om
hem weer gegeven te worden na den afloop
der zaak.
Gelukkig voor hem waren de schuldeischers.
1870.
schuldbewijzen had opgekocht voor slechts
/ 757568, waarvan niet meer dan de helft
in contanten, landerijen enz. was voldaan.
Hij kon echter maar niet aan zijn geld
komen. Wei gaf men hem eenige verbeurd-
verklaarde goederen, maar zonder voldoende
eigendomsbewqzen , zoodat ze hem later weder
afgenomen werden. Zich tot de Staten ge-
33
Digitized by VjOOQIC
258
DE OUDE TIJD.
wend hebbende , hielpen deze hem en betaal-
den hem een gedeelte in geld.
Waar en wanneer de loterij heeft plaats
gehad, wordt niet gevonden; waarschjjnlijk
zal het te Antwerpen gebeurd zyn ; de af-
rekening geschiedde eerst den 10Junil591.
Gramaye schijnt niet onder de eerlijkste
lieden gerekend te kunnen worden, en veel
geknoeid te hebben, zooals het in dien tijd
de gewoonte was bij kleinen en vooral bij
grooten. Toch schijnt Gramaye met zjjn
knocierijen niet rijk geworden te zijn, daar
het blijkt , dat zijne schuldeischers het hem
van tijd tot tijd zeer lasidg maakten , ja hij
zelfs vrees voedde in de gijzeling gezet te
zullen worden. ,
Onder de condition , door Gramaye be-
dongen , behoorde ook het recht , om van
de loTerijen , die zouden gehouden worden ge-
durende den tijd, dat de zijne was uitge-
schreven , een overeen te komen som te mogen
heffen , tenzy ze een octrooy voor niet had-
den verkregen.
Het plaatje, wat we hier geven, is de
kaart van de loterij, in 1592 te Amsterdam
getrokken ten voordeele van het Krankzin-
nigenhuis aldaar. In 1560 was er daar een
gehouden ten behoeve van het Burgerwees-
hnis, welke zdoveel had opgeleverd, dat in
het volgend jaar dat gesticht kon herbouwd
worden.
Waarschijnlijk daardoor aangemoedigd , be-
sloten de regenten van het Krankzinnigen- of
Dolhuis zich voor het houden eener lotery
tot Burgemeesteren te wenden om "admissie
ende consent tot optimmeringe van het Dol-
huys, 't welck merckelyck vergroot moet
werden, omme aldaer te accommoderen die
crancksinnige menschen, die van daeghe tot
daeghe alhier vermeerderen , ende anders geen
middel en weeten tot opmaecken ende ver-
grooten van 't voorn. Dolhuys".
Twee leden van den raad werden benoemd
Regenten ter zjjde te staan in het gereed
brengen van de loterij. De pryzen bestonden
uit zilverwerk en contanten, zooals op het
bijgaand copij der kaart te zien is , uit over-
dekte koppen , drinkbekers , schalen , kroesen ,
roemerkens of gobeletten , en wel 350 lepels ,
waarvan de zwaarte precies opgegeven werd ,
met de belofte, dat, wanneer het Week dat
het getrokken voorwerp niet de beloofde
zwaarte had , de trekker voor elk ontbrekend
lood 30 stuivgrs zou ontvangen, maar ook
op zijn beurt hetzelfde moest bijpassen, zoo
het te zwaar bevonden mocht worden. Even
als bij de Middelburgsche loterijen waren er
prijzen voor de hoogste inschrgvers, zoowel
voor particulieren , als voor de corporaal-
schappen der schutterijen en voor de gilden
en neringen , waarvan de besloten brieven
in een koffer met vier sleutels werden be-
waard , die onder berusting van den schout ,
den oudsten burgemeester , den voorzittenden
schepen en van een der regenten bleven ,
welke koffer den 2 Juli in de vierschaar in
't openbaar geopend werd, waarop dadelijk
elk zijn prijs kon krijgen.
De collectie, geopend 25 Juni 1591 , werd
de l 9tcn Juli 1592 gesloten. Hoeveel loten
er geplaatst werden, vinden we niet. Het
lot kostte slechts zes stuivers; die 6 loten
nam kreeg het zevende toe; honderd loten
gaven er 26 vrij.
Het tooneel was opgeslagen op het Rus-
land. Schout, burgemeesters , schepenen en
de 36 raden moesten e'e'n voor e'e'n drie uur
achter elkander daar tegenwoordig zijn, dag
en nacht. Tot gezelschap hadden zij e'e'n van
de oude schepenen of e'e'n der regenten van
de Godshuizen bij zich, waartoe een rooster
was opgemaakt. Ook hier ging de trekking
zonder ophouden door ; de heeren die 's nachts
moesten tegenwoordig zijn , kregen 's middags
v66r zes , en zij , wien overdag de zorg was
aanbevolen, des morgens om zes uur een
briefje tot waarschuwing. Hoe gevaarlijk het
destijds des nachts op straat was , blflkt uit
den maatregel , dat de kapitein van de wacht
verplicht werd om de heeren, die 's nachts
op het tooneel moesten, te gaan afhalen,
waarschijnlijk wel met eenige manschappen.
Een half uur voor zij moesten optreden moest
hij aan hun huis zijn, daar wachten, hen
naar het tooneel begeleiden en , daar geko-
men, de aftredende heeren weder naar huis
vergezellen.
Dit alles, en nog veel meer, werd in de
raadsvergadering vastgesteld. Ze waren wel
Digitized by VjOOQIC
DE LOTERIJEN.
259
secuur, die oudjes ! Zoo moesten niet alleen
de gecommiteerden tot de loterij een eed
doen, maar ook alle "onderwinthebbers als
Treckers, lesers. meters ende schryvers sal
men scherpelycken doen Eeden , dat se gheen
bedroch , favoir , gunste offce valsheyt en weten
in desen loterye geschiedt te zqn." Ook "die
Regenten van de voorschreven krancksinnige
menschen, en sullen van wegben ende tot
behoef derselver, gheenen looten moghen inne
leghen." Ook zorgde men dat het zilver in
deze "zeer schoone rjjckelycke Loterfle van
veel schoone divcrsche, costelycke en de
rijckelycke Prgsen gkecuerd (gekeurd) sil-
ver was."
Om hen , die op het tooneel moesten bezig
zijn , te vrijwaren tegen balddadigheid , werd
den dag v66> de trekking afgekondigd, dat
niemand, die er niet nbodig was, op het
tooneel mocht komen , dat niemand hen , die
daarop moesten zijn, mocht smijten met
sneeuwballen (wat in de maand Augustus
ook vrij moeielijk was), "met slick , vuylic-
heyt, stenen offee yet anders, op boete van
tien schellingen vlaarasch."
Het doel van deze loterij werd bereikt:
er bleef voor den bouw genoeg over. Ook
schjjnt dit bijna steeds het geval geweest
te zjjn bij al de loterijen, die in die kwart-
eeuw uitsluitend voor eenig weldadig doel,
en daarom ook met medewerking der stede-
ljjke regeeringen, gehouden werden.
Bg dergelijke loterijen was het natuurljjk
een hooidzaak, zooveel menschen mogelijk
in de stad te lokken ; velen namen nog een
lotje , die het anders zouden vergeten hebben.
Dat begrepen onze magistraten ook, en daarom
zochten zij een of andere feestviering te be-
denken, b. v. een intrede van rederijkers-
kamers , een landjuweel , waarbij de rederijkers
op zen fraaist uitgedoscht waren en de voorstel-
lingen , die zjj gaven , altijd tal van vreemde-
lingen bjjeen brachten. Zoo deed men in
1 596 , vier dagen v<5<5r het sluiten eener loterjj
voor de inrichting van een pest- en dolhuis
te Leyden. En dat "middel heeffc niet wei-
nigh profijten inne gebrocht" ; ieder wilde
nog eens zijn geluk beproeven. Zoo zijn er
meer voorbeelden , waaronder vooral uitblinkt
het landjuweel in 1606 door de Haarlem-
sche kamer der Pellikanisten gehouden , tjj-
dens te Haarlem de loterjj voor de stich-
ting van een oude-mannenhuis aanhangig was.
Het feest duurde een geheele week ; "zinne-
spelen, zotte kluchten. vuurwerken en dier-
gelijke geneugten" wisselden elkander af, "met
grooten toeloop van volk uit alle gewesten".
De Rederykers-kamers zelf gaven ook recht-
streeks nog ruim / 1221 tot de stichting;
zelfs de Amsterdamsche kamer "In Liefd'
bloeiende" gaf, ofschoon ze niet er bg was
geweest, / 315.
Te groot is het aantal loterijen, die in
een kort tjjdsverloop hier te lande ten voor-
deele van gestichten gehouden werden, om
ze hier alle te noemen; we zullen dus alleen
het opmerkelykste van de een en andere
aanstippen.
Te 's Hage hadden in 1560, 156 J en
1 580 de Kloveniersgilden octrooien voor eene
loterij verkregen, die ze in 1603 aan de
meesters van de arme weezen en Pestmees-
ters overdeden. Deze kwam het voor dat
de prrjzen te gering waren, en verzochten
verlof deze "middelbare ,, in een "groote"
loterij, d. i. de zilveren prjjzen in gouden
en vergulden te mogen veranderen. In 1605
trok die lotery, waarbij de trekkers op het
tooneel het gelukkige publiek het zeer lastig
maakten om fooien , en allerlei vuile en onbe-
tamelijke aardigheden uitsloegen. Moesten
vroegere besluiten de bij de trekking noodige
beambten tegen het publiek beschermen ,
thans keerde de kaart, en de regenten van
't Pesthuis werden door de overheid verzocht ,
aan het onbetamelijk gedrag hunner onder-
hoorigen paal en perk te stellen.
Bij de loterfl in de 15 de eeuw verleend
aan de Cloveniers van Midilelburg , tot tege-
moetkoming in al de kosten voor den opbouw
van een nieuw schuttershof, waardoor het
gild in groote schulden gestoken was,
had men groote moeielykheid om de loten
geplaatst te krijgen en moest de Regeering
hare hulp verleenen en de schutters, die
weigerachtig geweest waren in het nemen
van loten, daartoe dwingen. De schutters
werden getaxeerd; er werd bepaald hoevele loten
elk nemen kon. Velen voldeden aan hetge-
geven bevel , maar by gebrek aan wettelijke
Digitized by VjOOQIC
260
DE OUDE TLTD.
kon de Baad niet verder
'gaan dan de anderen bang maken. Toch
kwain, met behulp van de andere schut-
ters- en rederijkersgilden , eindettjk de lo-
terij vol.
Ook het dorp Egraond aan Zee hield
in 1615 — 1620 een lotery , ten behoeve van
het gasthuis aldaar. Uit de daarbij uitge-
geven kaart gaven wjj op bladz. 224 een
gedeelte, voorstellende een paar ondjes, die
de aan een rol opgehangen kaart van de te
trekken voorwerpen vertoonen. Op het origi-
neel is op den achtergrond het dorp met
het gasthuis afgebeeld. De kaart mocht —
zoo was in 't octrooi door de Staten van
Holland en West-Friesland verleend — in al
de steden dier provincie uitgehangen worden ;
alleen te Amsterdam moest van de stedelijke
regeering daartoe bjjzonder verlof verzocht wor-
den. Dat men znlk een verlof niet gaarne verleen-
de , wijl men daardoorzijn eigen glazen insmeet,
laat zich begrijpen. Misschien ook zag de Am-
sterdamsche vroedschap toen reeds het gevaar-
lijke der loterijen in. Zoo weigerde zjj hard-
nekkig de herhaalde aanvragen van Dordrecht
en andere steden, en op de aanvrage van
gestichten, als b. v. 't oude-mannenhuis in
Amsterdam zelf, bleef men dikwijls jaren
lang het antwoord scholdig.
Steeds had men de loterijen geheel achter
elkaar uitgetrokken ; zon- of feestdagen ver-
oorzaakten geen oponthoud; in 1642 echter
komt het bij die lotery voor 't Leprozenhuis
te Middelburg voor 't eerst voor, zegt de
Heer Fokker, dat er Zondags van 's mor-
gens 7 tot 's avonds 6 nor rust gehouden
werd, om "den godsdienst op den dag des
Heeren niet te verhinderen." Den burgemees-
ters werd daarbij het aangename postje op-
gedragen , Zondags 's morgens de korven op
het tooneel te slniten en te zegelen , om ze
'8 avonds weder te komen ontsloiten.
Het trekken dag en nacht , behalve Zondags ,
komt het laatst voor te Veere in 1662, by
eene loterij voor de arm en. Het schijnt ook
de laatste geweest te zgn , die op straat werd
getrok^en.
(Wordt vervolgd.)
IETS OVER DE STADS-KEUREN , ALS RIJKE BRONNEN VOOR DE KENNIS DER
NEDERLANDSCHE TAAL,
Mr. J. S OUT END AM.
Bij het beoefenen der taalwetenschap is
de studie der wetteljjke voorschriften , die
uit den boezem van 't volk ontsproten , een
der gewigtigste en vruchtbaarste tevens.
Immers , gelijk de taal gansch het volk is ,
zou men met hetzelfde regt mogen beweren
dat het volk, d. i. de gemeente, vooral bij
den Germaanschen stam, de meester is, in
wiens uitgestrekte werkplaats voortdurend de
woorden worden ^vormd, die de steeds af-
wisselende behoeften van het maatschappelijk
leven moeten en kunnen vervullen. Niet de
taalgeleerden toch zjjn het, die de eisehen
der levenspraktijk bevredigen; veeleer mag
men u9 t gemeene volck" gelijk de vereeni-
ging der burgers eener stad voormaals heette ,
als den waarachtigen schepper der taal van 't
dagelijksch leven onvoorwaardelijk begroeten.
Het komt mfl voor, en meer bevoegden
dan ik hebben dezelfde meening in den
laatsten tijd meermalen geuit, dat bij de
beoefening der Nederl. taal de studie der
oude Kevren, om niet te zeggen vertcaar-
loosd, dan toch by de bewerking der let-
terkundige voortbrengselen der 13 e en vol-
gende eeuwen, te veel werd over *t hoofd
gezien. Uit den boezem der gemeenten ont-
staan en, overeenkomstig de verschillende
maatschappelflke behoeften, tot bevordering
der politie en justitie vastgesteld door hen ,
die te regt werden geacht die behoeften 't
best te kennen, bevatten de Keurtn onder
Digitized by VjOOQIC
1ETS OVER DE STADS-KEUREN.
261
hare bepalingen veel, dat ons een dieperen
blik doet slaan in het inwendige gemeente-
leven; waarvan de kennis ons, als de nako-
melingen dier poorters en vrtje luiden,
wel beschouwd, meer belang behoorde in
te boezemen, dan het eindeloos verhaal
hunner veeten en twisten.
Gelukkig, dat men er reeds lang van is
teruggekomen , de geschiedenis van een volk
alleen in de opsomming van gevoerde oor-
logen en jaren lang voortgezette binnenland-
sche verdeeldheden te zoeken en van dat
standpunt te beschrijven. Een beter en juister
begrip van het doel en de strekking der
wetenschap, die de Romeinen "de leermees-
teresse des levens" noemden , heeffc , gesteund
door oordeelkundige bewerking derbronnen,
ook in ons land — op het voetspoor vooral
van wylen den genialen Bakhuizen van den
Brink — by velen de oogen geopend voor
dat gedeelte van de nalatenschap der raiddel-
eeuwen , waarover ik u eenige mededeelingen
wenschte te doen.
Gedachtig aan de gulden les van Cicero,
in zyne verhandeling "over de pligten" be-
waard, dat nl. elk wetenschappelijk onder-
werp, wil men het naar behooren behande-
len, van een definitie of bepaMng van 't
geen dat beschouwd wordt , dient uit te gaan ,
tot goed verstand van het wezen der zaak
zelf, begin ik met de beteekenis van het
woord keur aan te geven.
Keur , mnl. core, in middeleeuwsch lat.
Chora, is afgeleid van keuren, dat kiezen
beteekent, zoodat keur hetzelfde aanduidt
als keus of keuze , het gekozene. Men vgl.
hier het deelwoord verkozen , de uitdruk-
kingen: u de keur geven ," "te kust * en te
keur gaan," "om de keur niet van de trap-
pen willen vallen ," enz. , die nog in zwang
zgn. In 't algemeen is keur — de wilsbe-
paling, de beschikking van den vrijen man.
Op wetteljjk gebied , dat nu door ons wordt
beschouwd , beteekent het woord : de wils-
bepaling van den vrijen man, toegepast op
't vaststellen van gemeenteljjke wetten , an-
ders : vrfle keuze van 't regt , waaronder
men , behoudens bekrachtiging van den lands-
' =r gustu*, goesting.
heer, leven wil. In dien zin heet ze ook
unllekeur ; door welk woord de beteekenis
nog duidelijker uitkomt: regts keuze door
den wil bepaald. Uit een zuiver regtskundig
oogpunt waren de keuren: bijzondere statu-
ten, geboden — in den Briel heetten ze
"voirboden" of verboden — of, indien men
dit meervoud zou mogen bezigen, urillen,
die door den magistraat eener stad, eener
gemeente , in 't belang der politie en justitie ,
werden vastgesteld en afgekondigd.
Het zou te ver leiden hier te spreken
over de inrigting der voormalige schepen-
banken, de regtsmagt van den schout, offi-
cier of regter, die den Graaf vertegenwoor-
digde; mjj dunkt, dat het bovenvermelde
op voldoende wijze de kracht en beduidenis
van het woord keur of willekeur, in taal-
kundigen en gemeenteregteiyken zin, zal
hebben verklaard. Men wachte zich echter
aan mllekeur de beteekenis te hechten , die
het woord later aannam, nl. die van een
eigendunkelQke handeling, waarbij regt en
billijkheid zijn uitgesloten. Daarvoor had-
den onze voorouders een andere uitdrukking.
u Na syn selfs goetdencken," u na sijn be-
liefte," l< na sijnen appetite," was dan in
gebruik, waarmee het fransche u selon son
bon plaisir" overeenkomt.
Genoegzaam gelijktijdig met de eerste ont-
wikkeling der stedelyke vrijheden , greep het
eerste gebruik eener zuivere, zelfstandige
landstaal plaats , en daaruit laat 't zich dan
ook, gelijk ik boven reeds opmerkte, ge-
reedelyk verklaren , hoe w\j voor de oudste
gedenkstukken van 't Nederl. stedelijke
keuren vinden.
Voor dat Willems in 1819 "die coren
vander stat Bruesele," dagteekenende van
't jaar 1229, aan 't licht bragt, werd de
Middelburg8che keur, van 1254, voor de
oudste gehouden. Tot nog toe heeft men
niettegenstaande de ijverige nasporingen in
de thans bijna overal ontsloten stedelgke en
partdculiere archiven, geen nog eerwaardiger
overblijfsel van in 't Nederl. gestelde bepa-
lingen, rakende stedelijke aangelegenheden
en burgerlijke zaken, mogen ontdekken.
Op 't Delftsch archief berust nog , ofschoon
zeer gehavend, de in 't latyn geschreven
Digitized by VjOOQIC
262
DE OUDE TLFD.
keur, waarbij door Graaf Willem II, in
1246, aan die van Delft stadsregten war-
den geschonken. Want ook de Graven ver-
leenden keuren , en hunne magt strekte zich
op dat punt nog wat verder nit dan tot de
bekrachtiging der regUkeuze , waartoe door
den bevoegden magistraat der verschillende
geraeenten was besloten.
Zoo als bekend is, dagteekent het bestaan
van Delft als stad van evengenoemd jaar;
wat daaraan voorafging is niet genoegzaam
historisch bekend, en de schrale berigten
van enkelen, waaronder de gelijktijdige kro-
nijkschrijvers niet behooren, verspreiden
over de vroegste geschiedenis der "menere
port van Delf" weinig of geen licht. Met
dat al mogen wij onze goede stad toch on-
der de oudste Hollandsche u poorten" rekenen ,
en voorzeker is een verleden van ruim zes
eeuwen een veld , ruim genoeg voor het ge-
schiedtundig onderzoek. Ik zou hier nog
van het oudste in 't Nederl. opgestelde stuk
op ons gemeente-archief voorhanden kunnen
gewagen , nl. van den brief van tolvryheid
door Floris V, in 1267, aan de Delvenaars
verleend; doch die behoort bij het staats-
regt, niet bij het burgerlijk regt te huis,
aangezien dit privilegie, even als dat van
Floris' vader, van den landsheer uitging.
Een stad , die op zoo'n eerwaardigen ou-
derdom mag bogen en weleer door haar
handel en nijverheid uitblonk, moest nood-
zakelijk veel oude keuren bezitten, die de
verschillende en veelvuldige betrekkingen van
poorters tot poorters en van dezen tot den
vreemdeling in vroegere eeuwen regelden.
Maar ongelukkig heeft het geweld van
't vuur en de roekeloosheid der menschen
het anders besteld. Twee branden , de eerste
in 1536, de andere in 1618 uitgebarsten ,
teisterden de stad Delft in hevige mate.
Vooral de laatste, waarbij de secretaire ge-
heel in kolen werd gelegd, berokkende een
onherstclbaar verlies, aangezien door die
ramp het meerendeel der registers en pa-
pieren, aan het vernielend vuur van 1536
ontkomen , tot asch verteerde. Alleen de kost-
bare verzameling van op perkament geschreven
stadsprivilegi(5n en brieven werd, door de
gewelven en ijzeren deuren , die haar voor-
namelijk tegen diefstal moesten beschermen,
voor verbranden behoed.
Ee'n enkel kenrboek , grootendeels na 1520
geschreven, is bij toeval aan de algemeene
verwoesting ontsnapt.
Tot zeer onlangs gold die verzameling voor
de oudst bekende , en rayne nasporingen had-
den die meening volkomen bevestigd, toen
een gelukkig toeval het gemeente-archief
verrijkte met een collectie van keuren, by
de meeste van welke de datum is aangegeven
en waaronder er van 1460 en volgende jaren
tot 1514 worden gevonden.
Het blrjkt uit het opschrift van dat kenr-
boek, l c titel, dat op den toorn van het
stadhuis de bewaarplaats was der registers ,
terwijl het zoogenaamde "Secreet Vertreck ,''
waar de charters geborgen waren, onder
den toorn werd gevonden.
De inrigting der oude keurboeken — later
veranderde dit — is als volgt. V66r elke
keur staat een "tafel," die den inhoud der
verschillende artikelen met korte woorden
aangeeft en ons doet zien over welke uit-
eenloopende onderwerpen de keuren zelve
handelen. Reeds daar bespeurt men menig
woord en menige uitdrukking , die verklaring
behoeven , z66 zeer verschillen taal en stjjl van
voor vier eeuwen van het thans heerschend
spraakgebruik. Voor den navorscher op dat
gebied is het van 't uiterste belang die ge-
durige wisseling gade te slaan en aan te
toonen, dat de wetenschap der taal inzon-
derheid met de resultaten van vergelijkende
studie, als vrachten van een degelyk onder-
zoek, haar gebied kan vergrooten en ver-
rijken. Immers , wanneer men de verzameling
uit het begin der 16 e met die uitdetweede
helft der 15 e eeuw vergelijkt, blrjken over-
eenkomst en verschil dadelijk, en mag men ook
daar de woorden van den latijnschen dichter ,
eenigzins gewijzigd, toepassen, die de taal
als een bladerrijken boom verbeeldende , zingt :
"Tallooze woorden, den taalstam ontvallen ,
(herleven, doch andre
Moeten ten gronde gaan, na nog met eere
(gcplecgd.
'T onverbidlijk gebruik bewaart zijn raagtigen
(invloed
En "sijn belief te** beveclt, keurt en verkondigt
(de wet."
Digitized by VjOOQIC
IETS OVER DE STADS-KEUREN.
263
Uit het onde keurboek wil ik, hier en
daar , eenige artikelen nemen en zoo duidelijk
mogelyk trachten te verklaren, in de hoop,
dat hetgeen ik ga meedeelen u, zoo als
onze vaderen zich uitdrukten, "bequaem"
d. i. welgevallig moge zijn.
Het keurboek van 1460 begint met de
vrouwen: honneur aux dames! Het blijkt,
dat de schoonste en grootste helft van het
menschelyk geslacht ten alien trjde zeer
goed thui8 was in het vocabulaire der scheld-
woorden. Bijna geen keur, of men vindt er
straffen in bepaald tegen het "dorpelick"
en "lelick" schelden , d. i. wanneer een poor-
teresse of burgeres zich uitdrukkingen ver-
oorloofde, die bij de lompe boeren of dor-
pers thuis hoorden. De gewone straf voor
dergelijke u kwade wijven" was het dragen
van den steen , zoo verre als 't schepenen
goed dacht, en wel bloothoofds en zonder
opperkleed. In geval de eene vrouw de an-
dere sloeg werd dezelfde straf toegepast en
moest de patiente een groot gedeelte van
de stad doorwandelen met een zwaren steen ,
aan een ijzeren collier bevestigd , op den rug.
Door het gewigt van den steen moest zij
het hoofd wel regtop houden en zoodoende
des te meer in 't oog vallen. Wilde de
man de schande van zijn vrouw voorkomen ,
dan mogt hjj de strafoefening voor XXV 6,
zoowat/1.25, afkoopen. In den Briel mois-
ten , volgens een onuitgegeven handschrift be-
vattende keuren dier stad van 1440 en volgende
jaren, — het wordt op het Delttsch archief
bewaard , — de vrouwen, die op schelden wer-
den betrapt , tot straf harer kwaadaardigheid
dezelfde promenade maken of elk XX ]3
betalen. — Om eerlijke vrouwen te bescher-
men tegen het "quaelick toespreken" van
onbeschofte mannen was bepaald, dat deze
XXV /3 zouden verbeuren , en "mochte hijse
niet gelden" — wij zouden nu zeggen: kon
hij ze niet betalen — dan zou de schuldige
daarvoor XL dagen "in die stock leggen,"
een straf, die o. a. uit de Handelingeh der
Apostelen bekend is en op Paulus en Silas
werd toegepast. Zoo als men weet, werden
de voeten der gevangenen door de openin-
gen, in een blok gemaakt, heen gestoken
en het blok verder toegesloten, zoodat aan
ontsnappen niet te denken viel. ] — Eer ik
van de vrouwen afstap, moet ik hier nog
gewag maken van een zekere soort onder
haar, die in de keuren op verschillende wy-
zen worden omschreven. Zy heeten: wijven
"die oncuyshede driuen;" "die openbairlic
om ghelt sitten;" "gemeene (d. i. publieke)
wiven ;" "deernen , die haer laten minnen om
gelt." In de BrieUche keuren vindt men
een geheelen titel aan haar gewijd , met het
opschrift "van stoven ende stoofvrouwen ende
hair toebehoren." Wat stoven zijn of liever,
welke hier bedoeld worden, blijkt uit een
andere keur, waar ze "gemeen bordeelen"
heeten. Want men had ook "reckelicke ,, d.
i. fatsoenlijke stoven, o. a. te Arnhem ,
welke de burgers en burgeressen dier stad ,
zonder zich te compromitteren , konden be-
zoeken om een bad te nemen. Zij werden
bad- of baystoven genoemd. — Een curi-
euse bepaling in denzelfden titel is de vol-
gende. Daarbij wordt aan een fatsoenlijk
man — eenen goeden knape, * elders eer-
samig en reckelick geheeten — toegestaan
een kruijer of kaailooper, daar pijner (sjouwer-
man) betiteld, mitter vuyxt te slaen, zon-
der eenige boete te verbeuren, wanneer
deze, niet te vreden met zijn loon, scheld-
of smaadwoorden uitte tegen dengene, die
van zijn dienst gebruik maakte; wanneer
hfl hem , zoo als de keur luidt , versprake.
Ofschoon men heden ten dage door tarieven
tegen dergelijke onaangename bejegeningen
tracht te waken , is toch een "goede knape",
hoe "reckelick" hy ook zijn moge, in de
hooggeroemde 19 e eeuw niet altyd tegen
scheldwoorden gewaarborgd, en dikwijls zou
hij wenschen dat de strafFeloosheid der
1 Als oca voorbecld van "qualiek toesprekcn"
mogo het volgende dirncn: "Tryn 't vroetwyf
heyt geclaegt over ael die tonsters mau, aller-
naest simon die cuypcr, ande gheerwegt, {naam
van een ttraat te Delft) dat hy te nacht zeer
qnalick ge9proken heyt, willende haer hebben
vuytten (uit den) huyse, huerendc hair (haar
een h..r noemende) ende zeer quaelick toesprc-
kende.''
1 Goede Jcnapen of goede luyden wordt veclal
van de Burgemeesters, Schepenen en in 't alge-
mccn van de stedclijke ovcrheid gcbezigd.
Digitized by VjOOQIC
264
DE OUDE TUD.
ruwe en onmenschelijke middeleeuwen nog
bestond. — Dat er in de 15^ eeuw reeds
bakers bestonden — zij worden, gelyk in
Zeeland nog geschiedt, minnen genoemd —
toont deze keur ten duidelijkste aan, die in
het oorspronkelijke aldns luidt: u Voirt wat
minne yemants kindt verlaghe , die moet
die poort ruymen een jair (die wordt een
jaar nit de stad verbannen) , ende quam sij
binnen dier tijt binnen, men souder oner
recbten , (vonnissen) enz. By Bleyswyck , Be-
schrijving van Delft, bl. 231 , wordt onder
de mirakelen door Onze lieve Vronw ter
Noot Godts, wier beeld in de Nieuwe Kerk
aldaar gevonden werd, het volgende ver-
meld, dat de beteekenis van verleggen
verklaart. Een minne of voedster, die een
kind te voeden of te bewaren had, vond
het, 's nachts te voren naar het schijnt
over 't lyf van 't wicht gelegen hebbende,
's morgens vroeg nit den slaap springende ,
dood en verlegen. Daarover zeer bevreesd
en ontroerd, is zij heimelyk en in stillig-
heid opgestaan , den onders het ongelnk niet
dnrvende te kennen geven. Zij pakt haar
spillen en bonst voort met het doode kind
ter Nienwer Kerkwaarts. Daar komende
heeft zij het op den autaar gelegd by het
beeld der Noot Goodts, bedektelyk weg-
sluipende en gaande zitten op 't einde der
kerk, bitterlijk schreQende -n het oog van
verre gestadig hondende naar het kind , met
deerlijke klagen en beden, aanroepende de
bedrukte Moeder en Noot Goodts Mariam.
Kortelijk daarna is by het beeld gekomen
de zuster, die onze Lieve Vrouw bewaarde,
geheeten Katrijn Lieve Ziel, en heeft dit
kind aldaar gevonden krijtende en schreijende ,
en zoo heeft ze alom gezien en gevraagd
van waar het kind daar kwam , en haar is
gewezen (door iemand naar het schijnt, die
het werk per avonture had aangezien) de
minne van het kind, achter zittende in de
kerk; zij is er naar toe gegaan en heeft
haar gevraagd, waarom zij het kind liet
liggen schreyen op den autaar? De minne
dit hoorende is, stille zwijgende, met vrees
en verwonderen mede gegaan tot den autaar
en vond het kind weder levendig, met
grooten lof en devotie dankende , enz. , bren-
gende het kind aanstonds wederom thuis,
en al dat er geschied was den onders van
het kind bekend gemaakt hebbende, zyn
dezelfde kerkwaarts getreden, hare dank-
baarheid, naar de manier van die tijden,
vuriglyk bewyzende. —
By geldelyken nood der gemeente is het
tegenwoordig gebruikelyk een leening te
sluiten, tot deelneming waaraan zoowel
stadgenooten als vreemdelingen d. i. zfl,
die geen inwoners zijn , worden uitgenoodigd
bij publicatie en advertentie. Niet alzoo bfl
onze voorouders; zij wisten er een ander
middel op. u Voort zoo wie ontboden wordt
om geld te leenen, bfj goeddunken van de
vroedsckap" , — z66 luidt de keur van haar
ouderwetsch kleed ontdaan — en dit niet
wil doen binnen denzelfden dag, hij zal
verbeuren X jS 's daags , tot tijd en wijle ,
dat hij het geld, waarvoor hij ontboden
was, betaald zal hebben, benevens de voor-
noemde boete, die telken dage zal worden
gelnd." Natuurlyk waren het alleen dezoo-
genaamde rentiers (renteniers) die de hooge
onderscheiding genoten van ten Raadhuize te
worden ontboden. Dezen waren den Burge-
meesteren zeer goed bekend, zoo als blijkt
uit de Informacie op de V er ponding , van
1514, waar op bl. 338 het volgende voor-
komt: u Als aengaende de rentiers, seggen
de\ burgemeesters , naer huere beste wetent-
heyt (naar hun beste weten), dat zy geene
sonderlange (bijzonder rijke) rentiers en
hebben, want, de schout niet gereeckent,
zoe en hebben zy er niet e'e'n, die 100 L
groten (een L gr. = 20 st. der toenmalige
munt) tsjaers heeft, mair hebbende 10 of
12, die 40 of 50 ponden groten tsjaers
hebben of daeromtrent." In 1508 waren er
ryker lui in Delft te vinden , want volgens
dezelfde Informacie, bl. 339, stondertoen
e^n op 800 L, dat was nl. de oude Piet
van Roon ; sommigen op 600 L , anderen
op 400 , 300 L , zoo als b jv. mr. Dirk van
Beest, etc." In 1514 waren de beide hoofd-
neringen van Delft, nl. de brouwerij en de
draperie of lakennering , zeer verloopen , in
vergelyking van 10 jaren vroeger, en het is
zeer waarechijnlyk , dat burgemeesters van
Delft in 1460 en later met groot succes by
Digitized by VjOOQIC
EEN SCHARENSLIJPERS LIEDJE.
265
de rentiers zullen hebben aangeklopt , terwijl
er naauwelijks aan valt te twijfelen, of de
finantifiele maatregel der onihoden, hier sy-
noniem met gebo&en geldleeningen , zal gaan-
deweg bij gebrek aan kapitalisten wel in
onbruik zyn geraakt.
{Wordt vervolgd.)
EEN SCHARENSLIJPERS LIEDJE,
uit "het vermaaklijk Buitenleven of de zin-
gende en speelende Boerenvreugd."
Piet slijpt op 't Boeren dorp voor 't Pot-
(huis van een Lapper
De schaatsen maak ik recht door 't keeren,
Sliep schaar en mesje,
Droogscheerders schaars, die nop en laken
(scheeren
Of troffels, strikers, groot en klein
Sliep schaar en mesje,
Ik maak het alles schoon en rein
Voor die*'t hanteeren.
Geen ambachtsman , hoe groot in achting
Sliep enz.
Wagt door m\jn botte steen in 't werk ver-
(zagting
De kok, hoe smeerig, vuil en zwart
Sliep enz.
En roert, daar onderwijl, op deeze wijs
(zijn snapper.
Sliep schaar en mes deun.
De steen zo bot en stomp van leden ,
Sliep schaar en mesje,
Maakt bytel, bijl en mes zeer scherp van
(sneden.
De elsten puntig, glad en net,
Sliep schaar en mesje
De schaartjes, priemen en 't lancet
Die slijp ik mede.
1870.
Gunt myne steen al me" zyn part
Buiten verwagting.
De naaistertjes , hoe net in 't kleeden
Sliep enz.
Hoe puntig, krullig wel gemaakt van leden
Die brengen me haar snippelschaar
Sliep enz.
Of torrenmesje, net en klaar
Ik slijp ze al mede.
Ik trap op 't plankje met mijn teenen
Sliep enz.
34
Digitized by VjOOQIC
266
DE OUDE TIJD.
Komt tree maar aan en wil mrj werk ver-
(leenen
't Zij jong of oud, of vrouw of man,
Sliep enz.
Breng vaardig uw gereedschap an,
Of ik krui heenen.
DE DRENTHSCHE SCHEPER.
DOOR
A. L. LESTURGEON.
De Drenthsche Scheper is een eigenaardig
figuur in 't Drenthsche volksleven, die te
precieuser wordt, naannate 't tijdstip met
versnelden tred aanrukt, waarop hem het-
zelfde lot beschoren zal zijn als den plesio-
sauren en mastodons der voorwereld. Hoe
meer de cultuur der woeste gronden voort-
gaat en daarvoor de groote heidevelden , tot
hiertoe "mandeelig" ! gebruikt, versplinterd
en versnipperd worden , hoe dreigender zich
boven zijn stand het zwaard van Damocles
vertoont. Eerlang zal hij een overtolligheid
wezen, zal hij uit het volksleven voor goed
verdwijnen. Reeds nu is hij in menige Drenth-
sche gemeente tot de waarde van een halve
nnl gereduceerd , — tot iets , dat nog maar
amper en ter nauwernood geduld wordt,
waar hfl te voren een onmisbaarheid was,
een persoon die een eerste viool speelde,
een gewichtig drijfrad mee* , dat de ingewik-
kelde machinerie van 't boerenbedrjjf aan
den gang hield. Met de heidevelden vermin-
deren gaandeweg de groote schaapskudden ,
die weleer den toevallig doortrekkenden
vreemdeling een kreet van verbazing ont-
lokten; en waar die aartsvaderlijke kudden
van lieverleS eclipseeren, daar ligt natuurlijk
ook de lettre de cachet geteekend voor den
Drenthschen Scheper.
Eer dan de stroom der alles modernisee-
rende beschaving, nu vooral door de loco-
motief geholpen , ook dit overschot van den
antieken tijd op Drenthe's bodem onderzijn
golfslag hebbe begraven, vatte dit blad de
lrjnen bijeen tot een "Umriss" dezer echt-
Gemccnschappelijk.
Drenthsche type ! ' . . . Zoomin er in een Hol-
landsch-huiselijken roman van den echten
stem pel een predikant mag ontbreken, of
in een vers van Rhijnvis Feith, ten minste
gednrende zeker tijdvak van diens dichter-
lijke loopbaan, een worm en een seraf ge-
mist kon worden, zoomin mag de Scheper
achterwege blijven , waar over Drenthsche
toestanden en over Drenthsch volksleven ge-
sproken wordt. De Scheper behoort tot de
dorpsnotabiliteiten. Hjj is er een van hen,
die met den bnrgemeester , den onderwijzer ,
den "domine"', den dokter 't praerogatief bezit,
uitsluitend het lidwoord "de" voor den naam
zijner waardigheid te kunnen schrjjven. Bak-
kers, schoenmakers , timmerlui zjjn erdoor-
gaans meer dan e'e'n op het dorp, en wan-
neer gij een uit hen wilt uitduiden en aan-
wflzen, hebt gij volstrekt noodig ook zijn
geslachtsnaam te weten en te noemen. Doch
hebt gij aan hem een boodschap, gij hebt
aan den eerste den beste, die u ontmoet,
slechts te vragen, waar de Scheper woont
of heden "in de kost is" , en men wijst u
terstond te recht. Zijn titel is hem exclusief
eigen , althans in de meeste dorpen ; hjj deelt
dien met niemand anders in zfln "loeg" x ,
zelfs al kwam er de koning zelf zijn resi-
1 *t Geen wij van hem wenschen te zeggen,
zal, naar wy hopen, niet overtollig worden ge-
acht, nadat reeds dc voormalige Groningenschc
predikant M. A. Amshoff dat idyllisch bceld ge-
schetst heeft in de door hem , met den hoogleer-
aar W. Muurling veraamelde Bijdragen ter be-
vorder. van het Chr. leven, (Gron.,1858) bl. 17 e.v.
1 Zoo noemt de Drenthenaar zijn dorp of
g e h u c h t.
Digitized by VjOOQIC
DE DRENTSCHE SCHEPER.
267
dentie vestigen. Even onbezwaard van gewe-
ten, dat er niemand door gekrenkt wordt
in zijn rechten, durffc hij van zich zelf zeg-
gen : ik , de Scheper , als weleer Spanje's
gebieder zijn: yo y el rey onder staatsdocu-
menten ne6rschreef. Desverkiezende mag hij
gekroonde hoofden zjjns gelijken noemen.
Zoo hij 't maar wist, dat Homerus aan
z ij n stand en bedrijf den bijnaam ontleent ,
waarmSe de Griekscbe koningen en vorsten ,
die Troje kwamen belegeren , worden opge-
pronkt, — wat zou 't zijn ijdelheid stree-
len! Hoe deed dat hem nog tienmaal zoo
majestatisch daar achter zijn blatend volkje
veldwaarts stappen , als nu reeds 't geval
is, nu hij van Troje of Homerus evenveel
weet, als de kudde die hij drjjft! Hjj is
zoo goed de koning der schapen , als David
voordat Samuel hem zalfde , een eenvoudige
herdersknaap was , en bijgevolg mag hij dien
"liefelijke in psalmen onder Israel" zijn
evenknie en gildebroeder heeten. Doen
zal hij 't echter daarom nog niet; daartoe
heeft zijn vraagboek hem van kindsbeen te
hoog leeren opzien tegen "den man naar
Gods harte." 't Eenige, waarmee hij zich
nu en dan nog wel eens verstout, hot be-
wustzijn zijner verwantschap met den konink-
lijken harpenaar te openbaren, is dit, dat
hij diens psalmen nakweelt , terwijl hij achter
zijn kudde in de heide ronddrentelt. Dan
ljjkt het wel, of het bloed toch kruipen
moet, waar 't niet gaan kan, — ofschoon
wij . voor ons , 't hem volstrekt niet als een
peccatum mortal* zouden aankalken , indien
er dan werkelijk een weinigje trots in zijn
linkerborst begon op te borrelen. Overigens
behoeft de Drenthsche Scheper niet over
zonden van hoogmoed gekapitteld te wor-
den , en is hij de nederigheid in persoon . —
't natuurlijk besef van eigenwaarde buiten
de rekening gelaten , zonder 't welk hij ook
zelfs geen scheper met eere zijn zou. — Of
ziet gij 't hem aan , dat hij 't hart hooger
draagt dan eenig ander Adamskind, als hij
daar, met zijn ruige muts over de ooren,
in de met schaapsvachten gevodrde "huik" ,
op waterdichte "stevelklompen" door 't dorp
trekt , om de kudde , die hij leiden moet u in
grazige weiden" , van huis tot huis bijeen te
zamelen? Zijn toilet verraadt meer zorg
voor zijn aardschen tabernakel , dan zucht om
de godin der mode te behagen; maar daar
kunnen wij den man niet hard om vallen.
Hjj moet vrij wat koude en ongemak verdu-
ren , als hg daar buiten in 't van alle zijden^
openliggende veld rondzwalkt, onder storm
en sneeuwjacht, in hagel en regen, en hij
mag een "kerel" wezen met een "inboe-
zem" l als van jjzer en staal , de rheumatiek
is in ons "kliemerig klimaat", zoo als De
Genestet het in een knorrige bui uitschold,
onbeschoft genoeg , om zoowel op een gehar-
den Drenthschen Scheper een moorddadigen
aanval te # wagen, als op een vertroetelde
modepop uit de Haagsche salons, 't We§r
moet al "miserabel op 't onstuur" wezen , —
er moet al een orkaan loeien als in tropi-
sche gewesten, en de sneeuw zoo hooglig-
gen, dat ze doorwaad moet worden, en 't
moet al regenen en hagelen dat het door
de pels heengaat, — maar anders blijft
onze maat niet bij de kolen, aan den ge-
zelligen haard: — 't veld is zoowel zijn
element , als dat zijner kudde. Met de lange
u 8chaapschup" gewapend, 't insigne zijner
pastorale waardigheid , vangt hij elken mor-
gen , gewoonlyk te tien ure , zijn wandeling
aan door 't dorp. V66r dien tijd is, 's zo-
mers , 't veld nog te vochtig van dauw voor
zijn vee; de zon moet het vooraf hebben
gebakerd en gekoesterd; en 's winters is 't
dan eerst volkomen dag. Een schel en krach-
tig gefluit, tot twee- of driemalen herhaald,
kondigt zyn verschgning aan. In ieder wo-
ning , waar schapen zijn , kent men dat sig-
naal, en waar 't gehoord wordt, daar rept
er zich terstond een naar buiten, om 't
schaaphok te openen. Laat er zich zoo
iemand wachten, die zijn fluiten niet ver-
nam, dan getroost hij zelf zich die kleine
moeite; hij heeft immers slechts de houten
pin weg te trekken , die , schuins in den
deurpost gestoken, bq den anders voor zoo
"wangeloovig" * uitgekreten % Drenthschen
boer meestal de eenige sluiting van 't scha-
pennachtverblijf uitmaakt, en 't wollig ge-
Lichaamsgestel.
Wantrouwig.
Digitized by VjOOQIC
268
DE OUDE TIJD.
dierte , dat zijns herders stemme even goed ,
als die zijns eigenaars kent, verlaat er ook
even driftig en vlug , al blatende , zijn mnffe
stalling om. — Zoo trekt hg 't "loeg"
rond , totdat alle schaapskooien hear contin-
gent geleverd hebben en hg zgn viervoetig
leger , vaak tweeduizend stnks beloopende ' ,
voltallig heeft. Is er nu een "brink" aan-
wezig, waarover nog niet het meetsnoervan
den landmeter tot verdeeling ging , dan laat
onze hnikdrager 't daar eerst aan de malsche
grasscheutkens zich ontnuchteren , voordat hij
't uitdrgft naar de brnine heide. En vooral ,
zoolang hij zich hier ophoudt, kan 't big-
ken, of hij een matador is in $yn yak. Al
zijn talent van opmerken , al zgn waakzaam-
heid en beleid komt hem hier te stade.
Voor hoe geduldig , zachtaardig en lijdzaam
*t schapengeslacht toch bij de beschaafde
wereld te boek staat, er zgn er, even als
onder de heeren der schepping, altjjd som-
migen onder, die "nit den aard slaan" of
b$j wie de natuur dwars en scheef of 't ach-
terst-voren in den wagen zit. Zie daar ginds
slechts dat ter skips afgedwaalde troepje!
Op 't voetspoor van dien forsch-gehoornden
ram, die om zgner waardigheid wille zgn
kameraden wel met een beter voorbeeld mocht
voorgaan, is 't over dien hoogen wal ge-
klauterd en heeft het een strooptocht onder-
nomen in die u goorn" 2 met boonen en raoes, —
en ginds , aan de andere z\j , zgn er een
paar, heel in 't geniep, over dat hekwerk
gewipt, om eens eventies in dien "poothof"
van de zomerworteltjes en kropsalade te snoe-
pen , die "meester" daar ttisschen zgn school-
uren aankweekte. Die onbeschaamde marau-
deurs ! 't Is of ze bij de Franschen van '95 ter
school hebben gegaan. Maar ze moeten zich
niet verbeelden, dat nun euveldaad aan 't
oog ontgaan is van hun heer en me ester!
1 HiermeS slrijdt niet de opgave van hooger
cijfera, b. v. in 't Verslag v. Oedeput. Staten
v. Drenthe, 1861 , biz. 324. De aantallen schapen ,
daar vermcld, zijn telkens massaal genomen van
een gehecle gemeente. '
• Een afgesloten stuk grond , ter aankwccking
van zoogcnaamde zona ervruch ten.
3 Poothof, ook wel Krnudhof, heet, in som-
raige Oostelijke gem een ten van Drenthe , de
moestuin.
Of hg 't ook gezien heeft! al scheen zgn
opmerkzaamheid voor een oogenblik ook meer
gevestigd op de breikous , die hij onderwijl ,
om geen minnnt te verliezen, voor den dag
heefk gehaald ; hij weet het 66k wel , al ver-
staat hg geen mondvol Engelsch , dat tgd geld
is. Een enkel : "Siep , his !" tot zgn adjudant-
generaal gesproken en vergezeld van een een-
voudige vingerwijzing in de richting, waar
't delict tegen de orde plaats vindt , en —
daar stuifk Siep heen. wat hij loopen kan,
op al de pooten , die hij beschikbaar heeft ,
te gelijk, en blaffende wipt ook hg over ras-
terwerk of wal, zoo vlug en gezwind, dat
de gedresseerdste kunstrgder van Carr6 't
hem niet kan verbeteren. Nu weten de snoe-
pers ook hoe laat het is, en, zonder een
contact met de scherpe tanden van den
alles-behalve liefballigen Siep af te wachten ,
zgn ze reeds weder in groote overhaasting
over wal en staketsel getuimeld en voegen
ze zich by hunne kameraden, terwgl Siep,
zeer kalm en bedaard, en zonder zich op
zijn gehoorzaam plichtvervullen iets te laten
voorstaan , aan de zijde zijns meesters terng-
keert.
Maar — de brink is nu genoeg gescho-
ren! De heide roept. Daar geeft onze maat
het sein en — het leger zet zich in bewe-
ging. Zgn er hier of ginds nog achterblij-
vers, — Siep heeft zelfs geen teeken van
z\jn baas meer noodig, om 't hun aan 't
verstand te brengen , dat het thans geen tgd
is van tabernakelen bouwen. Zgn eranderen
in de voorhoede , die , een personeele quaestie
afdoende, en passant een klein duel met
elkander houden en daartoe, met een ver-
woedheid, die gg van hun hooggeroemden
zachtzinnigen aard niet zoudt verwachten,
met de koppen tegen elkander botsen , maar
dien ten gevolge den doortocht min of meer
versperren, — een enkele aardkluit, met
meesteriyke hand tusschen de twistenden ge-
worpen, getuigt, dat onze vriend zich niet
te vergeefs in 't hanteeren van zijn kom-
mandostaf, de langgesteelde "schaapschup",
heeft geoefend. — Zoo komt hfl eindelgk
met zijn volkje behouden aan op zgn eigen-
lgk domein, de donkere, sombere heide.
( Wordt vervolgd).
Digitized by VjOOQIC
EEN VADERLANDSCH SPEL.
269
t E N VADERLANDSCH SPEL.
In z66verre wordt er door groote men-
schen veel, mjna onophoudelijk gespeeld,
dat zij zoeken eenen pot , waarin wat geld ,
eenig ambt, deze of die ridderorde gezet
zijn , te trekken.
Dat er maar niet zoo dikwijls valsch ge-
speeld werd!
Maar — daarover niet, over het spelen
of liever over een spel van kleine menschen
nam ik mij voor iets te zeggen.
Een zoodanig, gedrukt te Amsterdam,
Spaansche regering" ; de in de tweede plaats
genoemde voor die, welke aan de "Eerste"
en "Tweede Stadhouderlijke regering" ont-
leend zijn, de laatste eindelijk voor die
welke tot de "Eerste" en a Tweede Staats-
regering , ' be trekking hebben.
In den regel loopt de kleur voor eenige
medaillons door ; alleen de groene komt eene
enkele maal de volgende gele afbreken.
Boven het medaillon is op het lint ge-
schreven, van welken persoon of welke ge-
ligt v66r mjj. Adam Meijer was de drukker.
Of het jaar, waarin hjj het drnkte, by
zijnen naam en dien der hoofdstad gestaan
heeft, kan ik niet zeggen, wyl mjjn exem-
plaar aan den rand min of meer geleden
heeft.
't Bestaat uit 79 grootere en kleinere
medaillons , door een doorloopend lint aan-
eengehecht welk lint ten deele groen, ten
deele geel, ten deele paarsch is.
De opschriften, op het lint geplaatst,
waar zich dit tusschen de medaillons kron-
kelt, doen zien, dat het de eerstgenoemde
kleur heeft voor die voorstellingen uit de
vaderlandsche geschiedenis , welke behooren
tot den :, Oorsprong der Troubles onder de
beurtenis het medaillon eene voorstelling
geeft, indien dat met op de oppervlakte
van het medaillon zelf wordt uitgedrukt.
Op het lint aan de onderzyde staat het n°. ,
benevens het voorschrift van betalen en
trekken enz. , indien dit er niet onder ge-
plaatst is.
De groene groep, waarmede de geheele
reeks geopend wordt, heeft in grooter me-
daillon als n°. 1. Filips II, in kleiner als
n°. 2 — 5. Margaretha, d' Inquisitie, Brede-
rode, Hertog v. Alva en daama te midden
van de gele als n°. 8, 11, 13, 21, 23.
Requesens, Jan van Oostenryk, Prins van
Parma, Onverwinlijke vloot, Albert en Isa-
bella.
Digitized by VjOOQIC
270
DE OUDE TUD.
Volgt de gele. In het eerste gedeelte,
doorloopende tot n°. 37 Aanslag op Amster-
dam, zijn grootere medaillons die, waarin
het portret van Willem I. P. v. Oranje,
P. Maurits , P. Frederik Hendrik , P. Willem
II, n°. 6, 20, 34, 35. kleinere: den Briel
genomen , JLeiden ontzet , Mathias , Unie van
Utrecht, Alencon, Aanslag op Antwerpen,
Moord van Willem I, Leycester, Breda ver-
rast, Beleg van Ostende, Oost Ind. Com-
pagnie , Sinode van Dordt , Olden Barnevelt ,
Grotius, West Ind. Compagnie, Piet Hein,
den Bosch genomen, Maastricht genomen,
Vrede van Munster n°. 7, 9, 12, 14—17,
19, 22, 24, 25, 27—30, 32—34, 36.
N°. 10 heeft evenals 18 en 26 hinnen eenen
rand van saamgevlochten takken de opschrif-
ten : "De Pacificatie van Gendt 1576" , "Den
Briel en Vlissingen verpand 1585" , "Twaalf-
jarig Bestand 1609".
In het tweede gedeelte van het gele is
slechts Cen grooter medaillon , n°. 52 , voor-
stellende P. Willem HI. De kleinere, die
volgen als n°. 53—57 , 59 , 60 , 62 geven
Gasper Fagel, Vrede van Londen, de Pro-
vincien herstelt , Vrede van Nimegen , Engelse
Revolutie , Vrede van Rijswijk , Partage Trac-
taat , Dood van Willem HI. AUeen op n°. 58
en 61 de zooeven genoemde takken en daar-
tusschen: "Tweede Oorlog tegens Vrankrijk
1688" en "Derde Franse Oorlog 1702".
Met een groot medaillon wordt het eerste
gedeelte van de paarsche geopend. Men ziet
er op de "Groote Vergadering." 't Is n°. 38.
Op n°. 40, 43 en 48 weder de gezegde
takken met de woorden: "Eerste Engelse
oorlog onder Cromwel 1652", "Tweede En-
gelse oorlog onder Kon. Karel de tweede
1665", "Eerste Franse en derde Engelse
Oorlog 1672". Buiten deze van n u . 39 tot
51 Jan de Wit, M. H. Tromp, Westmin-
ster Vrede, Wassenaar, Exped. v. Chattam,
Vrede van Breda, Triple Alliantie, de Ruy-
ter, 3 Prov. Verlooren, Moort v. d. Witte.
Het laatste gedeelte , waarmede het spel be-
sloten wordt , heeft twee grootere medaillons.
N«. 72 en 79 met de portretten van P.
Willem IV en P. Willem den Vde. De klei-
nere v66r en tusschen deze, n°. 63 — -78,
hebben het opschrift: Heinsius, Victorie van
Vigos, P. Eugenius, Marlbourg, Slag van
Ramellies, Aftogt van Ormond, Vrede van
Utrecht, Actie jaar 1720, Beleg van Door-
nik, Beleg van Bergen op Zoom, Liberale
Gift, Erfstadhouderschap Z. EL Willem IV
opgedragen, Geb. van P. Willem V, Vreede
van Aken, Dood van Willem IV.
Behalve het winnen van den pot, die aan
n°. 79 , P. Willem V , verbonden is , geeft
het spel vele kansen aan den speler^ zoowel
ongunstige, als gunstige. Hij kan trekken
deels nit den pot, deeh van aangewezen
n os . , deeh van iederen medespeler ; maar
't is evenzeer mogelijk, dat hij te betalen
hebbe of aan den pot of aan bepaalde n os . ,
of aan den medespeler. Slechts enkele n os . ,
waaraan noch trekken, noch betalen verbon-
den is. Misschien is 't hem geoorloofd te
verdubbelen, vermoedelijk evenals wanneer men
't Ganzenspel spelende , op een Gansje komt ,
of ook tot zeker n>. voort te gaan; maar
misschien ook valt hem ten deel, eene of
meerdere benrten te moeten laten voorbijgaan of
ook achteruit te tellen. Soms heeft h\j met
den medespeler hetzelfde n°. te bezetten ,
soms zijne plaats aan den minstgevorderde af
te staan , ja ! het kan hem voorkomen , zoo-
wel dat hij op nieuw beginnen, als dat hij
gevangen blijven moet.
lets karakteristieks heeft het spel. 't Betalen
js verbonden aan voorvallen of personen , die
tot schade voor Nederland waren ; omgekeerd
het trekken. De speler b. v. die tot Alva
komt, betaalt 10, daarentegen trekt hij,
die tot de Unie van Utrecht telt, 6. Niet
e'e'n der Prinsenportretten , waaraan zich geen
voordeel knoopt. Bij Willem I trekt de spe-
ler 2 van ieder en gaat naar een verder n ;
bij Willem III ontvangt hij 1 van elk , trekt
wat er op staat en verdubbelt. Bij Manrits
is evenwel het voordeel niet zonder restrictie ,
want wie het behaalt, moet er iets van afstaan
aan Oldenbarneveld en Grotius. ' Natuurljjk ,
dat de laatste gevangen houdt. Opmerkeljjk ,
om niet alles aan te stippen , dat , misschien
op een paar uitzonderingen na, bij die n M .
noch trekken noch betalen bepaald is , welke
gebeurtenissen in herinnering brengen , waar-
van het goede althans hoogst twijfelachtig
is , b. v. het twaalfjarig bestand , de synode
Digitized by VjOOQIC
EEN VADERLANDSCH SPEL.
271
van Dordrecht, de Tripl. Alliantie, hetPar-
tagetractaat , de vrede van Utrecht 1713.
Het medegedeelde zal den indruk maken,
vergis ik niij niet, dat het spel in de da-
gen, waarin het gespeeld werd, niet alleen
een aangenaam, maar ook een nuttig spel
zal bevonden zyn. Ik kan niet bij ervaring
spreken, wijl ik het nooit of slechts eene
maal als bij wjjze van proememing gespeeld
heb. Onverklaard bleef ons hetgeen te le-
zen stond onder n°. 9, Leiden ontset:
u de Spanjaarts 1 terug" en onder n°. 17,
Moort van Willem I: "de Spanjaarts be-
taale 2" > zoodat ik 't zeker niet geheel
naar den eisch speelde. Ik heb er nog wel
een 8 aan gedacht en denk er nog wel eens
aan , als ik ingezien heb of inzie , dat ik in
de maatschappij , zoo burgerljjke, als ker-
keljjke, averechts speelde of speel, omdat
de gang van haar spelen boven mijn ver-
stand ging of gaat, en vooral boven myn
gemoed.
Deil.
Dr. R. C. H. ROmer.
D E KERMIS.
(Vervolg van bladz. 189.)
0! ik merk het al, 't zjjn de schutters,
die met hunne trommen dat geweld ma-
ken. Ja, 't is waar ook, dat op eenige
plaatsen de schuttejs de gewoonte hebben
in de kermisdagen een optocht te houden , op
hun fraaist uitgedoscht, en door het uit-
voeren van eenige evolution van hunne be-
kwaamheid doende blgken , 't geen meteen de
kermisvrengde niet weinig verhoogt. Dikwijls
ook houden zjj dan tevens hun voornaamste
feest , het schieten naar den papegaai of het
koningsschieten.
Zulk een optocht is vrjj wat mooier dan
alles wat op de kermis te zien is; daar is
't klatergoud, wat hier echt is. Wat een
flinke kerels zijn die schutters! Gjj kunt er
op vertrouwen, dat als de nood het eischt,
zij op de wallen zullen staan als boomen,
en het den vijand niet gemakkelijk vallen
zal hen te verdrijven.
Maar wat zal ik u die mannen beschrij-
ven ? Dit laat ik over aan een van der Heist ,
een Bakker, een Frans Hals, die ze op
hunne schuttersstukken als afgedrukt hebben ,
of aan den eenigen Rembrandt, die u door
zijn tooverglas laat zien, hoe ze van het
koningsschieten terugkeeren.
Wij zullen hen niet volgen, en daar we
door het gedrang midden op de markt, het
hoofdpunt der kermis, gebracht zyn, zullen
we hier maar eens good uit de oogen zien.
Waarheen ons het eerst te wenden? Trekt
het in de kramen uitgestalde bjjzonder
uw aandacht, wilt ge wat voor uwe kin-
deren medebrengen, houd u daar toch niet
te lang op. Hier is een speelgoedkraam (zie
bladz. 153); zoek nu spoedig het een of
ander uit, want wilt gfl alles op uw gemak
bezien, dan kunt gij wel met een nieuwen
dag beginnen, daar, zooals ge zelf ziet,
het getal kramen buitengewoon groot is. '
Zoowel reizende kooplieden als ingezetenen
stallen hunne waren uit; de laatsten zorgen
niet achter te blijven; ze laten zich niet
het gras voor de voeten wegmaaien, want
er wordt op de kermis veel gekocht, wijl
vele burgers hunne inkoopen uitstellen tot
op dien tijd, in de hoop dat er dan wat
nieuws , wat vreemds zal aangebracht worden.
Deze kramer schijnt met het verkoopen
van al zijn moois nog niet genoeg te ver-
dienen; daarom houdt hg tevens verloting
van zijne waren. Zullen ook wfl eens ons
geluk beproeven aan die rijfelkraam?
"Daer veul prijsen op een rij
Zijn te krijgen, of te halen
1 In 1767 was het getal kramen op de Am-
terdamsche kermis nagenoeg 1700.
Digitized by VjOOQIC
272
DE OUDE TTJD.
Gouwe koppen, salver schalen ,
Bekers, spiegels, moy vergult
Voorts wat oogh en lust vervuld.
Eigenlyk is . het slechts oogluikend , dat
die rijfelkramen worden toegelaten. Immera
alle hasardspelen zyn verboden; maar de
goede gemeente houdt er nog al van, dus
er wordt niet al te nauw toegezien. Wat
doet het er ook toe, waar met de kermis
het geld blijft; 't is nu eenmaal voor 't
kermishouden bestemd, dus 't moet op, en
dan is *t nog beter, dat het aan loteryen
besteed wordt, dan dat de herbergier er
mee schoot gaat. Zie me daar bv. die twee
jonge boeren eens aan , die daar nit die
kroeg komen laveeren. "Houdt je roer recht !"
schreeuwen de jongens, maar zc zien geen
kans dien raad te volgen. Daar glijdt er een
over een mosselschelp , waarmede de straat
rondom die mosselkraam als bezaaid is. "Sta ,
kerl , sta !" Hy staat weer op zyne beenen, maar
't is om ruzie te maken tegen het mosselwyf, dat
die schelpen op straat werpt. Gelukkig is
zoo'n wyfje voor geen geruchtje vervaard ;
een flinke duw doet hem naar de andere
zijde der straat zeilen, waar hy tegen een
burgerman8dochter aanvalt, die met vader
en moeder er op uit is. Alweer ruzie;
de boer krijgt een duchtigen klap op zijn
dikken rooden kop; hij trekt zyn mes, zoo
ook zjjn makker — Kom, laat ons voort-
gaan ; 'k heb er genoeg van ; van zulk
vechten houd ik niet; ik zal zien of we
ook een der wachten, die expres voor de
kermis worden aangesteld, kunnen vinden.
u Knor, knor," daar komt een beer op
zijn achterpooten aanwandelen ; zyn voor-
pooten heeffc hy om een stok, die op zyn
nek rust, geslagen. Hoe lief danst hy op
de maat van de afgryselyke muziek, die
zyn begeleider op trom en fluit maakt. Mak
ziet het beertje er niet uit, en wel is zyn
muilband noodig, daar hij, als hij het in
zyn zin kreeg een wandeling op zyn eigen
houtje te gaan maken, niet heel veel zou
geven om den ketting, waarmede de beren-
leider hem vasthoudt. 't Is toch altijd ge-
vaarlyk, zulk een dier in die drukte te
brengen, ofschoon ik nooit gehoord heb)
dat er ongelukken mee gebeurd zyn. VVacht
eens, daar zult ge een grap zien; daar
komt de dronken boer weer aan, hij krygt
den beer in 't oog. Och, Wat een flauwe
kerel! hy gaat voor den beer als vis-a-vis
ook een dansje uitvoeren, z66 plomp, dat
hem slechts een beerenvel ontbreekt , om als
tweede beer te kunnen dienen.
Daar is het geleerde paardje ook al,
dat met zyn pootjes zoo precies weet te
tellen en ook op paardenmanier een huppel-
dans weet te maken.
Wat een onaangename, geur van vet komt
ons hier in den neus. 0, die komt uit het
oliekoekenhuis ginds in den hoek, wat nog
al aftrek schijnt te hebben, want het volk
loopt er by troepen in en uit.
Lieve hemel , wat heeft dat aardige deerntje
daar haar goed bemorst met dat vette ge-
bak. Ja kind , "vet smet", maar daarom niet
getreurd , kom hier , we zullen je helpen ;
als ge 't hebben wilt , geef ik je voor je ker-
mis een koekje present, niet om op te
snoepen , maar om al de vlekken , die ge
in uw kleeren kunt krygen weg te nemen. He* ,
koopman Plekkenuit , is 't niet waar , 'wat
ik zeg?
Ja wel , schreeuwt de oude Duitscher.
"Hier hebt gij den olden plekkcn-oet!
Wooveer mijn konst nich goet is, so wil ik ae
(jou schenkeo.
Ik heb hier aver de druttig jooren gestanden jij
(kinnc gedcnkcn
Dat gij mit desse koekskens a'.lc plekken van
(teer, olich oder smeer,
Et sij in sam met oder sijde oder felp sonste racer
Konnet allcs schoontjes oetnemcnl"
Wilt gij het niet gelooven, juffertje, vraaghet
dan maar eens aan zyn buurman , aan hem daar
met zijn roodgeverfde duif, de broodwinster
van dien "kalen duyver', die het roode diertje
voor een duit laat zien als een groot won-
der der natuur, afkomstig uit het land der
menscheneters. Vraag hem eens of ge dat
beste vlekkenmiddel eens op de vlerken
van zyne duif pro beer en moogt. Maar hy
zal zich er niet aau wagen ; het middel mocht
eens al te sterk zyn , en dan moest hy maar
op nieuw roode verf koopen. Van die soort
wonderen kunt ge hier wel meer vinden:
een kail met twee koppen of met zes men-
Digitized by VjOOQiC
DE KERMIS.
273
schenhanden in plaats van vier pooten en der-
gelijke fraaie nataurverschijnselen , echt of na-
gemaakt. Pas met dat al maar op voor een zeker
soort van menschenfiguren , die 66k wel zes
handen schijnen te hebben , zoo handig zijn ze
in 't leegen van nwe zakken en in 't afsnijden
der vrouwenbenrzen. Om die handigheid te
krijgen, moet men als kind reeds op 't
stelen afgericht worden , kijk zoo als dat
| ventje daar, kijk, kijk, die daar die prui-
, men van den kruiwagen wegneemt. Die zal
het vak wel leeren. Gelukkig heeft de koop-
man het bemerkt; — knap zoo, eon flink
pak voor de broek, sla op maar! — ha,
ha, nu on der de pomp, dat frischt op;
jong mensch ! dat zal je die kuren wel af-
leeren.
(Wordt vervolgd).
TOUWSLAGERIJ.
17e eeuw.
In een land, waar handel en scheepvaart
bloeien, behoort de touwslagerij onder de
voorname takken van nijverheid. Zoo was
het ook hier te lande. Amsterdam bezat
een groot aantal lijnbanen, zoo zelfs dat
de benedenweg achter de wallen bijna on-
afgebroken langs lijnbanen liep. De binnen-
gracht , waaraan ze grensden , wordt nog de
Lrjnbaan- of Baangracht genoemd. Drie keur-
meesters zorgden er voor, dat de hennep,
eer er tonw van geslagen werd, aan de
vereischten voldeed. By kenren was bepaald ,
1870.
hoeveel vademen van de verschillende touw-
soorten er uit elk pond hennep moest ge-
sponnen worden. Gereed zijnde, werd het
tonw op nieuw geketird en gemerkt. By
verzuim daarvan werden de touwslagers be-
boet , en by weigering van betaling der boete
sloot men hunne banen.
Uit het bijgaand plaatje , genomen nit
dezelfde serie, waamit wij reeds meer ge-
geven hebben , kan men zien , hoe het in
de 17 e eeuw in een touwbaan toeging.
Digitized by VjOOQIC
274
DE OUDE TIJD.
DE HAARLEMSCHE BLEEKER IJ EN,
DOOR
Mr. A. J. ENSCHEDE.
De haarlemsche bleekerijen, eertijds voor
het garen- en linnenbleeken zoo beroemd ,
zijn , deels door het vervallen der haarlemsche
fabrieken, deels tengevolge van het kunst-
matig bleeken , te niet gegaan , en alleen de
kleerbleekerijen zijn overgebleven , om den
ouden roem te handhaven. De vestiging en
opkomst van deze eersten zal ik trachten,
met behulp der hiervoor in het haarlem-
sche archief aanwezige stukken , kortelijk te
schetsen.
In den jare 1577 kwam een brabander, ge-
naamd Lambrecht van Dale , bleeker te Goch
in het land van Kleef, naar Haarlem over
en rigtte eene bleekerij op aan het einde
der Rampevaart (Brouwersvaart), op het
land toebehoorende aan Mr. Dirk Ramp en
dat door dezen was afgezand. Hij vestigde
zich daar met uitdrukkelijke goedkeuring van
den Heer van Brederode, onder wiens juris-
dictie het gemelde land was gelegen, en
met de ondersteuning der haarlemsche regc-
ring , die , dezen nieuwen tak van njjverheid
bevorderende , de stedelijke belangen voor-
stond. Het schijnt dat deze ondersteuning
in 't geheim heeft plaats gehad, wel-
ligt omdat de regering reeds toen inzag
de bezwaren, die van wege de bronwers
zonden worden opgeworpen. In de nabijheid
van Lambrecht van Dalen vestigde zich
spoedig een ander bleeker, insgelijks uit
Goch afkomstig, genaamd Gerrit Bartholo-
meuszoon ; — spoedig volgden meer ande-
ren, zoodat in het jaar 1581 aan de zuid-
zijde van den Zijlweg, langs de Rampen-
en Houtvaarten , volgens eene daarvan in dat
jaar opgemaakte kaart, zes bleekeryen be-
stonden.
Onder de Vlamingers, die in 1579 naar
Haarlem vlugtten , was er een genaamd
Denf s Michiels van Hulle ; deze verkreeg
het poorterregt en oefende de weverij uit.
Daar de diensten , door hem aan de bleekerij
bewezen, uit een door zijn zoon opgesteld
rekest blijken , is het niet onaardig het hier
te laten volgen :
Ootmoedige suplicatie aan de E. Acht-
bare Wijse , voorsienige seer discrete
heeren mijne heeren de Burgemees-
teren deser stadt Haerlem salnyt.
Uwe E. Ootmoedige, Willige, verplichte
ende altijd bereyde dienaer Pieter van Hulle ,
met behoorlijke reverentie aen Uwe E. in
alder ootmoedigheyd vertoonende (alsoo de
noot jegenwoordich zulks vereyscht) , als dat
mijn vader zaliger genaemt Denys Michiels
van Hulle , Inden Jare 1579 beneffens andere
gevluchte Ylamingen tot haerlem gekomen
is, ende haerlieden nederslaende , aende E.
Heeren Burgemeesteren deser Stadt , ootmoe-
dich , hebben versocht , de weverie alhier te
mogen doen, daer op de E. Heeren Burge-
meesteren antwoorden, dat se hier wel mochten
wonen maer de neringe van de weverije
niet doen, ofte mosten eerst in de wevers
gilde syn, het welcke niemand koopen en
konde ofte mosten eerst sijn burgerschap
hebben, ende dan 't voorsz. gildt helpen
onderhouden ,
Soo heeft mijn vader , alsoo sy lieden Vla-
mingen , ten deele ongestudeerde , slechte (be-
hoeftige), geringe luyden waren, de penne in de
handt genomen , ende een requeste op papier
gestelt, daerinne sij suplianten ootmoedige
versochten , aen de voorsz. E. Heeren Burge-
meesteren , hare favorable gunste welcke haer
is gebleken, soo int koopen van hare bur-
gerschap als mede int genieten van den wevers
gilde , alsoo dat er alle dage veel vreemdelin-
gen hier in de stadt quamen , (dat se mochten
werden geaccommodeert , in huysen ofte
woningen , alsoo de stadt door 't beleg ende
grooten brandt seer was verdestrueert , Ja
Digitized by VjOOQIC
DE HAARLEMSCHE BLEEKERLTEN.
275
tot een puyn ende ashoop ten deele gebracht
ende daer en boven van hare burgeren , ende
inwoonderen berooft, ende niet min van
neringe ende inkomen ofte domeynen deser
stadt ende groote verswackinge van de voorsz.
wevers gilde , Soo hebben de E. Heeren Burge-
meesteren de voorsz. request in ach tinge ge-
nomen, ende daer over gedisponeert.
Te weten in prijs, ende tijd,
Int coopen van de Burgerschap.
Als mede int koopen ende onderhouden
van de wevers gilde,
Welck vele vreemdelingen angelokt heeft
hier te komen,
Tot grooten proffijte ende verbeteringe
deser Stadt.
Soo dat alle vervallen ende verbrande huy-
sen, opgebout, ende alle ledige erven bc-
timmert sijn, ende noch tegenwoordich soo
dicht werden bewoont , dat de goede inwoon-
ders haer qualijck konnen behelpen , die sonder
de voorsz. goede accomodatie van de E. Heeren
(gedaen aen de vreemdelingen) veellicht in
den ashoop Ruwyne , Neringeloos soude hebben
blijven leggen.
Daer over de Vlamingen ende andere
Natien de E. heeren niet genoech kunnen
loven ende bedancken, wegens haren favo-
rabelen gnnste , aen den voorsz. vreemdelin-
gen bewesen , soo int aennemen ende be-
scherminge als burgers, als mede int koopen
van de gilde ende vrijheden van dyen.
Item doen heeft mijn vader Denys van
Hulle, sijn burgerschap gekocht, Ende is
den aldereersten vlamingh geweest ? die tot
haerlcm int wetboeck geschreven is.
Item mijn vader heeft het wevers gildt
gewonnen , Ende onderhouden Ende de weve-
rye binnen dese stadt haerlem gedaen.
Soo is oock mijn vader Denys Michiels
van Hulle voorsz. den aldereersten geweest,
die hier rontom haerlem heeft beginnen garen
te bleycken, ende dat in den dorpe van
Overveen.
Item is mede den aldereersten Camerijcx-
doeck bleycker (in Brederode) geweest.
Item, den aldereersten Camerycxdoeck
packer.
Item hij heeft in den jare 1596 op de
bleeck daer hy woonde (by 't huys te bloe-
mendael) totte doeckpackerie een houten huys
la ten maken.
Item een eerlijck man van Camerijck ont-
boden genaemt Fernant de la Chambre, die
hem de neeringe wel verstond ende voor een
jaer aengenomen om de doeckpackerije in
tryn te brengen.
Item heeft mijn broeder hans van hulle,
bij der voorsz. de la Chambre, doen leeren,
ende heeft het doeckpacken binnen haerlem
gedaen, tot dat hij gestorven is.
Door welcke La Chambre de voorsz. doeck-
packerye is inde stadt voortgcteeld , ende
wert noch tegenwoordich bij twee van sijnen
soonen (genaemt Jacques ende Jan La Cham-
bre) onderhouden, de welcke nu jegenwoor-
dich noch sijn de voornaemste doeckpackers
deser stadt.
Item heeft mijn vader voorsz. omtrent den
jare 1599, eenen Jan Bonte, garen-Bleycker
wonende naest het huys te Bloemendaal , die
in decadentie gekomen was, de behulpelycke
handt geboden , soo in raedt als daet , geleert
ende onderwesen , soo dat hy op de in- ende
uytlandsche maniere heeft konnen lijnwaet
bleycken.
Waer over de voorsz. Jan Bonte is ver-
trocken naar dordrecht , daer hij den aldereer-
sten lijnwaet bleycker, garen- twijn- ende kleer-
bleycker is geweest, die nu tot 23 int getal
zijn aengewassen.
Die de heeren Magistraten van Dordrecht
oock seer favorabel sijn geweest, met het
maken van eenen watcrpoorte uyt, ende in-
gang van de stadt, met eenen steyger alles
tot dienst van de voors. bleeckers neringe,
die de voorsz. E. heeren daer gern souden
behouden ,
Daer is desen voorsz. Jan Bonte, die door
armoede most van haerlem vertrecken, rijck
ende machtig geworden soo dat hij nu op
sijn rente leeft oudt omtrent 80 jaren.
Item mijn vader heeft den aldereersten
geweest die bevordert heeft, dat daldereerste
Ordonnantie is ingewilligt bij de E. Heeren
Burgemeesteren van Haerlem ende Bailliuwen
ende Leenmannen van Kennemerlandt ende
Brederoode aen de bleyckers, wegen het huyren
ende aennemen van dienstboden , soo knechts
als meyskens ende meester knechts.
Digitized by VjOOQIC
276
DE OUDE TIJD.
Ende alsoo myn vader den eersten inge-
schreven burger ende eersten gilde-broer ,
den aldereersten bleycker, packer ende soli-
siteerder voor de bleyckers is geweest.
Soo hebbe ick oock niet konnen laten,
maer hebbe neffens Lodewyck van Dale , In-
. den jare 1624 den eersten geweest, die de
penne in de handt heeft genomen omme
eenen ordre te beramen in maniero van
eenen gilde, tot dienste van alle de lynwaet
ende Camerycxdoeck bleyckers rontorame haer-
lem , ende tot gerijff van alle in- ende uyt-
landsche handelaers , van lynwaet , ende
buyten schade van alle kooplieden, burgeren
ende goede ingesetenen deser stadt. alles
naer believen ende goedt vinden vande E.
Heeren Burgemeesteren.
Soo mede naar veel voorgaende recomraan-
datie aen de E. Heeren ootraoedelijck verthoont,
nochmaels met reverentie ende behoorlijck
eerbiedinge , onder correctie , aan rayne E.
Heeren verthoonen , dat wy (ten deele) bur-
gers sijn , alsoo onze ouders haer burgerschap
hier hebben gekocht , ende hier inde stadt
hebben gewoont , Ende wij in onse burgerstadt
gebooren synde, mede als burgers behooren
erkent ende gerekent te werden.
Alsoo wy alle dagen moeten in de stadt
komen ofte iemandt van onsent wegen.
ende aldaer onse huysen ofte kamers heb-
ben , daer wij onse bootschappen vernemen
ende vier ende licht houden.
Derhalven soo behooren wij onse Ordon-
nantie ofte gilde, alhier van de E. heeren
te ontfangen, ende dien plaetse ofte kamer
(voor ons geldt) in den stadt te genieten,
daer alle verschillen werden afgedaen, en-
de niet bij Bailluwen noch leenmannen.
Het welke dienen sonde tot eere van de
oude loffelijcke macht ende privilegien deser
stadt, die verre te boven gaet de privilegie
der dorpen.
Derhalve wij ons ootmoedigh tot haer E.
heeren sijn keerende, om onder haer E. be-
scherminge te mogen blyven woonen, ende
hare favorable gonste te genieten neffens
andre mede burgers.
Ende int statueren van een Ordonnantie
in maniere van eenen gilde, daer onder alio'
bleyckers van Lynwaet, Camerycxdoecken ,
damast, twyn, ende garen, haer naer sou-
den moeten reguleren tot believen ende dis-
cretie van de E. Heeren voorsz.
Sonder welcke wy niet en vermogen onse
neringe in standt te houden.
Het welcke een bedroefde saecke sonde
syn, dat de voorsz. loffelycke neringe sonde
te gronde gaen, ende dat de bleykers die
hier alle haer leven gewoont hebben, ende
den fleur van haer leven versleten , nu in
haer oude dagen souden moeten vertrecken ,
om hare kost te winnen, waer door de stadt
opt hoogste sonde geintresseert syn.
Ende alsoo den Gochschen bleeck (door
krijch en oorlog, die int lanclt van Kleef
was) hier tot haerlera is gebracht, wederom
door vrede van haerlem tot Goch sonde konnen
komen, door dien de bleyckers in armoede
vervallen, Ende dat daer soo goede ofte
beter gelegenheyt is als hier.
Daer op de Cleefsche koopluyden versee-
ker sullen passen om alsoo haer eygen lin-
nen te bleycken , ende haer landt ende Staedt
te benifiseeren.
Ende alsoo het landt van Cleef beter ge-
legen is, om op alle marckten ofte missen
in Duytslandt te komen als hollandt,
Soo sullen sy alle het linnen, dat int
landt van Cleef, landt van Gulick, ende in
bergslandt ende daer omtrint, werdt ge-
maekt, tot Goch brengen, om te bleycken,
ende wij sullen hier tot haerlera moeten
missen.
Soo mede in Vlaenderen , ende Wallslandt
sonde konnen geschieden, als de luyden in
ruste ende vrede sijn gekomen, dat daer
eenige bleycken gemaeckt worden, die alsoo
haer Camerycxdoecken , vlaems lijnwaet , Co-
leuren, damasten, annelakens, servetten,
twynen ende garen souden bleycken, ende
gevoechlyck in Engelandt, Vranckrijck ende
Spangien versonden alsoo mackelijck als de
hollanders , daer nu tegenwoordich beter appa-
rentie toe is als in 25 jaren geweest is.
Door tweede grootste occasyen , die oyt
mensch kan bedencken , ten eersten : door dat
de bleyckers alhier om haerlem geen ordre
en konnen krijgen, om een behoorlgcke
arbeydt-loon te ontfangen, soo dat se sullen
de luyden moeten te cort doen aen haer
Digitized by VjOOQIC
DE HAARLEMSCHE BLEEKERIJEN.
277
betalinghe ofte naer andere plactsen vertrecken;
ten tweeden , door den aengeboden vrede : die de
benaude bleyckers eenen ruymen wech sal banen.
Het welck strecken sonde tot groot nadeel
van de loffelijck stadt haerlem, die ick
boven alle andere steden beminne, om dat
mjjn onders hier in vluchtende, minnelijck
ende lieftalich , niet als vreemdelingen maer
als kinderen sijn ontfangen, Ick hier in ge-
booren, ende neffens andere de vaderlijcker
bescherminge, steedts vrgheyden ende pri-
vilegien deelachtigh ben geweest, soo wel
als de oude, ja over d'oude bnrgeren selffs,
waerinne ick niet geern van hier naer een
ander plaetse soude vertrecken, als door
hoch dringende noodt twelck niet sonde
konnen geschieden, sonder grooten ronwe
ende leedt wesen mjjns harten.
Hieromme ick ootmoedeljjck mg ben kee*-
rende tot Uwe E. mijn gebiedende heeren,
ende instantelijck aen Uwe E. versoeckende ,
soo veel als met bidden te verwerven is.
Dat Uwe E. gelieffce sg , ons aen een ordre
te helpen , dat wg voor onsen slaefschen
arbeyt, een redelijck loon mogen genieten,
opdat wrj onse schuldenaers konnen betae-
len ende ons vron ende kinderen behoorlijck
onderhouden.
Daer alle bleyckers van lijnwaet ende
doecken , ende allerley geweven , getwijnt
ende ongetwijnt, garen ende Catoen, haer
sullen naer moeten reguleren, op seecker
boeten tot Uwe E. discretie gestatueert,
streckende tot perseveringe van de loffelijcke
voorgemelde hooch noodige bleyck-neringe ,
tot accommodatie van de lrjnwaet-hande-
laers, tot profijte vant gemeen, ende tot
eere mijner geboorte stadt.
Hier toe hoopende, ende mij verlaetende
op Uwe goede affectie in wiens vaderlijcke
bescherminge (ick mij na wenschinge alles
goeds bevelende) en blijve geheel altijt den
Uwe E. Dienstwillige verplichten dienaar,
die door Godt almachtig uwe E. Amp ont-
fangen hebt ende uwe E. gelieve te sparen
in langduerige welvarende gesondtheyt ende
voorspoedige regeringe.
Actum den 1. Februarins.
U. E. Dienstwillige
P1ETER VANHULLE.
Het juiste jaartal van het rekest is niet
bckend, doch nit een paar zeer zeldzaam
voorkomende gedrukte stukjes , op de haar-
lemsche bibliotheek voorhanden , kan het op-
gemaakt worden. Het eerste stuk , getiteld :
Memoriael van de inkomste der Vlamingers ,
hier binnen Haarlem in 1578, is eigenlijk
een rekest van gelijke strekking , als dat van
Pieter van Hulle , en waarschijnlgk ook door
hem opgesteld. Het rekest bevat de namen
van al de Vlamingers, die van 1578 tot
1580 naar Haarlem zyn overgekomen, waar-
onder zes garenbleekers , terwijl er verder uit
blrjkt, dat vele lijnwaadbleekers , door den
oorlog verdreven, uit Goch, naar Haarlem
zijn gekomen.
Het tweede stuk heet : Memoriael van 't geen
het loon der dienstboden ende de materialen
de welcke de bleyckers tot hare bleyckneringe
moeten gebruycken sedert over vier jaren
verhoogt ende dierder geworden is , opgemaekt
13 Martii 1646 bij alle de bleyckers in Heem-
stede. Geteekend door tien bleekers. Hierop
volgt een rondgaande brief aan al de blee-
kers, vermeidende, dat het verheffen der blee-
kersnering tot een gild, tot nog toe belet
was door Joost Krommelingh , Pieter Kluys-
kens en Jan van den Casteele, en dat de
tien onderteekenaars aan Burgemeesters van
Haarlem zullen vragen, om een duit raeer
op de el te mogen rekenen en om eene or-
donnantie zoo als die door Pieter van Hulle
is ontworpen : en wel omdat de kans op goeden
uitsiag bijzonder was toegenomen door het
overlrjden van Joost Krommelingh. Het
stuk is geteekend 8 Mei 1646, welke da-
tum doet vermoeden, dat deze drie stukken
tot de jaren 1645 en 1646 moeten worden
gebragt. Ook de vermelding , ' dat de or-
donnantie door Pieter van Hulle is opge-
maakt , geeft aan , dat hij de schrijver is van
het gedrukte rekest en van de circulaire.
De concept-ordonnantie is eenvoudig ; in
hoofdzaak komt zg hierop neder:
In het gild zullen begrepen zyn alle blee-
kers wonende onder Heemstede en Brederode.
Er zullen zijn drie overlieden; deze roe-
pen op vrouwendag al de bleekers op om
den prijs van het bleekloon bij meerderheid
van stemmen te tepalen ,' welke prijzen door
Digitized by VjOOQIC
278
DE OUDE TUD.
Burgemeesters van Haarlem worden vastgesteld,
na verhoor van de lijnwaadhandelaars. Eens
vastgesteld , zijn de pryzen verbindend op eene
boete van 150 gulden. De bleeker, die op
vrouwendag niet verschijnt verbeurt 10 gul-
den; insgelyks wanneer hij weigert voor de
overlieden te komen , of indien hij , gekomen
zijnde , geen overman wil wezen. Op vrouwen-
dag betaalt ieder bleeker tot onderhoud van
het gild 5 gulden. Verschillen worden beslist
door baljuw en leenmannen van Kennemer-
land en Brederode.
Nimmer heb ik in de resolution of onder
de keuren iets gevonden, waaruit kan wor-
den opgemaakt, dat aan het verlangen van
Pieter van Hulle, om een bleekers gild te
hebben, is voldaan, en de reden zal wel
hierin gelegen zijn , dat Burgemeesters geene
keuren aan de vroedschap ter bekrachtiging
konden voordragen, waardoor bedrijven wer-
den geregeld, die, in de jurisdictie der
Heeren van Heemstede en Brederode uitgeoe-
fend wordende , niet verbindend zouden zijn ge-
weest , maar aanleiding zouden hebben moeten
geven tot groote moeijelijkheden met naburen ,
met welken hot stedelijk belang medebragt
wel te zijn; en het schijnt, dat toen in de
1 8 e eeuw de heerlykheid van Brederode werd
gesplitst en de stad Haarlem er van kocht
de heerlijkheid Aalbrechtsberg , Tetterode
en de Vogelensang, er aan die zaak niet
meer is gedacht.
Uit de stukken van Pieter van Hulle is
ons de opkomst der bleekerijnering gebleken ,
voor zoo verre ze door de Vlamingers werd
opgerigt. De berigten, reeds in den aan-
vang omtrent de bleekers uit Goch mede-
gedeeld, heb ik uit de aanteekeningen van
het brouwersgild geput, waaruit wy voor
een groot deel de verdere geschiedenis van de
bleekers kunnen leeren. Beide bedrijven wor-
den dikwijls te zamen genoemd , omdat het
water, dat de brouwers gebruikten , door dc
bleekers bedorven werd. De brouwers name-
lyk brouwden het beroemde Haarlemsche
bier van water uit het Sparen, tenzy dat
water door inlaten van IJwater brak werd ;
in zoodanig geval haalden zij het met schui-
ten uit de Ruyckebiervaart , welke met sluizen
van den stads sin gel was afgesloten en waar
dus het brakke water niet kon binnen drin-
gen. Nu hadden de Gochsche bleekers zich
nedergezet aan de zuidzijde van den Zijiweg ,
en lieten hun vuile water in de Rampen- of
Brouwersvaart vloeijen ; en het was hiertegen
dat men zich niet had verzet. Overmits (zooals
in een rekest der brouwers staat) d'oorconde
van zijn manyere van bleycken , dyemen
waende te weesen nyet anders dan de hyer-
lantschen tot Aelbrechtsberge , van welcke
bleyckers men geen schade altoos voor dye
stede van haerlem en hadde vernomen.
Waer nae bij den brouwers tot haerlem
ondervonden sijnde, dat dye vuyle logen der
bleyckeryen tot Overveen in soo groote menigte
uyt gegoten worden in Rampen vaert, dat
deselve oock der stede vaerdt gesamentlijck
sulx daer af was verdorben, dat oock dye
wateren binnen der stede van haerlem verdor-
ben, ende mitsdien hunne buyren (bieren) stone-
ken ende uyt vryesland ende elwaerts her
wederomme worden gesonden , nyet alleen
tot heunleyder brouweren , maer oock totter
ganser neringe onlijdelijcke schade , als open-
lijck streckende tot gruwelijcke vernyelinge
van de gantse brouwerye neringe tot haerlem ,
hebben de brouwers eendragtelijck alle zulx
te kennen gegeven aende burgemeestereii ende
raden derselver stede, verzoekende dat door
eenige bequamen middelen dye voorsz. Goch-
sche bleeckerijen van Overveen souden mogen
elwaerts verplant worden.
Op de klagten der brouwers volgde cene
samenspraeck tusschen Burgemeesters van
Haarlem met Willem van Zonneberch , bal-
juw-rentmeester van Brederode, met dien
gevolge , dat den 3 April 1581 eene keur werd
vastgesteld, bepalende dat:
1. De bleekerijen niet mogten uitloozen
op de Rampen- of Ruyckebiervaerten.
2. Zij geene vuiligheden zouden storten
in deze vaarten of slooten er in uitkomende.
3. Zij daar in niet zouden spoelen,
4. De bleekeryen onder Berkenrode en
aan de Houtvaart zouden opbreken, tenzij
de bleekers het vuile water in kuilen kon-
den opzamelen.
5. Dat men geene bleekerijen meer zoude
mogen oprigten tusschen den Zylwcg en 'sGra-
venweg.
Digitized by VjOOQIC
DE HAARLEMSCHE BLEEKERIJEN.
279
De bleekers kwamen tegen deze keur op en
beriepen zich op de vergunning , htin eertyds
gegeven, aanvoerende dat de haarlemsche rege-
ring zich niet behoefde te mengen in de zaken
der heerlykheid van Brederode , en dat deze
wel had vergund aan een bleeker nit Hee-
rent, zich vlak by de stad nedertezetten.
Zij boden echter aan knilen te graven om
al het vuile water te verzamelen en te laten
bezinken , en dat alsdan de regering van Haar-
lem personen mogt aanstellen om toe te zien of
,er eenige schade aan de bronwery geschiedde.
Den 6 Febr. 1582 verbond Lambrecht van
Dalen zich, om zijne wateren in knilen te
verzamelen en alleen het water der gietslooten
in de Rampen-vaart te laten vloeyen , tenzij
hrj verkoos , het vnile water met eene pomp
over te voeren naar de Noordzyde van den Zijl-
weg, hetgeen bnrgemeesters hem toestonden ;
en wel omdat deze wateren, wegens de af-
slniting van de garen-kokerssluis . met den
singel geen gemeenschap hadden en het wa-
ter aldns door de daar zynde vaarten naar
het Sparen zonde loopen.
Jacob van der Molen en Coenradt Bar-
telemenss sloten dergelyke contracten, doch
de bronwers beweerden, dat zij zich er niet
aan hielden en stelden voor, dat voor het
zniveren van het vnile water zon worden
gezorgd door personen , door de bleekers te
betalen en door Bnrgemeesters aan te stel-
len; waartoe de bleekers, den 16 ,len April
1582 hnnne toestemming gaven.
De bronwers echter verlangden het op-
breken der bleekeryen en beweerden , dat er
geen ander middel tot verbetering mogelyk
was. Te dien einde dienden zy den 13 Juny
1582 een rekest aan de vroedschap in zoowel
namens het bronwers gild als nit naam
van de eigenaars der landen waarin z\j zei-
den dat niet alleen het water onbrnikbaar
. was voor het bronwen, maar dat het vee het niet
wilde drinken en de stank zoo groot was dat
er zeker eene zware ziekte door ontstaan zoude.
Hierop volgden verschillende inspection ,
zoo door bnrgemeesters als door de bron-
wers bevolen, en den 15 Maart 1583 een
interdict van Bnrgemeesters om langer aan
de Zuidzyde van den Zyiweg te bleeken , het-
geen door de Palsgravin vronwe van Brede-
rode, den 20 Maart daaropvolgende , werd
bevestigd. Hiernit ontstond een proces, dat
den 27 Jnnij 1583 werd geelndigd met een
accoord, waarby de bleekers aan de znid-
zyde van den Zyiweg zich verbonden om hunne
bleekeryen met het jaar 1 584 naar de noord-
zijde over te brengen. Dit accoord werd den
3 Maart 1584 bevestigd door eene overeen-
komst , tnsschen de regering van Haarlem en
Reinont, heer van Brederode, waarbij deze
zich verbond nimmer meer bleekerijen te
znllen toelaten aan de zuidzijde van den Zijlweg,
terwyi de stedeiyke regering op zich nam
de bleekers, die hunne bleekerijen moesten
afbreken, schadeloos te stellen.
Sedert dien tijd zyn de voornaamste
bleekeryen gevestigd geweest aan de noord-
zijde van den Zyiweg , langs den weg , en van
Overveen af langs de duinen tot aan Sand-
poort. Omtrent de bleekeryen onder Heem-
stede en Bennebroek, waar er ook velen
waren, bezitten wij geene aanteekeningen.
In welke mate deze bleekerijen waren toege-
nomen , kan men zien nit het achtste deel van
den Tegen woordigen Staat der Vereenigde Ne-
derlanden , Amsterdam by Isaak Tirion.
Hiernit blijkt, dat er in 1762 van de 807
inwoners onder Bloemendaal en Aalbrechts-
berg 407 waren, die als knechts en meiden
op de bleekerijen dienden, welke in het
vroege voorjaar nit Brabant en Overijssel
kwamen en in het najaar weder vertrokken.
De roem dezer bleekerijen was niet alleen
binnen, maar ook bniten 's lands gevestigd,
zoodat meest al het garen nit Engeland
naar de haarlemsche bleekerijen werd ge-
zonden.
u Vreemd is het gewisselyk (zegt de schry-
ver van den Teg. Staat) , dat slegts een zeer
geringe tnsschen wydte , bniten de bepaalde
streek, een onderscheid van Wit maakt,
dat door geene behandeling , kosten of moeite ,
elders op gelyke wijze te verkrijgen is :
schoon de milde natnur en het niterlyk aan-
zien, andere plaatsen met gelyke omstan-
digheden van lucht, water en grond schynt
te begnnstigen. Wonderbaar bevallig vertoo-
nen zich deze bleeken, voornamelijk die der
linnen lakenen, voor het oog der aanschon-
wers , wanneer zy de net afgemaaide velden ,
Digitized by VjOOQIC
280
DE OUDE TIJD.
omringd en doorsneden zien van de helder-
ste wateringen en slooten , die haren oorsprong
hebben ait klare beeken aan de hooger
liggende duinen , waaruit het water met een
zacht geruisch van kristallijne stralen gedu-
rig uitsijpelt : terwijl het altijd jeugdige gras
der velden bedekt ligt met de uitgespreide
lijnwaden, die hier grauw en ruw, elders
meer opgehelderd, eene bekoorlijke verschei-
denheid van gezigten opleveren, tot dat ze
bakken, om ze van de karnemelk, die aan
het lijnwaad eene zwaarte en stevigheid bij-
zet, en van de sterkste loog te zuiveren.
"Hier vertoont zich eene schaar van vrouw-
volk, alle vlug ter voet, rad van handen
en sterk van spieren , ieder even werkzaam ,
niet als of zij zich van een moeilijken ar-
beid , ter genade van zon en lugt , bezig hid-
den ; maar of haar leven in eene gedurige vro-
lijkheid bestond. Het torschen van een goed
Glnsschilderijtje.
allengs met loog en zeep gezuiverd en van
de lugt uitgehaald, de oogen der aanschou-
wers door eene ongemeene witheid doen
schemeren ; die echter minder vermoeid worden
door de verpoosing in het beschouwen der regen-
boogen , die alom door het hoozen der lijnwaden
gevormd worden. Niet minder aangenaam is
het gezigt op de velden , hetzij in het uitleggen
of opnemen der linnens . hetzij aan de spoel-
aantal stukken lijnwaden , die mans krachten
schijnen te vorderen vertoont zich op de beide
schouders dezer vrouwelijke schepsels als eene
gemeene last en schoon 't ligchaam vrij wat
gebukt en gebogen gaat, de geest bezwijkt
niet , maar is aanstonds gereed om in de
waschkamer aan de tobbe, den rij der blijde
zangkeelen, te ondersteunen. Hier weergalmt
het altrjd van boerendeunen , die met zekere
Digitized by VjOOQIC
DE HAARLEMSCHE BLEEKERUEN.
281
houding van koorzang aan den eenen kant
worden opgeheven en aan den anderen be-
an.twoord. Op den droogberg , gemeenlijk een
vlak stuk duin met heigras bewasscben en
op eenigen afstand van de velden afgeschei-
den, daar de laatste hand aan de gebleekte
linnens geslagen wordt , schgnt het een feest-
dag. Hier worden de stukken met een wagen
of kar henen gevoerd, na dat ze voor de
laatste maal zijn opgespoeld, door de geblaauw-
de stijfsel gehaald, en met een rad uitge-
vrongen. Aan den Droogberg gekomen daar
een stekhuisje staat, waarin een menigte
van stekken of stokjes bewaard wordt, zijn
die meiden , welken niets anders van huis
hebben medegedragen , gereed om deze , bij
armen vol op de bekwaamste plaats van den
berg aan te voeren. Hier worden de stukken
linnen op het duingras , dat bij eenen Zomer-
zonneschijn een krachtige warmte heeft, in
de lengte uitgespreid en met de stekken
vastgehecht, vervolgens allengs hooger en
hooger van den grond opgeheven om er den
wind telaten doorspeelen, die langs de lgn-
waden heenen dartelende een golvenden stroom
van blanke sneeuw afschetst. Na dat de zon
en wind de stukken in een korten tjjd tot
hunne volkomene droogte gebracht hebben ,
worden ze op uitgespreide deekens gevou-
wen in de kisten gepakt en met wagens
naar Haarlem den koopman t'huis gebragt
of aan de veeren naar andere plaatsen besteld."
DE KLEEDERDRACHT DER HINDELOOPER VROUWEN.
Onder de eigenaardige volksdrachten , die
hoe langer hoe meer in onbruik komen en
zioh weldra geheel zullen oplossen in den
Parjjschen modestroom, is die van de Hin-
loopers, en wel inzonderheid die van de
vrouwen aldaar niet de minste opmerkelijke.
Een nauwkeurige teekening door de welwil-
lenheid van den heer J. A. v. d. G. te Hinloo-
pen aan ons geworden. , stelt ons in staat,
die kleeding, die nog slechts door enkele
vrouwen gedragen wordt, hier af te beel-
den, waarbij we een verklaring voegen ge-
trokken uit het werkje : "Merktcaardigheden
van Hindeloopen." 1
We zullen aanvangen met de kleeding , die
het meisje droeg, tot dat het circa zes
jaren oud was.
Eerst werd het kind van onderen in 4
oude ellen lange zwachtelen gewikkeld 't geen
men vol hield , zoolang het kind in de luren
bleef. Voor het hoofd droeg men, zooals in
vroegere tijden algemeen de gewoonte was,
buitengewone zorg, door het met eenigever-
1 "Merlcwaardigheden van Hindeloopen enz",
door P. O. Roossies en N. D. Kroesen te Hin-
deloopen en W. Eckboff. Leen warden by W. Eck-
hoff, 1855.
diepingen van mutsen en doeken te bedek-
ken , te weten eerst een wit mutsje , dan een
tweede van gekleurde zyde en met koralen be-
stikt ; hierover werd de sendoak of zondoek van
geruit oostindisch bont geslagen , van achteren
vastgespeld met twee neerhangende slippen
of punten. Tot beschutting van borst en rug
diende een slaapwentke van oostindisch chits ,
't geen eng om het lichaam sloot en waarvan de
66ne mouw open en met haken en oogen
vastgemaakt was. Daarover kwam nog van
onder de kin tot aan het midden een voor-
spelder , op de helft met kant versierd.
Waarschijnlijk om het stukkrabben van
'tgezicht te voorkomen (een zwak van som-
mige driftige kleintjes) trok men het chitsen
morsmouwen aan over armen en handen , wat
zeker niet bijzonder naar den zin van 't kleine
goedje was. Eindelijk nog volgde het kaprujt
van oostindisch chits , waarover een doek van
rood laken, aan de bovenarmen vastgespeld
en hangende over het hoofd met de punt
op den rug.
Met de dertien weken kwam het kind in
de kleeren, of, zooals het heette , het werd
gekleed met de klappert. Een kledtjen van
geruit oostindisch bont, zonder schootje,
waaruit van boven een aan het hemd vast-
SG
Digitized by VjOOQIC
282
BE OUBE TUB.
genaaid fijn linnen kraagje (6eJ) met kanten
omzet kwam kijken. Rokken , waarvan de bo-
veDste van geruit oostindisch bont, van achteren
geplooid (rondtje) , en een bont boezelaar
maakten de kleeding uit van een meisje tot aan
de zes jaren. Het haar liet men inmiddels
groeien en van achteren neerhangen.
Met de zes jaren ging het kind it Stai-
tcers kaed, of het Staverensche kapsel dra-
gen, zoo genaamd, omdat vroeger de vrou-
wen van Stavoren hetzelfde gebrnikten. Het
haar, naar voren gekamd en met een schei-
ding in het midden , werd aan beide zijden
gevlochten en doorstrengeld met wit band
(hemkelint). Beze frisselsnoeren of vlech-
ten, — bestaande uit een witten haarband
met een wollen stroep , waarover nog een
witte haarband van drie oude ellen lengte,
het snoer genaamd, — werden met veel
handigheid op de kruin gekronkeld, of als
een krans om het hoofd gelegd , en bedekt met
een mutsje van oostindisch bont. * Een breed
zyden lint (it lokkexnoer) , soms met goud
en zilver doorweven, werd nu om het hoofd,
bijna geheel over de ooren geslagen , waaruit
een gedeelte van de aan de muts vastgespelde
lokjes van zwart of bruin paardehaar te zien
kwam, die op de dikte van een pijpesteel
waren opgerold. Was het meisje 14 a 15
jaren oud geworden , zoo kreeg het in plaats
van dit Staiwers hoed den breeden hoofd-
of zondoek met neerhangende slippen van
achteren, die voor deze dracht meer ge-
stijfd en in andere plooien gelegd werd.
WINTERKLEEDING.
Bes winters trok men over het keurslyf
een onderst oelof, oer- of overlijf van
laken of wollen stof met mouwen van
zware gebloemde zijde van onderscheidene
kleuren en met wollen stof gevoerd. Baar-
over nog een zwart bratten oelof zonder
mouwen. Beide overlijfjes te zamen noemde
men het geweid (gewaad). Bit boven-
kleed werd onder de borst, ter hoogte en
breedte van ongeveer twee palm, geregen
1 Dit zou men moeten zien, om het duidelij-
ker te kuunen begrijpm en beschrijven.
met zijden veterband van 8 a 10 oude ellen
lengte, waarvan de kleur geel of rood, in
den rouw groen, en in zwaren rouw zwart
was , tot welk rygen men een gouden rijgpen ,
rieuwer , gebruikte, die bij de smiting bo-
venaan, by ongehuwden ter linker-, en bij
gehuwden ter rechterzijde bij den veter werd
ingestoken , en alzoo tot sieraad diende. Soms
was die zoo groot, dat ze tot gebruik on-
geschikt, maar geheel tot versiersel strekte;
men noemde dan zulk een pen toer of torentje.
Een vierkant doekje van geruit oostindisch
bont , (voarpendook , voarspandook, voarpel-
dook of voarpandook) bedekte de borst van het
rijgsel tot aan de kin, waar aan den hals
alleen een smalle zwarte boord zichtbaar
bleef, waarop de getrouwden een rood streepje,
kruisstikje , aan de reenter-, de ongehuwden
een dergelijk aan de linkerhand hadden. Beze
voorspelder dus bedekte den geheelen boezem ,
zoover het overlijfje dien openliet.
Voor de gewone dagen trok men hierover een
jakje , kasah'jntje of karsakientje , met mou-
wen en een kort schootje. Voor den zondag was
de schoot langer, en 't kleed heette dan een
wentke , toenke , oitoynke ; beide jakken waren
van bont oostindisch chits, doch het zon-
dagsche van de beste soort en soms met goud-
of zilverdraad doorweven. Ook de zondoek
was op zon- en feestdagen met meer sier
geplooid en opgezet; de van achteren afda-
lende punten hingen dan niet plat , maar om-
gekromd naar beneden; dat heette dan een
gesteven of steifden zondoek. Een gouden ,
en voor haar die 't betalen kon een juweelen
haarnaald, met het breede einde naar de
rechterzijde voor 't voorhoofd gestoken , was
het teeken van een maagd; de getrouwde
vrouwen droegen die aan de andere zijde.
Be zwarte bovenrok van zware stof, itollen-
of wal-tcorp geheeten , was wyd en van boven
fijn geplooid ; een onderrok van rood of kar-
mozijn laken (ra-wol-himd) had als beneden-
rand een breede zwart fluweelen strook (stems).
Het voorschoot (scherteldook) was, wanneer
het bij de wentke werd gedragen , van bont
0. I. chits met band van zqden veterband,
doch op gewone tijden was het slechts van
blauwe wol , met een kwart el lang stuk van
O.^I. chits bovenaan. Be zyden tas met een
Digitized by VjOOQIC
DE KLEEDERDRACHT DER HINDELOOPER VROUWEN.
283
gouden beugel hing aan de rechterzijde , ter-
wijl aan de linker het bekende tuigje (zie
het 1° deel van dit tijdschrift bladz. 168)
prog genoemd, pronkte.
Oyer de njnsajetten zwarte of karmozyn
roode kousen, droeg men muiltjes, bijzon-
der lang en ruim, de zolen van voren
zeer breed en in het midden smal , de bakken
boog en spits van onderen; de stof op den
voet was van fulp of fluweel. Voor ongeoe-
fenden waren ze niet te gebruiken door het
in- en uitsloffen , 't geen ook oorzaak was , dat
men in Hinloopens straten een voortdurend
geklots hoorde; want scboenen werden daar
bjjna nooit gedragen.
ZOMERKLEEDING.
Gedurende den zomer maakte het wollen
onderst oelof (perlyf) plaats voor een soort-
gelyk van chits (sliepwentke) , de zware zyden
monwen voor mouwen van chits met fijn
linnen gevoerd. 't Karsekijntje en de wentke
werden in de kast geborgen, en men Hep
alleen in de mouwen.
Zooals men zal gezien hebben , speelde het
oostindisch bont en chits aldaar een groote
rol ; 't was meest geruit en van de beste
en deugdzaamste soorten en kleuren.
Voor elke staal had men een bijzonderen
naam , als : billede met misdruk , itskede
mei ra (rood) , hanepootede , graat dammede ,
toanser moat, graat estrikede, bluffede,
bleefcspinnede , radouwedoutoede , rabaksloe-
hede , rahekkede , rapiinksterde , agesottede,
rapaaikede, rakruuskede , geppede , lakkede ,
krabbede, turfede % stoelemattede , en ande-
re. — Ook naar den vorm der figuren gaf
men de namen: waffelkoekede , krentekoek-
jede, talhooltede, achiepeblommede , barge-
blommede, poddehoedede , fjouioer-doewen-
iin-in-hofijen of hok , trullede, schoyede^
riizenbrieede , graathaalmekkede , broere-
baukede , tchuufraaimtede , bokkede , hanje-
lierede, naaigelblomkede , foppesimede enz.
Een Hinlooper kon nit de kleur der Wee-
ding dadelijk opmaken , of ieraand in den rouw
was niet alleen, maar ook in welken graad
van rouw. Men ging immers daar niet in
eens van den zwaren op den lichten rouw
over, maar moest eenige rangen doorloopen,
eer men wedertot de gewone kleeding over-
ging. Zoo was de laatste graad, v66r het
geheel afleggen van den rouw, bont goed
van blauwe en roode streepen of ruiten op
een witten grond. Was men in den zwaren
rouw, zoo kwam men nooit op straat, zon-
der den zwarten bovenrok (schorte) geheel
over 't hoofd te slaan, evenals men dit in
de kerk deed by het gebruik van het
Avondmaal.
Bg 't naar de kerk gaan op gewone tjjden ,
kon men de vrouwen steeds met een ge-
vouwen rooden of blauwen 0. I. doek zien ,
dien ze onder *t gebed om de handen sloegen
en onder de preek over den schoot spreidden.
De gestikte naamletters van de eigenares
lageu dan steeds bovenop. De vroeger ge-
noemde stijve of stie/de zondoek was het
eigenaardig hoofdtooisel van ongehuwden ; by
voorname personen kwam, wanneer zij uit-
gehuwelijkt zouden worden, daarin eenige
ve rendering.
DE BRUID.
De bruid, die des zondags in de kerk
zou trouwen, werd dinsdag te voren ge-
tooid met de bruidsvlecht (breidsfrissel) oi
het wiilsnoer , bestaande uit: een band om
het hoofd , het haar met band gevlochten ,
een muts met een opening boven in, waar
het gevlochten haar door gestoken en opge-
rold opgelegd werd. Hier overheen de foar-
vlechter of huitje van zwaar linnen met
rood laken overtrokken en stijf bestikt, die
voorovergebogen kwam te zitten en van
achteren een driekant flepje met tandjes had ;
twee zwarte lokken hingen aan iedere zijde
der oogen, twee losse vlechten van zwart
garen en wit lint in elkander gevlochten,
werden beneden rond om den voorvlechter
gelegd; eindelflk werd een fraaie doek als
een sluier om het hoofd geslagen. Deze was
van fijn kamerdoek, met breede zoomen en
kleine witte akertjes of van garen gevloch-
ten kwastjes aan de punten ter weerszijde
van het hoofd. Een gouden haarnaald ver-
sierde het voorhoofd. Verder was de klee-
ding als die van den zondag.
Digitized by VjOOQIC
284
DE OUDE TIJD.
Op den trouwdag evenwel had de bruid
een zwarte wentke aan met een blauw boe-
zelaar; ook in plaats van den voorpanddoek
een roodlakenschen borstlap , om echter dade-
lijk bjj de thuiskomst uit de kerk weer met
de eerste verwisseld te worden , evenals de
gewone chitsen kleeding weder dadelijk werd
aangetrokken. Een oude gewoonte was het,
dat de bruid al hare mutsen , door haar als
maagd gedragen, en ook de zondoeken, die
ze als bruid had opgehad, aan harevrouwe-
Zoo was nog voor een 60 a 80 jaren de
algerneene draeht der vrouwen van Hinde-
loopen. Sinds dien tijd is ze meer en meer
zeldzaam geworden, zoodat er thans hoogs-
tens drie a vier vrouwen zijn, die nog in
de oude draeht gaan.
Het bijgaande plaatje , dat vrij nauwkeurig
is , wat snede der verschillende kleedingstuk-
ken betreft, geeft tevens een afbeelding van
een fraaie Hinlooper wieg, zooals die vroe-
ger algemeen in zwang waren en nog niet
lijke verwanten en vriendinnen ten gesehenke
gaf. Des dinsdags na haar trouwdag kreeg zij
DE KLEEDING VAN GETROUWDE VROUW ,
te weten : de voorvlechter werd overtrokkeu
met zeer fijn Fransch kamerdoek en van
boven met kantwerk (de poale) gesloten ,
waarover de gewone zondoek werd gelegd,
die eenigsins grooter was en meer schuins
gericht dan v66r het trouwen.
geheel in onbruik zijn geraakt. Zooals de
meestc meubelstukkcn in Hindeloopen is ook
dezc wieg zeer bont beschilderd , iets wat zoo*
onsmakelijk staat , dat , mogen de Hinloopers
van vroeger er ook al genoegen in gehad hebben,
de tegenwoordigc bewoners er hoe langer hoe
minder gebruik van maken, zoodat al dat
soort van meublement meer en meer naar de
kabinetten der verzamelaars van oudheden
verhuist. Toch raden wij elk aan, die in
Hinloopen komt, te trachten de beide
Digitized by VjOOQIC
DE KLEEDERDRACHT DER HINDELOOPER VROUWEN.
285
kamers daar te zien te krjjgen, die zich
nog geheel, ook wat het huisraad betreft,
in haren oorspronkelijken toestand bevinden.
Op het bijgaand plaatje konden natuurlyk
niet alle kleedingstukken afgebeeld worden,
doch de beschrijving zal genoegzaam duide-
lijk raaken, welke deelen der Hindelooper
dracht de teekenaar heeft willen voorstellen.
DE DRENTHSCHE SCHEPER.
door
A. L. LESTURGEON.
(Vcrvolg van bladz. 268.)
Hier op de heide is onze Scheper ge-
heel te huis, hij zelf zoowel, als zijn
lradde. Hij kent er ieder grazige streek,
waar 't voor haar goed is te weiden,
en elke gevaarlyke stede evenzeer, die
hij om harentwil moet mijden. Er is geen
jeneverbessenstruik ' of gagelboschje * , of hij
weet het a precies aan te duiden ; des noods
zal hy u *t cyfer noemen van de duizend-en-
£en door 't veld slingerende en zich telkens
en telkens kruisende wagensporen en scha-
penpaadjes , en zyt gij er nieuwsgierig naar ,
hy verklapt u zonder te missen al de zon-
nige plekjes , waar meester langoor by voor-
keur zich legt te bakeren, en telt op zyn
vingers u de koppels patryzen en korhoen-
dere s op , die hy in hun opvliegen en neer-
1 Dambceren noemt de Oost-Drenthsche
boer ze, en waarom hij ze alzoo gedoopt hceft,
weet L. ten Kate a te zeggjn, in zijne Aen-
leiding tot de Kennisse van het verhevene
deel der Nederd. Sprake, (Amst., 1723) II,
biz. 614.
* De myrica gale , ook wel laurus brabantica ,
pseudotnyrtus en Drenthsche thee geheeten. Zie
Mr. S. C. H. Piceardt, Heestere in Drenthe,
in Dr. Vollcsalm., 1845, biz. 85, alsmede
Dr. Volksabn., 1846, biz, 256 en Mr. J. Pan,
Drentheche Woorden en Spreekwijzen , verzatn.
en toegelicht in Arch, voor Nederl. Taalk. ,
door A. de Jager, I.
3 Alph. Esqairos zag deze laatsten voor "kalkoe-
nen" aan. Zie Nederl and en het lev en in Ned.,
(Amst, 1858) biz. 194. De schnld zal echter
wel liggen aan zijn hollandschen vertaler, die
op meer plaatsen van dat boek toonde, dat hij
strijken van dag tot dag controleerde. Voor
dergelijke waarnemingen heeft hy toch t\jd
in overvloed , ook zelfs zonder dat hij er zfln
breinaalden om behoeff te laten msten.
Een Drenthsche Scheper zonder breikons
immers is als een Amsterdamsche aanspre-
ker zonder lamfer, als een zestigjarige
jonge-juffer zonder mopshond of koffie-
kransje, — als een koning zonder ko-
ninkrijk. Ook wat dit betreft, is hij een
man van poids in zijn dorp. Wie loopt
daar, zouden wfl haast durven vragen, op
"hozen", waaraan de Scheper zijn bedrevenheid
in de edele breikunst niet getoond heeft. Brei-
dende gengelt hij in gelijkmatigen tred , zeer
gravitatisch en zonder passie , zijn kudde ach-
terna, terwijl hy haar J t voile genot der zoete
vryheid laat , om 't ruime veld in zijn lengte
en breedte naar hartelust te exploiteeren
Zijn collega's op de beruchte Ltlneburger
niet bijzonder in Drenthc tehuin was. Zoo laat hij, —
om dit met een paar voorbeelden te staven , —
Esqnirot spreken van dc houteii veenbrng bij
"Walten" (biz. 181), waar die van Valthe be-
doeld is, — van "pijnboomen" die de heideplanten
verslinden [NB!] (biz. 196) , terwijl hij een voudig
den nen had kannen zeggen, van brandendc
"turf en van "turfbranders" (biz. 197), waar
van bran dead veen voor den boekweitbouw , en
van veenbranders quaes tie is. Wie denkt
hierbij niet onwillekearig aan den "afgod (Gotz)
van Berlichingen", aan debefaamde "botervlieg"
(butterfly) , aan 't "barsten wij daarop" (orisons
Icl-dessusf) van C. Alez. van Ray, en aan meer
dergelijke bokken, door onnadenkende vertalers
geschoteu.
Digitized by VjOOQIC
286
DE OUDE TIJD.
heide mogen zich den tijd bovendien korten l
met mandjesvlechten en lepelsnyden, —
by de absolute eenzijdigheid zijner ontwik-
keling op 't gebied der industrie, weet hy
van niets dan van breiden, 't gansche jaar
door, 't mag zomeren of winteren. Natuur-
lyk niet voor eigen gerief alleen; — nog
veel minder uit klinkklare philanthropie ; —
daar beware hem zijn goede genius voor!
Ook h ij leeft niet van den wind , en ook z ij n
schouw moet rooken, en een stuivertje,
boven zijn gewoon schepersloon verdiend , is
hem volstrekt niet onverschillig. Daarenbo-
ven — voor den ouden dag dient in tijds
gezorgd, als hij van al zyn zwalken en
zwerven in 't veld, bij onweer en wind,
styf en stram zal zijn geworden, en reeds
daardoor voor den broode niet meer werken
of op een daghuur gaan kan, en 't eerge-
voel 't niet gedoogt het maar op de diaco-
niekas te laten aankoraen. Hij kan nu an-
ders leven als een prins. Past hy goed op
zyn tellen en geeft hij blyken van bekwaam-
heid voor zijn vak, dan is hij 't enfant
cheri van den boer! Dikwijls heeft hij zoo-
wel zijn "scheperij", waar hij kosteloos woont ,
als de dorpsleeraar zijn pastorij. Hij is er
echter zelden anders als des nachts. Zelfs
al is hij gehuwd, weet hij uit eigen erva-
ring niet mee te spreken over 't prettige
om met vrouwlief 's middags en 's avonds
te tafelen. De goede sloof brengt de meesten
harer levensdagen in eenzaamheid door, als
een onbestorven weduw. Een schepersvrouw
verschilt daarin weinig of niets van een
schippersvrouw. Meestal toch u eet hij rond
in de boer ," (gelijk oudtyds ook de Drenth-
sche "schoolmeesters" moesten doen;) de
huizen op de rij af, hier drie dagen achter
elkander , daar vier , al naar gelang 't aan-
tal schapen, die zyne zorg zyn toever-
trouwd, — dat wederom in evenredigheid
staat tot de z66- of z66veel "verrels waar-
deel" * , waarvan de schapenhoudende boer
\ Volgens Dr. Herm. Masius, Naturstudien ,
lie Samml., (2e Abdr., Leipz. , 1857) bl. 27.
8 Een vierde gcdeelte van zeker vol aandeel
in de marke. Wien een geheel aandeel toebehoort ,
b«zit een "voile ware" of een "waardeel." Vglk.
Pan , a. w., in v.
de "gerechtigheid" bezit in de gemeene
"marke." Dat is me dan 's avonds een be-
weging en een drukte, in de woning, waar
hij voor dien dag in de kost is! Te nan-
wernood heeft zich zyn schel gefluit, even
als 'smorgens, doen hooren, ten teeken
zijner terugkomst uit het veld en tot waar-
schuwing om de hokken te ontsluiten, of
— de moeder des huizes legt alle ander
werk uit de handen, 't mag dan wezen,
wat het wil, en alles wat aan haar is
roert zich en rept zich, om voor den gast,
die hare gastvrijheid zelfs geen dank schul-
dig blijft zoodra hij 't onthaal genoten
heeft , den maaltijd in gereedheid te hebben.
Zij kan er verzekerd van zyn, hij brengt
een gezonde maag me£ uit de vrye lucht;
hij zal haar schotels geen oneer aandoen.
Ook op zijn onafscheidelyken mcdgezel en
helper moest zij rekenen, want Siep denkt
in zyn hondenphilosophie : "waar myn baas
't goed opgeschept vindt, daar word ik
evenmin met een afgekloven been afgescheept , "
en hij volgt hem, sans gene, in 't huis
der maaltijden. Dan is voor zijn meester
ook 't beste plaatsje aan den haard niet te
goed; hy heeft er een soort van recht op;
het kind des huizes moet het voor hem
ruimen. Waarom ook niet? Een scheper,
die hart heeft voor de schapen , is den Drenth-
schen boer goud waard. Daarom kan hij
veel van hem gedaan krijgen, wat aan een
ander licht zou worden geweigerd. Zoo bezit
hy gewoonlijk het privilegie van ettelijke
schapen in eigendom te hebben, die met
den algemeenen koppel veldwaarts mogen gaan
en die door den boer kosteloos gestald en van hooi
voorzien moeten worden. Zoo ook het recht om
gedurende zeker aantal nachten de -'schaaps-
hekken" l op zijn akkers te zetten. Is om-
1 Zoodra de roggeoogst is afgeloopen , worden ,
ten minste in de Ooatelijke streken van Drenthe,
sommige akkers met losse, opzettelijk daarvoor
vervaardigde , hekken afgeperkt en daarbinnen
dan , gedurende een of meer nachten , de schaaps-
kudde van *t geheelo ^loeg" opgcslotcn, onder
bewaking natuurlijk van belanghebbenden, die
daartoe meestal den "linnenwagen" (wagen met
verdek) insgelijks binnen die omheining plaatsen ,
ten einde zich daarin voor de koude te beschntten.
Digitized by VjOOQIC
DE DRENTHSCHE SCHEPER
287
streeks "Sunt Jaopk" (St. Jacobi) de oogst
rflp , dan wordt zijn rogge 't eerst van
alien gemaaid en in "garsten" gezet , en dat
doet de geheele "boer" ' dan voor hem ,
zonder dat het hem een cent behoeft te
kosten. Zij haalt hem ook de rogge van
den "esch" en de turf uit het veen , en is
er een "groeve" of begrafenismaal , de Sche-
per wordt er, namens de familie des over-
ledenen, zoowel op "geneugd" (genoodigd),
als de predikant en de "kOster." s Kortom ,
hg is in alien opzichte een man in aan-
zien, — een der honoratiores mee* van de
dorpsbevolking , al blijft het bg dit alles
nog zeer betwijfelbaar , of de van ouder tot
ouder op eigen erf gezeten heerboer hem
zonder slag of stoot ook als zgn schoonzoon
zou aannemen, in 't geval hij om de hand
van een van zijn dochters hem aan boord
kwam Nu , dat zg , zoo als 't is.
Hg kan er toch wel een vrouw ora krijgen,
en "kreeg hij" ook al eens bg deze of gene
afkeerige schoone "het achterhek" 8 , hij zou
er toch niet minder zgn wollig volkje om
liefhebben, waar hg dagelijks me6 op-en-
neSrgaat, en waaronder er geen enkele
zich bevindt , hetzg een "eui" 4 of een "weer,"
met witte of met zwarte vacht, of hij kan
u, zonder zich te bedenken, zcggen wie er
Zulk een "nacht-schaap", waarop ieder markge-
noot, naar gelang zijner waardeelen , op zijn bcurt
recht heeft, gaat door voor een eitra-bem eating
van den akker, en vandaar dat ieder er happig
op is. De schapen zelven raoeten zich voor die
nachten met de overgeblevene roggestoppels en
't daartusschen groeiende groene onkruid behel-
pen. Zie hierover Mr. P. W. Alstorphius Greve-
link, Siatistiek der prov. Dr. t (Assen, 1840,)
biz. 102.
1 De bevolking van een boerschap of loeg,
in collectieven zin. Zie Dr. Volksalm. , 1847,
biz. 174 en Pan, in voce. Soms verstaat men
er all een de gezamenlijke hoofden des
hnisgezins door.
3 Deze laatste gewoonte is thans zoo goed als
uitgestorven , ten minste voor zooverre mij be-
kend is.
8 Het achterhek krijgen, — eenDrenthsch
spreekwoord, althans in de Oostelijke streken,
waarvoor de Hollander zegt : een blauwtje loopen.
Zie Dr. Volkgalm., 1849, biz. 217.
4 Een eui of coischaap is een ooisehaap.
de eigenaar van is. Uit duizenden weet hg
't op een prik. En wat een zorg hij heeft,
en hoe teederhartig hjj is voor de zwakken
en de gebrekkigen van de "koppel", voor
de kleine lammeren, die van tijd tot tijd
nog uit de hand met een stuk brood moe-
ten gevoed worden, of ze zouden anders op
weg bezwgken, en hoe hg 't zich getroost,
als er een in 't veld door onvoorzichtigheid
zich bezeerde, zoodat het de kudde niet
meer volgen kan, — hoe hg 't zich dan
getroost, het lijdende dier op zgn schouder
huiswaarts te dragen, — inderdaad! het
beeld van een herder, die de zijnen kent
en bg name roept en wien de schapen vol-
gen, overmits ze zgne stem kennen, het
schoone, aanminnige beeld, waaronder in 't
Evangelie de Zoon des Menschen zich zelf
voorgesteld heeft , als leidsman , verzorger en
beschermer zgner geloovigen, het kon niet
treffender, niet meer naar waarheid, niet
getrouwer en sprekender alzoo geschetst
zgn, indien hij de trekken en de kleuren
daarvoor ontleend had aan den trouwhartigen
zwerver op Drenthe's heidevelden, die daar
de kudden weiden moet. Hg is er geheel
en op-ende-op z66 een ; wij zouden niet weten ,
waarin hij van hem verschilde. — En mocht
hij , om zijn somwijlen wat vreemd , volstrekt
niet Arcadisch toilet, u een voorwerp van
wantrouwen en vreeze lgken , waarde lezer ,
wanneer gg hem op 't stille eenzame veld
bij geval mocht ontmoeten, — gij kunt
geru8t zgn, volkomen gerust! Om zijn be-
scheidenheid en dienstwilligheid , in 't geven
van terechtwijzing b. v. aangaande weg of
pad, steekt de Drenthsche Scheper bepaald
allergunstigst af bij den man van hetzelfde
gild, die op de Ltmeburger heide datzelfde
eentonige leven leidt en van wien dr. Masius
ons verhaalt : "Er wendet sein rothwangiges ,
eben nicht reines Gesicht auf Dich ; aber er
Offhet den Mund nicht um Dir zu sagen ,
dass er Dein Hochdeutsch nicht versteht.
Sprechen ist eine Kunst, die er so selten
abt, dass er vor einem Freraden die An-
strengung nicht machen will , ." Neen, zoo
is de Drenthsche Scheper niet. Integendeel ;
Zie a. w., biz. 27.
Digitized by VjOOQIC
288
DE OtJDE TIJD.
in den regel is hy praatziek, omdat hy
nieuwsgierig is. Hij wil gaarne weten wie
gij zyt, en waar gy vandaan komt, en
waar gij heen gaat, — gy, vreemdeling,
die ongenoodigd u op zyn ryksgebied durffc
vertoonen en hem die weetzucht niet euvel
duiden kunt, zoolang gy er zelf aan mank
gaat. Waartoe gij toch ook op zijn domein,
dan om te weten, wie hij is, dan — om
hem ait te hooren en misschien daarna met
zyn boerschen eenvoud dapper den draak te
steken? — Hy is nieuwsgierig. Goed! Wie
is 't niet? 't Is een teeken, dat de geest
in hem niet dood is of sluimert. Hy heeft
daarmee den aanleg een Columbus, een
Newton , een Humboldt te worden ... En
misgun het hem niet , dat hy , een weinig
buiten 't schreefje misschien naar uw zin,
aan zyn zucht, om zoo mogelijk alles van
u te weten, botviert! Hij leeft dagelijks
zoo goed als buiten de wereld. Al wat er
op 't groote staatstooneel gebeurt gaat buiten
hem om , alsof het niet gebeurde. Vijftigmaal
achter elkander kan er in Parjjs een revolutie
losbarsten, of een keizer van den troon gejaagd
of gevangen genomen worden , of een bastille in-
genomen en verwoest . zonder dat hy er een zier
van gewaar wordt. Ter nauwernood , dat hy op
de hoogte blyft van de nieuwtjes van zijn
eigen u loeg." Van 's morgens tot 's avonds
is het doodsche, eentonige, eenzame veld
zijn verblijf, waar hy niets hoort, dan 't
gerinkel der schaapsbelletjes en 't geblaat
zijner kudde en 't gonzen der byen over de
bloeiende heide, — en komt hy bjj 't on-
dergaan der zon weer te huis , dan is er zoo
veel anders nog te doen , dat hij zich noch om
politiek noch om kerkelyk nieuws bekomme-
ren kan — Och, reken hem dan zijn on-
bescheidenheid in 't vragen en wedervragen
niet hoog aan , als gij met hem in 't gesprek
mocht raken! Om dat gedwongen isolement
is zyn betrekking niet zeer benydenswaardig.
Maar hy schikt er zich in, dat hij aan
veel genots der gezellige samenleving moet
renonceeren. Hy voelt er de scherpe dorens
ook niet van. In 't heide veld ge voelt hy
zich te huis, meer nog, geloof ik, dan
binnen de wanden, waar zyn vrouw en
kinderen wonen. Als hy daar eenmaal de
lucht van wegheeffc, dan gaat het hem
als den schipper, die eenmaal de zee heeft
geroken Hy zou met geen koning willen
ruilen, vooral niet met die constitutioneele
stroopoppen van den hedendaagschen tijd , die
vr{j wat minder te zeggen hebben, dan hy
te midden van zyn schapen. Op zijn minst
zou hy voorzeker niet ruilen willen met menig
predikant by een gemeente van "afgeschei-
denen", en ook met vele onderwyzers niet.
Schynt het al wat raar, hier in Drenthe
vindt men het werkelyk alzoo , dat en zoo'n
predikant en zoo'n onderwyzer lang zoo ruim
niet beloond wordt als hy, die aan 'thoofd
der schaapskudde staat ! * Scheper te zjjn is
in menig Drenthsch dorp hetzelfde als van
zyn renten te leven. Dat mag hij er dan
trouwens ook wel van hebben, die overigens
wel niet met zwaren arbeid in 't zweet des
aanschijns zijn brood moet verdienen, maar
toch, vooral des winters, nog al tamelyk
wel zyn aandeel meSkrygt van de guurheid
en ruwheid des weders; — daarvoor komt
hem dan het voorrecht wel toe, van onbe-
krompen en , voor zyn doen , royaal te kun-
nen leven.
Voor deze maal nemen wg afscheid van
den Drenthschen Scheper.
Zweeloo, 21 Mei 1870.
1 Althans ia mijn woonplaats is 't zoo. Onze
"Zweeler Scheper" heeft 12 a 1500 schapen on-
der zgn kommando. Per hoofd geniet hy jaarlijks
daarvan 2 cent. Dan heeft hg *t privilegie nog
82 schapen , die hem zelf in eigen dom behooren ,
meS te mogen laten weidcn in H veld, waar hij
zelf geen "gerechtigheid" beiit. De boeren zijn
vcrder vcrplicht, die 82 schapen te stallen en
op stal te vo&ren. Hij heeft ook nog het recht
van eenige "nachtschaap" op die akkers, die hy
in huur gebruikt, om er zijn eigen "broodkoren"
te verbonwen.
Onze hulponderwijzer echter moet zien, hoc
hij zich fatsoculijk van honderd rijksdaalders in
't jaar bedruipt en de ambitie voor zyn vak niet
in de pijp laat branden!
Digitized by VjOOQIC
DE BLAUWE SCHUIT OF T NARRESCHIP.
289
DE BLAUWE SCHUIT OF T NARRESCHIP.
Ondcr de vermaken, die den Vastentijd
Toorafgingen , bekleedde het rondvoeren van
het narreschip of de blauwe schuit niet de
minste plaats. Men weet het , men was vroeger
onuitputtelyk in het uitvinden van aller-
lei aardigheden en wist ze te pas bren-
gen bij alle, ook zelfs bij godsdienstige ge-
doorgedrongen ? Och neen, al behoefden de
gereformeerden ook al niet te vasten (ofschoon
sommigen het nog wel deden , niet alleen uit
gebrek, maar ook nit een godsdienstig beginsel)
toch liet men ook onder hen het pretmaken , de
voorbode ervan , niet ongebruikt voorbij gaan.
Immers nog in 1606 trok Caspar Colhaes ver-
Hct narreschip.
legenheden. Van pretmaken hield men al even-
veel als tegenwoordig. Geen wonder dus , dat
v66r den Vastentijd , waarin men zich het ge-
not van vleesch en van sommig ander geliefkoosd
voedsel en niet minder het maken van pret
moest ontzeggen, dat v66r die Vastentijd
inging, men zijn maag en buik eerst nog
eens duchtig te goed deed en ook zijn lust
tot pleizier maken nog eens zoo botvierde,
dat men eenigen tijd op het genotene kon
teeren. En, zou men zeggen, dat hield bij
ons toch zeker op, toen de hervorming liier was
lb70.
schrikkelijk te velde tegen de mommerijen en
maskeraden, het musiceren en het wijndrin-
ken bij die gelegenheden , en dat, zegt een
ander gelijktijdig schrijver , en dat wel "die
welcke haer ghereformeert noemen doen dat
ook." Het scheen, dat op die dagen de ge-
heele wereld gek en dol was geworden , znlke
vreemde streken werden er uitgehaald , gelijk
dit nog het geval is in de R. K. landen op
de karnevalsdagen.
Evenals de geleerden van vroeger den oor-
sprong van alles uit de tijden der Grieken
37
Digitized by VjOOQIC
290
DE OUDE TIJD.
en Romeinen willen halen — waarom dan ook
op de hoogere scholen wel onderricht in de
Grieksche en Romeinsche ondheden , maar niet
in die van ons land wordt gegeven — zoo ook
wil men in de zotte kuren en vermommin-
gen, die men maakte, navolgingen zien
van de dansen en kunsten, die de Arkadi-
sche herders en herderinnen, in bokken- en
geitenvellen gestoken, jaarlijks omtrent den
vastentijd ter eere van den god Pan uitvoer-
den. De Romeinen zouden dat moois van de
Grieken overgenomen en ook bij ons over-
gebracht hebben. Zoo zegt men , maar ik wil
niet als zegsman genoemd worden. In ieder
geval is het waar, dat men er bier veel van
hield een beestencostnum ieder naar zijn aard
tot zyn maskeradenpak te kiezen; ook was
er geen gebrek aan duivels en narren — o ,
die liep men elk oogenblik tegen 't lijf ! Vruch-
teloos trachtte de Regeering die moramerijen
tegen te gaan , wgl daarbfl niet alleen onge-
regeldheden , maar zelfs moorden konden voor-
vallen , zonder dat de daders herkend werden.
Doch of zij ze geheel verbood, of om aan
het verlangen der gemeente te gemoet ko-
men , ze toestond alleen over dag , men stoorde
zich er niet aan : de kwaal was te diep gewor-
teld. Immers zelfs de geestelflken namen deel
aan dat spel.
Maar om op het narreschip of de blanwe
schuit terug te komen. Bijzonder veel weten
we er niet van. Men wil , dat het een over-
blijfsel was nit den heidenschen tijd , en her-
innerde aan het schip van den Zonnegod , die
tegen den karnevalstijd zich weder krachti-
ger begint te toonen. 'tWas daarom, dat
de geestelijken nog al tegen dat schip ijverden,
als zijndeeen heidensch gebruik. Of 't juist wel
alleen bij de karnevalsgelegenheid was dat
het schip voor den dag kwam, zou ik
zeer betwjjfelen en eerder gelooven, dat het
dezelfde rol vervulde als hier en daar de
reuzen en reuzinnen deden en het , even als zij ,
ook bij andere festiviteiten en oramegangen
in den stoet paradeerde.
Evenals de reuzen schijnt het ook wel
een uitstapje naar andere steden'gemaakt te
hebben, wat men nit het volgende op zoude
raaken, 't geen ook door den schrijver van
u de Volksvermaken" medegedeeld wordt.
De bewoners van het dorp Inda of Corneli-
munster, derdehalf uur van Aken gelegen,
hadden in de 12* eeuw znlk een schuit op
wielen gemaakt, waar ze zich zelf voorspan-
den. Onder groot pleizier en lawaai trokken
ze daarmede den weg op naar Aken, waar
door de burgerij aan hen en hun schuit zooveel
eer bewezen werd als of de Hemel weet wie
aan Aken een bezoek bracht. Alles , jong en oud,
liep uit. Van Aken werd de tocht voortgezet naar
Maastricht. De wevers , aan wien de zorg voor
de schuit was toevertrouwd , deden op dien
tocht de dienst als paarden. Een mensch moet
zjjn pleizier maar zoeken , waar hij 't vindt ;
zjj hadden daar nu pret in, schoon 't stel-
lig een flinke vracht was , een schuit , waarin
zoovele personen, overheden, muzikanten en nog
meer gepakt waren ! Men kwam te Maastricht ,
waar weer evenveel pret werd gemaakt, en waar
de schuit met een mast en zeil werd verfraaid.
Daarop werd de reis ondernomen naar Ton-
geren en 't land van Loon, onder begelei-
ding van een jolenden en jubelenden, dansenden
en springenden stoet.
Hoe jammer toch, dat al die aardigheden
uit de wereld zijn!
Hadden de overheden het niet erg op de
mommerjjen , de pret van het rondvoeren van
het narreschip gunden zjj het volk gaame
en gaven er zelfs wel eenig geld voor ter
tegemoetkoming in de onkosten; zooals we
onder anderen vinden, dat Nymegenin 1550
een vereering schonk aan "den scipgezellen ,
die metter blauwer scute omvoiren. ,,
Het schip , door onze afbeelding voorgesteld ,
is , zooals men ziet , gevuld met verschillende
personen, die beesten- en duivelskarakters ver-
vullen ; een ander , als arts gekleed , en hou-
dende een urinaal in de hand , houdt zich
bezig met de kunst der geneesmeesters
bespottelijk te maken; terwjjl een filo-
soof leerredenen schijnt te houden over
het tiktakspel, waarvoor hem tot belooning
door een der narren de hoed op het hoofd
gedrukt wordt. Hier en daar in de straten
hield waarschijnlijk het schip stil , en gingen
de passagiers de een of andere grap ver-
toonen. Zoo wordt op het bjjgaand plaatje
het schip aangevallen en verdedigd met be-
hulp van allerlei bespottelijke wapenen.
Digitized by VjOOQIC
DE BLAUWE SCHUIT OF 'T NARRESCHIP.
291
Evenals wij hadden de Duitschers hunne
narreschepen ; zelfs , zegt ter Gouw , verscheen
er een gedicht over in druk door den stads-
syndicus van Straatsburg Sebastiaan Brandt ,
wat ten gevolge had, dat de Domheer en
Doktor in de Theologie Geiler von Kaisers-
berg aldaar over dat sehip meer dan honderd
en tien preeken hield, die gedrukt wer-
den en veel aftrek hadden , zoodat ze in 1500
ook in eene Hollandsche vertaling verschenen ,
doch zonder het Narreschip te knnnen be-
nadeelen , dat hier nog steeds tot aan de
hervorming bleef varen.
DIEVERIJ BIJ OVERSTROOMINGEN.
Wanneer tegenwoordig ons land door over-
stroomingen geteisterd wordt . daagt spoedig
van alle kanten hulp op tot ondersteuning
van de ongelukkigen ; groot en klein, jong
en oud, ieder draagt van 't zijne bij, om
het verlies zooveel mogeljjk te vergoeden , en
't heugt mij niet, ooit gehoord of gelezen
te hebben, dat iemand getracht heeft, de
slachtoffers der ramp nog ongelukkiger te
maken.
Bjj de belangrijke doorbraken in 1726
schijnt dat geheel anders te zijn toegegaan,
blijkens het Placcaat , door Haar Ed. Groot-
mogende door den druk bekend gemaakt.
"Also wij in ervaringe zijn gekomen , dat
bij de tegenwoordige inbraak van Djjken,
uyt de Huvzen door het water beloopen,
en nedergestort , als die omringt zijn met
water , gelijk mede . uyt de Praamen , Schuy-
ten, of ander Vaartuig, Meubilen, Huys-
raad, Kasten, Kisten, Hennip, Balken en
wat des meer daar in , of aan behorende is
weggehaalty geplundert, gerooft of na el-
ders vervoert werd. Zoo isH
dat Wij, om de ongelukkige Menschen
tegen zodanige roveryen , zoveel mogelijk ,
te beschermen , goedgevonden hebben te ver-
klaren en te statueeren , zoals Wij verklaren
en statueeren mits dezen, alle zodanige ro-
verijen te houden voor gequalificeerde Die-
verrjen ; als Huysbraaken , en zodanige ,
waartegen de strafFe des Doods gestelt, en
dat mitsdien alien en een iegelgk, die aan
zodanige zaken schuldig worden bevonden,
met de koorde zullen worden gestraft, dat
er de Dood na volgt.
Belovende hier mede, op dat de Daders
des te beter mogen worden ontdekt een
praemie van hondert guldens aan degeene,
die zodanige Misdadigers zal weeten aan te
wijzen, dat ze in handen van de Justitie
geraken, en van het fait overtuigt werden;
alsmede, zo denzelven daar ook aan mogte
schuldig zijn , impuniteit van de straffe boven
de praemie, en dat deszelfs naam, zulks
begeerende , zal worden gesecreteert enz. enz."
Zouden de menschen beter geworden zijn ,
of is de betere indenting der policie oor-
zaak, dat dergelijke waarschuwingen over-
bodig zijn geworden?
WAT ER ALZOO IN EEN BURGERHUIS VAN DE 17 e EEUW TE VINDEN WAS.
DOOE
D. VAN DER KELLEN Jr.
(Vervolg van bladz. 246).
"En hoe staat het er mede : is het kleintje
al gedoopt, of maakt men hier niet veel
haast daarvan?"
<4 B|j de Roomsch-Katholijken , dat weet
gg, brengt de leer mede, de kinderen zoo
spoedig mogelgk te doopen. Onder ons was
dat vroeger ook zoo, maar tegenwoordig is
dat alleen onder de mindere burgerlui de
gewoonte , even als bij de streng geloovigen ,
die het er voor houden , dat de doop de erf-
Digitized by VjOOQiC
292
DE OUDE TIJD.
zonde afwascht. Wat de menschen zich van die
afwassching al rare idefin vormen , bleek me
nog bij onze voorgaande baker. Op een mooien
dag ging ik met mijne vrouw weder voor 't eerst
na hare bevalling uit ; het kindje , dat door de
baker gedragen werd, was toen vier weken
oud. 't Was heerlijk weer, maar op eens
betrekt de lucht en een zwaar onweder is
in aantocht. Daar gaat me een, twee, drie
de baker, zoo hard haar oude beenen dat
toelieten, met het ongedoopte kind aan den
loop en rust niet voor ze thuis is. We volg-
den haar zoo spoedig we konden, en naar
de oorzaak van hare haast gevraagd heb-
bende, zeide z\j "met zulk een ongedoopt
kind , zulk een klein verd . . melingetje , kon
de hand des Heeren ons getroffen hebben!"
Dat arme kind! Hadde de bliksem de kens
gehad op wie hij neer zou komen, gewis
hij had niet het kind maar de baker ge-
troffen, want den volgenden dag moesten
wij haar om hare verregaande diefstallen
wegzenden. !
"Onder de hoogere standen maakt men
tegenwoordig minder haast met het doopen
en wacht men gewoonlijk tot de moeder haar
zoogenaamden "kerkgang" gedaan heeft; dat
gebeurt zes weken na hare bevalling. 't Heet
een schandaal, als een vrouw y66t dien
kerkgang op straat of in 't openbaar wordt
gezien , iets , wat ik altijd bespottelijk vind ;
want kan een vrouw zes weken wachten
met den goeden God dank te zeggen voor het
haar geschonken geluk ; dankt ze niet reeds ,
terwyl ze daar nog zwak en hulpbehoevend
neerligt in hare stille kraamkamer en in ge-
zelschap van den trouwen deelgenoot in haar
geluk, dan zal die dankbede in 't openbaar
ook zoo erg hartelyk niet gemeend zijn,
omgeven als men daar is van menschen, die
ons voor een groot deel geheel onverschillig
en vreemd zijn.
"Vroeger, maar dat is thans geheel uit,
volgde er dan dadelijk bij de thuiskomst van
den "kerkgang" een feest en maaltgd , "be-
gankenismaal" geheeten, waarbij het zeer
druk toeging , als blijkt uit de keuren daarop
1 Voor een paar jareti letterlijk bij schrijver
dezes voorgevallen.
gesteld , waarbij 't verboden werd hier meer
dan zes, daar meer dan twaalf vrouwen ter
begankenis-maaltijd te ontvangen, terwijl, toen
na de hervorming die keuren versleten zijnde ,
de geestelrjkheid die feesten zeer afkeurde
en tegenwerkte, als tegen de sabbath wet
strijdende. Thans hoort men er niet meer van ;
maar daarvoor zijn de doopmalen, waarbij
ook zoo iets kijken komt, in de plaats
getreden.
"Maar om op den doop zelf terug te komen.
Ik moet u bekennen, dat ik voor mij er
geheel geen haast mede maak , daar die af-
wassching der zonde boven mijn begrip gaat
en ik daarvan niets geloof. Wie kan het
van den goeden God veronderstellen , dat
Hij ten gevolge van die besproeiing met
water dat kind bevoorrechten zal boven een
ander, dat Heiden geboren en niet gedoopt
is? Een vreemd idee van een rechtvaardig
God ! En daarbij , wat is er te verge ven , '
waar nog geen kwaad gedaan is?
"Wil men in den doop een herinnering
zien voor de ouders, om het kind naar
Christus' lessen groot te brengen , dat is nog
iets; maar welke rechtgeaarde ouders nemen
zich zulks niet reeds dadelijk bij de geboorte
van hun kind voor? Zooals ik met u over
die zaken spreek , kan ik echter slechts met
cnkelen spreken ; men zou me vrijgeest noe-
men; en rust en vrede te houden is ook
Christenplicht. Dus ik zwijg liefet over al
die zaken. Maar later zal dat alles wel ver-
anderen en de geest van de christelijke leer
zich weten te ontdoen van het kleed en de
lappen en lorren, waarin men haar gesto-
ken heeft." —
"Och, manlief, zwijg nu toch, als ik u
bidden mag; je weet immers, 't doet me
altijd verfiriet, als ik je zoo hoor spreken."
"En verdriet wil ik mijn beste vrouw
niet doen, vooral nu, nu ze zich weer zoo
recht gelukkig gevoelt, niet waar? En ook
het doopen en de daarmede gepaard gaande
opteekening in de doopregisters is toch noodig.
Waar moest men anders het bewys vinden ,
dat men geboren is?
"Het zij hoe het wil , er wordt veel werk
gemaakt van het doopen of liever van het-
geen, wat eigenlijk niets bij zulk een plech-
Digitized by VjOOQIC
WAT ER ALZOO IN EEN BURGERHUIS VAN DE 17° EEUW TE VINDEN WAS. 293
tigheid en bij de christelijke nederigheid te
pas komt. Ieder naar zijn stand zoekt zyn
kind dan zoo fraai mogelijk met satijn en
zijde op te schikken ; het is haast niet terug
te vinden onder al de kant, wa^arin het als
verhorgen is, en waarover weer een satijnen
wade met kanten , soms met hermelijnen rand
gespreid wordt. Eindelijk kwara voor de koude
bq het verlaten der kerk nog een fiuweelen
of damasten kleed over alles heen.
"Dan weder ziet men den doopeling in een
doopkleed van wit satijn of zijde met zulk
een langen sleep, dat
die twee of driemalen
om den hals van de
baker gewonden of door
een der getuigen ge-
dragen moet worden.
Er zijn wel van die
doopstellen , die meer
dan twee duizend gul-
den kosten ; dus ge
begrijpt , z66 uit te blin-
ken is alleen moge-
lyk voor de grooten,
schoon ook de deftige
burger er niet tegen
opziet voor die gele-
genheid 'eens diep in
de beurs te tasten.
Ook bjj hen ontbreekt
het niet aan kant
en zjjde, en vooral op
de luiers is men dan
bijzonder keurig , en op
de gestikte en chit-
schen dekentjes ! Bij
die gelegenheid wordt
ook het pronk-speldenkussen aangesproken ,
en de met zooveel zorg met spelden gesto-
ken harten en kransjes en namen worden
thans gesloopt.
"Wacht eens even, ik kan u een meer
duideljjk denkbeeld geven , door je het por-
tret van een onzer kleintjes in doopkostuum
te halen; 't hangt hiernaast." —
"Goede vriend, wat geeft ge u toch een
moeite voor ons."
"'t Heeft niets te beduiden , anders is het
toch niet mogelijk , dat gij u een denkbeeld van
zulk een aangekleed popje kunt maken. Ge
moet de schilderjj niet als kunstwerk beschou-
wen ; uit dat oogpunt beschouwd is 't niet veel
bijzonders , maar ge begrijpt , een goed kun-
stenaar zou zich niet met zoo iets ophouden.
Wij wenschten dan ook hoofdzakelijk slechts
een portret van de kleeding te hebben.
u Maar nu het onze over het opbakeren. Wij
hebben er het onze van, maar wie er nog
meer genoeg van had , het was het arme
kind, dat zoo schrikkelijk gefrommeld en
gedommeld was geworden. Geen wonder dat
het zich met kracht ver-
zette en menig kantje
gescheurd werd door
de kleine handjes ,
waarmede het schep-
seltje zich zocht te ver-
weeren. Daarom ver-
trouw ik in die oogen-
blikken geen 66n baker ;
haar plicht, haar eer,
haar roem vereischen,
dat het kind er uitziet
als "een brand" en on-
verfrommeld. En wie
kan zulk een kunststuk
uitvoeren, wanneer de
kleine rebel zich ver-
weert?Neen, een paar
droppeltjes slaapdrank
alleen kunnen haar
redden, zooals in de
kerk de dot (de in
melk gedoptegesuikerde
pop) haar te hulp
Ken doopeling. moet komen , om te
verhoeden, dat de kleine
dwingeland den dominee overschreeuwe.
"Inmiddels heeft ook de vader zich ge-
kleed, waarvoor dikwijls een nieuwe tabberd
of pak was aangeschaft, — de deftige bur-
gers trokken dan hun feestkleed aan , waarin
ze getrouwd waren en mee ten avondmaal
gingen. De getuigen, de broeders, zusters,
vrienden, die mede ten doop zouden gaan,
kwamen achtereenvolgens aan, ieder naar
vermogen op zijn fraaist getooid.
En is nu alles gereed, dan wordt som-
tijds nog y66t het naar de kerk gaan aan
Digitized by VjOOQIC
294
DE OUDE TIJD.
buren en bekenden vergund , het kind , of lfe-
ver zijn mooie pak te komen zien, en hun
eenige ververschingen voorgezet. Zonder wat
te eten of te drinken kan het bij ons nooit
afloopen. Eindelgk is alles gereed , en al naar
de stand en middelen het toelaten, stijgt
men in de karos of gaat men te voet. In
het laatste geval loopt de baker als een
princes met het kind op de armen, waar-
over dan een sprei, van boven op de schou-
ders van de baker vastgespeld, neerhangt.
Vroeger volgde daarbjj een talrijke stoet van
belangstellenden , die dan bij het tenuis komen
aan het feestmaal deel nemen mochten. Door
kenren zocht de regeering dit tegen te gaan. De
stedeljjke overheid bemoeide zich vroeger met
alles , tot in de minste kleinigheden , en wel is
het vreemd , dat een volk , dat steeds als zoo
vrijheidlievend genoemd wordt, het toeliet,
dat zij zelfs in hunne woning niet vrij
waren , zooveel personen bij zich te ontvan-
gen als hun zelf goed dacht. Wij voor ons,
wfl zouden er ons tegenwoordig niet gaarne
aan onderwerpen. 1
4 *In vroegere tqden gebruikte men bjjhet
doopen groote zware steenen of koperen doop-
vonten , die in een byzondere kapel of wel
in het koor -der kerk op een vaste plaats
stonden. Komt gg in 's Hertogenbosch of in
Zutfen, vergeet dan niet in die steden de
beide prachtige koperen doopvonten te gaan
zien. Zij worden met deksels gesloten, die
z66 zwaar (niet lomp) zijn, dat ze opgehe-
schen moeten worden, zoo men ze gebrui-
ken wil. Thans echter geschiedt by de her-
vormden de doop binnen 'thekje voor den
preekstoel , waar men eenvondig een koperen of
zilveren, soms een gonden bekken, meestal
geschenken van den een of anderen rQken
gever, op een koperen voetstuk plaatst, en
er dan eenig warm water ingiet.
1 Men beklaagt zich ia onzen tijd nog al eens
OTer strenge policieTerordeningcn, schoon die ons
in onze hnizen toch gehcel vrij laten. Toch kan
hij, die zelf Toor orde is, in onze tegenwoordige
reglementen niets vinden, wat moeielijk na te
komen is, of wat hij reeds, ook zonder reglement,
niet gedaan of gelaten zou hebben. Alleen is het te
bejammeren , dat waar de wet ten bestaan, niet
strenger op de nakoming gelet wordt.
" Wat bg het doopen een trenrigen indrnk
geeft, 't is wanneer men een klein schaap
binnen het doophek gebracht ziet , dat in den
rouw is , waarvan de moeder in 't kraambed
is gestorven. Dan is het geheel in 't wit met
zwarte randen en strikken. Eveneens. ziet
men ze ook zoo in rouw, wanneer de ouders
in ronw zijn.
"Komt men uit de kerk, dan wordt het
kind door den vader gezegend , waarop weder
de gesnikerde rynwijn voor den dag komt,
en de beker met den versierden kandeel-
stok lustig rondgaat.
"Inmiddels is de feestdisch gereed gemaakt ,
die dikwijls niet voor de brniloftstafel be-
hoeffc onder te doen. Hoe fraaier ze is,
hoe meer eer voor den kleine en voor de
famielje. Aan heildronken en dichterlyke uit-
boezemingen is er dan ook geen gebrek,
vooral wanneer de doopeling, na door de
baker uitgekleed en weer herkleed te zijn,
aan de tafel verschijnt en den gasten op
nienw gepresenteerd wordt. Dat depillegift,
door den Peter en Meter gegeven , ook daarbij
ter sprake komt en van alle zijden bezien
en beoordeeld wordt , kunt gij wel begrijpen.
Dat die ook dikwflls stof tot jalouzie tus-
schen de verschillende leden der famielje
geeft, is ook vrij natuurlijk. Heeft oom Jan
aan het kind van Neef Piet iets gegeven ,
wat een paar gulden meer kan gekost heb-
ben dan wat hij aan dat van Neef Klaas
gaf , dan vergeet men zoo iets niet licht." —
"Naar men zegt , wordt van die pillegiften
veel werk gemaakt, 't zal dus, dunkt mij,
op die wyze een dure liefhebberij worden." —
"Wat een mensch , die een eenigzins groote
famielje heeft daaraan een geld kan kwijt-
raken. zou ik u kunnen toonen. Ik heb hier
een uittreksel uit een "Dagboek" van een
mijner nichten u Maria van den Cor put,
geb. 34 Oct. 1603, gehuwd 26 Nov. 4624
met Mr. Abraham van der Meer , en voor
de tweede maal met Chanel Loten den 27
Sept. 4648". Ik vond het onder hare nala-
tenschap en heb voor een aardigheid er uit
overgeschreven , wat al kinderen dat goede
mensch en haar mannen ten doop geheven,
en wat al geld zij aan pillegiften besteed
hebben. Zoo ik niet vreesde, u te vervelen,
Digitized by VjOOQIC
WAT ER ALZOO IN EEN BURGERHUIS VAN DE 1 7 e EEUW TE VINDEN WAS. 295
zou ik het u met alle genoegen eens voor-
lezen." —
"Wei zeker , recht gaarne hooren we alles ,
wat on8 te dien opzichte iets leeren kan." —
"Zoo als gij wilt. Hoort dan slechts.
Memorie van de kinderen , die mijne L(ieve)
Man oft ick geheven hebben. !
An . 1625 in Mey heeffc mijnen L. Man ge-
tuyge geweest van een Dochter van
Neef de Wilhem , genaemt Maria ,
— gaven tot een pillegave eene
silvre Sckale costende 44gld.
An . 1625 in September is mijnen L. Man ge-
tuyge geweest van een Soon van
Monfrere de Wit * genaemt Johan. 8
Wij gaven 2 silvre Schalen, die
costen 83 gld.
An . 1626 heeffc mijnen L. Man getuyge ge-
weest over een Soon van Geertjen
Loureyss en gaven een dobbelen
rtjder doende II — 6 (/ll— 6
8tniv. ?) en een Spaensche mat 2 — 8
(/2 — 8 stniv.?)
't Selve Jaer heeffc mijnen L. Man
getuyge geweest van een Soon van
Gerrit onsen Schoenlapper(I) ge-
naemt Jan en gaven 1 Engelot 6 — 4
en een Spaensche mat 2 — 8.
An . 1627 heeffc mijnen L. Man getuyge ge-
weest van een Soon van ons Neef
van Velsen genaemt Willem —
gaven tot een pilgave een silvre
schaal costende 40 — 17.
An . 1630 heb ick getuyge geweest in October
van een Dochter van Monfrere
van Sypesteyn genaemt Maria ga-
ven een silver Commeken costende
26 gld.
An . 1632 in November heb ick getuyge ge-
weest van 'teerste kind van onse
dochter de Jonge , 4 sijnde een Soon
genaemt Bonifacius gaven tot een
pilgave 2 silvre ieUooren (borden)
1 Medcgedeeld door den Heer J. Rutten te
Dordrecht.
2 Jacob de Witt, gehuwd met Anna van den
Corput
3 Johan de Witt, vermoord te 's Hage in 1672.
4 Dit was dus een kind nit een vroegerhnwe-
lijk van v. d. Mecr.
costende 90 gld.
An . 1633 in December heeffc mijnen L. Man
getuyge geweest van een Dochter
van onse dochter de Jonge genaemt
Anna gaven een silvre kandelaer
costen 73 gld.
An . 1635 in Augusti heb ick getuyge geweest
van een Dochter van Cornelia Pie-
terssz. onsen Pachter en gaven tot
eene pilgave eenen silveren bierbe-
ker costende 22 — 10.
An . 1636 in January heb ick getuyge geweest
van een Soon van Monfrere Fivier
genaemt Johan en gaven tot een
pilgave eenen silvren Mostertpot
met een peperbosse (geschikte ge-
schenken voor een pas geboren kind !)
costende 56 gld.
An . 1638 in Meert heb ick getuyge geweest
van eenen Sone van onsen Soon
Willem van der Meer, genaemt
Jacob en gaven tot een pilgave
30 Bycxdaalders comt. 75 gld.
An ; 1639 den 8 8ten February heb ick getuyge
geweest van de dochter van onse
JosijtUjen Gerrits genaemt Anna
en gaf tot een pilgave 2 silvre
Upela costende 7 — 10 — 0.
An . 1645 den 20 sten November heb ick ge-
tuyge geweest van een Soon van
mijn Sodn Noey genaemt Gerard,
die dynsdach te voren op den 14 dcn
geboren was en gaf tot een pilgave
een silvre Cruytdoos costende naer
mijn onthout omtrent 12 pont groot.
An . 1647 op den 7 den October sij ick getuyge
geweest van een soon van m\jn Soon
en Dochter Noey genaemt naer myn
L. Man Z(aliger) Abraham en gaf
tot een pilgave Eene goude vliege
met haer toebehooren ' verciert met
elf diamant steenen weerdich sijnde
met gout en fatsoen omtrent
hondert gl.
Ano. 1650 den 12 den January is mijnen L.
Man * getuyge geweest van een
1 Vliege. Waarschijnlijk een verciersel (op den
hoed?) in den vorm Tan een vlieg.
* Dit was haar tweede lieve man, die waar-
Digitized by VjOOQIC
296
DK OUDE TIJD.
Dochter van onsen soon Noey ge-
naemt Belia en gaven tot eon pil-
gave een silver Lampet (schenk-
kan) costende 255 — 2 — 8.
Den 30 Mey geboren sy ick getuyge
geweest Tan eenen soon van onsen
sone Loten die genaemt is Isaack
en gaven tot een pilgave een Door-
luchtige gedreven silvere benne
(kraamben) costende 225
Den 8 ? December 4651 is geboren
een Dochter van Neef van Ztoyn-
drecht genaemt Cornelia, waaraf
mijne L. Man getuyge is en gaf tot
een pilgave een cleyn silvren lam-
pet met een becken ovaelsgewijse
costende 1 1 4 — 8 — 0.
An°. 1657 den 2 den Augusti is geboren een
Dochter van Neef de Witt Rwoaert
van Putten , genaemt Anna, waaraf
ick getuyge sy geweest en gaf tot
een pilgave eenen silveren Hang-
' blaker costende 66 — .
An . 1659 den .... Mey ben ick getuyge ge-
weest van eenen soon van Stryen
Pauwelssz. JJaspeck die genaemt is
Cornelia en gaf tot een pilgave een
silver en beker, costende 19 — 10 — .
An°. 1660 den 16 den Mey is geboren het eerste
kint van mijn Dochter Pivier synde
een Soon waerof ick getuyge sy
geweest genaemt Antony en gaf
tot een pilgave een groen More'
ledikant, waerdich naer mjjn gis-
singe 280—0—0.
An°. 1667 den 11 Jannuary is geboren een
Dochter van myn Soon en Dochter
Pivier alwaer ick op den 17 den
synde Maendag sy getuyge ge-
weest en is naer my genaemt Maria.
Ick gaf haer tot een gedachtenisse
14 fijne Damaste servetten met een
Schietdwael en een vierkant tafel-
laken, daertoe alle van mijn hant
gesponnen gecost hebbende
110—0—0.
schijnlijk, zooals men uit de pilgaven, die van
meer bclang wordcn dan bij haar eersten man,
kan opmaken, over meer middelen Icon beschik-
ken. Misschien ook was de eerste zuiniger.
An . 1669 den 5 den October sy ick getuyge ge-
weest van een Soon van mijnen Sone
en Dochter van der Meer die naer
mijnen L. Man Zal. ged. Abraham
van der Meer is genaemt. Ik gaf
hem tot een gedachtenisse een
schoon gedreven silver Schauffoir
(komfoor) en een schotel fraai ge-
dreven cost my hondert twee en
tnegentich gulden.
Gjj ziet Meruit , dat men niet alleen zaken
tot pillegiften schenkt , die voor het kind van
dadelijk nut kunnen zfln, maar ook dingen,
die eerst op lateren leeftijd van dienst zul-
len worden, dat het niet alleen zilverwerk
is, wat men ten geschenke geeft, en einde-
dat men zich niet geneert, geschenken in
klinkende munt te maken. Men meene niet,
dat dit alleen geschiedt bij ouders, die
behoeftig zijn of die 't noodig hebben,
neen, zelfs onze Prinsen Stadhouders wer-
den door de Algemeene Staten, die gewoon-
lijk als Peters over hunnen doop stonden,
met geld beschonken. Zoo b. v. kreeg
Willem HI van hen een pensioenbrief van
8000 gld. — , van de Staten van Holland
een van / 5000 — , van Amsterdam een van
/1000 — , van Leiden een van /1200— ,
van de Staten van Zeeland een van / 2000
enz. Die brieven waren dan in gouden of zilve-
ren dozen gesloten, die op zich zelfreeda een
kostbaar geschenk uitmaakten. Willem II o. a.
toch kreeg bij zijne geboorte een gouden doos ,
waard /1259, waarin een pensioenbrief van
/8000 van de Alg. Stat. Over 't algemeen is
het tegenwoordig meest gebruikelijk onder den
deftigen stand, luurkorven of bennen (soms
van zilver, zooals we hierboven gezien heb-
ben) met toebehooren te geven, terwgl
Peter of Meter gewoonlijk hun petekind een
rinkelbel van goud of zilver met een fluitje
en ketting om den hals hangen. Zilveren
papkommen met lepels maken ook een goed
geschenk uit. En nu meen ik u medegedeeld
te hebben, wat er over die zaken mee te
deelen valt, en kunnen we voortgaan met
mijn huis eens te doorloopen en te zien , wat
er te zien is."
(Wordt vervolffd.)
Digitized by VjOOQIC
DE MITRAILLEUSE IN VROEGERE TIJDEN.
297
DE MITRAILLEUSE IN VROEGERE TIJDEN.
Een groot verschil bestaat er tusschen de
wjjze van oorlogvoeren in de middelecuwen
en die van onzen tijd. Persoonlgke kracht,
moed en geoefendheid in het hanteeren der
wapenen en verdere vernielingswerktuigen , dat
waren de vereischten van een middeleeuwsch
krijger; in onzen tijd echter werd het snelladen
en het juisttreffen van het schietgeweer de
hoofdzaak voor den soldaat.
Dit heeft de Fransche ex-keizer ook in-
gezien en waarschijnlijk daarom de mitrail-
leuse uitgevonden, zooals men beweert. De
25 of 37 loopen , die in zulk een stuk ver-
z66 vreeselijk, z66 menschonteerend als de
oorlog en wat daarbij behoort.
Die schoone uitvinding dan, die toch niet
heeft kunnen verhinderen, dat de keizer zjjn
rijk verloor , is geen uitvinding van dien man.
'tis al weer een Fransche bluf.
Hij , mag ja (als 't geen ander voor hem
gedaan heeft) het moordend werktuig verbe-
terd hebben , als men het woord verbeteren
mag gebruiken bij het zekerder en sneller
moorden , raaar het hoofddenkbeeld : u het
op e'e'n punt bijeenbrengen van een groot aantal
loopen," dat beginsel is reeds voor eeuwen
eenigd zyn , zenden thans evenveel kogels op
den vijand af als hetzelfde getal soldaten
kan doen. Daarom heeft dan ook (ten
minste als de couranten waarheid spreken)
de keizer tot een belooning voor zijne uit-
vinding, de gelden, gestort door hen die
zich van den dienst vr\jkochten enwaarvoor
hy andere soldaten had moeten leveren , door
zijne mitrailleusen doen verdienen en die duit-
jes in zijn eigen zak gestopt. Op de 2000
man toch moet hij 500 achterwege gelaten en
daarvooi" een zeker aantal mitrailleusen in de
plaats gesteld hebben, die even veel dienst
zouden hebben moeten doen als zijne levende
werktuigen.
Maar. laat ons niet spotten met een zaak
1870.
in praktijk gebracht, zooals blijkt uit het
hierbijgaand plaatje uit de eerste helffc der
16 e eeuw.
Men bediende zich van dit geschut voor-
namelijk bij straatgevechten ; vooral wanneer
de straten nauw waren, moet het met vrucht
zijn aangewend geworden.
In 4579 werd door deze stukken , zoo deelt
ons de Heer Schaepkens mede, bjj de be-
legering van Maastricht door de troepen van
den Prins van Parma den belegerden groote
dienst bewezen. In dat beleg , door de burgers ,
die slechts door een duizendtal soldaten ge-
rugsteund werden , met grooten moed en vol-
harding gedurende langen tijd uitgehouden,
gebruikten zij de mitrailleusen in de bressen ,
38
Digitized by VjOOQIC
298
DE OUDE TIJD.
waar ze de Spaansche manschappen bij hoopen
wegmaaiden.
Uit de afbeelding ziet men , dat de loopen
niet zooals tegenwoordig als een bundel om
elkaar liggen , maar gerangschikt zijn in vier
rijen boven elkander. Elke rij bestaat uit acht
loopen , die naar het schijnt op ijzeren bouten
of misschien op een vloer liggen ; om ze van
boven op te sluiten , werden boven elke laag
twee bouten van den eenen wand van het afluit
of der wagen , waarop het geheel rustte , tot
den andere geschoven , waarom we tot verdui-
delijking op het plaatje een der bouten half
weg hebben laten uitsteken.
Men begrjjpt dat eene mitrailleuse van onze
dagen eene van vroeger bij de eerste twee
losbrandingen gedemonteerd en tot zwijgen
gebracht zou hebben , daar wij de inrichting
der eene in hare kindschheid en die der an-
dere in hare volmaking zien.
Vroeger zullen waarschijnlijk de loopen stuk
voor stuk geladen zijn geworden , terwijl bij de
nieuwe fransche stukken de vijfentwintig, en bij
de pruissische de zevenendertig loopen op eens
door het inzetten van een los stuk gereed zijn.
Het lossen van het geheele stuk geschiedt
door slechts anderhalf maal een krukje om
te draaien, terwijl vroeger elke loop afzon-
derlijk moest aangestoken worden.
Wat het richten der stukken betref t , daar-
aan was zeker niet veel te denken.
Behalve deze mitrailleuse had men nog een
ander soort; men wist namelijk eenige ge-
weren aan elkander op den rug van een paard
of ezel te bevestigen. De dieren moeten daartoe
afgericht zijn geweest, daar ze anders door
den kop werden geschoten. In ieder geval
moet dit een vreemd wandelend geschutge-
vaarte geweest zijn.
IETS OVER DE STADS-KEUREN , ALS RIJKE BRONNEN VOOR DE KENNIS DER
NEDERLANDSCHETAAL,
DOOR
Mr. J. S U T E N D A M.
(Vervolg van bladz. 265.)
Het 25 e art. van den IW n tit. van ons
keurboek is zeker vastgesteld met het oog
op de Hoeksche en Kabeljaauwsche twisten.
De Delfsche poorters, die ten alien tijde,
zoo als Bleyswijck getuigt, vrome patriot-
ten — later synoniem met "Keezen" — en
groote voorstanders van de vaderlandsche vrij-
heid waren, behoorden onder de hevigste
Kabeljaauwen , waarvan hun verzet tegen
Hertog Albrecht van Beyeren , die Delft na
een beleg van twee en een halve maand innam ,
onder meer tot bewijs kan strekken. Om het
zamenrotten zoowel als de verdeeldheid en
partijzucht onder de burgers zooveel mogelijk
tegen te gaan, werd door den magistraat
verboden "met malcanderen enyge caproe-
nen, hoedekins, levereyen of divuen te
dragen", op een boete van III L (f 3. —
van onze munt) voor elken overtreder. Een
caproen of capruyn , ook wel hovel genoemd ,
was een hoofddeksel, dat tevens de schou-
ders bedekte; de kappe beschermde alleen
het hoofd. Het nog gebruikelijk spreekwoord
u kap en keuvel aan elkaer praten" dankt
er zijn oorsprong aan, en in het Overmaasche ,
ook in eenige gedeelten van Zeeland, wor-
den de vrouwemuts en de daarvan afhan-
gende kant , welke hals en schouders bedekt ,
door die benainingen steeds onderscheiden.
Hoedekins zijn kranaen\ hoedekin is het
verkleinw. van koed, dat vroeger dezelfde
beteekenis had. Een aanhaling uit een mid-
delnederl. geschrift (die gulden legende of
dat passionael) maakt dit duidelyk. Ik
lees daar : "die engel hadde in srjn hant twee
hoeden van rosen" en verder: "0 raensche
Digitized by VjOOQIC
IETS OVER DE STADS-KEUREN.
299
du hebste (gg hebt) een hoedekijn van bloemen,
ende ic ben god ende heb een doerne crone".
De dooden werden er weleer ook mede ver-
sierd, en gedurende het woeden der "gave
Gods" of "heete sieckte", in den loop der
46 e eeuw, werd te Delft een verbod uitge-
vaardigd tegen het gebruik van "roosen
hoeden . ruyckers , bloemen of enigerley tac-
ken van cruyden" op het doodkleed neer te
leggen. Wat met leveret/en bedoeld wordt
verklaren ons de boven vermelde keuren of
voirboden (verboden) van Brielle, waar het
volgende wordt gezegd: "Item en sal nye-
mant, die poorter ten brielle is, draghen
enichs Keren clederen of leveryen of ymants
anders , dan ons liefs heren van Voorne ende
synre (zijner) stede vanden brielle, ende die
sculs (sellouts) clederen" , enz. Wat men
thans insigne , distinctief noemt , een onder-
scheidings- of herkenningsteeken door de leden
van een genootschap of vereeniging aange-
nomen en gedragen, heette in de 45 e eeuw
devies. Het bestond meest in een symbool
of allegorische figuur , waaronder een korte
spreuk of enkele woorden waren geplaatst.
Gelgk bekend is, wordt in de wapenkunde
door devies de spreuk bedoeld , die soms het
geslachtswapen vergezelt.
Een zonderlinge bepaling is in den titel,
die over vechten ende wapen te houden
handelt, opgenomen. Zij luidt als volgt : "Voirt
en moet (mag) niemandt binnen die vrijheede
van delf (d. i. : in de stad en binnen ander-
halve mijl rondom haar) enygerhande wape-
nen draghen , hoe die genoemt mogen weesen ,
dair die lemmer langher of (van) wesen sal,
dan anderhalf vierendeel (4 j R. duim). Ende
dair salmen een rinck (ring) toe (voor) maken
ende hanghen voir der stede huys (stadhuis) .
hoe diep die lemmer dair doer (door) gaen
sal , bjj III pont ende dat wapen". (d. i. :
op verbeurte van EI p. e. d. w.). Tot ver-
klaring der beteekenis van den ring, als
maat voor de gepermitteerde breedte van het
mes, kan dienen een keur van 4552, die
u doir die meenichfuldicheit" van honden, in
Delft rondloopende , noodzakelgk werd ge-
maakt. Daarby werden alle inwoners der stad
gelast binnen 44 dagen zich te ontdoen van
hunne honden, die niet zouden kunnen pas-
seren door "den rinck 11 , die aan den toren
van 't stadhuis gehangen zou worden. Ver-
moedelijk diende die ring — later, in 4563,
waren het "zeeckere Ringken" — ook tot
maat van de gepermitteerde breedte van alle
honden, die men wilde opruimen ; want
kaesmnden , spilgoenen (een soort van jagt-
honden, aldus genoemd naar nun spille-
pooten), bracken, waeterhonden en alle
bloit(hloed)honden mogten, ongestraft, wor-
den gehouden. Zjj , die deze proef doorston-
den, zouden kunnen gezegd worden door
een ring te zijn gehaald, echter niet in
den zin der uitdrukking, welke gemeenlyk
wordt gebezigd van hen , die de Franschen
"tire's a quatre epingles" noemen. Het komt
mij voor, dat beide maatregelen voorname-
lijk tegen de geringerc poorters en inwo-
ners — wat de messen aangaat ook tegen
de buitenpoorters , die op 't platte land woon-
den — werden gericht. Zij toch waren het die
kntjven, (lange messen, die men op zijde droeg)
priemen , (dolken , ponjaards) upsteeckers
(een soort van lange zakmessen) en derge-
lijke droegen en bij de minste oneenigheid
van leer trokken , niettegenstaande genoemde
wapens onder de verbodene behoorden, zoo
als o. a. blijkt uit de keur, gemaakt op
"mchten ende onbehoorlicke vergaderingen" ,
waarbij o. a. "lange felle upsteeckeren , gheen
gem een (gewoon) brootmes wesende" te dra-
gen, op verbeurte van III L en het wapen,
wordt geinterdiceerd , om van andere "in-
strumenten" tot moord en doodslag uitge-
dacht niet te gewagen. Bij een lengte dus
van 4£ R. d. mogten de messen — brood-
of zakmessen — niet breeder wezen, dan
door de wijdte van den ring werd bepaald.
In een volgend artikel, waarbij verboden
wordt aan hen , die bier tappen of u gasterye"
houden binnen Delft, voor de oogen der
gasten het een of ander handwapen te leg-
gen , — waaronder verstaan worden : piecken ,
atauen (zwgnstaven , zwynsprieten of verreja-
gers) , berdaxen (een soort van bylen) , codden
(knuppels: hiervan is koddebeijer afgeleid)
enz. , — geeft het woord g aster ye mij aan-
leiding, om het een en ander mee te deelen
over de kroegen , wijnhuizen en restauraties
van den ouden tijd. Men vindt gewag ge-
Digitized by VjOOQIC
300
Dfi OtiDfi TtTD.
maakt van earner etten, openbaer taverne,
g aster ye en drooge gasterye , cokene , enz.
Kameretten vond men o. a. te i)*//^ en te
Arnhem. In 4419, zoo vermeldt van Has-
selt, Geld, maaltijd, biz. 164, werd in de
"Kameretten" te Arnhem vrijn getapt, ter-
wyl in de Brielscke keuren van 1440 en
volg. jaren gesproken wordt van "tappers
of die ghene die earner ette houden." In de
Quicken van Roemer Visscher, VII e schock,
n°. 7 , komt een zamenspraak voor tusschen
een jager en een vrijer, waarvan de eerste
een haas, de andere een "haesin" zegt te
jagen. :4 Ick jaegh," zoo spreekt de weiman ,
"met bracks, met winden, met dunne fret-
ten. Van mijn vangst smul ick in de Ca~
baretten" De beteekenis van het woord is
niet twyfelachtig : thans zou men spreken
van kookhuis, restauratie. Het fr. cabaret
is er van afgeleid en Van der Schueren, die
in het midden der 15 e eeuw een Duitsch-
Latijnsch woordenboek zamenstelde , verklaart
het door "doer men kaickt" (kookt). Gas-
terye , van gast , dat treemdeUng beteekent ,
afgeleid, was een plaats, waar vooral rei-
zigers zich kwamen verkwikken. In de drooge
was waarschijnlijk het tappen geen hoofd-
zaak ; daarvoor waren de openbare tavernen ,
waar zy byeenkwamen, die niet gaarne "op
een droogje" zaten. Braderye zou men , dunkt
mij , 't best door gaarkeukens kunnen ver-
klaren; want als ik in een Delfsche kern-
lees, dat niemand, die bradery houdt, te
gelyk met de spijzen , die hij bezorgt , brood
mag laten uitdragen — eene bepaling in
'tbelang der bakkers — dan komt het my
voor, dat kookhuizen en gaarkeukens wor-
den bedoeld , en met den wijzen Salomo mag
men ook hier weer verkondigen , dat er niets
nieuws onder de zon is. Wanneer reeds in
de 15 e eeuw te Delft keuren op de "braders"
moesten worden gemaakt, is dat een bewijs
voor de uitgebreidheid hunner klandizie, die
zich niet alleen bepaalde tot het "uitdraghen
van spijsen" — het uitgeven van porties —
maar ook het verkoopen ervan aan huis
meebragt, blykens een keur, die bepaalt,
dat "die braders gheen vernachte spijse"
(die een nacht overgehouden is) mogten ver-
koopen, of zij moesten de lui te voren
waarschuwen. Het toezigt over die restau-
raties en eethuizen werd door de stedeboden
uitgeoefend. Van cokenen (keukens) wordt
elders gesproken. Het schynt, dat zij de
circulatie op straat wel eens belemmerden,
en daarom werd door schout, schepenen en
rade der stede Delft verboden "cokenen
ouer die straeten" te hebben, op een boete
van XII jS aan de boden. Het waren blijk-
baar kookinrigtingen in de open lucht. Ten
slotte moet ik hier nog vermelden een soort
van vrouwen , die met broodkorven en u cla-
reyde" (ligtrooden wyn , clairet) mogten rond
gaan , overal waar zy binnen de vryheid van
Delft werden ontboden. In "bruloften" mog-
ten zij met heur waar te kooploopen, maar
die niet langs de huizen venten. Deden zij
dit, dan werd de keur op haar toegepast,
waarbij een boete van XII |3 was bepaald.
In de "tafel", die den korten inhoud van
elk artikel der keur opgeeft, zoowel als in
het artikel zelf, heetten zy utoelsteren , den-
kelijk een verbastering van tot- (uut, uit)
veilsteren of ventsteren, door welk woord
haar bedrijf volkomen wordt aangeduid. Zij
waren louter brood- en roodenioijn-slijtsters.
De bakkers en wijnkoopers moesten in die
dagen van protectie, beperking en afschei-
ding, waarin de verschillende gilden, nerin-
gen en ambachten bloeiden en de maatschappij
oeconomische begrippen koesterde , geheel af-
wijkende van de hedendaagsche , natuurlijk
beschermd worden tegen de nadeelen, welke
het onbeperkt slijten van brood en wijn hun
zou berokkend hebben. Men is nu beter op
de hoogte, en de staathuishoudkunde met
haar "laissez faire, laissez passer!" zal
eerlang alle banden en hinderpalen hebben
opgeruimd ; als wanneer de gouden eeuw moet
wederkeeren, waarvan de 19'* reeds zwanger
gaat ; altijd volgens de zoogen. philantropen ,
die den mensch nemen, zoo als hij zijn
moest en niet gelyk hij, helaas, is I
Dat de accyns , in de oude keuren "excys"
genaamd, in ons vaderland een historische
belasting is , zal ik hier niet nader aantoo-
nen. Van bier en toijn werd ze voornamelijk
geheven en onder de voorregten, die door
burgemeesteren aan sommige poorters werden
verleend, behoorde ook de "vrijdom van
Digitized by VjOOQIC
1ETS OVER DE STADS-KEUREN.
301
excys" Behalve degenen, wien het door de
vroedschap gegund was, waren te Delft de Ra-
den des graven van Holland en de Hoogheem-
raden van Delfland ontheven van de ver-
pligting van "excyeen ende ongelden" te be-
talen. Als een staaltje van geaccordeerden
vrijdom vermeld ik hier het volgende : "Alsoo
Mr. Cornells Gerritsen, Doctor in de mede-
cinen de gemeynte deser steede seerdienstig
is geweest in den lesten tijt van de Peste,
soo hebben Burgemeesters en Wethouders
denselven mr. Cornelis doctor , omme redenen
voorseit ende andere respecten (overwegingen),
gegunt ende geaccordeert vrijdomme van
excijse van de toijnen , die hij 7 sijnen kuyse
inleggen ende drincken sal. Ende dit sijn
leven lang geduyrende. Aldus gedaen in
Schepenen earner op den 22 sten April 1560."
Sommigen dier bevoorregte luiden maakten
echter wel eens misbruik van den wijn, die
uitslnitend voor de consumptde van den huis-
heer met zijn gezin, binnen's huis, mogt
dienen. Immers zagen enkelen er volstrekt
geen been in om als "smuyck tappers" d. i. :
tappers van onveraccijnsden wyn, ongeoor-
loofde winst te trekken, door hem bflv.
aan hunne gasten te verkoopen of vergelding
er voor aan te nemen. De verleende vrydom
van accflns hield, althans ten opzigte van
den verkochten wyn, natuurlijk terstond op,
wanneer een "vrij persoen" — zoo noemde
men den vrygestelde — op dergelyke kwade
praktyken werd betrapt. De hierop slaande
keur luidt aldus: "Voorts wat pries ter s of
meesters in de Godkeyt (doctoren in de
theologie) of poorters , die vry weesen toil-
len — in een lateren keur heette zy: vrij
persoenen — Inslaen by vaten ende dairof
(daarvan) vercoopen buyten hayren huysen
of binnen hayren huysen , als sy gasten heb-
ben, ende dair gelt, gifte of mye (beloo-
ning, vergelding) of (van) nemen, dair sul-
len sy excyse of (van) geven." De wfln , die
door zusterhuizen of kloosters werd ingesla-
gen "ende diese seluen droncken binnen
hoeren (haar of hun) cloester," daarvan ble-
ven de nonnen en monnikken excysvry , tenzij
— dit wordt in de keur uitdrukkelijk uit-
gezonderd — dat ze "wairlicke toy den"
in haar kost hadden, waarvoor zy accyns
moesten betalen "van dat dese droncken."
Welke die wairlicke (wereldlyke) luyden al
zoo waren, die nu en dan, by voorkomende
gelegenheden , bij de priors en nonnepaters
uit diner en gingen, kan ik met twee pos-
ten uit de Tkesauriers-rekening van Delft
van 1574 duidelgk maken De eerste zegt
het volgende: "Betaelt het Convent van
Sint Aechten binnen deser stede een mael-
tijt ende wijn , aldaer gehouden ende geleyt
by mijn Heeren den burgemeesteren , ten
trjde als mijn Heer den Commissaris Quesnoy
hier binnen was, omme te hooren die hooft-
Ingelanden van Delfflandt Als: den Abt
van Egmondt , den Commanduyer in Maes-
landt, die Prooat van Coninxvelt, mijn
vroutoe van Aerenberghe , die Hooge Heem-
raden van Delfflandt ende andere Heeren ,
die aldaer ter requisitie van myn Heeren
ghegheten ende geteert hebben die maeltijt
ende mjn gedroncken , ende aldaer an te
coste gehadt, blyckende by de handt van
Mr. Corn. Muys , pater van 't zelve convent ,
die somme van XXV L X St."
De andere: "Den eersten Martii (Maart),
als mijn Eerw. heer Lucas de Acer at o den
biechtvader van den Hartoge van Alva
alhier ghecomen was, met mijn Heer de
Commissaris Mr. Jan Fonck zyn advocact,
hebben mijn Heeren den borghemeesteren ,
mitsgaders eenighe andere Heeren, als mijn
Heer den pastoir Duncanus , den Pater van
S" Aechten ende van ^ Barbara convent ,
Int convent vande Minnebroeders met hen —
luyden gegheeten , die maeltijt betaelt ende
daeran te coste gehadt, zoo an hroob, zee-
visch ende riviervisch , mitsgaders suycker ,
cruyt (specerijen) , resijnen ende andere din-
gen tot de maeltijt dienende, blflckende bij
quitancie van Geertgen Willemsdr. , de somme
van XX L VU jS."
Een bewij8, dat het " pater svaatjc" zijn
gunstige reputatie, in spijt van alle troebe-
len, nog ongeschonden en onvermengd had
bewaard. Verder klinkt het in den eersten
post wel wat vreemd, dat eenige Heeren
niet ter maaltijd, zoo als wy nu zeggen,
geinviteerd , maar gerequireerd (ter requi-
sitie) aanwezig waren. Beide uitdrukkingen
hebben wel is waar de beteekenis van ver-
Digitized by VjOOQIC
302
DE OUDE TIJD.
zoeken, maar thans heeft requisitie ge-
woonlyk de kracht van een verzoek, dat
men niet afslaan kan noch mag. Het ge-
bruik is een tyran, en iemand, die, in
plaats yan publieke geboutcen , publieke hui-
zen zeide, zou men tegenwoordig te regt
op den beganen flater wijzen en zijn verde-
diging, dat men in de 46 e eeuw zelfs de
kerken aldus noemde , zou hem niet baten. —
Ik besluit dit onderwerp met een mededee-
ling , die het bewjjs levert , dat in de kunst-
lievende en knnstvaardige 16 e eeuw het pri-
vilegie van vrij accijns zelfs ten gunste der
edele toonkunst werd toegepast, al werden
ook hare dienaars in de hoogere kringen
der maatschappjj daarmede niet bevoor-
regt. In het Camerbouck van Burgemeeste-
ren vind ik op 9 Oct. 1553 aangeteekend ,
dat aan "Christiaen de Sanger" vrij excys
wordt toegestaan van een half vat bier te
termfln, "als hij tapt ende volck set". Hij
mogt dus binnen elken termqn, dat de bier-
accijns gelnd werd, een half vat bier vrij
inslaan , wanneer zqn tapperij of taverne ge-
opend was en hij "volck" zette, d. i. drin-
kers en spelers ontving. liet zitten. Waar-
schijnljjk was hij gedurende sommige tjjden
van 't jaar niet thuis en stond zijn nering
stil , als de dienst van 4pollo hem naar elders
riep en de "tavernier" voor den "sanger"
plaats maakte. Wanneer en hoe hy zrjne
talenten ten beste gaf blijkt niet, maar
als een niet al te gewaagde gissing zou ik
durven aannemen, dat op bruiloften, gilde-
maaltqden en dergelijke festiviteiten de waard-
zanger wel 't meest zal hebben uitgeblonken.
Dergelyke en andere combination warentoen
niet vreemd en een burgemeester-brouwer
was te Delft evenmin een zeldzaamheid als
een achilder-brouwer , waarvan Jan Steen
o. a. een bekend voorbeeld oplevert. Even-
wel mag men daaruit volstrekt niet opma-
ken , dat de burgemeesters , die een brouwerij
hadden, bierbuysen waren, evenmin als het
beweren opgaat, dat de schilder Jan Steen
de beste kalant van zyn biernering was. Zijne
werken bewgzen het tegendeel; immers zou
een drinkebro§r onmogelijk met zoo'n vaste
hand het penseel hebben gevoerd.
In 't algemeen heeft men veel te hooge
denkbeelden van de voormalige brouweryen.
Zij waren meestal van kleinen oravang en,
voor zoover my uit het register van V haard-
aieden-geld binnen Delft , van 1 600 en volg.
jaren is gebleken, werkten de grootste met
2 eesten en 3 ketel&, de meeste met 2 van
ieder, ja zelfs met minder toestel. Vele
brouwers consumeerden het grootste gedeelte
hunner brouwten met hun huisgezin in een
tjjd, toen het bier volkadrank en bet Delf-
sche brouwsel overal beroemd was, zoodat
Huig de Groot in 1600 met het volste regt
van zyn vaderstad mogt getuigen, dat zij
was "cocto notissima potu" , d. i. : door
puik van bier vermaard. Thans is er van al
de vroegere grootheid op dat gebied van
nijverheid bijna geen schaduw meer over 1 ,
en als er nu een u Delfsch orakel" opstond ,
zou het de voortreffelykheid van de weleer
"derde stad van Holland" op een anderen
toon moeten bezingen.
1 In 1869 waren er te Delft 2 brouwerijen.
Hoe groot het getal van bierhuizen en "bier-
hallen" thans is, kan ik niet opgeven. De laatste
Delfsehe lakenfabriek werd onlangs opgeheven
— men denke hier aan het weleer 200 berocmde
"Delfsehe puyk" — en, als ik wel ben inge-
licht, behooren de plateelbakkerijen tot de ge-
9chiedenis en hare producten tot de autiquiteiten.
Zie den fatal, d. Delfsehe tenloonst. v. Oudh.
in 1863 gehouden.
VERBETERINO OP Bh. 261.
Men heeft mij opmerkzaam gemaakt op een
vergissing die ik mij haast tc verDeteren. De
Keur van Brutsel is door den jongere Serrure
aangetoond geen origineel te zijn, zoo-tat de
Middelburgsche de oudste blijft. Zoo'n diploma-
tische mystificatie is wel willekeurig te noeraen.
DE KRACHT DER PEN. '
"Den mensch moet de penne groot achten
Om haere wonderbaere krachten,
Want al is de penne stom
Zij spreekt klaer alom."
1 Op den rand der kcrkrekening van Zeveren,
1773.
J. B.
Digitized by VjOOQIC
KERKUILEN.
303
KERKUILEN,
Cb. van schaick.
Onder bovengenoemden titel komt in de
derde aflevering van de Oude Tijd 1870
een artikel voor van den heer Jan Broeck-
aert to Wetteren, bevattende het bericht
dat in zijne woonplaats een post op eene
Kerkrekening staat , van den volgenden inhoud :
"Idem betaelt aen Jacques Dhondt over
het schieten van eenen huyl in de Kercke
den XX Augustus 1647. XII gr."
Soortgeljjk iets leest men in een boekvan
uitgaven der oude kerk van de Hervormde
gemeente te Amsterdam en dat wij hier let-
terlijk meddeelen:
"12 Nov. 1596. Aen Cornelis Ockersz,
ley decker, voor uylen te vangen, 't stuck
6 Stayers:/ 1,16."
• Bewijs dat deze ongelukkige schepselen
hier te lande evenmin welkome gasten waren ,
als in 't land van Bendermonde en elders
in Zuid-Nederland. Waartoe die geforceerde
jachten op dit onschadelijk gedierte? hebben
w\j ons dikwrjls afgevraagd. Er zijn immers
wel andere kerkuilen geweest, die bloed en
tranen hebben doen storten , en die in 't ge-
heim en in 't openbaar zooveel ellende hebben
gesticht, dat u de haren ten berge rjjzen
en tot in het diepste der ziel doen ontroe-
ren , . . . die men ongestoord hun gang liet
gaan en moest uitgeroeid hebben ; kerkuilen,
die b\j 't licht der XIX e eeuw nog niet
verdwenen zijn en, konden zij naar hartelust
te werk gaan, hun uilenwerk op groote
schaal zouden drijven. Doch ter zake! Geen
woord meer over dat geslacht, dat tegen
waarheidszonnestralen op den duur niet opge-
wassen is.
Laat me, op myn manier, eens over
uilen en den aankleve van dien mijmeren en
praten. Een uil is een uil; de een is mooier
dan de ander, precies zoo als 't onder ons
menschen gaat. De uil was , toen er in Grieken-
land en Rome nog goden en godinnen waren ,
zeer gerespecteerd. Men denke aan Pallas , of
Minerva. Waar zij zichtbaar was, vondt gij
ook den uil: symbool van scherpzinnigheid
en doorzicht.
Minerva keek over dag uit, en haar uil
of lijfwacht hield 's nachts de wacht en keek
toe. Immers die goden en godinnen konden
zoo min buiten nachtrust enz. enz. als wy ,
arme , zwakke en behoefldge stervelingen. Geen
wonder dat de uil toen dermate vereerd werd ,
als hij later werd verguisd , verjaagd en met
betaling van een premie doodgeslagen werd,
niet om zjjn vorm en kleur, maar om zijn
geleerde eigenschappen en hatelijk en droef-
geestig geluid.
En, wat het laatste betreft, er is niets
muzikaalsch in en nog minder wat aantrekt
en boeit . . . veeleer iets wat neerdrukt en ,
als ge niet wel gemutst zijt , of zieken hebt ,
huivercn doet. Immers als hij zich laat hooren ,
is t meestal hoogst onaangenaam weSr — 't zq
in de vroege lente, of in den herfst, wan-
neer de storm raast, gilt, tiert, en regen
of hagel tegen uwe vensterglazen klettert —
en dan zoo'n uil op den schoorsteen! Foei!
't is om er ik weet niet wat van te krij-
gen, als hij zich krassend en broramend
hooren laat. Voeg er bij : terwijl men weet ,
dat hjj in den donkeren nacht beter ziet
dan over dag, of bij helderen zonneschjjn.
Hondengehuil en uilengebrom en gekras,
dat geeft een doode, zegt het spreekwoord.
Arme uil! En daarom zette men een pre-
mie op uw leven en lrjf. Want dat laatste
moest men toonen, als men om de uitgeloofde
premie kwam. Gij hadt niets misdaan dan
uw vervelend geluid te laten hooren , en . . .
men roeide u uit. ter wille van een dwaze,
bijgeloovige gril. Het ging er net me§ als
in vroegere tijden in Suriname, toen er een
Digitized by VjOOQIC
304
DE OUDE TIJD.
prijs was uitgeloofd op weggeloopen Negers.
Breng de hand van zoo'n snaak (kop), en
gij krijgt van Gouvernementswege uwe moeite
beloond. Enfin ! . . . dat is voorbij ! en . . .
Goddank! Ik ben wel geen voorvechter en
beschermer van de emancipatie als te Suri-
name in 1863 heeft plaats gehad, 't had
beter knnnen zijn , maar . . . menschenjachten
bestaon er niet meer ... en dat is veel !
't Ontbrekende zal wel volgen , als er maar
•op flinke schaal en op eeriijke , echt humane
wijze, immigratie en kolonisatie wierde be-
werkstelligd. Gave God , dat ieder Suriname ,
het schoone, vruchtbare Snriname, de mak-
kelyk te leiden popnlatie , zelfs Negers, kende,
zoo als ik een en ander heb leeren kennen,
en . . . men zou Snriname niet langer zoo
8tiefmoederlijk behandelen !
Edoch ! een streek lager en afgehouden !
Wij zeilen te hoog op en zouden buiten
koers raken. Wij begonnen met de nilen in
Nederland en zijn reeds in Snriname beland.
De nil geschuwd, de nil ten bloede ver-
volgd ! Dit laatste moge tegenwoordig 't geval
niet z66 meer zijn als weleer, het eerste is
nog wel degelyk 't geval.
Was de nil in den goeden ouden tjjd van
Griekenland en Rome, zoo. als wij ter loops
reeds aanmerkten, 't symbool van scherp-
zinnigheid en doorzicht, in latere eeuwen
werd hij een ongelnksvogel en onheilspeller.
En dat alleen op zijn melancholisch , een-
tonig gelnid af, in 't nachtelijk nur op
stormachtige avonden raeestal aangeheven.
Opmerkelijk echter is het, dat dit voor-
oordeel en volksbijgeloof niet alleen in de
Nederlanden heerscht, maar ook aangetrof-
fen wordt te Suriname, vooral bij de plan-
tagebevolking. Met dien verstande echter,
dat zy de schendige hand niet tegen dat
schepsel opheft en uitstrekt. Stoot de nil
te avond of ontijde zijn eentonig, brom-
mend, lang aangehouden, somtijds hortend
en stotend gelnid uit, dan is in een oogen-
blik de heele macht in de weer , maakt allerlei
geraas met schoppen , houwers en andere
ijzeren werktnigen, om den uil aan 't ver-
stand te brengen , dat men bezig is en werks
genoeg heeft , dan dat men met hem mee zou
gaan ter eeuwige ruste, waar hy ieder toe
opwekt, die geene bezigheden heeft. Aldus
leest men uit zyn gelnid: Soema di no habi
1 foe wrokko , kan kom na mi. (Die niet te
werken heeft, kan bij mij komen.) En ofschoon
de Neger geen de minste vrees voor den
dood koestert , wil hij toch niet , uit gebrek
aan bezigheid, den grafslaap inslnimeren.
Voor een doeniet, of leeglooper, die 'tleven
niet langer waardig is , wil hij niet te boek
staan, hoe traag en loom hij voor de rest
ook zij.
De Neger ziet in den uil minder een
dood-profeet of onheilspeller, dan wel een
Godsbode die zich informeert, wie onbruik-
baar is voor den arbeid en naar rust ver-
langt. Hij vreest hem niet zoo zeer, maar
koestert eerbied en ontzag voor hem. Waag
het niet , als u uwe gezondheid of leven lief
is, hem neer te schieten; allerminst als hij
plaats genomen heeft op een cancantrie ,
d. i. gewijden tamarindeboom. Gy en de uwen
zoudt het u gewis beklagen. Wij spre-
ken bij ondervinding. Bijna een geheel, zeer
achtingwaardig gezin , mfl van nabij bekend ,
werd er , even voor mijn komst in de kolonie ,
het slachtoffer van. Op dat punt is men daar
uiterst nauwgezet. Wat eetbaar is schiet men
ne§r ; trouwens soortgelijke schepselen als de
uil enz. , die niemand schaden , worden niet
straifeloos aangerand. Zij staan onder de
onmiddellijke bescherming van den Neger.
Doch, genoeg van die uilenhistorie en de
bygeloovige vrees , of den eerbied elders ,
daaromtrent gekoesterd. Zoo weinig die anne
schepsels op de sympathie des volks mogen
rekenen , zoo hoog staat in Europa de ooie-
vaar en, in Suriname, de gado-foeloe of
Godsvogel aangeschreven. Het is een donker
veelkleurig vogeltje, ter grootte van ons
winterkoningje , dat een zacht fluitend gelnid
afgeeft, snel rondfladdert en zeer mak is.
Het kan niet missen of, vliegt hy bij u
binnen, hij brengt u geluk aan, of is de
bode van goed nieuws. Het is een even wel-
kome gast in de West , als de ooievaar ten
onzent — daarom, in sommige streken, ook
heil-leuver geheeten , en dien men vooral ten
platten lande graag een verblyfplaats gunt,
ja, er zelfs voor gereed maakt.
Nog herinner ik mij , hoe bedroefd en neer-
Digitized by VjOOQIC
KERKUILEN.
305
gedrukt eene weduwe, lid mijner gemeente,
te Dwingeloo was, toen zij elders den ooie-
vaar op 't nest had gezien , terwijl haar gast
zich liet wachten. Het kon niet missen of
er hing haar een ongeluk boven 't hoofd.
Gelukkig dat langbeen , een paar dagen later ,
zich ten harent zien liet. Met kinderlijke
vreugde werd hij door de goede , angstige
ziel begroet.
BOERENLIEDJE.
VERKEERDE VERKEERING BAART SOBERE NEERING.
Een boeren krueg.
Zang: Spanjolette.
Kees zit van 's morgens vroeg
in de kroeg.
Hij wint met spa en ploeg
niet genoeg.
Daarom zit hij bij 't Tiktakbord en kan van
Trijn , die prij , vrij. En hij maakt zjjn ban-
(den als een man.
Als hfl schat en rest , staat zijn spel het best ,
En hij slaat Jan Piet zijn lopers op het lest ,
van 't Oost na 't West.
Zo dat Krelis bij de Heeren
1870.
Als een mens mee leert verkeeren,
Maar hij maakt (o spijt) In de kroeg zijn tijd
En ook menig mooye stuiver kwqt.
Trijntje laat hij met zijn koeijen
In het land alleenig knoeijen,
En zij loopt voor hem, om rust en vree,
Met hotter, kaas en stremmelis in stee.
Maar de Landheer trekt vast niet,
En het smart haar dat ze ziet
Dat'er van haar spoet En slooven dat ze doet ,
Niet overschiet.
Hit het vermaaklijk Buitenleven of
de zingende en speelende Boerenvreugd.
39
Digitized by VjOOQIC
306
DE OUDE TIJD.
TOILET- EN KEUKENBOEKEN
Meest al die boeken waren vroeger in het
fransch geschreven of uit die taal overgezet.
Tot de eerste behoorden I Art de mettre sa
cravate^ Le perfect perruguier^ vooral het
Journal de* Demoiselles met gravuren.
Een der hoofdstukken bandelt over ver-
schillende nieuw ontdekte roode en witte
blanketsels, die een gansche maand vastzit-
ten, en al zweet men nog zoo sterk, in
het minst niet veranderen ; een ander , over
het maken der schoonste mouches , voorstel-
lende Leda met de Zwaau , de naakte Venus ,
Adonis , Cupido's, tooneelen uit de Mytho-
logie; een ander over de hoepelrokken, en
geeft 18 modellen in een ronde figuur,
als een klok, ei-rond, botervat, vier-
kant , driekant enz. Wederom een ander geeft
35 veranderingen , om een Juffer te hullen , en
"by aldien ze slechts stil zit\ haar in drie
uren te kleeden , om op een bal of bruiloft
te gaan." Een hoofdstuk handelt "over het
maken van allerhande regtaardige en kos-
telijke kleedjes , voor boulonneezen en andere
schoothondjes ;" in een ander wordt de toestel
van een compleete hultafel beschreven: het
register der daartoe benoodigde voorwerpen
beslaat eenige bladzijden. Het 64 9te handelt
over het bereiden van 132 sjeleyen, die elk
een bijzondere verw hebben , het 80 9te en
laatste behelst "een eeuwigdurenden alma-
nak, die op ieder jaargetij en op iederen
dag aanwijst wat voor veranderingen men
in de hoofdtooisels , halsdoeken , palatrjnen ,
hoepelrokken , polenissen , zijden en kabrinen
koussen, moesjes enz. maken moet. "Larevolte
des brasselets of rechtmatige klagten en
grieven der armbanden tegen de kleine raofjes ,
waarin de juffers kwalijk de vingers kunnen
bergen , doch door haar over de hand worden
geslooten en daardoor de armbanden in haar
recht verkorten." Achteraan een dichtkundig
aanhangsel over de "eerlj'ke beeremoffen."
Overgezet is: u De icel onderwezene Beur-
zestiijder , bijzondere handgrepen aantonende ,
om een hairzak naar de vreemde mode te
snijden; met aanteekeningen van coccarden,
rozen , duivevleugels, zwaluwstaarten en dier-
geljjke, als ook een toegift van de zwarte
kunst in het levendige hair.
G. 0. J. S.
EEN FEESTMAAL OMSTREEKS 1722.
(Fragment.)
"Kort daarop werd in het naaste vertrek
een groote tafel gedekt, en met zulk een
menigte spijzen overladen , dat men ze op
verschillende plaatsen moest stutten. Ik telde
18 hoofdschotels , daar nog de assietten
tusschen ingeschoten waren. In *t midden
rees er een groote piramide met alderhande
sjeleyen van verschillende verwen , die tegelijk \
tot een scheidsmuur dienden, nademaalmen
daardoor de helffc der gasten niet kon zien.
De meeste schotels waren piramiedsgewijze
opgestapeld, en de spijzen zelve en de toe-
bereiding er van zoo menigvuldig, dat ik
twijfel of Trimultio op zijn festijn zoo kos-
telyke en verscheide soorten heeft kunnen
opdisschen.
De spyzen werden tweemaal verwisseld,
en op 't laatst aan 't eind der tafel een
heele gebraden ree , met vergulden mond en
ooren , en aan 't ander eind een groote wilde-
zwijnsrug, en een menigte daarbij gelegde
faizanten met uitgebreide vergulden vleugelen
en bekken , ook aan wefirskanten een schotel
met levend gebraden kreeften, opgezet."
Na dit middagmaal begaf men zich naar
een ander vertrek, waar koffij en thee werd
gedronken , terwijl sommige heeren in de
eetzaal de glazen bleven vullen tot ze niet
meer konden zien. Na een paar uren met
koffij en thee drinken te hebben doorgebragt ,
werden de gasten aan den avondmaaltjjd
genoodigd, die weinig minder en slechter
was dan het middagmaal en tot omtrent
middernaeht duurde. Zulke maaltijden hield
men bij voorkeur hier en in Duitschland,
des Zondags.
G. D. J. S.
Digitized by VjOOQIC
VAN "OVER HET U.'
307
VAN "OVER HET IJ."
DOOB
J. HONIG Jz. Jr.
Derde gedeelte.
(Vervolg van biz. 220.)
De weeld is in haar kreita, 't gaet op een hooghtydt honwcn.
C4 Zie eens wat mij daar zoo even be-
zorgd is!" en ik toonde mtJn' vriend C.
een folio-vel fijn schrijfpapier , als een
brief gevouwen met een zegel in rood lak
er op afgedrukt.
u Moet ik naar dat zegel afgaan, dan zon
ik denken, dat n de eer eener aanstelling
in deze goede stad ten deel was gevallen;
maar als ik dat verguld op snefi van het
heldere papier zie , dan zal het wel eene
huwelflks-communicatie zijn."
"Geraden ! En wie denkt ge , dat Cupido's
schicht zoo naar Hymens bootje drijft?"
"Die vraag is moeijelijker. Om ze te be-
antwoorden , mogt ge mjj wel een lijstje uwer
goede vrienden er bij overleggen."
u En toch kent gfl de onderteekenaars van
dezen brief even goed als ik, en gfl zult
dadelijk op de hoogte zgn, als ik u zeg
dat de Sardammer schipper mjj dien brief
bragt."
u Ha! Dat aardige meisje immers niet en
de jonge man, die ons met zjjn jagt eens
het IJ overbragt?"
"Gij slaat den spijker op den kop, en
no kan het wel niet anders of ik moet de
jongelui met hun ondertrouw gelnkwenschen .
ja, een klein postscriptam in de missive
verlangt nog meer van mg."
"Toch niet om als gelejjonker van de eene
of andere Zaansche schoone "
u Och kom, op mijne jaren? Voor een
jaar of twintig mogt dat een buitenkansje
geweest zijn — het "zilver mijner haren"
zon de blonde jengd thans een glimlach af-
dwingen. Neen , vader Cats moge zeggen
u Oud mal gaat bovenal," ik wil den regel
niet staven; — maar, om te weigeren de
HOOFT.
feesten bij te wonen, zooals men vraagt,
daartoe ben ik te vrolflk en lustig. En nog
iots, mQ wordt opgedragen, ook n nit te
noodigcn."
Veel eer! Maar dat kan immers niet. Heb
ik wel gehoord, dan is het bij znlke ge-
legenheden elken dag feest, en als wij ons
hoofd en maag in eere willen houden "
u Moeten we bedanken! ..."
"Dat niet, maar den middenweg kiezen.
Be begrjjp zeer goed waarom hot n te doen
is. Gjj wilt dolgraag eens een kijkje nemen,
hoe het aan de Zaan in dien tijd "vol van
weelde, vol van lust" toegaat, en datmoogt
gij mynent halve. Gjj zijt meester van nw
tijd, ik niet. Gaarne wil ik Zondag met n
de jongelui geluk gaan wenschen , maar , om er
twee weken te bly ven , daartoe heb ik den moed
niet. Steeds eten, drinken, zingen, dansen,
pretmaken . . . ik mogt eens vergeten dat er
een Amsterdam was ..."
"'t Kan zyn dat het moeijelyk zal vallen
om er al de gezondheidsregels ait de hoo-
geschool te Salerno, door Cats zoo geestig
bergmd, in het oog te houden. Toch wil ik
het wagen en hoop het met eere er af te
brengen , om u later een trouw verslag mede
te knnnen deelen van hetgeen ik alzoo op-
merkte."
De volgende Zondag vond ons tegen den
middag voor het bekende huis te Sardam,
dat nitwendig door niets de heugelgke ge-
beurtenis verried , welke er binnen de harten
derbewoners vervulde. Waar anders ten platten
lande meestal een eereboog voor het huis
prykte en bloemfestoenen en kroonen het
den voorbijganger als ver v ondigden , dat er
"een braid in huis" was, van dit allesviel
Digitized by VjOOQIC
308
DE OUDE TIJD.
hier niets te bespeureu. Alleen woei er een
vlag van het pakhuis naast de woning en
scheen het ons toe, dat het huis en zijne
omgeving wat meer nog dan anders de
reinigende hand ondervonden had.
Wij traden binnen en vonden in het ons
bekende vertrek een groot gezelschap bijeen.
Aan den tooi der gasten konden we al da-
delijk zien , tot wien we ons wenden moesten
met den wensch, die ons op het hait lag.
Braid en bruidegom, hunne ouders, broe-
ders en zusters, al waren zij niet aan het
middenpnnt der tafel gezeten, het nieuwe
ietwat zwierige gewaad deed ze terstond,
door de wolk van tabaksrook heen, onder-
kennen van het overige gezelschap, dat wel
op zijn Zondags uitgedost, echter geene
feestelijke kleedij droeg en wat we be-
grepen dat met hetzelfde doel als wjj
gekomen was. We zagen dit gezelschap ge-
dnrig afwisselen. 't Was of er open hof ge-
houden werd en het gansche dorp belang
stelde in het geluk dat de familie van onzen
vriend genoot.
Terwjjl we daar zoo op ons gemak zaten
en op het gegeven voorbeeld een vaderlaud-
sche pijp rookten, lieten we onze oogen
eens ronddwalen, en waar zouden die zich
wel anders henen wenden dan naar haar:
"Moy meijsje van der jeugt met soovecl soeta
(gcsegent."
Zg , die thans , in al den glans harer schoon-
heid, de hoofdpersoon in het huis, de ko-
ningin der feesten was ? — Hoe blozen hare
wangen, hoe glinsteren die oogjes van
vreugde en geluk, hoe lief plooit zich dat
mondje als het dank zegt voor de wenschen
die , met eenige variation , steeds klonken op
hetzelfde thema: "ik wensch u zegen op
uw voornemen en dat het huweljjk ten be-
stemden tjjd voltrokken mag worden." En
wisten we nu al ras van ieder, die haar
naderde, wat hij of zij zeggen zoude — en
hadden we medeljjden met haar, die steeds
datzelfde eentoonige formulier moest aan-
hooren — wij hadden daareutegen wel ge-
wenscht om te mogen deelen in wat er op volg-
de ; geen toch , die het bruidje ongekust liet ,
eene hulde die den bruidegom op zijn beurt
van alle de vrouwelijke bezoeksters ontving !
Op de borst der bruid prijkte een sierljjke
bloemruiker, niet geplukt uit den tuin , dien
we eens bezochten , m&ar van zilver en goud-
draad geweven. Was dit haar onderschei-
dingstteken, de bruidegom had het zijne in
de met zilveren loovers en bloemen versierde
pijp. De moeders van het jonge paar hadden
mede groot toilet; de rijkste vereierselen
uit haar tresoor waren er aan toegevoegd.
Wat al juweel en goud dat daar blonk !
Maar zeker het kostbaarste in de oogen van
hen die het droegen, was de diamanten boot
in den karkant om den blanken hals der bruid
en de juweelen knoopjes in den das van den
bruidegom, — geschenken toch als het waren ,
door de jongelieden elkander op den dag
hunner aanteekening als bruidegom en bruid
gegeven.
Op de groote tafel, rondom welke wfl
zaten, stonden onderscheidene ververschin-
gen , koffij en geestrijke dranken ; terwijl gebak
en "lekkers" op verlakte blaadjes van tijd
tot tjjd werd rondgediend. Het beste wat
de kasten inhielden , zagen we dat thans in
gebruik was. De kolossale koffijkan met haar
beide kranen werd meer dan eens gevuld,
en de beide speelnootjes hadden druk werk
om de vrouwen te bedienen, even als de
speelnooten bezigheid genoeg bij de mannen
vonden. Aardig was het om op te merken ,
hoe het getal der bezoekers afwisselde en
hoe men berekende, wie er telkens komen
konden. We ontdekten, dat die becijfering
gebaseerd was op het uitgaan der verschil-
lende kerken, daar velen dier kerkgangers
hun bezoek bij het naar huis keeren afleg-
den. Zoo zagen we dan ook vele vrouwen
met hare kerkboeken in de hand binnen-
komen, wat in het eerst onze verwondering
had opgewekt, doch om de bovengenoemde
reden voldoende werd opgehelderd.
't Was een drukte en gewoel, een binnen-
komen en vertrekken , dat iemand het hoofd
moest omloopen , en mjjn vriend zag mjj aan ,
alsof hij zeggen wilde: "Wat hebt gij be-
gonnen?" Het werd al later en later; de
bezoekers verminderden , en eindelijk bleef
er niets anders over dan de familie.
"Zie zoo ," zeide onze gastheer , "dat rust ;"
Digitized by VjOOQIC
VAN "OVER HET IJ. !
309
en behagelgk klopte hy zijn pijp uit en stopte
op nieuw, als of hjj by het genot daarvan
die rust wilde smaken.
"Be mag u niet beklagen," was mijnant-
woord, "want 't is toch een der schoonste
dagen uws levens."
"Dat zegt ge teregt, maar 'tneemt niet
weg , dat het een heele drukte is en wij geheel
uit ons doen raken; en 't is nu nog maar
het begin. Die pret is verleden week vrijdag
al begonnen. 't Zal u wel niet onverwacht
gekomen zgn dat berigt van de ondertrouw
van onze bruid ?*' vervolgde h\j glimlagchende.
"Nu, we waren het schielijk
met de oude luf en de brui-
gom eens, wanneer en hoe
we het huwelyk voltrekken
zouden. Ik geloof dat wij
naar den zin onzer kinderen
handelden om het maar in
de Meimaand te doen. Boven-
dien er kwam een lief huisje
open, niet ver van ons af,
dat moeder nog al aanstond.
't Is mrjn eerste kind , dat het
huis verlaat, en wist ik wel
dat er wat mee gemoeid is,
toch heeft 't mijn idee nog
overtroffen. Wat drukte is
ons al niet door 't hoofd ge-
gaan , gezwegen nog van de
aanvallen die moeder op mijn
kas deed. Wel was er aan het
uitzet reeds lang te voren
gewerkt, maar nu ontbrak
er dit en dan weder dat. Ver-
dermoest het huis gemeubeld ,
en ofschoon dit met de oudelui van den brui-
gom voor gemeene rekening gaat, 'tkost al
weer geld. Maar dat is tot daar aan toe,
wij kunnen het goddank doen , en ons kind
is gelukkig. Vrijdag nu heeft de aanteeke-
ning plaats gehad. Zulks geschiedt hierdoor
den schoolmeester, en deze plegtigheid werd
door een gezellig avondje besloten, waarbij
echter een goed deel van den nacht kwam.
Daar is wat afgezongen , dat verzeker ik
u, want de kelen waren nog versch. Den
volgenden ochtend waren we toch weer vroeg
uit de vc&ren , om de laatste hand te leggen
Znanlnndsche dame, uit de
kerk kouicnde.
aan de reeds gereed gemaakte lijsten , om de
familie en vrienden op de naburige dorpen
en hier op Sardam aan ieder, die maar
eenigen naam heeft; , of als we zeggen ,
"huis af, huis aan," bood te doen brengen.
Hier toe hebben wij onze vaste menschen of
"boodbrengers ," en hun keel moet 's avonds
wel schor zijn van 't honderdmaal uitgespro-
ken berigt : u Van den ondertrouw en dat zon-
dag de eerste huwelijks-af kondiging zal plaats
hebben." Zoodra dit besteld was , moesten
de adressen op de missivcn aan onze han-
dels- en andere bekenden, zoo als gij er ook
een ontvangen hebt , geschre-
ven worden. Nooit hebben
wg drukker postdag gehad.
Ik heb mij dan trouwens ook
maar den ganschen dag in
de schrijfkamer opgehouden.
Jan had het te druk met zyn
speelnootschap , en het werk
kwam voor mij op en mijn
vrouw. Nu, die had het
meer dan druk , want in deze
dagen mag het bruidje niets
doen. Bovendien is het hier
de gewoonte dat zaturdags na
de ondertrouw al de vriendin-
nen van de bruid haar komen
gelukwenscheu , even als dat
by den bruigom zijne vrienden
en bekenden doen. Ik heb bij
beiden eens een kijkje genomen
en kan u verzekeren dat er
pret was. Om moeder was ik
maar blij, dat tegen den
avond de gasten scheidden , en
nog had zij geen rust , daar voor van ochtend
weer het noodige moest bezorgd worden. Er
zijn dan ook een paar "helpen" (noodhulpen)
aangenomen, want het goede mensch zou
zich over stuur maken. Van daag is het eerste
gebod uit het schoolhuis afgelezen , ten einde
ieder, die daarop eenige tegenspraak of
iets anders mogt hebben, de gelegenheid te
geven om er kennis van te nenien en zijn
regt te doen gelden door de geboden te
stuiten. Voor ons paartje zijn alzoo de ge-
boden gegaan, en veertien dagen moet het
onder die geboden staan , en zijn wij eigent-
Digitized by VjOOQIC
310
DE OUDE TLTD.
lijk geen meester van onzen tyd , en is het
alle dagen feest , zooals gy ondervinden zult."
"Ja , ja ," sprak de zoon des huizes , zich
by ons voegende. "Wy hebben u nu hier,
en ge zult eens zien hoe we feestvieren,
en" voegde hij er schalk by: u hoe ik voor
n met een buurvrouw aan tafel gezorgd heb."
u Als de heer Ceremoniemeester u z66
gunstig behandelt als hy zelf voorzien is ,"
schertste mijn vrieml, "dan voorzie ik dat
het oude spreekwoord wel weSr bevestigd
kan worden."
"En dat is?" vroeg ik als onwetende.
"Wel , dat van trouwen trouwen kontt ,"
antwoordde hij met een veelbeteekeuenden blik
op onzen jongen man.
Deze lachte en zag het meisje aan zijn
arm schalks aan. Hare blozende wangen schc-
nen te verraden, dat een aanzoek hier niet
onverschillig zon opgenomen worden en . naar
ik op het gelaat van den vader meende te
lezen, ook deze niet ongevallig zou zijn.
Toen zrj zich verwijderd hadden, maakte ik
daar eene zinspeling op en onze gastheer
zeide: "Ja, wat niet is kan worden. Voors-
hands is daar nog niets van in den molen.
Onze speelnoots en hunne meisjes zijn niet
altijd vrijer of vrijster, dat moet al gevallig
nitkomen. 't Zijn meest broeders of zusters
van braid en bruigom, en als deze ontbre-
ken, goede vrienden of vriendinnen, die er
voor gevraagd worden. Deze niet altijd ge-
makkelijke taak vindt doorgaans nog al
* liefhebbers."
"Mfl dunkt," zeide ik, toen we, op be-
leefd verzoek der huisvrouw, die het vertrek
wat wilde "opredderen ," ons naar buiten
begaven en daar op een bank plaats namen:
"dat het ook voor jonge lieden , buiten eene
gelegenheid als deze, al zeer moeijelijk is
om met elkander in kennis te komen."
"Daar is wel iets van aan , en hadden
we onze zeiltogtjes en ijsvermaken niet, er
zou menig huwelijk ongesloten kunnen blij-
ven. Maar wat zal ik zeggen: genegenheid
zoekt gelegenheid. Ik herinner me nog zeer
goed, hoe ik kennis aan mijn vrouw kreeg.
'tWas van een bezoek by mijne zuster, dat
ik ze naar huis geleidde. Waren later de meis-
jes uit , ik wist het en was 's avonds trouw i
op myn post. Ik heb zoo menig wandelin-
getje op deze wijze in den maneschijn gedaan ,
en zag mij beloond. Wij kenden elkander
genoeg om dadelijk aan de oude lui vaste
verkeering te vragen. Dikwyls toch gebeurt
het aan een knaap , zin krijgende in een meisje ,
dat zij hem wel eene verkeering toestaat, doch,
wanneer na drie elkander volgende zondagen
— de gewone dagen waarop de vrijer zyn vrijster
bezoekt — een der partijen of wel beide
hare verwachting niet vervuld zien, ze ook
weSr in vrede scheiden. 't Gebeurt ook wel,
dat vrijers en vrysters zich tot een a zel-
schap" vereenigen, en dan kan het er , altijd
i4 in eer en deugd", bout genoeg toe gaan.
In die "rondjes" te midden van andere kor-
nuiten leert men elkander ook beterkennen,
dan in die stille Zondagavondjes , en menig
"losse" verkeering is er door in een "vaste"
over gegaan."
"Anders , zou 'k meenen , zoo in den huis-
selijken kring "
"Ja, doch als de klokke tien slaat en de
oude ltd naar bed gaan, blyft ge toch met
de dochter alleen en hebt ge vrijheid tot
middernacht. Gy glimlacht en zoudt uwer
dochter die vryheid niet ligt toestaan. En
toch moet ik u zeggen , dat men van dat
"opzitten" hier geen kwaad ziet of onder-
vindt , en — 's lands wijs 's lands eer. By de
mindere standen, waar men zooveel minder
gelegenheid heeft om met elkander in ken-
nis te komen, geschieden die aanzoeken op
een eigenaardige wys. Wanneer een jong-
man plan op een meisje heeft, zal hij, ge-
dachtig aan 't oude rijmpje :
Vrijers die 'traicnen,
Komen tusschcn ncgcn ca tienen.
om dien tyd aan de deur barer woning klop-
pen. En als het meisje, dat wel raden kan
en ligt hoopt dat 't om haar te doen is , naar
voren spoedt en vraagt: "Volk?" en dan
geantwoord wordt: "Goed volk," en we£r
vraagt: "Wat moet dat volk?" en het dan
klinkt: "Trijntje ," of gelijk ze heet: "Mag
ik mijn pijp eens aansteken?" dan weet ze
ook meteen de boodschap. Dit toch is zoo
wat de algemeene inleiding tot elke vrijagie
onder onze werklieden en meiden. Dikwyls
Digitized by VjOOQIC
VAN "OVER HET IJ.'
311
wordt de stem van den vrijer herkend of is
door een reet van de dear of door 't ven-
sterglas zyn persoon eens begluurd; heeft
net ineiske zinnigheid in den vrager, dan
wordt het bovendeel der denr geopend en
heeft er over de onderdeur een lang of kort
gesprek plaats, al naarmate de personen
zyn ; en dat eindigt met het digtdoen der
deur, of wel — en dit is een goed teeken —
gaat het meisje om een test of komfoor
te halen , opdat de jonkman aan het kooltje
zijn pyp kan aansteken. Wordt dan nog by
het afscheid een zoentje verworven , dat geeft
hem goeden moed om den volgenden Zondag zijn
aanzoek te herhalen, en is de ontvangst
dan even vriendelyk , dan is den derden Zon-
dag zijn overwinning zeker. — Sommige
meisjes wachten dien derden Zondag niet eens
af , maar laten reeds den eersten den vryer
binnen ; doch die op eenig fatsoen staat — en
een dienstmeid moet toch altyd permissie
van hare vronw hebben — wacht den tijd af.
't Is niet zeldzaam dat een meisje twee of
drie bezoeken op e'e'n avond krijgt. — Ge
begrijpt wat pret het geeft , als ze reeds by
een ander "opzit". Nu , lach niet om 't woord ,
dat hier toch geen andere beteekenis heeft ,
dan dat , in plaats van naar bed te gaan ,
de persoon in kwestie nog eenigen tijd blijffc
op zitten en dit wel in zoet gezelschap."
"Zoodat de ronde Roemer ook hier van
den lof der blauwe scheen zou kunnen zingen ?"
"Naar ge het neeint; ge weet ook wat
Roemer zeit:
"Scheenstooten maakt den vrijer voorzichtig en
(wijs."
En aan zulk een lesje is 't mogelijk toe te
schryven, dat men er, even als overal,
niet veel medelyden mede heeft, wetende,
dat als men zich hier gestooten heeft , men
ligt elders den balsem vindt."
"Een aardige manier van vryen !" hervatte
mjjn vriend. "Ik zou wel eens getuige willen
wezen van eene amoureusheid , die zoo nuch-
ter begint."
"Waarom?" antwoordde ik. "'tis maar een
aanleiding, even als in een gesprek over
wedr en wind de tong los raakt. Dat op-
steken van het pijpje is zoo ongerijmd niet.
De hoop ligt er toch in , dat men dat pijpje
genoegelijk by de nitverkorene mag uitroo-
ken. — En ge weet ook wat Huygens zegt :
Zeker zijn de avondstonden
Altyt zoeter dan het licht;
Altijd handigcr bevondcn
Tot de lieve vrijersplicht.
Myn vriend lachte en zeide : "Zoo kunt
ge overal po6zie in vinden , en onze gastheer
mag zich gelukkig achten u straks aan den
disch te zien; dat zal zeker een rijmpje
geven. Maar scherts ter zijde. Zijn de hu-
welyken , die op zulk een wel wat licht-
vaardige wijs aangeknoopt worden, wel ge-
lukkig?"
"Waarom niet? Ge moet uitgaan van den
regel, dat elk aanklopper het meent, en
zij die hem ten antwoord staat. kan het
al ligt hooren of begrijpen , of het den vryer
ernst is, of wel dat de linkert maar op
een gezellig avondje uit is. Bovendien, op
dorpen als het onze kent men elkander, en
tusschen dezen en de volgende Zondagen is
er gelegenheid te over voor het meisje, om
naar den vryer te onderzoeken. Ik verzeker u ,
dat menig een op den tweeden Zondag moeite
voor niet doet. Maar ook , dat menig meisje
wel eens vergeefs zit te wachten; want het *
zijn niet alle vrijers die 't meenen , al zegt
het rijmpje dat ook van hen , die gfl om dit
uur ons dorp rond ziet gaan."
"'t Zal toch wel eens gebeuren, dat om
eenige oorzaak eene vrijery verbroken wordt ?"
"Ongetwijfeld. Niet ieder krijgt wat hem
is opgelegd ," antwoordde onze gastheer glim-
lagchend. — "Men zegt wel dat de huwe-
lyken in den hemel gesloten worden, maar
wie de regte Jozef is, moet de tijd leeren.
Menig vryer; in wiens omgang het meisje
op den duur geen behagen vindt, of wel
wiens leefwijs of gedrag afkeuring wekt,
krijgt zyn afscheid, of zoo als wij dat noe-
men den zdk , en dat meest met de handen
er bij. Anders toch gebeurt het wel eens dat
een dus afgewezen vrijer, gedachtig aan het
spreukje "een aanhouder wint" pogingen aan-
wendt om den verloren grond te herwinnen ;
doch wanneer hij bij dien zak ook de banden
gekregen heeft, dan heeft hy alles wat hy
Digitized by VjOOQIC
312
DE OUDE TDD.
noodig heeft om zgn verloren heil weg te
dragen." '
"En hoe lang duurt nu wel de vrjjaadje?"
"Ongelgk , naar stand of betrekking is ,
twee , drie , vier jaar ; onder de arbeiders en
dlenstboden het langst: deze toch hebben
meer tijd noodig om voor hun uitzet te zor-
gen. Die onder de laatsten een goeden dienst
heeft, laat hem zoo spoedig niet varen, al
hebben ze ook het lagchende vooruitzigt om
de beenen eens onder een eigen tafel te
steken. Ja , dat eigen baas te zijn , wil wat
zeggen, en als ik zoo onze meid aan-
zie, kan ik wel eens denken, wat verschil
ze zal moeten ondervinden, hier, waar haar
de kost voor het eten is , en later , als ze
met de wekelijksche verdienste van haar man ,
soms met een heel huishouden, moet om-
springen. En toch weten ze dan wonder wel
de tering naar de nering te zetten ; dan ko-
men de bespaarde kleederen en penningen
goed te pas en ziet ge zulke gezinnen meer
dan eens tot welstand komen. — Maar ik
geloof dat het zoo zoetjes aan onze tijd
zal worden om naar de herberg te gaan. Ik
heb het oude gebruik moeten volgen , 't welk
wil dat de eerste zondag voor rekening van
9 den vader der braid komt , terwijl de eigent-
lijke bruiloft door dien van den bruigom be-
kostigd wordt. Onze familiSn zijn nog al
groot , en het is ook langzamerhand gewoonte
geworden om de bruiloft in de herberg te
geven. Ofschoon dit in de rekening, als ge
'denken kunt, nog al verschil maakt, staat
daar een groot gemak voor onze vrouwtjes
tegenover. Men kan zich ook wat vrijer be-
wegen, wat feestelijker aanregten, daar de
hospes zich beter op dat werk verstaat en
er een Amsterdammer kok te hulpe komt."
Wij ervoeren alras dat onze gastheer
wel gegist had, want de zoon des huizes
' Dit sprcekwoord, voor zijn afscheid krijgen,
was algemecn en werd niet alleen op de vrijerij
toegcpast. Iedere dien9tbode wie de dien9t werd
opgczcgd, ieder wcrkman die* zijn Stiek kwijt
geraakte, kreegdeu zak, en als hun smccken , om
in betrekking te mogen blijven, niet helpen mogt,
zeide de volksstem : "hij , of zij , heeft den zak met
dc banden cr by."
kwam ons waarschuwen, dat het zoo lang-
zamerhand tijd werd. Haastig rees onze
vriend op, daar de zorgvnldige hand der
vrouw nog eens, als hfl zeide, over zijn
feestpak moest gaan. — Wij volgden hem
langzaam en vonden, toen we binnen kwamen ,
het gezelschap gereed. Wij bemerkten dat
dit gaan naar de herberg niet zonder cere-
monieel geschiedde. Eerst toch ging onze
gastheer en vrouw als de "traktanten" , dan
de ouders van den bruidegom. Op hen volgden
de speelnooten , voorafgegaan en gevolgd door
een paar neefjes en nichtjes van bruid en
bruidegom, die de belangrijke posten vervul-
den van strooijonker en strooijuffers , of zoo
als we ze hier hoorden noemen , strooijer en
strooisters, en welke paartjes nog wel als
voor- en achterstrooijers naar hunne jaren
onderscheiden waren.
Mijn vriend zag mij aan, toen ieder met
zjjn dame de deur uitging en arm door arm
in statigen tred daarheen wandelden, alsof
hij viagen wilde: "En gij?" — Maar ik kon
het spotachtig lachje bij dien blik best weder-
staan , met het antwoord , dat wg zamen den
stoet op eenigen afstand zouden volgen , daar
we anders als vreemdelingen en zoo onge-
paard ligt de opmerkzaamheid en spotlust
zouden opwekken. — Ik kon hem dan met
een aan de schuit brengen.
"Gij hebt een goed raadsman gehad," zeide
hy, "ik gevoel ook weinig lust om me door al die
nieuwsgierigen te laten aangapen , die ik
ginds aan den weg zie ; maar wat me spjjt is ,
dat ik van het genoegen beroofd ben om
haar te leeren kennen, die uitverkoren is
om door u "opgepast te worden".
n.
In opgewekte stemming verlieten wjj het
nu stil geworden huis en volgden den ons
aangewezen weg. Wij konden uit de hier
en daar op bruggen en voor de huizen staande
troepjes dorpsbewoners afleiden , hoeveel be-
kijks de bruidstoet al moest gehad hebben,
en door menig woordje dat we opvingen
werd bewezen , dat ook hier, even als overal
elders , kritiek werd uitgeoefend over kleedij
en personen.
Op den Dam was het niet minder vol dan
' Digitized by VjOOQIC
VAN "OVER HET IJ."
313
aan den weg, en wy hadden moeite om de
schuit, die juist zou afvaren, te bereiken.
Gelukkig kwam mijn vriend nog bjjtijds. Wij
namen afscheid. Zijn "veel genoegen !" klonk
me nog in de ooren, toen ik den steiger
weder afging en de niij aangeduide herberg
opzocht. Deze was geen der door ons vroe-
gergenoemden , maar eene , die, zoo alsmij ge-
zegd was, door de meer aanzienlijke dorpe-
lingen bezocht werd, welke hier hunne
zamenkomsten hidden en bruiloften gaven.
De denr werd geopend , zoodra men door
de glazen mijn persoon bemerkte, en ik zag
aan het uiteengaan der zich wat opdringende
menigte , dat een bruiloftsgast by hen eenig
respect genoot — al werd die goede ge-
dachte ook wat getemperd, toen ik een stok
zich hier en daar zag bewegen, waarmee
een dienaar der H. Justitie de grenslyn als
afbakende.
Ik werd door mijn vriend en zijne echt-
genoote als de "traktanten" welkom gehee-
ten en door hen aan de zorg der speelnoots
overgegeven. Zij geleidden mij naar eene
groote kamer, waar ik het gczelschap van
dezen morgen wedervond , vermeerderd met
eenige mij onbekende personen, doch welke
mij alras als ooms, peeten, neven of nich-
ten van het jonge paar werden aangeduid.
Toen het gezelschap voltallig was, — ik
telde zoo wat honderd personen , — kwam
mijn gastheer en vrouw weder binnen. In-
middels was er koffij en lekkers gepresen-
teerd , en hadden de mannen den gouwenaar
spoedig in brand. Het gesprek werd weldra
algemeen. 't Was een lust om de vergenoegd-
heid op te merken , die op ieders gelaat als
te lezen stond. Men kon zien dat deze dag
onder de aangenaamsten des levens gerekend
werd, en ik hoorde dan ook, dat de uit-
noodiging tot zulk een feest als een groote
eer beschouwd werd. Op de koffij volgden
likeuren en geestrijke dranken, en toen het vier
uren werd , klonk het sein om aan tafel te gaan.
Wy kwamen in eene mime kamer, waar
de disch bereid stond , op eene wijze als ik in
Amsterdam niet beter had kunnen verwachten.
Bjj elk couvert lag een naamkaartje ' en
1 Van die zoogcnaamde bruiloftskaartjcs heb
ik ecns eene mcrkwaardige collectie gczien. Een
1870.
die niet spoedig genoeg zijne plaats vinden
kon , zag zich ras door de speelnoots op
den weg gebragt. Ik vond de mijne naast
eene Peet of moei van den bruidegora , eene
deftige juffer, maar die me niet z66 stemmig
Week als het effen gekleurd jak en eenvou-
dig kapje , even als dat ietwat bleek gelaat wel
vermoeden liet. Wij waren schielijk in kennis ,
en ik mogt goedkenrend knikken op de vraag,
die ik in de blikken van den ceremonie-
meester meende te lezen , omtrent de dame tot
wier "oppassing" hy mij aangewezen had.
Zij was eene aardige praatster en bleek me
eene goede opmerkster in het leven geweest
te zjjn. — Ik had het als vreemdeling,
onder zoovele met elkander bekenden, niet
beter knnnen treffen, en mogt zoo bij my
zelven de opmerking raaken, waarom die
geestige en irtderdaad bevallige dame onge-
huwd gebleven was? Te hooger zag ik bij
haar op, toen myn vriend mij later mede-
deelde, dat zij "gelegenheid genoeg gehad
had", maar dat hy , met wien zij op het punt
stond te trouwen, plotseling gestorven was ; —
zooveel liefde had zij voor dien e^nen ge-
gansch geslacht, had daartoe zijne bijdrage ge-
geven. Opmerkelijk was de vcrandering door den
geest des tijds, er op tewceg gebragt. Waren die
van Bruid en Bruidegora steeds onderscheiden
door hunne grootte als raeerdcre sierlijkheid, ook
die der overigc hoofdpersonen bij het feest raunt-
ten steeds, naarmatc hnnue betrekking tot het
echtpaar, boven die der overige gastcn uit. Van
het eenvoudige papicrtje af, tot al zwaarder en
zwaardcr papier of kartou ,klom ook steeds sieraad
ja pracht, al zouden we niet alles even smaakvol
willen noernen. Fraaije kaartjes waren er onder,
sommigc geteekend en prachtig gekleurd. Dat de
symbolen van de echte huwelijkstempels, altaren,
cugido's, duifjes, niet ontbraken, spreekt van zelve ;
evenmin waren de zinneheelden van handel,
scheepvaart, nijverheid vergeten. Van alles leerde
men tot sieruad en glans partij te trekken.
Zelfs toen de "patriotsche tijd" vrijheidsboomen
en nationale kleuren vroeg, waren dat wclkorac
dingen voor de vervaardigers der kaartjes, en
raoge het burger en burgeres niet elk even
welkom voor zijn naara geweest zijn, sprckender
nog of liever zouderlinger was het kaartjc, op welks
huwciijksterapel het gepruiktc beeld van Vader
Hooftnedcrzag, in denrijkdoorvlochten krans, die
het prcntje oragaf en van welken krans hij als het
ware den knoop uitmaakte,
40
Digitized by VjOOQIC
314
DE OUDE TIJD.
koesterd, dat zy standvastig elk later aan-
zoek had afgeslagen. Zij bleek mij eene ont-
wikkelde vrouw te zyn , en mogt ook het ver-
keer dat zij buiten het dorp gehad had niet
zonder invloed op haar gebleven zijn , zij was
toch in kleedy geheel de Sardamsche gebleven ,
en ik kon niet opmerken, dat zij in eenig
ding hare raeerderheid gevoelen liet. Aan
haar had ik inderdaad genoegelyke nren te
danken, en ze was me een vraagbaak over
hetgeen me in deze omgeving vreemd moest
voorkomen.
Wij waren niet gezeten , of de schel van den
ceremoniemeester klonk, en nit hetgeen hij
sprak, bleek my dat hij de tafelwet wilde
eeren als onze vrome Cats die voorschreef:
Wie feeat of maaltijd houdt, dit moet gij niet
(vergeten :
Roept God den Schepper aan, eer dat cr wordt
(gegetcn :
Wat gij de vrirnden biedt of op nw tafcl zet,
En heeft geen zegen in dan na een rein gebed.
En dat dit gebruik hier heerschende was
en dus zijne uitnoodiging niets vreemds be-
helsde, zag ik, daar reeds velen de handen
vouwden , toen de schel klonk en menig blik
zich naar het einde der tafel wendde. Ook
dit laatste begreep ik , toen ik hoorde , dat hij
"den goeden vriend" zijner onders uitnoodigde
om in dat gebed de gasten te willen voor-
gaan. Een man , wien de grijze lokken op de
eenvoudig zwarte pij afdaalden , stond op , en
terwijl eene plegtige stilte in het vertrek
heerschte, vroeg hy Gods zegen niet alleen
over hetgeen de gasten zou geschonken wor-
den, maar ook dat die zegen de genoegens
van dezen dag kroonen mogt. Het was een
kort maar krachtig woord, en toonde dat
de man begreep , waar en waarom hij sprak ;
en toen ik myne buurvrouw die opmerking
maakte , knikte zc my toe en hoorde ik dat
dit wel van hunnen vriend te wachten was;
ongestudeerd mogt de vermaner wezen, hij
kende te beter de behoeften des tyds en
van het oogenblik.
Ik wil niet beschrjjven wat gcregten ons
voorgediend werden. Al miste ik de vreemde
schotels die op menig feest in de Amstelstad
my aan de fransche koks herinnerden, ik
had daarvoor het voorregt goede hollandsche
kost te mogen proeven . die in rnimen over-
vloed voorhanden was , en een wijntje dat de
kenncrs voldaan zon hebben. De kok had
eer van zyne taak en de kastelein voor de
bediening.
Van tijd tot tijd deedde ceremoniemeester
de voor hem staande schel klinken en ver-
zocht hy de vrijheid om eene "conditie" in
te stellen , condition die , met braid en brui-
degom beginnende , speelnoten , strooyers en
verder de familie in hare verschillende gra-
den volgen lieten, om met u de vrienden ,, te
beslaiten. Toen deze "gezondheden" gedron-
ken waren, kon het niet anders of handel
en nyverheid moesten volgen, met het wel-
varen van den grond, die de gasten had
zien geboren worden. — Wanneer de voor-
speelnoot zijn verlangen voldaan had gezien,
luiddc ook het schelletje van den achter-
speelnoot , en riep hij met heldere stem :
"Ztoikr — Ik wist eerst niet wat die
oproeping beduidde en keek mijne buurjuffer
vragend aan. Ik zag dat hare wangen met
een blosje overtogen werden en begreep
alras de oorzaak en het vreemde woord
tevens, toen ik iedereen hier aan de naast
hem zittende dame een kus zag geven. Het
raadsel was mij nu opgelost, en daar de
juffer naast mij al lagchende zeide : :t het hoort
er bij ; een zoentje is maar stof , die 't niet
wil hebben veegt het of" — en zich gul
naar mij henenboog, kon ik wel niet anders
dan het bevel volgen, en bleef verder ook
niet in gebreke om er my aan te onder-
werpen. Soms werd er "Zwik overall" ge-
roepen , en dan had men het voorregt om
ook zyne buurvrouw ter linkerzyde te mogen
kussen. En daar onze achterspeelnoot nog
al pret in zyne waardigheid scheen te hebben,
of wel gaarne zijne eigene roepstem gehoor
gaf: zyn schelletje luidde nog al dikwyls,
en myne buurjuffer meende van wat al te
druk; anders toch werd er na elke gezond-
heid niet zoo altijd gezwikt. Daar ik hier voor
het eerst zulk eene party bywoonde, kon
ik den schalk veroordeelen noch vrijspreken ,
en vergenoegde mij dus als ter veredeling
van haar rympje van straks haar glimlag-
chend toe te voegen :
Digitized by VjOOQIC
VAN "OVER HET IJ."
315
Ecn kusje met ceren
Kan niemand deercn.
Het tal dier gezondheden en kusjes w£rd
afgewisseld door zang. 't Was ook hierin
dat de ceremoniemeester het sein gaf. Ik
stond verbaasd over den voorraad liederboekjes
die ik zoo eensklaps te voorschijn zag komen ,
en begreep nu dat de baleinen emmertjes,
door de vrouwen medegebragt, niet doelloos
waren l .
1 Onder die Liederboekjes was wel het mecst
gezocht: het Groot Hoorns- Enkhuyzer- Alkmaar-
der- Purmerender Liedeboeck, versiert met veel
mooije Bruyloftsliedekens en gcsaugcn. — De
iuhoud dier liedjes inoge men thans wat dartel
vinden, toen ergerdc niemand van Let vrolijke
1 evens] ustige volk er zich aan, en zong ze naar
hartelust. Wcl waren er ook toen stem men , die
zieh tegen dezc zangen verhieven , en door "zedige
en stichtelijke rijmcn" de oude liedboekjes trachtte
(e vcrdringen , raaar de wercldsche wijsjcs waarop
die gczongcn mocsten worden, dicnden vaak om
de oude vrolijke herinncringen levendig te houdcn.
Het gcnoemdc Liedeboek werd in Noordholland
algemcen gcbruikt bij bruilofts- en gezellige bij-
eenkomsten, en is onder den naam van Mopsjc
het meest bekend, een naam dicn het waarschijn-
lijk dankt aan den herder Mopsus, uit een der
reijen in het bockske. — In zijn klein formaat
liet tiet Mopsje zich gemakkelijk inededragen,
en het wus weeldc gewordeu om fraai gebonden
excm|)laren te bezitten, die dan nog mcestal met
zilveren en soms met gouden knippen prijkten.
Voegt men bij deze Mopsjes, in enkele en dub-
bele onderscheiden, de velc andere Liedeboekcn
uit dien tijd, die hier evenzeer bekend waren,
men zal mocten erkenncn dat de zanglustigcn
geen gebrek aan stof hadden , en het wel noodig
was om een geschikt middel te bezitten om die
bibliotheck mede te vocren. De zanglust aan de
Zaan gaf ook den uitgevers Soeteboom te Zaandam
en Bogaert te Wormerveer moed, om het getal
Liedeboekcn te vcrnicSrcn en, naar den inhoud
te oordeelen, behoorden zij tot de rigting die
tegen de Mopsjes partij trok. Soeteboom gaf
uit: Sanerdaras Bloemccrans 1645, ecn klein
Lusthofken 1649. Bogaert: Zaanderbloem ter eere
der Zaanlandsche Zaanders 1638 — het kan niet
nationaler, dunkt me, — en Saander Blocme-
stralen 1649, verder Nieuw Medemblickcr Lied-
boek 1645 en een herdruk van het zoo veelvuldig
— ook te Krommenic — herdruktc Rijper Liedt-
boekskc. Al die uitgaven zijn hoogst zeldzaam
geworden, terwijl van de Mopsjes nog altijd
exemplaren voorkomen.
"Ik denk wel," zeide mjjne buurjuffer
glimlagchende , "dat gij niet als onze mans
onze liedboekjes kent, en daarom zullen we,
als ge wilt, maar zamen zingen." Enmeteen
lag zij een net gebonden Mopsje tusschen
ons, op welks zilveren knip haar naamcijfer
met een ander gegraveerd was. — Ik ver-
moedde wat die andere letters beteekenden ,
al had de ligte trilling der fijne vingcrs,
toen zg het knipje opende , mjj in dit boekje
niet een lief geschenk in hare vrolijke jeugd
doen vermoeden. Zij had dra het opgegeven
liedje gevonden , en toen zij aanhief te zingen
gevoelde ik wel eenige verlegenheid om dien
zoeten klank te volgen.
"Heb geene vrees," zeide zfl, mfln aar-
zelen opmerkende. "Ieder zingt op zijn
manier, en we doen het hier niet om den
prys. Zingt men in de kerk ter eere Gods,
hier ter wille van het feest; alles op zijn
tyd zou 'k meenen ; — bfj beide moet men
meer zien naar de stemming des gemoeds
dan naar de zuiverheid der noten. En toch wil
ik a wel bekennen dat die zang mij wel
eens hindert waaraan alle kunst ontbreekt,
en ik oordeele het een groot genot als de
stem door eenig muziekinstrument begeleid
mag worden. Zie , ik ben meermalen in stad
in uwe gezelschappen geweest, en heb het
bejammerd dat we hier in de muziek wel
wat ten achteren zijn ; hoewel de lief hebberij
er voor toch gaandeweg bij de jonge lui
aanwakkert. Wat onze zamenkomsten daarbij
niet winnen zouden!"
Zoo sprekende kortten wij den tfld, als
niet door de tafelwetten de aandacht bij an-
dere zaken bepaald werd — en het kon niet
anders of ik leidde het gesprek meer dan
eens naar de bruiloftsdagen , daar ik dan
zeker was van mijne nieuwsgierigheid beloond
te zullen zien. Zy verhaalde m\j, dat die
feesten al wat tijd geroofd hadden en nog
zouden rooven. — "Ik wil zwflgen," zeide
zij, "van de drukte die het "uitzet" van
beide partijen gegeven heeft, en de "kopjes"
die er volgen*, als de naaste familie en ken-
nissen der bruid ten harer huize komen,
om de bruidskleSren te zien. Zie, als in
stad, zit de bruid hier niet in staatsie, of
ge moest den zondag ochtend er voor willen
Digitized by VjOOQIC
310
DE OUDE TIJD.
rekenen , als men feleciteeren komt ; maar op
die kopjes ziet ge minder hoe het kleed
zit, maar te beter hoe fraai en deugdzaam
die stof en hoe ryk al die sieradeu zyn.
Dan ziet ge het pak voor den eersten en
tweeden zondag , en dat voor een pretje in de
week , maar ook het gewaad waarin zij trouwen
zal. Dat is dan een gekijk. En treft ge het
dat er een oudje van dagen bij is , dan kunt
ge zeker zijn, om kleeren van jaren her te
hooren beschryven, terwyl anderen u weer
weten te vertellen, wat kleed die of die of
zij zelve droeg toen ze trouwde."
"En een prijzen van het oude door de een en
beoordeelen der andere over dit of over dat ?"
"Ook dat loopt er wel onder — men
moet toch wat praten." Dat zijn voor ons
vronwtjes de pretjes reeds v66r de bruids-
dagen. Dan volgen die dagen zelven, en ik vrees
van in deze veertien dagen geen enkelen dag
thnis te zullen zijn. Dan toch zal er een
kopje wezen by de bruid aan huis , en dan
aan dat van den bruigom. Dat begint 's och-
tends om elf-twaalf uur en eindigt drie-vier
uren in den namiddag , soms later. Dan is er
we£r een avondpartytje , en soms ook worden we
ten eten verzocht. Altyd vraagt men de
gansche familie. By al die gelegenheden
wordt gezongen en dikwyls allerlei gekheid uit-
gehaald; want we hebben hier even goed
onze drink- of gezelschapsliedjes als elders,
die het poenitet weten uit te lokken. En dat
kan soms erg genoeg gaan , want niet ieder
is even bedachtzaam."
"Maar mijn hemel ! hoe is dit uittehouden ?"
"Dat zult ge ondervinden, mijn waarde
heer, nn ge in het geval zijt. Op onze
buren- of vriendenkopjes moogt ge al niet
tegenwoordig zijn, er zullen toch dagen en
avonden genoeg komen dat ge genodd zult
worden. Wees nog tevreden , dat wij in onzen
stand de gewoonte niet hebben, als bij de
minderen , om na den eten met den ganschen
bruiloftsstoet eene wandeling langs het dorp
te doen, paar aan paar, bruid en bruide-
gom voorop. Hij met een versierde pijp, zij
soms met een ruiker. Zoo "stroken" de vro-
lyke gasten voort ten aanschouwe van de
gansche gemeente, die hunne vreugde zoo-
wel als hun bruiloftskleed aan kan zien."
"En is die gewoonte alleen daarom in zwang?"
"Och neen, ik geloof veeleer dat het een
htriselijke oorzaak heeft. In dien tijd der
wandeling toch wordt de kamer weer opge-
ruimd en vindt de stoet by zijn terugkomst
de thee gereed."
Ik ondervond alras dat mijne spraakzame
juffer over die uitnoodigingen goed gegist
had; want tegen het einde van den maaltijd
stond er een van de gasten op, die in zijne
kwaliteit als oom , uit naam der ooms en peten
van den bruidegom, het jonge paar en de
familie verzocht om aanstaanden Zondag hier
weder te verschijnen. Onder het luidgejuich,
waarmede deze tijding begroet werd, stond
er een ander der gasten op, naar ik hoorde
mede een oom, maar nu van de zijde der
bruid, die krachtens eene dergelijke procu-
ratie als de vorige spreker, eene uitnoodi-
ging voor een dag in de volgende week deed.
"Ziet ge," fluisterde mijne buurjuffer,
"dat is nog maar het begin, en nu komt
er zeker nog een dagje bij den grootvader
van den bruigom en de grootmoeder van de
bruid, of de beide oudjes moeten het zamen
willen doen. — Neen, ik zie het al; vader
wil ter eere van zijn naamgenoot allien aan
de drukte, en die zal wel voor een groot
deel op mij nederkomen."
"Kon ik maar helpen!" waagdc ik te
zeggen.
"Och, gij steedsche heeren, wat weet ge
daar af van onze gewoonten. Maar ik zal den
wil voor de daad nemen.
"Wat zie ik? staat men reeds van tafel
op?" viel ze zichzelve als in de rede; "en
nog is het afscheidslied niet gezongen ? Maar
neen ! daar staat broer Klaas al op , en klinkt
de schel van de speelnoots."
En alsof ieder van de gasten bij inge-
ving wist wat er gebeuren zou: als te gelijk
werd het door myne buurjuffer bedoelde lied
aangeheven. Op luiden toon en met opgewekten
zin klonk de zang, waarin zich vriendschap
en dankbaarheid over het genoten onthaal
uitsprak , en waarop de traktanten met eenige
regels antwoordden.
Men stond van tafel op en de gasten be-
gaveu zich in een nevenvertrek , waar wel-
haast thee en confituren rondgediend werden.
Digitized by VjOOQIC
VAN "OVER HET U."
317
Onderwjjl dit gebruikt werd en ieder op
zyne wijze van de lange zitting aan tafel
verpoosde, had men de eetzaal opgeruimd,
en op het sein van den ceremoniemeester be-
gaf men zich weder naar dit meer ruimte-
biedend vertrek. Maar dit was , als mij Week ,
het doel niet — want de jeugdigen onder
het gezelschap begonnen alras een dansje,
welk voorbeeld aanstekend scheen tc werken ,
daar allengs zich meer en nieerderen by de
vrolijke groepen voegde.
In het eind, de oud-vaderlandsche deun-
tjes en rondedansen : "Daar ging er een paterke
langs den kant", u 'k Zou laatst door een
boomgaard gaau", en dergelijken lieten geen
der gasten op den stoel , ja , grootmoeder en
grootvader zelfs werden er door medegesleept
en toouden tot algemeene pret in het "pater-
tje" dat zij de dagen hunner jonkheid nog
niet vergeten waren.
't Was diep in den nacht , toen ik miJDe
baurjuffer naar huis geleidde.
(Wordt vervolgd.)
AFBEELDING VAN DEN GOUDEN KOP,
door de Staten van Holland en We%t-l?riedand aan Cornells de Witt , Michiel Adriaentz.
de Rnijter en Willem Joseph van Gent, tot een aandenken geschonken, 1667.
Wio onzer lezers, die
geen vreeindeling is op
het gebied onzer Vadcr-
landsche Geschiedenis ,
fcent niet de bijzonderhe-
den betreffende den roem-
rijken togt onzer vloot naar
de Teems in het jaar 1667,
en waarvoor door de Sta-
ten van Holland en West
Friesland bij hunne reso-
lutie van 2 Julij 1667 aan
de Hoofdbeleiders , den
Gevolmagtigde op 's Lands
Vloot, Mr. Cornelis de
Witt, en de Luitenants
Admiralen Michiel Adri-
aensz. de Ruijter en Wil-
lem Joseph Baron van
Gent, niet tot eene be-
honing , maar tot een
gedenkteeken in hunne
familie en voor de na-
komelingschap , werden
vereerd met een gouden Kop, waarop het
voormelde feit stond gegraveerd. y
1 Of op de beide andcre koppcn het feit ge-
graveerd werd, is m(J onbekcnd ; op den kop,
die dc Witt is aangeboden center, die op de
tentoonstelling van wapenen cnz. ten vorigen
jare te Amsterdam gehouden , prijkte , is de gc-
beurtenis in fraai email voorgcsteld , tenvijl voet-
Volgens eene aanteeke-
ning van den Geschied-
schrijver van ons zeewezen
Mr. J. C. de JoDge , wa-
ren , toen hij zijn werk
schreef, nog twee dezer
gedenkstukken aanwezig ,
en wel die van de Ruyter,
bij den Graaf van Goltz
te ? s Gravenhage, en die
van de Witt, bij den
Heer M. H. P. Hoogh te
Dordrecht ; terwijl die van
van Gent, in 1795 of
1796 in de smeltkroes is
gegaan. 2
Met den kop, aan de
Witt geschonken , had een
vijftigtal jaren later een
zonderling incident plaats.
Na de Witt's overly-
deu bleef dit gedenkstuk
in het bezit zijner weduwe
Maria van Berckel ; na haar
dood werd hun eenigste dochter Anna Eli-
sabeth de Witt, gehuwd geweest aan Mr.
Simon Muys van Holy, er erfgenaam van. Z\j
benoemde tot haar eenige en universeele erf-
genamen Johannes en Cornelis de Witt,
stuk, knoop en deksel rijk met drijfwerk zijn
versierd.
1 2de Dcel. 2de Uitgave. biz. 200.
Digitized by VjOOQIC
318
DE OUDE TIJD.
zoons van Johan de Witt, in leven Secre-
taris der stad Dordrecht, en die de oudste
zoon van den Raad-Pensionaris Johan de
Witt was geweest.
Maar nu ontstond er verschil wie der
broeders, Johan of Cornelis, in het bezit
van den kop moest komen. — Daar beide
broeders m het jaar 1722 een verzoek-
schrift bij de Staten van Holland en West-
Friesland indienden , zijn wij in staat den
stand van het verschil te leeren kennen.
Johan vermeende "Dat die kop bij Anna
Elisabet de Witt , des Suppl 1 . moeije , als de
oudste van de farailie van welgem. Cornelis
de Witt, is beseten en bewaart geweest,
ook na desselfs overlijden in haren sterf-
huyse gevonden. Dat den Suppl* jegenwoor-
dig het oudste raannelijk hoir van de fami-
lie van meergem. Cornelis de Witt, darom
gemeynt heeft na doode van zyn moeije
Anna Elisabet de Witt tot de possessie en
de bewaringe van de voorsz. kop gerechtigt
te zyn; t' welk hem door zijn jonger broe-
der tegen gesproken zijnde: sonder daar
eenige reede van te geven , is den Suppl 1 .
genootsaakt geworden sig te adresseren aan
haar beyder ordinaire en natuurlyke Reen-
ter. Van de seyde van den Suppl'. Eysch
gedaan zijnde, en bij zijn broeder aangeno-
men , de eerste dag na de vacantie te ant-
woorden , comt den Suppl*. niet sonder ver-
wondering van ter seyde te horen , dat zijn
broeder adres maakt tot haar Ed. Gr. Mog. ,
tenderende om de decisie van dese saak,
de ordinaire justitie te ontrecken.
Waarom den Suppl fc . zijn recours neemt
tot UEd. Gr. Mog. met bet uyterste res-
pect versoekende te willen considereren , dat
er geen dispuyt is oft vallen kan tuschen
den Suppl 1 . en zijn broeder over de
sin van gemelde rcsolutie van den 2
July 1667, die allenthalve klaar is, maar
alleen :
Of dese kop moet beseten ende bewaart
worden bij den oudste van de familie van
meergem. Cornelis de Witt:
Ofte moet geset worden op een neutrale
plaats , daar den Suppl 1 . en zijn broeder
samen acces toe souden hebben:
Dan of in dese possessie ende bewaringe ,
de jonger broeder boven den oudste sonde
konnen werden geprefereert.
En dewijl geen van dese dric poincten
daar het different over kan zijn, anders
specteeren als tot het Meum en het Tuiini
en brjgevolge privati et non publici juris
zijn ; denckt den Suppl*. van UEd. Gr. Mog.
gewoone equiteyt, wegens d' ordinaire ma-
nier van judicature hier te Lande gebruy-
kelijk , te mogen hopen en verwagten , gelijk
den SuppK dan ook onderdanig versoekt:
Dat UEd. Gr. Mog. niet gelieven te per-
mitteren , dat in deze anders als Ordinario
modo mag werden geprocedeert ; en dat
vervolgens UEd. Gr. Mog. de decisie van
dit different sullen laten aan des Suppl*. en
zijn broeders ordinaire en natuurlijke Reen-
ters, voor de welken het reets gebragt
en de proceduren begonnen zijn. 't Welk
doende etc."
Hooren wij nu wat Cornelis voor het
regt van bezit van den kop ten zynen voor-
deele aanvoert. Na alvorens uitvoerig de
familie-betrekking tot Anna Elisabeth de
Witt uiteengezet. en van het roemruchtig
feit, als den togt op den Theems, waarbij
dat gedenkstuk aan Cornelis de Witt werd
vereerd, gewag te hebben gemaakt, ver-
volgt hij zijn adres op deze wijze:
"Ende alhoewel hij Suppl r . sig hadde ge-
flatteert gehad dat den voorn. synen ouder
Broeder Mr. Johan de Witt, van de bewa-
ringe van deselve kop soude hebben affge-
sien , dewijl hij clandestine ende buiten
kennisse van alle sijne vrienden , niet al-
leen het land ende sijne vaderlijke stadt
verlaeten, ende sig naer Brabandt hadde
begeven, maer oock aldaer met een paap-
ache dochter getronwt was, ende seljfs
hadde affgeswore de ware Christelijcke
gereformeerde Religie in dewelcke hij ge-
bore was, ende oock sig soodanig hadde
doen ins truer en , dat hij eenigen tifd voor
sijn vertreck professie van die religie
hadde gedaeti, soo dat hij op diverse
maelen het heylig sacrament vant avont-
mael gebruyckt hadde, ende alhoewel hij
sig door die conduites H eenemael onwaer-
dig hadde gemaeckt om eenige pretentie
H sij van eygendom ofte oock van bewa-
Digitized by VjOOQIC
AFBEELDING VAN DEN GOUDEN KOP.
319
tinge van de meergemelde kop te maecken ,
heeft het denselve Mr. Johan de Witt ech-
ter gelieft om den Suppl'. op den 28 der
voorleden maant (Julij) te doen dagvaerden
voor de camere judicieel der stad Dordrecht ,
ende ten dagc dienende te concluderen, ten
einde hij Johan de Witt als den oudsten
raanshoir van de femilie van den meerge-
melde Cornelis de Witt, bij vonnisse sonde
werden verclaert geregtigt te sijn, omme
de voorsz. goude kop, als een gedencktee-
cken in de familie van meergemelde Corne-
lis de Witt, voor jegenwoordig in sijn be-
waring te nemen, ende syn leven lang ge-
durende te behouden; ende dat hij Suppl*.
sal werden gecondemneert het selve alsoo
te gehenge ende te gedogen:
Ende aengesien den Suppl*. sig (onder
reverentie) niet kan verbeelden dat het de
intentie van UEd. Groot Mo. soude syn ,
dat soo een illuster gedenckteeckcn van UEd.
Groot Mo. gegeven tot een Eenwige gedag-
tenisse van soo een roemrugtig exploit, niet
alleen voor de familie van den meergemelde
Cornelis de Witt, maer selfs oock voor de
posteriteyt , soude vallen in hande ende be-
warmge van imand, deicelcke sig hebbende
konne overgeven lot een sporeloose ende
onrerantiooordelijcke affsweringe van sijn
religie, teel ligtelijck tot die lachetijd
sonde vert alien ', ofte immers in zijn ver-
mogen hebbe omme H selve aen eenige
Roomse kerck off Priester te vereeren,
immers het selve buy ten de familie te doen
vervallen ;
Ende aengesien den Snppl*. sig dese aen-
gaende, niet gaerne in eenige procedure
soude inlaten , dewelcke van een lange train
soude konne syn, ende dat de Suppl*. (on-
der reverente correctie) oordeelt , dat de
decisie van dit different, resulterende over
een gedenckteecken bij UEd. Groot Mo. soo
goetgunstelijck aen de meergemelde Cor-
nells de Witt, ende desselffs posteriteit ge-
geven, niet bij de ordinaris justitie, maer
bjj UEd. Groot Mo. bij forme van interpre-
tatie behoorde getermineert te word en:
Soo neemt hij SuppF. de vryheyt van UEd.
Groot Mo. gansch onderdaniglyck te bidde,
ten eynde het UEd. Groot Mo. goede ge-
lieffte mag sijn, het voorn. tusschen hem
I Suppl 1 . ende syne gemelde broeder geresen
1 different naer derselver hooge wysheyt te
| termineren, ende vervolgens te verclaeren
onder wien van hun by den UEd. Groot
Mo. verstaen , dat het meergemelde gedenck-
j teecken sal werden gestelt, ende sijn leven
1 lang gedurende blijven berusten. Twelck
Doende etc."
i
j Hoe wel deze adressen onder dagteekening
t van den 13 en 21 augustus 1722, in han-
| den werden gesteld van de Heeren Gede-
| puteerden der stad Haarlem , en andere Haar
| Ed. Gr. Mog. Gecommitteerden tot de zaken
| van de Justitie, "omme deselve te exami-
, neren ende daerop te dienen van hare con-
1 sideratien en ad vis", vonden wfl deze ad-
i vizen niet; alleen leest men het volgende
op een afzonderlyk, doch ongeteekend stuk,
dat by de adressen behoort:
j "Ten genoegen van Haer Ed. Gr. Mog.
, te stellen sekerheyt, dat de Goude Kop uyt
Dordrecht noyt sal gaen, en sal werden
gebragt op een sekere plaets, ende dat sijn
j broeder onder behoorlyk recepisse op solem-
| nele maeltijden daervan het gebruik sal
| mogen nemen."
Mogelijk is hieraan gevolg gegeven : dat
de kop niet naar Belgian is gegaan , blijkt
o. i. Meruit, dat ze ook nu nog wel te
Dordrecht zal aanwezig zyn.
Daar er in de adressen een en andermaal
sprake is van de resolutie van de Staten
van Holland en Westfriesland , waarbij de
vereering van een Gouden Kop aan de Witt ,
de Ruyter en van Gent, werd toegekend,
en die, volgens het adres van Cornelis de
Witt, u binnen in het dexel van de voorsz.
Kop is gegraveert geworden ," achten wij dat
het onzc lezers genoegen zal doen , die hier
mede te deelen en die in de volgende be-
woordingen vervat is:
Extract uyt het Register der Resolu-
tion van de Edele Groot Mogende
Heeren Staten van Hollant, ende
West Vrieslant , in haer Edele Groot
Digitized by VjOOQIC
320
DE OUDE TIJD.
Mogende vergaderinge genomen op:
Satardagh den 2 Julij 1667.
Op het geene de Heeren Gecommitteerde
Raeden aen Haer Edele Groot Mog. voorge-
dragen hebben, is, na voorgaende delibera-
te goet gevonden en verstaen, dat van
wegen Haer Ed. Gr. Mog. bij een missive
van danksegginge ende betuyginge van Sin-
gulier genoegen mutatis mutandis als op
den 28 e der voorlcden Maendt, bij Haer
Ho. Mog. is ghedaen aen den Heere Bur-
gemeester de Witt, jegenwoordigh Gedepu-
teerde ende Gevolmachtighde van Haer Ho.
Mog. op 's Landts vloote, midtsgaders aen
den Lieutenant Admirael de Ruyter, als
Generael derselver vloote, ende nogh aen
den Lieutenant Admirael van Gent, als
onder de Superintendentie van Haer Ho.
Mog. Gedeputeerde ende Gevolmachtigbde
voornoemt , en chef gecommandeert hebbende
het gros van Fregatten , Branders , ende
ander kleyn vaertuygh , op den 21 , 22 ende
23 e der voorlede Maendt , het bekende fameus
exploict op de Riviere van Londen, ende
op die van Rochester uytgevoert hebbende,
bekent gemaeckt sal werden, de Singuliere
Satisfactie, die Haer Edele Groot Mogende
geschept hebben in haren ijver, couragie
ende voorsichtigheyt , beleydt, in ende om-
trent de executie van het voorz. exploict
allenthalven betoont ende bijgebracht, ende
dat voorts aen yder van deselve, uyt den
name ende van wegen Haer Edele Groot
Mog. , sal werden vereert , een goude Kop
of ander stuck wercks , daer op het voorsz.
exploict, ende verkregen Victorie ten besten
uytgebeclt zij, niet tot eenige recompense,
maer alleenlijck tot een gedencHeecken in
hare Familien, en voor de posteriteyt,
ende sulci to samen ter waerdye van Duy-
sent ponden Vlaems , of daer omtrent ; daer-
toe de Heeren Gecommitteerden Raden mits
desen versocht ende gelast werden de ver-
eyschte ordre te stellen.
P. A. Leupe.
SPREEKW00RD.
Niet om hoar velleken,
Maar om kaar gelleken.
Dat dit spreekwoord doorgaans gebruikt
wordt, als men hoort van een vreemdsoor-
tig huwelijk, b. v. van eene jonge vrouw
met een ouden man of oragekeerd" , zooals
in de 6' Afl. van dit Tijdschrift, bl. 200,
beweerd wordt, raeen ik ten stelligste te
moeten tegenspreken. Eene maagd of een
jongeling, beide gaan om den wille van het
geld menigmaal een huwelijk aan. Maar zfj
zijn 't niet alleen. die aan den mammon
alles ten offer brengen : menschen van alien
leeffcijd doen dat. En ofschoon dit spreek-
woord bijna uitsluitend op de vrouw wordt
toegepast, gelijk men meesttyds het woordje
haar , niet het gebruikt , zoo wordt ook het
jawoord door eene schoone maagd gegeven ,
alleen omdat hij, die haar ten huwelijk
vroeg, was hij niet rijk aan manlijk schoon ,
met aardsche goederen ruim bedeeld is.
De woorden lief hebben , vrijen of trouwen
worden raede in het spreekwoord opgenomen.
Zoo zegt Servilius, in 1545: Hyheeftlief,
niet haer velleken , maer haer ghelleken ; —
een ongenoemde verzamelaar , die zijn boekje ,
in 1550, te "Campen" liet drukken : Hy
vrijet haer niet om haer velleken, maer
om haer geldeken ; — Gheurtz , in 1 552 : Hy
vrydt hoi ' ghelleken, en niet hot velUken ; —
en Sartorius, in 1656: Om haer gelleken
trout ghyse, niet om haer velleken.
De drie eerste van de vier aangehaalde
verzamelaars van spreekwoorden brengen ons
onwillekeurig tot den oorsprong van het spreek-
woord. "Aan de Waterlandsche vrijbuiters,
1573 — 1576, is het spreekwoord zijn oor-
sprong verschuldigd" , wordt ons t. a. p.
verzekerd , en de historie van "Fijtje , de
eerzame, rijke vrijster", medegedeeld. Fijtje
heeft alleen, al "zuchtende" , haar' toestand
met een bekend spreekwoord uitgedrukt, als
zy zeide: "'tis niet om mijn velleke ,maar
1 Vcrkorte schrijfwijxe voor hoir of A<?«r,cene
andere nits prank van haar.
Digitized by VjOOQIC
SPREEKWOORD.
321
om mijn geldeke /" Een spreekwoord , in ver-
zainelingen van 1545, 1550 en 1552 opge-
nonien, zal toch wel niet uit eene gebeur-
tenis van 1573—1576 oorspronkeiyk zjjn.
Dat het spreekwoord niet uitsluitend op
liefde , vrijen en trouwen , en dus op het
huwelijk toepasselijk is, maar ook op de
vriendschap , blijkt uit de verzameling van
denzelfden Servilius, als men er op eene
andere plaats leest: Si en soecket nz l stjn
velleken, maer sijn geldeken,
1 Bene schrijf wijze , oudtijds voor niet gebruikt.
P. J. HarrebomSe.
DE SCHOORSTEEN OP HET SLOT TE SCHAGEN.
C. W. BRUIN VIS.
Na het nederwerpen der kasteelen Nieuw-
burg en Middelburg door het kaas- en
broodvolk in 1492, bleven er in Westfries-
land geene andere sloten over dan die van
Medemblik en Schagen. Het kasteel van
Medemblik, door kasteleins bewoond, had
slechts beteekenis als sleutel eener zeehaven ;
dat van Schagen was inderdaad de zetel
van een aanzienlyk geslacht, van de bezit-
ters eener uitgestrekte heerlijkheid , en als
zoodanig was het het eenige in Westfries-
1870.
land, waarvan de vlakke en lage bodem en
het gemis van geboomte de edelen des lands
niet uitlokten tot het stichten van woon-
en lustverblijven , zoo talrijk in Kennemer-
land en in andere met natuurschoon bevoor-
rechte streken. Het was daar evenwel gansch
niet minder om. Eerst in het tweede kwar-
taal der vyftiende eeuw, gewis uit ruime
beurs , door Willem , bastaard van hertog
Albrecht van Beieren, raad van Philips
van Bourgondie , die hem in 1427 met de
Digitized by VjOOQIC
322
DE OUDE TIJD.
heerlijkheid begiftigde, gesticht, onderscheidde
het zich door zijne grootte en door zijnen
stevigen en regelmatigen bouw, en, onge-
rept door brand of belegering, wel veran-
derd maar niet niisvormd, bleef het, zoo
niet zijnen luister, toch zijn indrukwekkend
voorkomen behouden, totdat het in 1799
door de inlegering der engelsche troepen
geschonden en vervolgens in deze eeuw, met
uitzondering van 2 torens , afgebroken werd.
Brouenus van Nidek en le Long in hun
Kabinet van Nederlandsche en Kleefsche
Cudheden, van Lennep en Hofdijk in hunne
Merkwaardige Kasteelen in Nederland be-
schrijven het Schager slot en verhalen de
geschiedenis er van, zoodat z\j mij van deze
moeite ontslaan. In beide werken korat eene
afbeelding voor , jammer genoeg van dezelfde
zijde gen omen. Had de geestige voorstelling
uit de vogelvlucht, in een hoek op den
platten grond van Schagen in het Stedeboek
van Blaeu de aandacht van den heer Hof-
dijk getrokken , ik meen , dat hij aan eene
reproductie daarvan de voorkeur zou hebben
gegeven. Zjj toont ook* het voorhof met de
buitenpoort, die in 1668, op last van
George van Cats , te gelijk met de binnen-
poort , welke toegang tot het kasteelplein
gaf, werd nedergeworpen. Ik kan van Cats
niet hardvallen, dat hij van het gesloten
vierkant zijner burgt een open maakte, en
de muren en gebouwen tusschen de binnen-
poort en de beide hoektorens door eene
balustrade langs de gracht l deed vervan-
gen en het voorplein deed beplanten. De tijden
waren veranderd, de noodzakelijkheid tot
verdediging bestond niet meer, licht en
lucht moesten ruimer tot de kerkerachtige
binnenplaats doordringen , zou het kasteel
een geschikt en aangenaam verbljjf aanbie-
den voor een cdelman van die dagen. Ik meen
ook, dat hij meer deed om de waardigheid
van zjjn huis te verhoogen en den bouw
der regelmatige gebouwen, die thans nog
het voorplein omgeven, aan hem te moeten
toeschryven. Niet aan hem evenwel, maar
1 Eene afbeelding hiervan, het kasteel als
rechthoekig hoefijzer vertoonende, bestaat ver-
moedelijk ook in gravure.
denkelyk aan zijnen voorganger, was de her-
stelling te danken van den schoorsteen,
welke, naar de overlevering verhaalt, door
den stichter van het kasteel versierd was
met 2 marmeren zuilen, op zijnen tocht
naar het Heilige Land uit de bouwvallen
van Carthago * huiswaarts gebracht. De
vorm toch van dezen schoorsteen , waarvan
eene- afbeelding boven dit artikel geplaatst
is, herinnert geheel aan de zeventdende,
geenszins aan het begin der vjjftiende eeuw ,
en het vers van v. Baerle is er waarschijn-
lgk bg deze herstelling voor geplaatst,
welke, den leeftijd van dezen dichter in
aanmerking genomen, dan geschied zou zijn
gedurende het bestuur van Willera Anthoni ,
graaf van Warfuse. Nevens den schoorsteen
toont onze afteekening eenige familie-por-
tretten, waarvan de groote zaal een aan-
zienlijk aantal bevatte. Na de slooping van
.het kasteel werden deze portretten overge-
bracht in een ruim bovenvertrek van het
zoogenaamde oost-paviljoen , een der gebou-
wen om het voorhof, in de benedenverdie-
ping tot woning bestemd voor den onder-
rentmeester der heerlijkheid, van wege het
adellgke belgische geslacht d' Oultremont..
In 1856 was dit de eerzame Sijmen Meyer,
een oude stokdoove boer, aan wien een
groote last vol met van het kasteel her-
komstige perkamenten en papieren deerlijk
in den weg stond, zoodat hij al meerma-
len, doch te vergeefs, had voorgesteld om
"den boel" maar opteruimen. Op mjjn ver-
zoek gaf hij mij toegang tot de schilderjjen ,
waarvan er 40 a 50 aanwezig waren, de
beeltenissen voorstellende der opvolgende
heeren van Schagen en van vele hunner
vrouwen en kinderen. eene merkwaardige
collectie wegens het aanzien der voorgestelde
personen, de oudheid van .sommige, de
kunstwaarde van andere stukken. Voor eene
goede bewaring was niet de minste zorg
gedragen; vele doeken toonden gaten, vele
• Voor het ondernemen vau deze rcia van
Heer Willem "ten heyligen graeve en . . . an de-
re n verren Ian den tot ettelicken heyligen ende
weerdighen steeden" pleit de "Recommandatie-
brief vau zijnen hertogelijken meester, opgeno-
men in de Kronijk van het Hist. Gen. 1853.
Digitized by VjOOQIC
DE SCHOORSTEEN OP HET SLOT TE SCHAGEN.
323
paneelen vielen uit de lgsten. fte hooge
plaatsing der portretten belette mij om de
namen der schilders natesporen. Een jaar
twee drie later herinnerden zich de d' Oul-
tremonts hunne portret-galerjj te Schagen.
Zij gaven last een inventaris opteraaken en
optegeven welke stukken zich als kunstproduc-
ten boven de anderen onderscheidden. Het rap-
port luidde gunstiger dan zij wellicht ver-
moed hadden, en het gevolg was, dat al
de gedesigneerde stukken den weg gingen ,
in 1821 door de toen op het kerkkoor be-
waarde marmeren zuilen gegaan , — naar
Brussel. Hun lasthebber had den gelukkigen
inval , van de merkwaardigste portretten co-
pien te teekenen, welke in de verzamelin-
gen der heeren Fran ken en Fred. Muller
te Amsterdam zijn terechtgekomen.
Op het marktplein te Schagen vallen de
oost- en west-paviljoenen door hunne hooge
daken en de gebouwen, die tusschen hen
den toegang tot het oude voorplein vormen ,
terstond in het oog. Het oostelijk paviljoen
wees ik reeds aan als woning van den
onder-rentmeester , de huizing daarnaast is
eene societeit, en de beide gebouwen aan
de andere zijde maken het voornaamste
logement van het op de donderdagsche
marktdagen zoo druk bezochte dorp uit.
In het boschje achter dit logement verma-
ken zich de Schagers, voor zoo ver hun dit
niet belet wordt door de nabuurschap der
begraafplaats , op de grondvlakte van het
verdwenen kasteel, als bewaakt door de 2
gespaarde torens, die de heugenis van lang
vervlogen tjjden bewaren.
Men veroorlove mij bij deze gelegenheid
eene misvatting van den graveur te herstel-
len, ten aanzien der op biz. 104 van
dezen jaargang voorkomende afbeelding van
het ledekantje te Egmond a. d. Hoef. Niet
slechts 3, maar alle 4 vakken der tombe
behooren de koperen figuren te vertoonen,
en op de daarin slingerende banden behoo-
ren de letters te staan, door den grave*Ur
in een wit veld, zonder meer, geplaatst.
EENE PROMOTIE IN DE ACHTTIENDE EEUW.
DOOR
FREDERIKS.
Johan Samuel Cassa werd den 12 Augus-
tus 1731 te 's Gravenhage geboren. Zijn vader
was een van de talrijke bureau-ambtenaren
der oude republiek , en vtfdr hem schijnt zijne
familie elders gewoond te hebben of wel be-
hoorden zij tot een' geringeren stand , zooals
dit zich in de administratieve geschiedenis
van onzen Staat dikwijls voordoet. Johan
Samuel werd met zijne broeders als "pennist"
opgebracht, volgde reeds op zeventienjarigen
leeftijd onzen gezant Graaf Bentinck naar
het Congres van Aken , en keerde den laat-
sten December 1748 van daar terug. In 1750
was hij belast met de administratie der ambas-
sade van Mattheus Lestevenen, Heer van
Berkenrode, naar Parijs. Van beide reizen
heeft hij een uitvoerig dagboek gehouden.
Nadat zyne familie uitgestorven was, kocht
ik 's mans memories in een pakje. Ofschoon er
zeker veel belangrijker gedenkschriften zijn dan
die van Cassa, getuigen zgne verhalen van
de Akensche en Parrjsche reizen van zijne
zucht tot bewondering, van zekere eenvou-
digheid in waarnemen en denken , van eene
niet rijke gave der opmerking en van het
diep gevoel dat de twintigjarige had van den
afstand tusschen hem en de doorluchtighe-
den, hoogheden en excellentiSn , die hij te
zien kreeg. Verder behelst dit HS. eene
ruime hoeveelheid van uitstapjes, partijtjes
te water en te land, te voet en te paard,
door eenige streken van ons land, en in die
berichten zijn soms aardige bjjzonderheden
vermeld. Meer belangryk is hjj , wanneer hij
Digitized by VjOOQIC
324
DE OUDE TUD.
over plaatselijke gebeurtenissen in den Haag
spreekt, over zyne aanneming tot lid van
Pictura, en zyne viering van het lOOjarig
bestaan dier "Konstschilder's Broederschap".
Even als in dezen band, vindt men eene
proeve van zyne poezie in den Navorscher,
VI, 74. Hy had toen vyfirig jaren dienst
achter zich, en vond het gepast zich een
sonnet te wyden. Het meest heeft hy de his-
torische wetenschap aan zich verplicht door
eenige deelen sanien te stellen van den Index
op de resolution der Staten van Holland.
Het titelblad.vermeldt zyn naam niet op de
gewone plaats, maar aan de keerzijde heeft
hy in behoorlyke dichtmaat den sluier der
anonymiteit kloekmoedig afgeworpen.
Eene buitengewone periode was voor hem
het jaar 1751, toen hij in de beide rechten
promoveerde. Cassa had toen nog niet zyn'
twintigsten jaardag gevierd, en het blyft
nog een moeilyk vraagstuk of de matige en
korte manier om zulk een graad op dien
leeftyd te verkrygen, alleen het overleg was
van den eerbaren jongeling , die wel vreeslyk
jammert over de 350 gl. 12 st. promotie-
kosten, maar niet opzag tegen een diner
"in 't overmaassche" ; dan of dit eene loffe-
lyke uitzondering was in eene tamelijk somp-
tueusc eeuw.
De laat Cassa zelf spreken, en deel mis-
schien later iets meer nit zyn dagboek mede.
s' Haage 15 April 1751. Vertrok mijn
Broeder Anthony Commis ter Thezaurie van
de Generaliteid met my des namiddags om
twee uuren en Chaise na Leiden, alwaar
omtrend half vier aangekomen zijnde wy nit
de Chaise stapten aan de stal ter linkerzijde
van het inkomen door de Haag-poort gelee-
gen. Vervolgens begaven wy ons te voet na
het Huis van de Heer Boye" op de Pape-
gracht , denwelken niet te hnis zijnde , wjj
lieten opzoeken om hem kennis te geeven
van mijn voorneemen daar toe tendeerende,
dat ik als Doctor in de beide Regten mogt
worden gepromoveert. Ten welken einde ik
als doe mijn eerste werk te doen had, dat
daarin bestond om mij by den Rector Mag-
nificus (toen ter tyd voor dat jaer F. Ouden-
dorp zijnde) als Student te laaten inschrij-
ven , hetgeen ik aanstonds werkstellig maakte,
waervoor ik by ZijnEd. 3 gls. op de tafel
lag. Van desen bij den Heer Boye* geretour-
neerd, en omtrend de materie tot het dis-
put te neemen gedelibereerd zynde, spoed-
den wij ons na de plaets daer de chaise
stond om na den Haag terug te keeren al
waer wy weder aenkwamen des avonds om
7 uuren, versoekende dhr. Boy<5 zich te
chargeeren met 2 sch. voor de Bedel om in
de academie als Student te worden inge-
schreven.
1 Mei 1751. Vertrok Broeder Anthony
met my tegen 3 uuren na de middag wederom
na Leiden, om te zien of wy haast konden
te regt raaken met het Tentamen, Ons dan
te Leiden bij de Haagpoort ter linkerzijde
by inkomen van dezelve stad hebbende laa-
ten uitzetten, gongen wy na 'tHuis van de
Heer Boye* om hem te spreeken en van daar
na 't huis van de Heer Professor Schwartz
(voor dat jaar Tentateur zynde) die mij op
staande voet tenteerde, en na gedaane ten-
tamen als Candidaat feliciteerde , my belo-
vende, wanneer wederom retourneerde my
nog eens nader te zullen toetzen. by het ten-
tamen niets moetende betaald worden , scheid-
den wij van ZynEd. na elkanders gezondhcid
met een glaasje roode wyn te hebben gedron-
ken , en retourneerden ten huize van de Heer
Boye*, die alstoen niet 't huis zynde, char-
geerden wy Juffrouw Boye* met een Commis-
sietje om haar Ed. man te coramuniceeren ,
dat ik Candidaat geworden was, en dus
retourneerden wy wederom na den Haag, ik
wel content zijnde over myne reets gedaane
progressen als geadmitteerde tot het Candi-
daatschap.
N.B. Het beryken van dit myn oogmerk
om gepromoveert te worden kan ligtelyk be-
greepen worden , dat my veel moeite gekost
heeft , als ik den gantschen dag in myn post
als Clercq ter Comptoire van 's Lands Col-
lective middelen moest fungeeren , dus ik bij
nagt en ontijden mij tot het bereiken van
myn oogmerk met niet wynig hoofdbreeken
diende te appliceeren. edog op die grond en
dat principium na myn wit haakende, dat
men met moeite te neemen en zig te beviy-
tigen kennis van zaaken krygen kan en dat
Digitized by VjOOQIC
EENE PROMOTIE IN DE ACHTTIENDE EEUW.
325
alsdan niets onmogelijk was (hetgeen te wen-
schen was dat door onze jonge luiden beeter
wierd in acht genomen als hedendaagsch
geschied , want zo dezelve maar so veel rai-
sonnement gebrnikten dat na den aard der
saaken door haer wierd nagegaen, dat de
jonge jaaren de beste tyd is om te leeren ,
dat dienvolgende dezelve tyd wel moet worden
besteed, alzoo daer, zo dezelve tot hooger
onderdom gekomen zijn, niet zo veel occasie
toe is , te meer als men zig dan geemployeert
vind in zaaken, daer men zig zo in moet
afslooven, dat 'er niet veel tyd tot het doen
van andere nuttige zaaken overschiet. deeze
remarqne heb ik gemeend alhier te moeten
infereeren, ter gelegenheid van de Conduite
die de Heeren Studenten op de Studie houden)
ben ik dan mijn wenscb raagtig gewerden.
6 Mey 1754. Vertrok Broeder Anthony
nogmaels met my na Leiden en wy gingen
wederom als voren ten huize van de Heer
Boye' , die niet 't hois zynde begaven wij ons
direct ten huize van de Heer Tentator Schwartz,
die mrj wederom onder faveur van een glaasje
rode wijn tenteerde, die eerste ceremonie nu
geelndigt zynde , gong ik met Broeder een
kamer huuren op de papegragt over de Heer
Boye* ten huize van Mr. Macarty Engelsch
ordinaris-houder. Yervolgens ging ik na de
vier professooren Juris, als Rucker, Schel-
tinga en Weis om haarEd. uit naam van
dhr. Professor Schwartz derzelver Confrater
tegen des anderen daags om twaalf uuren
op de academie ter examen te nodigen. Ten
huize der geener die niet 'thuis waren, liet
ik de boodschap aan de knegt of meid ; edog
naderhand de 2 Heeren Rucker en Scheltinga
op een hoek van een straat met malkande-
ren vindende praaten, gong ik by hunEd.
om haar het gem. compliment te maaken,
wanneer ik als doe ook dhr. Boye* rencon-
treerde. Nu begon de tyd te naderen dat
Broeder van mij afscheid nam alzo ik eenige
dagen te Leyden diende te vertoeven. Ik
bragt ZiJnEd. dan na de stal en zag hem
afryden. Doe retourneerde ik na myn ge-
huurde kamer, om op het examen mij te
prepareeren, en gong vroeg na bed
7 d°. Deeze dag als voren gemeld is, tot
het examen bestemd zijnde, gong ik tegen
half twaalf uuren na de academie voorzien
met / 82 — 10 — : voor het Examen moe-
tende betaald worden , en wagte in de bedel's
kamer tot dat ik wierd binnen gebeldt. Nadat
ik de bedel het geld had toegeteld wierd
ik over twaalf uuren binnen geroepen, zit-
tende de vier professooren Juris aan eene
ronde tafel naast malkanderen. N.B. Deeze
kamer was ter linkerzijde van het inkomen
der deur voorzien met portraiten der Pro-
fessooren. De Heer Professor Schwartz adres-
seerde my in substantie het navolgende in
het Latijn, geschiedende al het gunt ter
materie van de promotie diend in de Latyn-
sche taal : "dat nadien ik gekomen was om
geprovoveert te worden, ik, alvorens tot
dit oogmerk over te gaan nog drie examina
had uit te staan , te weeten als doe het exa-
men der definitien, op de volgende dag het
expliceeren der wetten, en dan eindelyk by
de promotie het defendeeren van het disput."
Als nu het eerste dienende verrigt te wor-
den, versogt gem. Heer Professor Schwartz
den Hr. Professor Rucker als oudste om
daar mede een begin te maaken, dewelke
daar toe verlof versogt hebbende , mij begon
te interrogeeren : hetgeen vervolgens deed
Professor Scheltinga, daertoe als voren ver-
lof versoekende , daerna Professor Schwartz ,
en eindelyk Professor Weis , deeze beide mede
als de voorgaande daartoe verlof verzoekende.
Dit verrigt zynde, wierd ik versogt buiten
te staan , en kort daer na weder binnen ge-
roepen , als wanneer Professor Schwartz m\j
het volgende adresseerde "dat de Juridische
faculteid mijne responsiva gehoord hebbende ,
had goedgevonden mij tot het tweede examen ,
dat in het expliceeren der wetten bestond,
te admitteeren ," ten welken einde ik des
anderen daags om twaalf uuren aldaer moest
reverteeren, mij meede gegeeven wordende
twee wetten op een papiertje om te expli-
ceeren den volgenden dag, waar van ik een
duplicaat met onderteekening van mijn naam
en van by gem. Heeren Professoren op de
academie liet. De Heeren Groenendyk en
Eckholt op dezelfde dag mede moetende
geexamineert worden, ging de l c om een
uur binnen, en vervolgens de 2 e , zynde dit
alles om half twee verrigt, zo dat ik als
Digitized by VjOOQIC
326
DE OUDE TITO.
eerste getenteerde de voorrang hebbende,
ook de swaarste post had. Doe raaakte ik
een saluade en gong uit het vertrek en voorts
na niyn quartier. Dhr. Boye* mij die middag
by zig ten eeten genodigd hebbende, nam
ik van die presentatie myn gebruik alsmede
des avonds.
8 d°. Dit nu was de dag tot het expli-
ceeren der wetten geschikt waer toe ik om
ray in staet te bevinden de Heer Boy£*ge-
consulteert had. Ik droeg sorg my om twaalf
uuren op de acaderaie te laaten vinden, bij
my hebbende der Juristen Bybel, het Cor-
pus Juris, en wagte wederom in de Bedels
kamer, tot dat wierd binnen gebeld, als
doe raaer present zijnde de Heeren Schwartz
en Weis. De Curateuren van de Universi-
teid op die dag &gaderd geweest zijnde,
moesten de Heeren Rucker en ScheltiDga daar
bij adsisteeren. Nadat mij door Professor
Schwartz wederom een kort compliment ge-
adresseert was , vroeg dezelve verlof om een
begin te neemen, mij interrogeerende , ob-
jicieerende op de explicatie die ik van de
twee wetten gemaakt had, en bevorens had
voorgeleezen , staande voor aan 't hoofd van
gen. explicatie een compliment aan gem.
Heeren Professoren, behelsende in substan-
tie. dat zy mijn zwak begrip wilden te ge-
moed koomen. de Heer Schwartz het zijne
verrigt hebbende , deed meede Professor Weis
als te voren Professor Schwartz gedaan had ,
en hetzelve ten ende gebragt hebbende ,
wierd ik weder versogt buiten te staan ,
doch kort daaraan weder binnen geroepen ,
de Heer Professor Schwartz mij wederom in
substanta het volgende discours adresseerende :
dat de Juridische faculteyd als nog mijne
responsiven gehoord hebbende, mij tot het
derde en laatste examen admitteerde, daer
bij voegende, een felicetatie als Candidaat,
en dat ik kon promoveeren als ik wilde. Ik
een saluade gemaakt hebbende, gong uit de
kamer en wagte in de bedel's kamer, tot
de twee bovengen. Heeren Groenendijk en
Eickholt hun wetten geexpliceert hadden
alzo ik met Prof. Schwartz mede na Zijn
Ed. huis moest, om aldaer mijn dispuut te
haalen, dat ik daer daags te voren ten exa-
minaten gebragt had als mijn promotor zijnde ,
waarvoor bij Zijn Ed. op de tafel lag als na
gewoonte 3 goude ducaaten. Onderwijlen was
broeder Anthony mij komen een visite maken ,
om mij het een en ander, daer om versogt
had, te brengen, denzelfden middag met
dhr. Boye* by mij eetende. myn broeder ver-
liet mij om 6 uuren, en ik vond raadsaam
te Leiden te blijven tot dat de Promotie
finaal zijn beslag bekomen had.
9 d°. Zijnde Sondag diverteerde ik mij
zoo goed ik kon om my op de finaale pro-
motie te prepareeren, alsmede daags daer-
aan den 10 en zynde maandag, wanneer ik
des nademiddags aan de Huysen der vier
Professoren Juris een Exemplaar gong bren-
gen als mede bij den Rector magnificus ;
hebbende de Bedel middelerwijl sorg gedra-
gen om een getal van 25 Exemplaren bij
mijn drukker der disputen te haalen, moo-
tende deselve dan Een dag te voor de pro-
motie bij de respective Heeren Professoren
van de Universiteid worden rondgebragt.
ii d°. Als nu de bestemde dag tot de
promotie genaderd zijnde ging ik teegen
elf uuren, voorzien met / 92 — 10 — in de
sak en het Corpus juris, waer in stak een
Exemplaar van mijn disput onder den arm
na de academie en wederom in de Bedel's
kamer mijn geld hebbende afgeteld, wierd
ik in de promotie-zaal gescheld . daer alle
professoren van de Universiteid vergaderd
waren , en mijn Corpus juris voor my neder
gelegd, en de Corrolaria van mijn disput
open gelegd hebbende, wagte ik tot mij de
Rector magnificus de volgende aanspraak
deed , dat terwijl de juridische faculteid mij
in staat gevonden had om de 3 Examina
uit te staan, en ik nu hier gekomen was
om de laetste hand daer aan te leggen, de
juridische faculteid versogt wierd mij voor
de laatste mael te interrogeeren , waermede
de faculteid dan aanvang genomen hebbende ,
en ik de opjectien op myne Corrolaria ge-
maakt gedefendeert hebbende, wierd ik ver-
sogt buiten te staan, en kort daerna weder
binnen geroepen zijnde , mijn plaats wederom
aengewezen voor den Rector magnificus, die
mij wederom zeide dat terwijl ik de fecul-
teit in mijne Examina had genoegen ge-
geeven, de Heer Professor Schwartz versogt
Digitized by VjOOQIC
EENE PROMOTIE IN DE ACHTTIENDE EEUW.
327
wierd my te promoveeren ; dewelke mij als
Doctor utriusque Juris uitgalmde met alle
daertoe hoorende privilegien en voorregten.
Voorts deed mij de Rector magnificus uit
naem van de gantsche Senaet een korte
aanspraek van congratielaten en zo dra ik
de woorden hoorde luet abre, maakte ik
een saluade en gong na mrjn Logement,
eetende dien middag de Heer Boye" voor de
laatste mael bij mij ; aan tafel zijnde kwam
tegen 2 uuren de bedel mijn bul brengen ,
die ik ook bij mij ten eeten hield, en bij
zijn heengaan 3 gls. in de hand stak. Van
tafel opstaande gaf ik dHr. Boye" 60 gls.
voor zyne assisstentie en nam afscheid van
zijn Ed huisvrouw en de Heeren ter zijnen
huize gelogeert , en vertrok vervolgens met
de schuit van vyf uuren na den Haag , al-
waer tegen agt uuren arriveerde, mijn vader
met mijn Broertjes vond aan 't Zieken staan
om my af te wagten , en gongen dus samen
na huis. Toen was het werk geklaard, en
ik was Advocaat geworden, hetgeen niet te
geloven is de kosten die op de proraotie
loopen , zo dat mijn beurs op sterven lag ,
maer dit wierd versoet door die aangaame
qualiteid.
Voor het inschrijven als
Student aan den Rector
Magnificus / 3 — „ — „
Aan de Pedel voor het laten
inschrijven „ — 12 — „
Voor het examen 82 — 10 — „
Aan den Tentateur voor
het examineeren van het
disput 15 — 15 — „
Voor het promoveeren . . 92 — 10 — „
Aan de bedel voor het bren-
gen van de bul . . . . 3— „ — „
De Hr. Boye" voor desselfs
assistentie bedankt met 60 — „ — „
Voor het Eed doen voor
't Hof als Advocaat de
Commissie 26 — „ — „
De Deurwaarder 3 — „ — „
De bout de Feu 2 — „ — „
De Dienders 1 — 2 — „
/289— 9 — „
dus my mijn promotie behalven myn verblijf
te Leijden , mij heeft gekost /289 — 9 — „
en 't drukken van mijn
disput . . . . , 61 — 3 — „
/350 — 1 2 — „
CONTRACT TUSSCHEN DE STAD HAARLEM EN DEN KLOKKENGIETER HEMONY.
MEDKGKDKELD DOOE
Dr. C. E K A M A.
Het is bekend dat Frans Hemony, een
beroemd klokkenspelmaker , in het jaar 1661
en 1662 het klokkenspel voor de Groote
Kerk te Haarlem vervaardigde voor stads
rekening. Het is zeer fraai van toon , bestaat
uit 32 groote en kleine klokken , welke met
de ijzeren hamers en klepels te zamen wegen
21,000 oude ponden en volgens eene the-
sauriers-rekening / 17,220 gekost hebben
De liefheboers kunnen dit klokkenspel hooren
elken Maandag, Woensdag en Vrydag van
's middags 12 tot 1 uur. Voor eenigen tyd
kwam my het contract, waarna dit klok-
kenspel gemaakt is , toevallig onder de oogen ;
ik laat dat hier volgen:
Condi tie tusschen die Heeren Bur-
gemn. en heeren Kerckmeeste n .
van de groote Kerck der Stadt
Haerlem ende franzoos Hemony
beroempt over het gieten van
een klockenspeelwerck als folgt :
1.
Francoos hemony neemt aen voor die
Heeren te gieten ende maecken op syne
kosten en van syne spy's een zeker clocken-
gespeel van 32 in getal Madruan , de groost
sal syn omtrent 1 000 * en de kleynste van
28 u.' schwaer samentlieh tusschen de 19
a 20000 »l* aen gewichl, op de toon van
Digitized by VjOOQIC
328
DE OUDE TIJD.
de comette , folgens de specificatie aen Haered.
voor desen overgesonden. Met expres Con-
ditie dat dieselve clocken oft Clocken-speel
sal sodanig syn van resonants melodie, en
goet accordt als he ergens in desen landen ,
ende elders gemaekt heeft, oft van iemandt
anders gemaekt is, ende dat op abprobatie
van alle meesters ende musiciens sich des
verstaende, die de heeren daerop souden
mogen roepen; dat in cas solches niet also
bevonden wierde, sal he geobligeert syn
dieselve clocken widerome aen sich te nehmen
sonder eenigen kosten ende schaede van die
Heeren voornoemt.
2.
Den aennehmer sal geobligeert syn daeraen
te beginnen so haest als hie die Heeren van
Amsterdam van Haere nodigste affaire sal
gedient hebben en daerin te continueren tot
dat hetzelve werk voltoydt sal wesen.
Den aennehmer sal op syne kosten die-
selvige nieuwere clocken aen de Waeghe le-
veren , en dan die heeren op haer kosten
dieselvige doen hangen.
4.
Die heeren beloven aen den aennehmer te
betaelen naer de leverantie als boven , voor
ieder pond 17 strs aen golt, oft sollen
hem geven haer ed oude clocken oft een
gedeelt daervan in betalinge, so vern als
die sollen strecken tegens 46 guldens het
100 tif oft tot solcken meerder prijs als de
Clockenspijs ten tjjt van de Leverantie der
nieuwe Clocken voorsz sal mogen gelden,
tot wilkeur van de heeren.
Indien die heeren benevens het voorsz
groost werk noch een kleyn Clockenspeel
sonde willen hebben van omtrent 20 a 2700
ffi schwaer, sal Hemony geobligeert syn te
leveren tegens 20 strs ® oft tot solchen
minderen oft meerdere prijs, als die heeren
goet sollen vinden, en dat op solche con-
ditie als bij het groot werk voorsz
6.
Dieselve clockenspeel dan gelevert, geab-
probeert en gelaudeert synde als boven, sal
op haered. discretie staen te willen geven een
vereeringe voor die aennehmer syne huisfrauw
en een drinkpenning voor syne knechten.
Sonder argelist in oirkonde de waerheyt is
desen uit ten naehmen van die heeren en
by den aennehmer fransoos hemony betey-
kent. Actum den Januar 1658.
(get.) P. VAN HEMONY.
Op de conditien ende voorwaerden hier-
vooren verluydt, soo hebben de E. Heeren
Burgemeesteren der stadt Haerlem het kloc-
kengespeel in desen vermelt aengenomen
mits het selve completerende actum ter Camere
den vuj September ano xvj 1 * een en sestigh
present de E. Heeren Andries van der Horn
Mr. Johan van Thilt ende Dr. Willem van
Teffelen Burgemeesteren.
Mij present
C. VAN LOO.
1661.
GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN,
DOOM
D. VAN DER KBLLEN Jr.
Vervolg van bladz. 256.
Toen in de eerste helft der 14« eeuw
geheel Europa geteisterd werd door de vreese-
lflke pest "de zwarte dood", toen ieder slechts
aan sterven dacht en aan het vervolgen , het
folteren, het moorden der arme Joden, die
men in zyne verblindheid als de oorzaken
Digitized by VjOOQIC
GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN.
329
van die ziekte aanzag, toen de dweepzieken ,
haar als een straf Gods over het ontaarde
menschdom beschouwende , in groote troe-
pen, zich zelf geeselend, vastend en boete-
doenend van stad tot stad trokken, toen elk
zich bereidde tot sterven en alle lust voor
het wereldsche scheen uitgedoofd, toen was
er niemand die er aan dacht, zich door
zyne kleeding op te schikken.
Maar nauwelijks was de ziekte geweken,
omstreeks de helft der 14eeeuw, nauwelgks
kon men om zoo te zeggen , een veer van
den mond wegblazen, of het oude leven be-
gon weer, "en", zegt een oud kronijkschrij-
u Er was", zoo verhaalt h#, u een ridder,
die drie vrouwen had gehad.
"Bfl den dood zflner eerste werd hij nieuws-
gierig te weten wat er toch wel van haar
zou geworden zijn en waar ze aangeland mocht
wezen.
u Hij begaf zich daarom tot zjjn oom , een
kluizenaar en verzocht hem , God te bidden ,
dat Hij hem daarover mocht willen inlichten.
"De kluizenaar bad ztfolang tot hij in slaap
viel, en zich in den droom St. Michel aan
de eene en de duivel aan andere zijde van
een weegschaal vertoonde, strijdende om de
arme ziel van des ridders vrouw, die naakt
Kleeding 1350-1430.
ver , "men maakte weer nieuwe kleedingen" ,
en dat zegt genoeg. Weelde en overdaad
drongen weder in de hoogere standen door,
ook onder een groot gedeelte der geesteljj-
ken, hoe ook het betere deel daar tegen
ijverde, ja zelfs in Frankryk de kleerma-
kers en modemaaksters met den ban be-
dreigde.
Een verhaal, omstreeks 1400 door een
oud Fransch ridder, de la Tour-Laudry, aan
zijne dochters medegedeeld, om haar tegen
de heerschende kwaal te waarschuwen, ver-
oorlooft ons een juisten blik in dat tijdvak
te slaan.
Ib70.
op de e^ne schaal zat, terwijl de duivel op
die aan zyn kant de kleederen der overle-
dene wierp , welke door het hermelijn en ver-
dere kostbare zware stoffen de schaal bijna
ten voordeele van Satan deden overslaan.
Ziet ge wel, Sint Michel, sprak hij, deze
vrouw had 10 paar kleederen, even zooveel
lange en korte, en evenveel bovenrokken;
ge weet ook, dat de helft meer dan genoeg
voor haar zou geweest zijn. ECn lang kleed ,
twee korte en twee bovenrokken zjjn voor
ten vrouw genoeg, en zoo z\j zich met
minder vergenoegd hadde, zoo zouden voor
't geen e'e'n harer rokken gekost heeft , nog wel
Digitized by VjOOQIC
330
DE OUDE TIJD.
vijftig armen gekleed kunnen zijn geworden."
En hierop wierp hij al de verdere kleeren
en lflfsieraden op de schaal , die in e'e'ns naar
zgne zyde oversloeg. Hfl had de ziel gewonnen ,
en bedekte haar met al die kleeren, die
inmiddels in brand geraakt wareri en haar
onophoudeljjk in de hel zouden blyven
branden.
"Dit alles zag de kluizenaar en vertelde
het aan zijn neef.
"Na vijf jaren stierf diens tweede vrouw.
Ook van deze kwam oom te weten, hoe 't
met haar gegaan was. Een enkele miss tap
had haar 1 00 jaar lijden in 't vagevuur bezorgd.
u Weldra moest hij ook een derde gebed
doen, om de lotgevallen der derde vrouw
na haar dood te vernemen.- En och ja wel,
hjj zag haar in de klauwen van den duivel,
die haar bij hare schoone haren wegsleepte.
Daarop nam hij gloeiende naalden en streek
haar daarmede over de slapen van 't hoofd ,
de wenkbrauwen en de wangen, 'tgeen die
arme ziel zulk een pfln veroorzaakte , dat
de kluizenaar, op 't gevaar af van afge-
snauwd te worden , aan Joost vroeg , waarom
zijne nicht zoo mishandeld werd. De dtiivel
amuseerde zich zeker met zijn werk en was
daardoor in goed humeur; ten minste hjj
verwaardigde zich de volgende uitleggingte
geven. "Waarom ik dat doe ? zei hij : waarom ?
omdat ze de haren aan de slapen van haar
hoofd wegschoor , omdat ze hare wenkbranwen
verfde en de haren uit haar voorhoofd trok ,
om mooier te zijn en meer bewondering op
te wekken."
"Hierop volgde een tweede operatie door
een zijner handlangers, die haar het gezicht
z66 verbrandde, dat de kluizenaar er van
stond te sidderen.
"Ja , ja ," sprak de patroon , "die straf heeft
ze verdiend, omdat ze zich geblanket heeft
en haar gezicht beschilderd, om schooner te
schijnen en omdat niets is er, wat God z66
zeer mishaagt." —
En ofschoon ridder de la Tour dit alles
aan zijne dochters vertelde , is het niet waar-
schijnlijk, dat zjj er zich iets in 't minst
aan stoorden of er een enkel kleed of
een verfje minder om gebruikt zullen
hebben.
Geen wonder , dat men in de meeste landen
en steden deze zucht tot weelde zooveel
mogelijk door keuren en verordeningen zocht
te beteugelen. Alleen in ons land en in
Vlaanderen vindt men die bijna , of in 't ge-
heel niet. Men meene echter niet, dat het
by ons onnoodig zou geweest zijn ; dat onze
natie eenvoudiger in hare Weeding was dan
andere volken ; neen , dat in 't geheel niet. De
overheden alhier begrepen echter te recht , dat
zij in een land, wat bloeit en bestaat door
zijne fabrieken en handel, zoo aJs het met
Noord- en Zuid-Nederland het geval was
door zyne fabrieken van de schoonste stoffen
voor kleeding en van allerlei soorten van
voorwerpen van weelde, dat zij daar niet
door kleingeestige beperkingen den aftrek
van het fabrikaat bemoeielijken en daardoor
zijn eigen glazen inwerpcn mochten.
In een ander opzicht echter waren die
keuren en bepalingen zoo kwaad niet , al
ware 't alleen, wijl ze aan de burgerlui de
mogelijkheid ontnamen te veel geld aan
hunne kleeding te besteden. Immers elke
stand wist, hoever hij mocht gaan, en wat
hij dragen mocht. Dat het verschil van stand
bij ons, in de kleeding vooral, weinig in
acht werd genomen, blijkt uit het zeggen
van Koningin Johanna van Frankrjjk. Toen
deze op eene reis Brugge en Gent bezocht en
daar de zoo rijk gekleede burgervrouwen
zag , kon ze hare verwondering niet bed win-
gen. "Ik dacht," zei ze, "hier de een ige ko-
ningin te zijn, maar ik zie er hier wel over
de zeshonderd."
Hoewel de mode reeds voorlang de wereld
naar hare pijpen had doen dansen, zoo was
het toch eerst in de laatste helft der 14-
eeuw, dat ze zich liet kennen in al hare
nukken en wispelturigheid en ze elk oogen-
blik een ander gezicht zette. Elk nieuw jaar
bracht ook een nieuw model van kleed , en ,
zegt een krongk uit dien tijd , u hij , die
vroeger een goed snijder was, deugdc toen
niets meer" , zoo geheel en zoo snel waren het
fatsoen en de snit veranderd.
De kleeding der mannen kenmerkte zich
vooral door een bespottelyke nauwheid der
kleeding. De rok , het hemd of jak , hoe
men 't gelieve te noemen, werd vroeger
Digitized by VjOOQIC
GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN.
331
altijd over het hoofd aangetrokken ; dus
daardoor kon men dat kleedingstuk nooit
zeer nauw maken. Maar nu kwam men op
het denkbeeld, het van voren geheel open
te snijden en het vervolgens met knoopen
of Vetera dicht te halen. Dat aanhalen werd
z<56 overdreven. dat de beweging van armen
en beenen er geheel door belemmerd werd.
Vroeger was het een kenteeken van den
heer , de kleederen lang , tot bjjna op de voeten
te dragen; dit ging thans op den knecht
over, terwijl de heer zijn kleed eerst tot
aan de knie, later tot op een span onder
den gordel verkortte, zoodat het thans een
wambuis werd. Dit verkorten was dan ook
noodig; want zoolang het kleed lang was,
en daarbij zoo schrikkelgk nauw, kon men
haast geen been verzetten; de'dijen werd
geheel gevangen gehouden.
Die dracht was, met zal het begrijpen,
zeer onkiesch , wjjl by de engte alle lichaams-
vormen d66rteekenden. Niet ten onreehte , dat
ze bestraffing uitlokte. Zoo zegt een schrijver van
dien tyd: "zoodra een paar ridders een kampspel
beginnen , hoort men al dadelijk , "wacht even ,
houd op , er is my een veter hier , een veter
daar gesprongen." Zoo moest de ridderdeugd
wijken voor zulk een schandelyke , verachte-
lijke kleeding."
Een ander bestraft met meer komische
woorden, en verhaalt hoe vrouw Minne een
slaapverwekkenden wortel in den mond had
genomen en daarop in een slaap gevallen was ,
die reeds tien jaren duurde. Jufvrouw Schaam-
te, haar dienares , eindelijk de oorzaak van dien
slaap bemerkende, nam den wortel uit den
mond , en vrouw Minne ontwaakte. Zij vraagt
dadelijk naar hen , die haar vroeger trouw in
alle eer en deugd gediend hebben, waarop
men haar een ridder, vroeger haar trouwste
dienaar binnen brengt; maar:
Vrouw Min zict lachend op hem neer,
Zijn kortc kleed mishaagt haar zeer.
Zc sprak, terwijl haar kleur verschoot:
Wees welkom, gij, heer Billcnbloot.
Hoe dnrft gij zoo u laten zien
En dus een vrouw uw huldc bie*n ,
Tk inerk, wel 'k heb tc lang geslapen,
In apen zijt gij al hersehapen,
Terwijl ik slicp — foei, schaam u wat
en maak u voort.
En hoe de ridder haar ook bad,
Vol toorn heeft zij, die zwakke maagd,
Alleen hem uit haar hof verjaagd.
Ook in de krijgskleeding liet dezelfde mode
haren invloed gevoelen. De lange wijde wa-
penrok , die over het ketting- of malienhemd
getrokken werd, en die het wapen van den
ridder droeg, (zie blad 116), moest even
als het kettinghemd zelf verkort en vemauwd
en , het zij van voren of van achteren , zoo
eng mogelflk dicht geregen worden. Z66
nauw werd hemd en rok, dat de gordel ge-
heel als snoermiddel ontbeerd kon worden,
zoodat het kleine zwaard en de dolk niet
meer aan den gordel, maar aan kettingen
hingen , die op de borst bevestigd waren. Van
een voorwerp van nut , maakte men nu van x den
gordel een voorwerp van weelde ; hjj werd dik-
wyls , in plaats van uit leder , uit ijzeren platen
gemaakt, die met scharnieren aan elkaar
gezet werden. Daarop konden allerlei ver-
sierselen en edelgesteenten aangebracht wor-
den. Daar mj ook wijder was dan die van
vroeger, viel hij over de heupen, en werd
daar of onder aan den wapenrok vastgehecht.
Als algemecn hoofddeksel voor de mannen
mag men de kapoets, dc kap, beschouwen,
die ook zoo nauwsluitend 0111 het aangezicht
werd , dat alleen oogen , neus . mond , een
gedeelte van 't voorhoofd en van dc kin te
zien waren ; ja zelfs verborg men het gezicht
geheel, door de kap over het gezicht dicht
te knoopen, alleen een paar gaten voor de
oogen overlatende. In plaats van de kap
rond over het hoofd te doen sluiten , eindigde
ze in een staart, die gewoonlijk tot op de
kuiten, ja zelfs wel tot op den grond hing,
en versierd werd met vederen, met goud-
draad omwonden , en wat men er verder moois
aan wilde hangen.
De broek bleef de eng sluitende, van
boven met veters vastgemaakt. De schoen
lang en puntig.
Baarden werden weder meer dan vroeger
gedragen ; ook begonnen eenigen hunne kne-
vels te laten staan, "even als honden en
katten op de wijze der heidenen", zegt een
oude kronijk. Aan de haren werd steeds byzon-
dere zorg besteed ; mannen droegen ze lang, en
Digitized by VjOOQIC
332
DE OtJDE TIJD.
brandden er met een heet ijzer krullen in.
Wat den mantel betreft , die kon men niet
eng om 't lichaam sluitend maken ; anders
had men het zeker wel gedaan, want slank
en mager in alien opzichte was 't wat men
zocht. Men naaide den mantel dicht, alleen
een opening latende , om het hoofd door te
steken. Men noemde dat huiken, en ze
werden zoowel door mannen als door vrou-
wen gedragen. Een ander soort, korter en
meer wijd uitstaand, heette klokken, naar
den vorm, dien ze hadden. Eindelijk nog
droeg men een lang overkleed, tabberd , dat van
voren van boven tot onderen word toegeknoopt.
borst geslagen over den schouder tot op de
hoogte van de knie neerviel. Deze lamfer
was steeds zeer bont van kleur.
Behalve de bespottelijke staart aan de
kaper bracht de mode nog meer wonderlijke
dingen te zien aan de kleeding van dien
tgd. In de eerste plaats mag men de insnij-
dingen noemen , die men aan de randen der
kleedingstukken aanbracht. In plaats van een
rechten omgezoomden kant, werd alles diep
ingesneden in den vorm van lange tongen,
bladeren of zakken. Voorheen werd dit ook
al wel gedragen . maar 't was slechts door rei-
zende muzikanten, kunstenmakers enz., die men
Vrouvmikleeding omstreeks 1400.
De mats , waarvan we opbladz 256 spraken,
die honderde hervormingen kon aannemen ,
al naar men de lappen waamit ze bestond,
draaide of wrong , bleef nog langen tijd in den
smaak; maar daamaast begon ook de vilten
hoed zich te vertoonen , dezelfde , die , nu eene
met breederen, dan met smalleren rand, nu
eens hooger van bol, dan weder lager, tot
onzen tijd is overgekomen. Ofschoon er met
dien hoed wel niet veel voor de modegekken
te beginnen was, wisten ze er toch al weer
iets op te vinden , door er een langen sluier,
een lamfer of sendaal, aan te verbinden,
die eerst eens om den hoed, dan over de
als een luchtig en fladderend volkje beschouw-
de. Omstreeks 1400 veranderde dit, en zag men
dus kaproen , huik , rok , tabbert, in e'e'n woord
alles waar men 't slechts even kon toepas-
sen met die lappen versierd. De hangmou-
wen , soms z66 lang dat ze langs den grond
sleepten, de lange spitse snavelschoenen en
de schellen , die de groote heeren aan hunne
kleederen lieten zetten, wellicht om den
burger en den minderen man te waarschuwen
voor hen uit den weg te gaan — 't waren alien
zaken, de een nog bespottelijker dan de
andere.
Wat de kleeding der vrouwen kenmerkte, het
Digitized by VjOOQIC
GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN.
333
was de lengte , die zjj aan hare kleederen ga-
ven , de steepen , wier veroorloofde lengte ook
al spoedig door de overheden bepaald werd.
Dezelfde nauwheid, die de mannenklee-
ding had, heerschte ook bij die der vrou-
wen. Wanneer een vrouw in haar huiskleed
was , zoo gaf dit zoo juist mogelijk den vorm
van het lichaam aan, niet slechts boven
den gordel, maar zelfs tot over de heupen.
Ging zjj uit, en trok ze daartoe haar over-
kleed aan , zoo was dit even nauw , met uit-
zondering van de mouwen, die zeer wijd en
uitgetand waren; die van het onderkleed
echter waren tot aan de ellebogen openge-
sneden en vervolgens met knoopjes dichtge-
maakt, daar ze door hare engte niet over
de hand hadden kunnen getrokken worden.
Zoo ook sneden zij het kleed van voren
open en sloten zy met een aantal knoopjes,
of met veters. De laatsten gebrnikten zij
meest in de z^jden, zoowel aan hemd, als
aan onder- en overkleed. Wat we van den
gordel by de mannen gezegd hebben , is ook
geheel van toepassing op die der vrouwen.
Het ontblooten van borst en hals, het
decolteeren, zeer in zwang komende, trok
ook al de opmerkzaamheid der overheid;
maar vergeefs zal het wel geweest zijn,
dat ze bepaalde , hoe wijd het kleed aan
den hals raocht zijn, of hoever het op de
schouders moest liggen. Men zag vele vrou-
wen, wier borsten voor de helfb te zien
kwamen. Ora de fraaiheid en blankheid van
borst en rug te doen uitkomen , waartoe het
langs den rug loshangend haar in den weg
zat , werd dit opgebonden , zoodat dit na 1400
niet weer los werd gedragen. Maar in het mid-
den van 't hoofd gescheiden en in vlechten om
het hoofd gewonden , of men liet het in twee
vlechten hangen. Die geen genoegzamen voor-
raad haar had , kocht valsche vlechten , even
als 't nu wordt gedaan. Men droeg ook het
gevlochten haar in netjes of zakjes aan
weerszrjden van de slapen van 't hoofd.
Ofschoon de sluier en de kaper nog steeds
als hoofdbedekkingen gedragen werden , kwa-
men daarnaast allerlei anderen, zonderling van
vorm en van buitengewone grootte in ge-
bruik. De oudste van dit tjjdvak waren een
soort van kap , nauwsluitend om het hoofd ,
die van voren eenigszins op een neepjesmuts
geleek, doch drie a vier verdiepingen van
neepjes op elkander had. Wat later zag men
mutsen, waar, aan beide zyden kussentjes ; dan
weder mutsen of hoeden , die aan grenadiers-
mutsen doen denken; in e*e"n woord in de
meest verscheiden vormen.
Men meene echter niet, dat, zoo wjj ons
in dit tijdvak konden verplaatsen , we slechts
menschen zouden zien, gekleed als we ze
hier geschetst hebben. Neen, er waren er
altjjd nog genoeg overig , die alleen in hoofd-
vorm de mode volgden, zonder zich met al
hare uitspattingen in te la ten. Daarom zijn in
de beide plaatjes geene van die overdrijvingen
weergegeven.
{Wordt vervolgd.)
DE KERMIS.
(Vervolg van bladz. 273.)
Wg staan aan de pomp. Laat ons eens
zien, wat daarop aangeplakt is. Ha, 't is
een tooneelaankondiging.
De Nederduytsche
COMMEDIANTEN
Sullen door gunste ende oorlof van ' . . .
1 Hier hebben de straatbengels een vlek m od-
der op gegooid.
op Zaterdag den 20 Juni 4668 en eenighe
navolghende dagen haar Gordijnen openen
met de ghedenckwaerdige en waerachtighe
gheschiedenisse van de
Belegeringke ende het ontiet
der Stadt
Leyden.
Treur bly-einde Spel.
Het selvighe sal noch heerlycker ofte met
Digitized by VjOOQIC
334
DE OUDE TIJD.
meer ende raerder Verthooninghen uitgebeelt
werden alsser tot Valckenburgh , Weesip,
ofte oyt voor desen vertoont sijn geweest.
Ende naer hetselve sal onsen wit-bemeel-
den Pekelharing ! tot dubbelt vernoegen van
onze Toesinders, alle dagen sijn uytterste
vlijt aanwenden om haer met volkomen vreught
en vrolyckheit te laten vertrecken.
De Vertoon-plaets is . . . ja , hier is dc
rest doorgehaald, en daarboven geschreven : "in
de groote Schouburgh op de groote markt" —
zou er nog iets van het doorgehaalde te
ontcijferen zijn ? — ... is . . . is . . . een seer
beqnaeme ende . . . warrae . . . Schuur , in
het . . . Huys ghenaemt . . . de Doorne-boom ,
aan ofte op . . . de Heere-wegh , . . . over . . .
den Hout ; . . . buyten de . . . groote . . .
Houtpoort.
Ja dat staat er. Dos dat billet zal ook
voor voorstellingen te Haarlem gediend heb-
ben. De rest weder is niet doorgeschrapt ;
alzoo:
Precijs, Precijs ten twee uuren op
het Tonneel.
't Is nn wat laat , om binnen te gaan :
weldra zal de commedie geSindigd zijn.
Het spel "van de vier vormaarde kroonen" ,
dat zal beter lukken. Hebt ge lust . daarheen
te gaan, zoo vindt ge mij tot uwen dienst
bereid. Willen we eens zien, wat daar ver-
toond zal worden en een strooibillet zoeken
machtig te worden? Dat lukt. 't Schijnt me
wel, dat ze meer beloven dan ze vertoonen
znllen ; hoor slechts :
"De groote Italiaensche Konstwerken,
Die door veel kosten vervaerdigt zijn , om
nog eenige malen door verzoek van eenige
Heeren en Dames te vertoonen veel Itali-
aensche Postuyren , door veel Konst in Levens-
groote gebragt , ende haar in alles beweegen ,
als levendige Menschen, in veel Italiaensche
poetsen ende Toneelen van gesleepen Chris-
tal en veel soorten van dierbare gesteentens ,
zo als noyt meer in de Weerelt is gesien .
ende dit alles verandert voor d' oogen der
Aenschouweren.
"Ende sal hier mede van daeg op Satur-
• De tcgenwoordige Pierrot.
dag 20 Juni, op het tooneel vertoont te
werden
het treffelijk Treurspel
van de Tovery van Tarbenon^
waarbij de zee, met veel andere vertoningen
znllen gezien werden. Met Konst- en Vlieg-
Werken, alhier noyt vertoont. Waarby sal
vertoont werden het wonder-Paleys en Glory
van Jupiter.
"Nog sal vertoont werden eenige Wilder-
nissen, met eenige soorten van groote ge-
dierten, die haar als in 't leven vertonen.
Tot overvloet sal onse Koddige Monsieur
Harlequin het Bly-Spel vertonen van
de geruineerde Sold oat.
"Men sal precijs het Toneel openen ten 7
uuren en ten 9 uuren gedaan.
Men sal hier niet meer nemcn als van
yder Persoou van inkomen 2 stuyvers, ende
in de tweede Back 6. Ende in de eersto
Back met kussens 10 stuyvers.
"De Vertoonplaats is in de groote Tent,
daer de Vier kroonen op staen, die noyt
hier is geweest. '"
Maar weet ge wel , dat dat spel van de "Vier
Kroonen" duurder is dan dat van de "Drie Kroo-
nen ?" 't Is wel waar, voor twee stuivers kunnen
we ook als van ouds te recht, maar een
mensch wil toch gaarn zijn fatsoen houden ,
en dan dienen we minstens in den 2 cn bak
te gaan zitten, dat is zes stuivers. Maar
komaan , we houden niet alle dag kermis.
Willen we van avond daar dan maar eens
heen gaan? We hebben dan nu nog den tijd
om rond te drentelen. Waar heen? Ge wilt
toch niet naar het Dolhuis?"
"Wat, naar *t Dolhuis?"
"Ja, weet ge niet, dat zulk een bezoek
onder de kermisvermakelijkheden geteld wordt,
even als dat op de snijkamer? Het eerste
vindt gij even als ik afschuwelijk , dat weet
ik, maar voor velen is het hetzelfde, alsof
1 Aan de sroedheid van den Heer A. Aarsen
zijn wij een nfsohrifl Tan deze aankondigin^
verplicht. Wel dagtcekcnl hctoripireel van 1702;
wc hebben cr center gecn bexwaar in gezien,
een jaar of wat den tijd voornit te gaan. Wamr-
schijulijk hadden die voorstellingen te Gouda plaats.
Digitized by VjOOQIC
DE KERMIS.
335
ze een beestenspel gaan zien. Een fraai
schouwspel! vooral de gevaarlijke krankzin-
nigen of dollen, woedend over het gemis
hruiner vrijheid , zich wringende om en langs
de tralifin hunner hokken, tot razernfl ge-
dreven door het gezicht van die vrooljjke
kermisgasten , wicn 't misschien niet vol-
doende is , stille toeschouwers te zijn , maar die
misschien ook nog de ongelukkigen tergen. En
waarom niet? 'tis immers de meening van
*t publiek , dat het de duivel is , die in die arme
schepsels huisvest. En zou het dan niet een ver-
dienstelijk werk zijn dien kwaden geest wat
te plagen? Maar zc begrrjpen niet, dat zy
zelf, reeds alleen door hun bezoek, ware
kwelduivels voor de krankzinnigen worden.
En de snijkamer? Daar eens te kijken
doet niemand kwaad; 't kan te midden der
kermisvreugde* eens aan de vergankelijkheid
van al het aardsche herinneren. Maar wie
er ook pret in moge vinden, het geraamte
van den een of ander beruchten geschavot-
teerden dief of moordenaar te zien , of eenig
misgeboorte in een flesch met spiritus te
zien zweramen, 't heeft voor raij, althans
nu, niet de minste aantrekkelijkheid.
"Zoo gij er niets tegen hebt , zoo moesten
we , dunkt mij , in die herberg ginds een kan-
netie bier gaan drinken ; 't ziet er daar wel
een weinig boersch uit, maar men heeft er
een goed gezicht op het kermisgewoel."
( Wordt vervolgd).
UTRECHTS ABTSTEDE,
DOOR
D. BUDDINGH.
Sedert dric jaren van mijn ambteloos leven,
bewoondeik, tegenover "Sonnenburg" tv mid-
den der tuinen, deze bekoorlijke en vrucht-
bare streek, en heb er, afgescheiden van
het gedruisch der wereld op mijn parva do-
mus , waar vrede en liefde heerschten, het
lief en leed des levens, de genoegens van
den zomer, maar ook de eenzaamheid en
guurheden van den winter gesmaakt, die
my deze plek en omtrek, met zyne stille
wandelpaden, hebben doen lief krygen.
Op het punt van dezen aangenamen oord
met zyne rijke bloem- en moestuinen en
vruchtbare akkers, met uitgestrekte wandel-
paden en een sterk stroomend riviersprankje ,
de Minnestroom , doorsneden, te verlaten
en, zoo de Hemel wil, voor mijn laatste
verblyf in de stad te verwisselen, werp ik
vooraf nog een historischen blik op de oude
Abtdij , die dezen oord haren naam schonk ,
en op de Abtstede zelf. Oudwijk , de voor-
malige Abtdij , en de Abtstede beidc , bezitten
historische herinneringen , die als eene bij-
drage kunnen beschouwd worden tot de kennis
van voormalige toestanden en den geest des
onden tijds.
Oudwijk is oud; eene oude wijk , die in
zijn oorsprong waarschijnlijk tot den Ro-
raeinschen tijd opklimt, waar althans Ro-
meinsche penningen gevonden zijn; terwijl
een Romeinsche gedenksteen en altaar , in do
nabijheid der Maliebaan gevonden , almede
daartoe te betrekken zijn, en dus de bena-
mingen van Fetus Vicus , Aldvica (bij
Matthaeus), Oltwic (bij Procurator) en
Alderwijck , thans Oudwtjck , volkomen regt-
vaardigen. Dit zet te meerder gezag bij aan
de teekening van 690 op het kaartje van
het Castrum Antonia of Castrum Trajectum,
dat ten raadhuize alhier, den oudheidkun-
digen Schoenmaker tot grondslag of uitgangs-
punt zyner Monument a (3 fol. din. in HS.)
gestrekt heeft. Op dat kaartje komt ook de
teekening van Oudwijk voor, welke naam
thans slechts nog aan een buitengoed, be-
nevens de Oudwijker dwarsstraat in de
Abtstede kleeft; en ten bewijze schrjnt te
strekken, dat deze oude wijk zich aanvan-
kelijk veel verder, vermoedel\jk over de ge-
heele Abtstede , dat eenmaal eigen regtbank
en regtsgebied bezat, heeft uitgestrekt. Een
oud scheepsanker in den vyver van het
Digitized by VjOOQIC
336
DE OUDE TIJD.
voormalige klooster opgegraven, heeffc zelfs
het vermoeden doen ontstaan, dat eertijds
de oude Vecht hier zou voorbjj hebben ge-
stroomd, zooals Van Asch van Wijck ver-
ondersteld heeffc, die, even als de Minne-
stroom uit den Onden Rijn zijnen oorsprong
zou hebben kunnen nemen , en dan zijn naam
van de A, de Fehtn-a, d. i. Fechten-n , — eene
vecht , wacht of wachtplaats der Romeinen , —
(het oude Ftetio , d. i. aan de Vliet) ont-
leende.
Doch hoedanig de loop dier A of Vliet
of Vecht hier ook geweest zij, die hier kan
voorbij gestroomd hebben , als oude wijk
(Vicus) uit Romeinschen tijd, strekte zich
zijn gebied ontwijfelbaar veel verder uit
dan tot eene enkele woning; wg denken
over de geheele AbtUede , en veronderstellen
in dat geval eene zeer natuurlijke naams-
verandering.
De Abtstede ontleent namelijk haren naam
van de Abtdtf, van adelijke jonkvrouwen of
maagden , welke Utrecht's burggravin Mach-
tildis , aldaar in 1131 stichtte; zij was de
Geraalin van den Burggraaf Arnoldns. De
aldaar opgenomen adelijke nonnen behoorden
tot de orde der Betiedictijwen. Eerst veertig
jaren later, 1171, was daar ook eene kerk
aan volbouwd, die door Bisschop Godefridus
aan de H. Maagd en den H. Stephanus ge-
wijd werd : eene plegtigheid , die met de
inwjjding der afgebrande en herstelde St. Mar-
tens- of Domkerk in verband gebragt en
daarom ook door de Bisschoppen van Keulen,
Yperen en nog een ander Bisschop Martinus ,
bijgewoond werd. Eene af beelding dier Abtdy
en kerk, benevens hare verdere gebouwen,
boerderij , duiventil , tuinen en boomgaarden,
door breede grachten omgeven, leverde Van
der Monde ', die ook eene af beelding. van de
Abtdij geeffc, zooals z\j er in latere eeuw,
tydens Bisschop David van Bourgondie uit-
zag. ?
De AbtUede nu , naar deze oudwijker abtdjj
aldus genoemd , en reeds bij Melis Stoke "Abt-
1 Tijdsch. van Utr. V Dl. 1839. Zic hi«;rach-
ter pag. 837.
a Id. Tijdschr. VI Dl. 1840, bl. 24. Zie vol-
gende aflcvering.
stede" geheeten, was volgens Joannes deBeka 1 ,
getuige van een verradelijken moord in 1132
op Floris den Zwarte, broeder van den
toenmaligen Hollandschen graaf Dirk V , ge-
pleegd, door Godevaart of Godfried van
Arlisberg (Arnsberg) en zjjn broeder Herman
van Kuyk; een moord, die schrikkeljjke
wraakoefening heeft te weeg gebragt.
De aanleidende oorzaak daartoe was eene
liefdesbetrekking en minnehandel, welke Floris
onderhield met Hadewich of Heylwich van
Rechem (Reekem znRenchem) , dochter van
Arnoldus van Rechem en Aleyda van Kuyk,
over wie genoemde Herman van Kuyk, na
den dood harer beide ouders, als voogd was
opgetreden ; "want hy haer oora was ," zegt
Beka.
Deze Herman van Kuyk, gesteund door
zijne beide broeders , Godfried van Arensberg
en Andreas, Bisschop van Utrecht, kantte
zich tegen het huwelrjk zijner nicht , de rijke
Erfdochter van van Rechem (Renchem) , met
Floris den Zwarte aan , in weerwil zelfs , dat
Rechems leenmannen dezen wegens zijne
manmoedigheid en deugden tot hun Leenheer
verlangden te hebben. Dr. Wap roemt zgne
heldhaftigheid , zijn verstand, welbespraakt-
heid en buitengewone minzaamheid; doch
door Kuyk, Arnsberg en den Bisschop in
zijne liefde en huwelijksplannen gedwars-
boorad , en den moord van Graaf Floris I ,
door de benden van Herman I van Kuyk,
nog niet vergeten zijnde, gordde hrj de
wapens aan , schaakte Heylwich , en schijnt
haar naar Utrecht overgevoerd te hebben,
waar hij , door de inwoners geholpen , den
Bisschop verdreef. Daarenboven legde hfl het
slot Lexmond , waarin Andreas bezetting had ,
in de asch ; terwijl hij-zelf zijn verblgf hield
in Utrecht, waar hjj vrijelijk binnen kwam
en uitging, zooals u hem gaedelic was."
Arensberg en Kuyk, deswege vergramd,
overlegden zamen hem hinderlagen te leggen.
Met hunne manscbappen heimelijk in de na-
bijheid der Bisschopsstad gekomen , wachtten
zij Floris, die geen kwaad vermoedde en
1 J oh. de Beka, Chron. Auctius, bij Matthaeus,
V. A. Analecta, T. HI. fol. 91, 91, enz.
Digitized by VjOOQIC
UTRECHTS ABTSTEDE.
337
met slechts tien man naar de Jbtstede ter
jagt gegaan was , op , en vielen hem onver-
hoeds te lijf. Zie hier hoe Beka dat geval
met zijn treurigen afloop verhaalt : "Ende als
die dach opginc, ende die sonne verlichte
die aerde , ende die ripe opten velde lach ,
quam Floris eerlic uter stadt mit jongelin-
gen , die valckenaers waren , ende quam on-
verhoeds in synre vianden laghe ende als
die niet en wiste. Ende als by (Floris) dat
sach , sloech hy sijn paert mit sporen , ende
xnnmde hem den breydel, ende keerde hem
gaan die hier voorbij , en merken alleen nog
aan , dat deze noodlottige liefdesgeschiedenis
van Floris en Helwich of Heylwich van Rechem,
de stof schynt uit te maken eener oude Ro-
mance , die tijdens mjjne jeugd nog in de
Overbetuwe , door ouden van dagen gezongen
werd. Vele moeite heb ik mij evenwel, doch
helaas ! te vergeefs , gegeven om nog iemand te
vinden, uit wiens mond ik dat treffend en
roerend lied , 't welk welligt nog in een of
ander volks-zangbundel schuilt, had kunnen
opteekenen. l
Pe Abtrtedc.
der stadtwaert. Mer hij storttede tot Abt-
steden neder mitten paerde. ende sinen
vianden vervolgheden ende sloegen (hem)
doot, mit grooten nide." '
Dr. Wap schetst de rampvolle geyolgen
van dezen verradelijken moord voor dit drietal
Kuyksche broeders , Herman , Godfried en
Andreas , zoolang keizer Lotharius leefde : wrj
1 Zie Beka's Cron. And. t. a. pi. ook Dr.
Wap, Het land en de Jfeeren van Cuyh , Utr.
1858 in 4, kl. bl. 18.
1870.
Zooals wij gezegd hebben , bezat de ' Aht-
slede haar eigen regt en regtbank , hebbende
met het geregt der Wittevrouwen , volgens
Halma, "een en denzelven Schout, hoezeer
het twee afzonderlyke gerechten waren." Al-
len , die over de AhUtede schreven (Halma ,
Van der Aa enz.) noemen haar u eene zeer
vermakelrjke bnurt; "menigte van menschen
komen en gaan er in den zoincrtijdt zich
1 Ook in de Narorscher heb ik er te vor^cefs
naar gevraagd.
Digitized by VjOOQIC
338
DE OUDE TIJD.
vermejjen ," zegt de eerste, "zoo omdeaan-
gename vruchtboomen , lustige hoven, als
't bezaaide land en groene weiden.' Zoo
was het voor anderhalve eeuw, zoo is het
nog ; maar tbans ongetwijfeld veel meer met
bloem- en groetentuinen en nitgestrekte akker-
landen , boomgaarden en woningen, ja , met ge-
heele bunrten en straten verrijkt, dan vroe-
ger het geval was. Hare uitgestrektheid
kunnen wij niet met juistheid opgeven: als
Oudwjjker veld schijnt de Biltsche straatweg
ten noorden, de Oude Rhijn ten westen en
Ameliswaard ten zuiden, misschien de vroe-
gere A, of oude Vechtstroom of Vliet, die
zich achter Ameliswaart van den Bijnstroom
afscheidde , en , zoo men wil , voorbij de Oude
Wijk stroomde, de oostelijke grens te heb-
ben uitgemaakt ; zoodat hetgeen thans Malie-
baan is tot aan de Biltstraat , met de tegen-
woordige Nachtegaalstraat . tuinen en kerkhof
aldaar onder het regtsgebied van Oud-Wijk
behoorde. Waar nu de Maliebaan is schijnt
vroeger het kerkpad der Abtdij geloopen te
hebben. En waar vroeger geene of slechts
eene enkele tuinmanswoning stond , verrezen
in den laatsten tijd geheele buurten , straten
en steegen , of rijen woningen , zoo als , van
de tolbrug of oude Kijnbrug ingaande, de
rijen nieuwe woningen op de Nooten-laan,
en de daarmede parallel loopende straat , die ,
voor en achter Marksveld bij het buitengoed
Minnevliet uitkomend , naar het thans bezette
Vossegat en verder leiden; voorts de Oud-
wijker dwarstraat, wanneer men tegenover
Zonneburg door de Zonsteeg de Abtstede
bezoekt , die almede , even als de drie baan-
stegen, in den laatsten tijd in tal van wo-
ningen is tocgenomen. Ook de beide Baan-
zijden en Cingel werden door tal van nieuwe
en rijke huizen opgeluisterd, waarbij de voorma-
lige Nachtegaalsteeg , in de laatste jaren,
tot straat verbreed, nog voortdurend door
deftige woningen verrjjkt wordt; terwijl de
aanleg van nog e*e"n of een paar nieuwe
straten, die van het Cingel regt op de
Oudwjjker dwarestraat uitloopen, voorspelt,
wat men ook van deze zijde nog in de
toekomst te verwachten hebbe, waarin een
ooster-spoorbaan de Abtstede schijnt te zul-
len doorsnijden.
Wat wij bij deze nog gedurig toenemende
bevolking der Abtstede toewenschen is eene
kerk , voor de groote meerderheid der bevol-
king van de R. C. godsdienst, benevens
eene eigene school voor het groot aantal
kinderen, dat zich nu, ook in den dikwijls
barren winter stadwaarts begeven moet om
onderwjjs te ontvangen, of wegens den af-
stand haveloos rondloopt. De toenemende
bevolking zal zeker de behoefte daaraan
meer en meer doen gevoelen. Menige buur-
schap of gehucht, dat niet die bevolking en
dat getal van kinderen bezit als de Abt-
stede, heeft zijne plattelands buurtschool,
maar hier is niets.
Doch wie zal in de Abstede daartoe het
initiatief nemen? Utrecht^ stadsbestuur ?
eene philantropische vereeniging ? of een on-
dernemend onderwijzer, die er eene aange-
name standplaats en welbezochte school zou
kunnen vindcn? Hoe veel nuttig zaad zou
hij op het gebied van den geest, daar aan
de boorden van Abtstede's Minnestroom
in liefde voor het opgroegend geslacht, dat
na ons zgn zal, kunnen uitstrooijen , — en
daartyj te midden van uitgebreide tuinen ,
voor hem zelf en de zijnen een billyk levens-
onderhoud kunnen vinden!
Liefde voor de Abtstede noopt mg, bij
myn vertrek stadwaarts, dien wensch hier
kenbaar te maken. Moge hij slechts niet
vruchteloos voorbij drijven , maar een ijverig ,
ondernemend man vinden om dien te ver-
wezenlijken !
A. 25 July 1870.
Digitized by VjOOQIC
HET HEKSEN-WEGEN TE OQDEWATER.
339
HET HEKSEN-WEGEN TE OUDEWATER.
DOOR
H. C. ROGGB.
Aan de markt te Oudewater staat een
waag, en, hetzij men dit stadje al of niet
bezocht heeft , men heeft toch zeker wel eens
gehoord dat aan die waag in vroeger eeuwen
niet enkel hennep en kaas , maar ook van tijd
tot tjjd menschen zijn gewogen , die van too-
verij beschuldigd werden. Dat was zeker de
eenvoudigste en onscbnldigste manier om te
onderzoeken of iemand werkelijk beheksd was ,
vrjj wat minder gevaarlijk dan de koud-
water-proef , waarbij de aangeklaagde in het
water werd geworpen, nadat men hem de
duimen aan de groote teenen , kruiselings over
elkander, had gebonden; of als de "ketel-
vang," waarbij de door den duivel bezetene
verplicht was den arm tot aan den elleboog
te steken in een ketel kokend water. Het
spreekt vanzelf dat zulk een proef met de
weegschaal altjjd goed afliep voor den onge-
lukkige, die van tooverij werd beticht; zoo
men althans eerlijk te werk ging. En dit
schijnt te Oudewater altijd het geval ge-
weest te zijn. Omtrent het wegen van hek-
sen, dat nog tot in de vorige eeuw plaats
had, willen wy eenige bijzonderheden mede-
deelen uit een zeldzaam boekje. Het behoort
tot eene categorie van boeken, die in de
I7 dc eeuw in het licht verschenen zjjn , om
aan de gruwelen van de heksen-processen
een einde te maken. De schryver was een
roomsch godgeleerde. Men zeide dat hij de
biechtvader was geweest van een groot vorst.
In elk geval had hjj als priester gelegenheid
gehad om met velen te spreken, die als
toovenaars en toovenaressen gevangen zaten.
Hjj was, met alle verstandige menschen-
vrienden van zyn tijd, overtuigd, dat ereen
eind moest komen aan die onmenschelijke
behandeling van zulke ongelukkigen. Het
gebeurde met eene van tooverij beschuldigde
vrouw te Oudewater , drong den remonstrant-
schen predikant Nic. Borremans 1 dit oorspron-
1 Dc Wit. nucmt x ifh N. B. A. Dnt hicrdoor
kelflk in het latjjn geschreven boekje in 1657
in onze taal uit te geven onder den titel :
Waer-borg om geen quaed hah-gerecht
te doe*. Bat is : een boek , vertoonende hoe
men tegen de toovenaers procedeert. In
eene voorrede brengt deze opzettelijk het wegen
van toovenaars te Oudewater ter sprake,
waardoor wjj de volgende bijzonderheden dien-
aangaande vernemen.
Het zal nu ongeveer negen jaren geleden
zjjn — zoo verhaalt hij ons — dat te Oude-
water, "een stad die in vermaekelijkheydt
binnen en buyten, en in goedtaerdigheydt
van borgerye voor geen steden behoeffc te
wijken," eene zekere vrouw zich aanmeldde
om gewogen te worden , daar de jongens en
ander lichtgeloovig volk het haar zoo bang
maakten, dat zij haar leven niet zeker was.
Gedurende de twee jaren, dat ik daar ge-
woond heb, zijn er verschillende gewogen,
om daardoor bevrjjd te worden van den
laster van tooverij. Men had deze vrouw
— zij heette Leentje Willems — reeds meer-
malen erbarmelijk geslagen , om haar te
dwingen een kind te zegenen , dat een vreemd
accident had gekregen en, naar het zeggen,
door haar betooverd was. Het eenig bewijs
dat men hiervoor had was , dat zij , een paar
jaren geleden , aan dit kind een stuk zoete-
koek had gegeven. De magistraat achtte het
onnoodig deze vrouw te wegen, aangezien
zjj op dat trjdstip zoo dicht onder de stad
Nic. Borremans wordt aangeduid kan men zien
nit de titels, die ik in mijn Bib I. v. Remonstr.
geschr. biz. 240 heb opgegeven. Dit blijkt ten
overvloede nit de onderteckening van de voor-
rede, die gedagteekend is "Macslandt den 18 Dec.
1656;" want van 1650 tot 1679 was hy aldaar
predikant Toen hij het boekje vertaalde, onge-
veer 9 jaren v66r de uitgave, stond hij te Nieuw-
koop. Terwijl hij predikant was bij deze gemeente
schijnt bij, om eene of andere reden, twee jaren
in Oudewater te hebben gewoond.
Digitized by VjOOQIC
340
DE OUDE TIJD.
woonde (als ik het wel onthouden heb woonde
zij in de Lange Linschoten , ongeveer een
half uur van Oudewater) , en er bovendien
in Holland niemand om tooverij werd ver-
brand. Maar de regeering zag zich eindelijk
gedwongen om toe te geven , ten einde de
arme vrouw te redden uit het gevaar dat
haar dreigde. Men zeide mij dat zij katho-
liek was.
Het rechterlgk onderzoek had werkelijk
plaats, en Borreraans deelt ons bij deze ge-
legenheid het volgende merkwaardige certi-
ficaat mede, dat in de Registers van de
judiciele en dagelijksche acten der stede
Oudewater werd opgeteekend, en driejaren
vroeger "in originali" aan eene and ere vrouw
was uitgereikt.
"Wy Burgemeesteren , Schepenen en Raden
der stede Oudewater in Hollandt , doen kont
en certificeeren eenen yegelyken mits dezen,
ten versoeke van Maria Konings, oudt, zoo
sy seydt , omtrent zes-en-twintig jaren , doch-
ter van Geeraerdt Hesseling, anders mede
genaemt Geeraerdt Konings , en Anneken ter
Brugge, wonende by Barent Konings haren
broeder, te Koninkx in Sunk in den Kaspel
van Boekholdt, in den Gestichte van Muns-
ter, op een Hofsteede toebehoorende zyn
Hoogheydt , den Heere Prince van Orangien ,
weesende van deylbaren stature , met een
vrattjen aen de reenter zijde van hare kinne ,
om voorgestelt by Johan Duyst , Burgemeester
der voorschrevc stadt Boekholdt, volgens
sijne acte van certificatie van Burgemees-
teren en Schepenen van Boekholdt , ons ver-
toont en gebleken; dat op huyden voor ons
compareerden de E. Willem Pietersz. Trom-
per en Johan van Rodenburg, beyde Oudt-
Burgemeesteren en jegenwoordig Schepenen
in dienste, mitsgaders Cornelis Gijsbertsz.
Bodegrave, gezworen bedienaer van dezer
stads wage, dewelke ter instantie en ver-
zoeke van de voorschreven Maria Konings
verklacrden, hoe waer is, dat de voornoemde
Cornelis Gjjsbertsz. Bodegrave de voorschre-
ven Maria Konings ten haren ernstigen ver-
zoeke en requisitie , in tegenwoordigheydt van
hun Comparanten en meer andere persoonen ,
nae dat sy by Jannetjen Barents, ordinaris
Vroedt-vrouwe dezer stede, met voorgaende
onderzoek, verklaert was, dat de gemelte
Maria Konings tot hare onder-kleederen ont-
kleedt, en de schoenen uyt»-getogen , niet
van eenige zwaerte of gewichte by haer was
hebbende, met de balance in de ordina-
ris wage dezer stede Oudewater gewogen,
en dat hun Comparanten en alien eviden-
telyken gebleken is, dat de voornoemde
Maria Konings alleenlyk gekleedt en onder-
zocht zijnde als voren, was wegende hon-
dert vier-en-dertig ponden zoodanige op-
rechte Troysche wichte, als men ordinaris
in de voorschreven wage is gebruykende. '
Zulkx dat wy mede by dezen certificeren ,
dat dezelve wichte met de naturelijke pro-
portie hares lichaems wel is accorderende.
En alzoo de voorschreven Maria Konings
aen ons verzocht ouze opene brieven van cer-
tificatie van de voorgenoemde verklaringe,
om haer daermede te dienen in tijdt en
wijlen, daer en wanneer haer zulx noodig
en te raden wezen zal, en men gehouden is
de waerheydt te getuygen, inzonderheydt
daertoc verzocht zijnde : zoo hebben wy haer
't zelve verzoek niet kunnen noch willen
weygeren. Zonder bedrog des 't oirconde
hebben wy dezer stede zegel hier onder aen-
gehangen , en by onzen secrctaris doen onder-
teykenen. In den jare onzes Heeren en Zalig-
makers Duyzcnt zes hondert vier en veertig
op den XXIIII February. Onderstondt , ter or-
dinance van de Heeren voornoemt geteekent"
H. DE HOY.
Van dit certificaat had de Hoy aan Borre-
mans op zijn verzoek een afschrift gegeven ,
waaraan hij nog het volgende toevoegde:
t4, t Voorschreven ge-extraheerde by my on-
der geschreven , Secretaris der Stede Oudewa-
ter , accorderende bevonden met de vordere ver-
klaringe: dat in mijnen voorschreven dienste
veele persoonen in-voegen voorzeydt in de
wage alhier zijn gewogen, met gelijke ver-
1 Het Troysche of Trojaanschc gewieht was dat
van Doornik (Troijes) , dat vijf ten honderd xwiar-
der woog dan het gewone gewieht. Het was later
mcer bckend onder den naam van: het Amstcr-
damsfhc gewieht.
Digitized by VjOOQIC
HET HEKSEN-WEGEN TE OUDEWATER.
341
klaringe mutatis mutandis als vooren, en
specialjjken noch in den lest voor-leden jare
1647 drie verscheyden persoonen, onder
anderen eene Leentjen Willems , Huys-vrouwe
van Jan Aertsz. , woonende in de Lange-
linschoten onder de Parochie van Oudewater.
'tOirkonde geteekent dezen VII January 1648"
H. DE HOY.
Dat er ook nog later te Oudewater van
tijd tot trjd vrouwen werden gewogen, die
van tooverij waren beschuldigd, blijkt ons
uit de naamlflst, die Kinschot in zijne Be-
schrijving der 8 tad Oudewater heeft opge-
nomen. Zoo werden gewogen 2 Mei 1677
Jacobye Paulus, eene gehuwde vrouw uit
Gelderland; 13 Jan. J 681 Marritje Cornells ,
eene gehuwde vrouw uit Langerak a/d Lek;
23 Mei 1694 Sybilla Essers, eene jonge
dochter uit het dorpje Kleinenbroek bij Zut-
phen; 25 Sept. 1694 Aaltje Brouwers uit
Borculo en 17 Sept. 1710 Maesje Faessen
uit t' Waal brj Vianen, beide gehuwd; 23
Maart 1711 Geertruyd Hendriksz. van Beek
uit Utrecht, en 15 Mei 1713 Lysbet Jans
van Wout uit Montfoort, beide weduwen;
31 Mei 1728 Neeltje Paulus Pols van Hon-
kop, en 21 Juni 1729 Klaas Ariensz. van
den Dool en zijne vrouw Neeltje Ariensz.
Kersbergen, wonende onder Meerkerk. Dit
laatste is het eenige voorbeeld van dien aard.
Het schijnt weinig te zyn voorgekomen, dat
er mannen op de weegachaal kwamen. Bor-
remans verhaalt nog van een jongman uit
Paderborn , die zoo bleek werd als een doek ,
toen het beslissend oogenblik was gekomen.
Hij kwam er, geljjk van zelf sprak, goed
af. Toen hij merkte dat hij zwaar genoeg
was, had hij vol blgdschap uitgeroepen:
"dat is lijf en goet gewinnen! ,, Deze van
den Dool werd, blijkens het certificaat dat
Kinschot mededeelt, door den gerechtebode
van de stad tot op zjjn hemd ontkleed.
Zijne vrouw werd, als naar gewoonte, door
de stadsvroedvrouw bijgestaan. Nadat zij
door deze "was ontkleedt , schoenen en kou-
sen uitgetoogen, en zulks alleen bedekt met
haar hembd en zwarte falie over haar bloote
lichaam , hangende het hair los by het hoofd",
werd zy bevonden honderd-en-tien pond te
wegen , hetgeen overeenkwam "met de natuur-
lyke proportie des lichaams".
Toen Borremans gereed stoncf om zijn boek
in het licht te geven, verlangde hjj iets meer
te weten omtrent dat heksen-wegen te Oude-
water. Hij schreef daarom aan Willera Trom-
per, "een man van zonderlinge beleeftheydt ,
die het burgemeester- en het schepen-ampt te
Oudewater verscheyden-malen loffelijken heeft
bekleedt," of hij hem dienaangaande nader zou
willen inlichten. Meer bepaald verlangde hij
te vernemen : 1 \ om welke reden Maria Ko-
nings en zoovele andere gewogen waren,
2 . of er ook een bepaald gewicht werd ver-
eischt , en 3°. wat de oorsprong was van dit
wegen.
Tromper antwoordde op het eerste punt,
dat er nooit iemand gekomen was uit de
kwartieren van Keulen , Munster , Paderborn
en andere plaatsen, of zij hadden eenstemmig
geklaagd, dat zy in hun land ten onrechte
beschuldigd werden van tooverij. Wanneer
zij geen certificaat konden toonen dat zij op
de stadswaag van Oudewater gewogen wa-
ren , en dat hun gewicht accordeerde met
de proportie van hun lichaam, liepen zij
gevaar in hun land lijf en goed te verliezen.
Zij vertelden dat die in gindsche streken ge-
zegd werden werkelgk te kunnen tooveren,
altyd maar een zeer gering gewicht hadden.
Doch Tromper was een te verstandig Hol-
lander, een te goed protestant om aan zulke
zottigheid te gelooven. De weegschaal van
Oudewater had dus in de 17 de eeuw een
groot crediet, en heeft menigeen, die door
de domme menigte voor een toovenaar of
heks werd gehouden, een groote weldaad
bewezen. Wij kunnen gerust aannemen , dat
die heeren van den gerechte in Oudewater
in den regel geen oogenblik getwyfeld heb-
ben aan den uitslag van deze weegproef,
maar dat zy voldaan hebben aan het ver-
langen van de beklaagden, om hen van
allerlei kwellingen te verlossen.
De overleden secretaris de Hoy — dus
schrgft Tromper verder aan Borremans —
heeft mg verhaald, dat er gedurende zgn
secretariaat het volgende is voorgevallen.
Zeker iemand, in bovengenoemde kwartieren
woonachtig, was door een ander, met wien
Digitized by VjOOQIC
342
DE OUDE TIJD.
hij twist had, overal voor een toovenaar
uitgemaakt. Om zich van dezen blaam te
zuiveren gaf men hem den raad, dat hij
naar Oudewater zou reizen ten einde zich te
laten wegen. Hy kwam hier aan , maar hetzij
nit domheid, of nit vrees, of dat men hem
verkeerd had onderricht, l — hij vertrok
zonder gewogen te zijn. In zijn vaderland
temggekeerd verbreidde zich al spoedig het
gerucht, dat hy het certificaat niet too-
nen kon, dat hij zeker gewogen was en
te licht bevonden. Nauwelijks was dit den
rechter van die plaats ter oore gekomen.
of deze stelde onmiddeljjk pogingen in het
werk om den toovenaar gevangen te nemen.
Hij wist echter het gevaar te ontvluchten
en kwam gelukkig bij iemand, die vroeger
in hetzelfde geval had verkeerd. Deze wist
hem te bewegen om nog eens naar Oude-
water te gaan. Thans liet hij zich werkelijk
wegen en verkreeg hij het certificaat. Hier-
mede naar zijn vaderland teruggekeerd , ver-
toonde hy dit aan den rechter, die zyne
goederen reeds in beslag had genomen,
waarop hij in zijne eer en in zyn eigendom
hersteld werd. Hij eindigt dit verhaal met
den uitroep: "0 arme blinde menschen!"
Op de tweede vraag van Borremans kon
Tromper volstaan met eenvoudig naar de
certificaten te verwyzen. Er bestond bij de
waag volstrekt geene bepaling van eenig
gewicht; men beoordeelde alleen de zwaarte
van elk gewogene naar de grootte van het
lichaam.
Op de derde vraag kon hij geen voldoend
antwoord geven. Borremans had reeds vroe-
ger onderzoek gedaan naar den oorsprong
van deze gewoonte. Volgens zekeren Mr. Jan ,
die barbier en stadsbode van Oudewater was ,
1 Om de grootc kosten bchocfde hy *t niet te
laten. Kinschot geeft op, dat do Leges te beta-
len by die geene, die in der Stede Waach, uit
beschuldiging van tooverij gewoogen warden , de
volgeade waren:
Schepenen j\ — 16
Secrctaris » 2 — 18
Bode u — 12
Waachmccster « — 12
Vroedvronw u — 12
/6-10
en in deze qualiteit assisteerde by het wegen
van mannen, bestonden er twee berichten,
die daarin overeen kwamen, dat Karel V
dit privilegie aan de stad zou hebben ge-
schonken. Volgens het e'e'ne bericht zou Karel
dit privilegie verleend hebben, toen hy eens
in den omtrek van Oudewater was, en by
deze gelegenheid vernam, dat in deze stad
nooit iemand om toovery was verbrand, en
dat er tot dusverre ook niemand uit Oude-
water geboortig voor zulk een misdryf elders
was te recht gesteld. Het andere bericht
luidde aldus: De keizer kwam eens in het
dorpje Polsbroek by Oudewater, juist toen
men aanstalte maakte om een persoon we-
gens tooverij te verbranden. Deze was daar
reeds gewogen maar te licht bevonden. Doch
men besloot, "om de Majesteyt die eere te
doen," het proces nog eens over te doen.
Ongelukkig bemerkte zyne Majesteit, dat
hier bedrog achter school , en dat de schout
en de pastoor in geheime verstandhouding
met elkander stonden. En wel in dezer voege :
als de schout iemand op de schaal had ge-
bracht om gewogen te worden, kwam de
pastoor kwansuis eens zien of alles wel te
goeder trouw geschiedde. Dan wist hy de
schaal of het touw zoo aan te vatten, dat
er een pennetje voor den evenaar schoot,
waardoor de schaal niet over kon slaan.
't Zij nu dat die pastoor buiten zijn weten
een werktuig was van dien officier, 't zij
dat hy voor de bewezen hulp zijn aandeel
kreeg van de verbeurde goederen , — genoeg ,
Karel merkte wat er gaande was. De keizer,
"van wien men verhaelt, dat hy voor een
spreekwoordt hadde, dat hy liever in het
open veldt tegen een wel-gewapent leger
van sijne vyanden wilde aengaen, als tegen
eenen gekapte monnik" , — gaf terstond be-
vel, dat de van toovery aangeklaagden van
nu aan niet meer daar, maar te Oudewater
gewogen moesten worden, waar men het
Troisch gewicht gebruikte."
tt Waer dit recht van daen gekomen is,"
— schreef Tromper terug — "is my onbekent.
Dat onze Stadts-wage , zoo verre buyten Pro-
vincien , zoodanigen authoriteyt heeft , biykt :
want het verscheyden-malen gebeurt is, dat
die persoonen, die verzochten gewogen te
Digitized by VjOOQIC
HET HEKSEN-WEGEN TE OUDEWATER.
343
worden, quamen met speciaal verzoek en
voorschryven van hare stadt of plaetze. Van
gelijke wete ick ook den zekeren oorspronk
niet. Dat U. E. schrijft van den Keyser
Carolus Quintus, en van die historie in
Polsbroek geschiedt, kan wel waar wezen,
en dat het wegen uyt die offce eenige by-
zondere oorzake sijn oorspronk genoraen heeft.
Gelijk ik het ook daer voor houde, alzoo
die maniere van weginge geschiedt ten over-
staen van Schepenen en onder Stadts-zegel
geattesteert word, 't welk in geenderley
maniere van weginge alhier geschiedt. Ook
is dat gebrnyk al out want wy van oude
luyden bericht zyn, dat al voor de troubles
die maniere van wegen der beschuldigde
tovenaers hier in gebruyk is geweest. Dan
of, zoo U. E. schrijft, de Keyser Carolus
Quintus deze Stadt by Privilegie daer toe
zoude hebben geauthoriseert , kan ik niet
weten, alzoo alle des Stadts PrivilegiCn en
Schriften in den jare 1575, doen do stadt
by de Spanjaerts wierd ingenomen, benef-
fens de gehele stadt verbrandt zyn."
HET KASTEEL VAN GORICHEM.
De hierbij gaande afbeelding is die van
*t kasteel van Gorinchem, een kasteel, be-
roemd om zyne grootte en niet alledaagsch
uiterlyk. Tot onze spijt ontbrak ons de
ruimte, om het in zijn geheel te kunnen
geven, anders hadden we gaarne de geheele
vrij zeldzame afbeelding, door de geestige
etsnaald van van der Ulft uitgevoerd, in
haar geheel overgenomen.
Als bgna alle burgen en kasteelen , die
in de onmiddelijke nabijheid van steden ge-
legen waren, is ook die van Gorkum reeds
voorlang geheel verdwenen.
Oorspronkelijk aangeleid en opgebouwd
om de steden en de burgers te beschermen,
werden die sterkten later en vooral in de
Spaansche onlusten en oorlogen voor den
vyand zeer geschikte plaatsen, om zich in
te nestelen, van daaruit de steden in be-
dwang te houden en die zoo noodig te be-
schieten en te verbranden. Geen wonder dus
dat de poorters, zoodra zich de gelegenheid
daartoe voordeed , zich met hart en ziel be-
flverden, die lastige naburen uit den weg
te ruimen.
Zoo viel ook het "hoogberoemd" kasteel
in 't jaar 1578 met al zijn "voortreffelyke
Toorens, Poorten, Muyren, Cingelen, en
ander heerlpe gebouwen." 't Schijnt echter,
dat men het niet verder sloopte dan noodig
was, om het voor den vyand onbruikbaar
te maken, want eerst in 1600, zoo lezen
we, werd het tot den grond toe geslecht.
Men wil, dat het kasteel in 1412 ge-
sticht zou zyn door graaf Willem den Zesde ,
toen by den gesloten vrede Hertog Reinout
van Gelder aan Willem afstand deed van
zyne rechten op Gorkum en 't land van
Arkel, voor een som van honderd duizend
fransche kroonen.
Waarschynlflk echter moet door dit stichten
meer het vergrooten en 't versterken van het
slot verstaan worden , want dat er reeds vroe-
ger te Gorkum een burg bestond, vinden
wij meermalen gemeld; b.v. we lezen, hoe
eenige jaren te voren de Hollanders, door
de Gelderschen uit de stad verdreven, op
den burg weken en dien in bezit hielden.
Hoe het zy, de gedaante, die 't kasteel
op ouze afbeelding heeft, is niet die, door
graaf Willem er aan gegeven ; 't was Earcl
de stoute , toen nog slechts graaf van Cha-
rolois, die door zyn vader Philips den goe-
de met Gorkum en 't land van Arkel be-
leend zijnde, zich te Gorkum vestigend, in
1461 tot die verbouwing en vergrooting
overging. Tot de voltooijing van z(jn plan
in zjjn geheel kwam het echter nooit. Wel
verrezen twee zware torens door een lange
zaal verbonden, de derde echter is nooit
tot stand gekomen.
Karel, hoe zeer hy ook met zijn kasteel
dweepte, z66 zelfs dat hy op een zyner
schitterende feesten, waaraan hfl zooveel
Digitized by VjOOQIC
344
DE OUDE TIJD.
schatten verspilde, zijn Gorkunischen burg
in 't klein als een iniddenstuk op tafel
bracht en zynen gasten vertoonde , moest toch ,
toen bij in 1467 na den dood zijns vaders
zelf aan de regeering kwara en zijn uitge-
strekt rijk hem handen vol werks verschafte ,
zijne zorgen aan raeer belangrijke zaken
wyden , en daaraan kan men het toeschrijven
dat de burg onvoltooid blcef.
Wei had hy redenen eenigszins trotsch te
zyn op zijn kasteel , want onder de burgen
was de zyne een der uitgestrekste en fraaiste.
door stallingen voor koeyen en paarden ,
door de flinke woning van den bouwman,
door die voor mindere bedienden en door
bergplaatsen voor den wintervoorraad enz.
't Is warm op dit plein , nu de zonne-
stralen er zoo fel branden , en welkom is ons
de schaduw van den welgevulden hooiberg.
Nog heerlijker is 't onder dien schoonen
lindeboom, die zijne zware takken zoo ver
naar alle kanten uitslaat, zoodat men ze
reeds door stevige palen heeft moeten on-
dersteunen. Daaronder zal wel menig uiltje
Rusted van Gorincliem.
Verplaatsen we ons een oogenblik in zijn
tijd en brengen wij een kort bezoek aan
zyn verblijf.
Zijn we van de stadszijde langs de Mo-
lenstraat over de slotbrug en door de door
twee torens verdedigde poort op het be-
neden- of buitenhof gekomen , zoo voert een
mime breede weg tusschen een muur en
een houten staketsel ons naar het boven-
of binnenhof. De muur aan de linkerhand
heeft gclukkig een opening, en we betreden
een ruim plein, aan drie zyden ingesloten
geknapt en in den maneschyn menig herders-
uurtje gesleten zyn.
We zullcn maar niet den moestuin aan
de andere zijde van den weg binnentreden ;
het houten staketsel veroorlooft ons een
voldoenden blik daarin te slaan. Gij ziet, er
is ruimte genoeg, om toereikenden zomer-
en wintervoorraad voor de slotbewoners op
te leveren.
Ofschoon het buitenhof voor overrompeling
gevrijwaard is en niet zonder slag of stoot
genomen kan worden, zou het tbch niet
Digitized by VjOOQIC
HET KASTEEL VAN GORICHEM.
345
lang een belegering kunnen uithouden. Dit
heeft men begrepen, en daarom ook is het
door een gracht van het binnenhof geschei-
den, die door twee zware torens bestreken
wordt.
Het krioelt op het Binnenhof van groote
Heeren; w\j zullen het dus maar niet wagen ,
wij , burgerlui , om ons onder hen te mengen.
Daarenboven, op de brug toch kunnen wij
reeds genoeg zien wat er te zien is.
Rondom het plein scmjnt een pand te
loopen , overwulfd , aan de binnenzijde open ,
en door kolommetjes gesteund. Dda> is de
gewone wandelplaats der edele Heeren, die
van de open lucht willen profiteeren zon-
der door zon of regen geplaagd te worden.
Op de hoeken van het nagenoeg vierkante
plein zien we zware torens, Barbaryen ge-
heeten , op (Sen na , alien rond. Deze laatste ,
door het volk de Brouwerij genoemd , springt
zoowel aan de binnen als aan de buitenzyde
van het pand een eind voor; de kanteelen
zijn op acht plaatsen halfcirkelvormig uitge-
bouwd. De kapel biedt van buiten gezien
weinigs bijzonders. — Maar, 'k geloof dat
wij wys zullen doen niet verder door te
dringen; de ridders schgnen zich gcreed te
raaken om uit te rijdcn , en dan is het raad-
zaam , hen niet in den weg te loopen. Daarom ,
laat ons terug gaan en het voornaamste ge-
deelte, wat waarschijnlijk de eigenlyke wo-
ning , het heerenhuis , is, slechts van buiten be-
kijken. 't Zou ons toch niet gelukken binnen
te komen.
Welk gevaarte, niet waar, die ronde toren —
de blaauwe genaamd, zeker wij! de meeste
kasteelen uit rooden steen , en dit uit graauwen
arduinsteen is gebouwd. Hij is, zoo als ge
ziet, geheel rond en heeft, ik denk door
een trap, of door een gang, die door een
verdedigbaren muur voor ons oog bedekt is ,
gemeenschap met het binnenhof, en aan de
andere zgde door een brug met den dijk.
De muren zijn, naar ik heb hooren zeg-
gen, beneden 36 en boven 29 voeten dik;
bezwaarlyk kon dus iemand , die beneden
in een der gevangenissen zat, daaruit ont-
snappen. Op eene zekere hoogte loopt om den
geheelen cirkel een eenigzins vooruitspringende
gang , die op korte afstenden verbreed wordt
door uitgebouwde torentjes. Van uit dezen
gang kon men zonder veel gevaar de belege-
raais bestoken , en pijlen , brandende stoffen ,
steenen op hen werpen.
Daarboven wordt de omtrek van den toren
iets geringer en , naar ik meen te zien , twaalf-
hoekig en een gelijk getal ruime vertrekken
vormende , met zolders daarboven , door trap-
geveltjes gesloten. De binnenplaats geeft licht
aan de andere zijden der vertrekken, terwijl
er nog plaats genoeg over is voor een aardig
torentje , van waar wij , als 't ons geoorloofd
geweest ware, een schoon overzicht over
kasteel en onderhoorigheden , zoo wel als
over de Merwede en den verderen omtrek zou-
den hebben genoten.
Dat gelukt ons echter thans niet. Wij
moeten genoegen nemen met hetgeen we
gezien hebben , al voelen we ons ook nog
dikwjjls genoopt een blik achter ons te
werpen op den blaauwen toren , die , hoe
sterk en zwaar daar waar hij aan aanval
blootstaat , daarboven toch vele goed verlichte ,
luchtige, naar alle kanten uitzicht gevende
ruime woonkamers vereenigt en tevens zulk
een sierlyk uiterlijk heeft.
HOE DE TAFELS IN DE HOFHOUDING VAN PRINS MAURITS WAREN INGEDEELD.
Medegedecld door P. A. LEUPE.
Ordre ende Reglement by Synne V(orste-
lijke) Gen(ade) goetgevonden ende gearres-
teert den xxvj April xvj r vier en twintich,
aengaende de personen die Syne V. Gen.
Ib70.
verstaet dat in 't huys ordinarie sullen eeten.
Welcke ordre ende Beglement den Hoffmeester
ende Onder Hoffm. in clck officio van Syne
V. Genade Huyse sal insinueren.
44
Digitized by VjOOQIC
346
DE OUDE TIJD.
Tafel van Syne V. Gen.
Syne Vorstelycke Genade.
Den Capitain van de Gaarde.
Ende andere luyden van qualiteyt.
Tafel van den Raedt.
Hofmeester.
Die van den Rade alsse begeeren te comen.
Stalmeester.
J r . Willem van Nassau.
«P. Lodewyck van Nassau.
De twee Secretarissen van Syne Ex f ' ie .
Deze hebben een dael-
Den Greffier van \ der 's daechs in absentie
Syne V. G. J van S. V. G. tot cost-
Le Saige. ^ gelt genoten, ende voor
Wynants. J elck haer dienaer vyfftien
( stuyvers.
Alsser eenige personen van qualiteyt by
S. V. Gen. extra ordinaris comen eeten die
Edelluyden hebben , sullen deselve aen de
tafel van Syne V: Gen. Edelluyden eeten;
soo sy Pagien hebben, by S. V. Gen. Pa-
gien ; ende soo sy Lacqueyen hebben , bg
S. V. Gen Lacqueyen ; soo se jongens heb-
ben by de Jonckeren jongens. Doch soo se
dienaers hebben, sal haer de tafele van de
dienaers aengewesen worden ; van gelycken
alsser by den Raedt luyden van qualiteyt
eeten, sullen de Clercquen aen de tafel van
de Clercquen ende de dienaers aen de tafel
van de dienaers eeten. Item alsser eenige
Jonckers aen de Jonckeren tafel eeten, sul-
len haer jongena aen de tafel van de jon-
gens der Jonckeren eeten, mits dat sulcx
niet ordinaris maer somtyts en geschiede.
Edelluyden Tafel, daeraen sullen comen:
De Edelluyden heb-
in 't jaer 1618 als
Syn V. Gen. uyt den
Hage was, opt aff-
setten van de Magi-
straten , te weten die
in den Hage bleven
tot costgelt genoten
een daelder 'sdaechs,
doch syn daer naer
noyt niet meer in
possessie geweest.
Den Lieutenant van de Guarde.
J r . Beauchastel.
r
J r . Ninnitz.
*
J r . de Bie.
J 1 ". Andelo.
1 CO
) §
1 **
J 1 ". Mansard.
Jr. Du Tel.
1 c
J". Lier.
1*
J r . Calvart.
\ 13
1 W
Den Vendrich van de Guarde.
Focx, Onder Stalmeester.
Pieter Pels , Substituyt-
Thresorier.
Matheus du Corps.
David Coller.
Mr. Hendrick, Chirurgyn.
Pieter Coenen , Clercq ter
Secretarye van SynV. Gen.
Noeil du Brueil, Speelman.
T' Samen 27 personen.
Den Taux van dese tafel is thien kannen
wijns des roiddaechs op het noenmael, ende
thien kannen wyn op het avontmael.
Dese aengetroc-
kene officieren
hebben altyts een
gulden 's daechs
tot costgelt ge-
noten.
Aen de Pagien Tafel sullen comen:
Fims. De Pagien plachten hare
La Vacquerye. I costen daerse gelogeert waren
Marlot. / tegen een daelder 's daechs
Eversum. I betaelt te worden ofte selffs
Du Tel. / een daelder te genieten. Doch
Broechem. I op den 21 Decemberl 624 heeft
Kilgere. 1 Syne V. Gen. geresolveert, dat
(Killegrew ?) ] se maer een gulden 's daechs
Hacquet. voortaen sullen hebben.
T' Samen 8 personen.
Aen de Tafel van de Groote Officieren
sullen comen:
Guilliaume Fremin , Bottellier. \
Gerrit Langenhove, Bottellier. I
Jan Houtmolen, Wijntapper.
Hans Rasenburch,Wapenbewaarder. JDese offi-
Aert Thomasz. fcierenheb-
Jan Meeusz. I ben altijt
Frits Rooth. \eengulden
Joost Hinnekens , Trompetter. / 's daechs
Barent Jansz. , Trompetter. I tot Cost-
Wyngaerd Hendricx, Pasteybacker.' gelt geno-
Hans Heyligen , Pasteybacker. |ten.
Louys Oudran , Pasteybacker.
Jean Flaraaing.
Felix Jansz. , Cleermaecker. /
Den Portier van 't HofF extra ordinaris
ende tot wederroepens.
T' Samen 15 personen.
Den taux van dese tafel is drye kannen
Franschen wijn 's middaechs op 't noenmael
ende dry cannon wijn op *t avontmael.
Digitized by VjOOQIC
TAFELS IN DE HOFHOUDING VAN PRINS MAURITS.
347
Lacqueyen Tafel, daeraen sullen comen:
c
O
>
§
>
a
Deze Lacque-
yen hebben altyt
vyfftien stuyvers
'sdaechs tot
costgelt genoten.
Sander Kervel.
Pieter Denys.
Heyndrick Elyard.
Jacob Pieck.
Jacob Henderson.
Jan Singel.
Jan' Eliard.
Pieter Meeterom.
Twee Lacqueyen van den Cap. ende dat by
provisie ende tot naerder ordre.
Twee van den Stalm r ende dat mede by
provisie ende tot naerder ordre.
Twee van J r . Willem van Nassau.
Een van J r . Lodewyck van Nassau.
T' Samen 15 personen.
Aen de cleyne Officiers Tafel, daar aen
sullen comen:
Philips Doubleth , Hoevenier.
Adriaen Lenaertsz. Onder-
Valckenier.
Dirck Hendricksz. Onder-
Valckenier. I Dese cley-
Abrabam Leenaertsz. Onder- I ne Officieren
Picqueur. I hebben alt}i;
Philips Focqx , Onder-Pi- I vyfftien stuy-
queur. vers 's daechs
Hendrik Hondejongen. genoten.
Gillis Hondejongen.
Hendrick Coster. \ On-
Hanz Frederick. > der- /
Andries Bartholomeus Cockx
T' Samen 10 Personen.
Jonckers Jongens Tafel, daeraen sullen comen :
De Jongens
van de Edel-
luyden hebben
De Jongen van J r . Beauchastel.
„ „ J r . Ninnitz.
„ „ J r . de Bie.
„ „ J r . Andeloo.
„ ,, J r . Mansard.
„ „ J'.DuTel.
„ „ J r . Lier.
„ J r .Calvart.
van gelycken
int jaar 1618
tot costgelt
genoten J 5
stuyvers
's daechs, doch
syn mede daer-
naer noyt in
po8sessie geco-
men.
De Jongens van den
Lieut, en van den Ven-
drich van de Guarde
hebben noyt yet tot
costgelt genoten.
De Jongen van de Onderstalmeester.
De Jongen van Ma- » Ad Idem de Jongens
theeu du Corps,/ van de Camerlingen.
Doch den Jongen van
den Onderst m . heeftal-
tjjts 15 st. *s daechs tot
costgelt genoten.
De Jongen van den j
Lieutenant.
De Jongen van den (
Vendrich.
Camerling.
De Jongen van Da- /
vid Coller, Ca-|
merling.
T* Samen 13 personen.
Op de Jonckers Sale sullen eeten:
Nicolaes van Nieunaer ,
Biertapper.
Wouter Jorissen , Sael-
knecht.
Heyndrich van Wassen-
hove, Saelknecht.
Thomas Heyndricxsz. ,
Saelknecht.
T' Samen 4 Personen.
Deze hebben me-
Jdealtyt 15 st. tot
[costgelt genoten;
doch is weynich
^gebeurt alsoo se
geduyrich met S.
V. Gen. te velde
jwaren, ten ware
by sieckte.
Personen die aen de Tafelen die op de Ga-
lerye gestelt syn sullen comen eeten.
Clercquen Tafel.
Jaques de Vries, Despencier.
Dirck Junius \ Clercken. \
Anthonis de Haes. I van de Se
Louys Couckel- f cretaris-
berch. ) sen.
Gysbert van Hoo- , \ Dese heb-
genhouck. I Clercquienl ben altflts een
Coernaedt van der \ van de I gulden
Lee. I GriflSer. ? 's daechs tot
Laurens Buysero. ' costgelt ge-
Hendrick Emouts, Silverbe-1 noten.
waerder.
Casper Leenmans , Deurwaer-
der van den Raedt.
Isaac Everards, Clerq van de
Garderoange*.
T' Samen 10 Personen.
Den taux van deze tafel sal syn, twee
kannen Fransche wyn s' middaechs op 't
noenmael, ende twee kannen Fransche wjjn
op 't Avontmael.
Digitized by VjOOQIC
,*H8
DE OUDE TIJD.
Aen de Dienaers Tafel sullen comen:
Pieter Willemsz, Gardemanger.
Maerten Lambrechtsz, Tinbewaarder.
Twee dienaers van den Hoffmeester.
Twee dienaers van den Capitain.
Een van den Stalmeester.
Een van J r . Willem van Nassau.
Een van J 1 '. Lodewyck van Nassau.
Een Dienaer van Mr. Hendrick, Chirurgyn.
T' Samen 10 Personen.
Dese navolgende sullen in de keucken eeten
sonder tafel te decken.
Jan Theunisz, Torffdrager.
Philips Schroot, Ketelschuurder.
De dry keucken jongens.
Ende de twee vrouwen die de schotelen
wasschen.
T' Samen 7 Personen.
Den Poortier Claes Leramekens.
Alsoo hy aen de Poorte moet blyven , sal
men in syn houte huysken , staende aen
de voorn. Poorte geven. Ende dat tot naer-
dere last ende ordonnantie
's middaechs een schotel spyse.
ende t' savonts een schotel spyse.
Een terwenbroot s' daechs.
Twee Potten bier s' daechs.
Desen taux sal nae gelegentheydt wel ver-
mindert, maer niet vermeerdert worden.
Taux van de Gardelinge, Waschmeysjens
ende Concherge, die toegelaten syn uyt te
draegen ende dat by provisie tot naerdere
ordonnantie, ende tot dat geresolveert sal
syn dat se in t' huys sullen eeten.
De Gardelinge, ende ses waschmeysens
sullen hebben:
Ses teruwe brooden maeckende 2 dosyn.
Twee schotelen spys s' middaechs.
Twee schotelen spys t' savonts.
Ende 26 Potten bier s' daechs.
Daer en boven sal Maeyken de Villeers,
Gardelinge, hebben
Een schotel spfls s' middaechs.
Een schotel spys s' avonts.
Desen taux sal nae gelegentheyt wel ver-
mindert maer niet vermeerdert worden.
De Gardelinge heeffc tot costgelt geno-
ten 1 Gl. s'daechs ende de waschm. 15 st.
Concherge.
De Concherge sal hebben s'daechs:
Een teruwen broot en een wittebroot.
Een schotel spys s' avonts.
Een schotel spys s' middaeehs.
Ende Acht potten bier s' daechs.
Desen taux sal nae gelegentheyt wel ver-
mindert maer niet vermeerdert werden.
De Concherge heeffc tot costgelt geno-
ten 1 Gl. s' daechs ende voor haermeytl5
stuyvers.
Hellebardiers.
De Hellebaerdiers die s' nachts de wacht
gehadt hebben , sullen s' morgens den ontbyt
gegeven worden , tot naerdere ordonnantie
van S. V. Genade.
Backersse.
Anneken Fprcy, Backersse , sal tot weder-
roepens van S. V. Gen. genieten een scho-
tel spys s' daechs met dry kannen Bier.
Dese navolgende s}ti de Personen die by
consent van S. V. Gen. in t' Huys extra
ordinaris eeten.
Don Emanuel Prince van Portugal aen
de Tafel van Syn V. Genade.
Don Guillaurae Prince van Portugael aen
de Tafel van Syn V. Genade.
Ende daeren boven sal extraordinaris te
Hove eeten , Een Camerling , Een Pagie ende
twee Lacqueyen van Don Emanuel , ende
dat elcx aen syn geordonneerde Tafel.
Item Een Camerling ende twee Jongens
van Don Guillaume, elcx aen syn geordon-
neerde Tafel.
j Dese sullen eeten aen de Ta-
J'. Bramske. / fel yan gyn y Genftde ^^
J plaets is , ende geen plaets syn-
J'. Du Pon. J de ^ aen de Tafd yan den Hoff _
Jr.Aerssen. ^^
Ende daerenboven een Dienaer ende Jon-
gen, die aen haer geordonneerde Tafel
sullen eeten.
Digitized by VjOOQIC
TAFELTJE UIT HET LAATST DER i7 e EEUW.
349
Gedaen in 's Gravenhage den xrvj April
xvj<* xxiijj C: ende was ondertcekent)
MAURICE DE NASSAU.
Lager stondt: Ter ordonnantie van Syn
V. Genade (ende was onderteeckent)
P. DE JONGE.
Hadde in Margine een
opgedruckten segel in
rooden Wassche met een
pampieren rnyte over-
deckt.
PATERS EN NONNEN IN tlH KLOOSTER.
Uit een groot getal kloosterrekeningen
blijkt , dat in "Vlaanderen , gedarende de mid-
deleeuwen , in vele vrouwenkloosters ook Broe-
ders waren , bestuurd door eenen Prior , en
afzonderljjk levende. Aanvankelijk waren deze
Broeders in gemelde gestichten geplaatst ter
verzorging van den landbouw en ter verdedi-
ging der nonnen tegen vreemde indringers. —
Weet iemand bet tijdstip te bepalen , waarop de
Broeders de vrouwenkloosters verlieten , en ten
gevolge van welke verordeningzulksgeschiedde ?
TAFELTJE UIT HET LAATST DER 17° EEUW.
Onze tijd is een tijd van afbreken. Niet
alleen worden onze bistorische raonumenten
aan de sloopers prjjs gegeven, maar zelfs
van zoovele voorwerpen, die als afkomstig
van beroemde voorouders vereerd werden ,
zooveel als het karakter van onze natie zulk
een vereering toelaat, wordt thans de booge
af komst betwijfeld. Het wambuis van Willera I,
de pistolen van Balthazar Gerards en hon-
derd dergelijke zaken worden van hare repn-
tatie beroofd en tot de klasse van gewone
voorwerpen teniggebracht. Ja zelfs Coster,
die altijd door ons als de uitvinder van de
boekdrukknnst werd beschouwd en waarvan
we zooveel wisten te vertellen , behalve welke
broodwinning hij had, daar de een volhield
bij moest edelman of kaarsenmaker , de ander
weer koster of magistraatpersoon geweest
zjjn, dienzelfden Coster wil D r . van der
Linde van zijn voetstuk laten stappen en
Digitized by VjOOQIC
350
DE OUDE T1JD.
naast "de spiegel onzer behoudenis'' en an-
dere documenten plaats doen nemen in het
Haarlemsche Museum als een herinnering
aan wat hij noemt de Costerlegende.
Dat de waarheid aan 't licht komt en
de dingen bij hunne ware namen genoemd
worden, is zeer wenschelijk; maar dat onze
monumenten, die, al zijn er ook geene his-
torische herinneringen aan verbonden, als
lciddraden voor de geschiedenis van de ont-
wikkeling en de beschaving van ons volk
van zooveel nut zijn — dat deze dikwijls zon-
der eenige oorzaak moedwillig vernietigd
worden , dat pleit noch voor de liefde van
onze natie voor hare voorouders, noch voor
die voor wetenschap en kunst.
Een der voorwerpen, waaraan ook al een
historische titel verbonden was , ishettafeltje,
waarvan we hier een afbeelding geven en
dat elk, die de stad Utrecht bezoekt, in
het Museum van Oudheden op het Raadhuis
aldaar kan gaan zien.
Het stond vroeger bekend als "het tafel-
tje, waarop in 1713 de vrede van Utrecht
geteekend was". Sinds het later Week
dat het tafeltje uit een ander gebouw ge-
komen is als uit dat waarin de vrede van
Utrecht geteekend werd , kwam men daarvan
terug, en sinds beschreef de catalogus van
dat Museum het onder No. 46 als "Ovale
tafel, waarop in 1713 te Utrecht de vol-
magten tot on lerhandeling over den vre-
de van Utrecht werden overgegeven (neer-
gelegd)". Dit laatste is mogelijk , maar zeker
nog zeer moeielijk te bewijzen.
Wat nu daarvan waar mag wezen , is ons ta-
melijk onverschillig. We willen het meubeltje
liever beschouwen en bewonderen als werk- of,
moest ik niet zeggen, kunststuk? 't Is zoo
moeielijk den grens te bepaleu, waar het
ambacht ophoudt en de kunst aanvangt.
Het tafeltje is uit notenhout gesneden en
zal in het laatst der 17 c eeuw vervaardigd
zjjn. Door wien? Op die vraag moet ik het
antwoord schuldig blijven; de maker was
niet jjdel genoeg , er zijn naam op te zetten.
Het is in zijn geheel 89 N. d. hoog. De
voet bcstaat uit drie wel wat al te zware
pooten, waartegenop hagedissen kruipen en
waarvan elk een naakt kindje draagt. Uit
den voet rijzen rietvormige, met bloemen-
guirlanden versierde bladeren op, die, zich
van boven uitopreidende , het ovaalvormige
tafelblad dragen.
Mocht het onmogelijke mogelijk en de her-
senschimmen van de het goed raeenende vrede-
bond-genooten ooit verwezenlijkt worden, gewis
zou het tafeltje fraai en waardig genoeg zijn ,
om daarop den zoogewenschten eeuwigen vrede
te teekenen.
VAN "OVER HET IJ."
DOOt
J. HONIG Jz. Jr.
(Vervolg van biz. 220.)
III.
Zoo was dan de eerste der blijde feesten
voorbijgegaan en de daarop volgende dag
billijkerwijs aan de rust gewjjd , althans voor
mij, die, zoo als mijn gastheer boertende
zeide, "de netjes kon droogen". Maar voor
hem en zqn zoon mogt de "stadreis" er
niet by inschieten. "Een man bij nacht een
man bij dag" : het werk mag niet om de
pret lijden. Daar moet het toch van komen. —
De bruigom alleen heeft voor de marktda-
gen een vrjjbricf — maar:
"Als de bruid is in de scbuit
Heeft het luie leven nit. — "
Onze bruigom nam dan ook wat er van
zijnen "hoogtijd ," te genieten viel. Hij kwam
Digitized by VjOOQIC
VAN "OVER HET IJ."
351
den volgenden ochtend al vroeg "koffij
drinken", en tevens om my wat gezelschap
te houden. Ik was er hem dankbaar voor,
al genoot ik natuurlyk het kleinste deel ; maar
nog prettiger vond ik het aanbod om 's mid-
dags eens te zeilen: dan zou de braid
hare speelnootjes vragen — wy hadden een
aangenaam dagje. Kort na den middag schoot
dan ook de boeijer aan wal. Het vaartuig
zag er nog eens zoo netjes ait als anders
en was met vlag en wimpel versierd. —
Die ylaggepraal ter eere van het bruidspaar
scheen een algemeen gebruik. Zoowel van het
aan wal liggend tentjagtje wapperde een vlag ,
als van de vaartuigen, wier schippers voor
de kantoren mijner vrienden vracht voeren;
ja de dorpsveerschuiten bleven niet achter:
eene "hulde" — die den knechts in den regel
een goede fooi opbragt. Even als van die
vaartnigen wapperden van de molens myner
vrienden en der ooms van het bruidspaar
een vlag.
"Gy hebt gister zeker geen gelegenheid
gehad om het te zien", zeide de bruSgom,
toen wy een dezer molens voorby voeren ,
"hoe mooi die molen stond?"
Ik moest die vraag ontkennend beantwoor-
den en merkte daarbij op, dat ik de uit-
drnkking niet begreep.
Hy glimlachte en zeide : u 't Is dan ook
alleen in deze streek de gewoonte. — Onze
knechts verstaan zich op dat werk, en met
zeer eenvoudige hulpmiddelen. Zie, men zet
den molen in het kruis, en langs en door
de hekken der roeden worden de zeilen heen-
geslingerd, om aan de "enden" in een
en een hart , 't zy van hont of van de zeilen
gemaakt, uit te loopen. Van de bovenein-
den der roeden hangen lange touwen neder ,
met kransen en kroonen , van groen en ge-
klenrd papier gemaakt, waartusschen klater-
gond gestoken is, dat in den zonneschyn
verblindend schittert. Zoo is het doorgaans
op den eersten Zondag; maar den tweeden
wordt het nog mooijer. Dan spant men tus-
schen de boveneinden der roeden lynen , die
mede met groen omvlochten zijn , en op de
toppen worden vlaggen gezet , of wel engelen-
beelden met bazninen.
Maar de derde Zondag is de pronkdag
bij nitnemendheid. Dan knnt ge tusschen die
lynen en hare slingers de naamletters van
braid en braidegom lezen en is het geheele
kruis letterlyk met allerlei sieraad opgepronkt,
't z\j altaren , tempels , harten , cupido's , en
wat maar in het brein der knechts opkomt. '
't Spreekt van zelf, dat al die moeite eenige
belooning eischt , en het volk krygt dan ook
een "best vat." By die pret zyn wy meestal
eenigen tyd tegenwoordig , en ik denk wel
dat gy lust zult hebben met ons mee te
gaan."
Van myne toestemming kon hy zeker zyn ;
zyne beschryving prikkelde myne nieuwsgie-
righeid.
Wy zeilden genoegelyk koutend de Zaan
langs tot aan Knollendam, en kwamen nog
tydig genoeg terag om onze marktgangers
welkom te kunnen heeten en het nieuws te
hooren, dat zij medebragten.
Was deze dag nog al rastig voor my
afgeloopen , van nu aan begon er een ancle-
re tyd. — De kopjes of koffij- en theepar-
tijtjes , waarvan mijne buurjuffer my gespro-
ken had , waren schier dagelyks aan de orde
en by beurten aan de huizen van braid of
braigom. Dan werd het huis my wel eens
te benaauwd en zocht ik mijn toevlugt in
het wandelen of het afleggen van bezoeken.
Wat ik echter niet ontkomen kon, dat
waren de partyen door leden der familie
gegeven, 't zy dat we ter maaltyd genoo-
digd werlen , of om den avond dour te bren-
gen. Ofschoon het meestal met dezelfde per-
sonen was en hetzelfde ceremonieel heerschte ,
was ik er toch met genoegen, daar men
steeds met gulheid ontvangen werd en er
zich vrij bewoog. Het gevolg was, dat ik
in het eind de drinkliedjes even goed kende
1 Vreeuid h het, dat men nooit op het denk-
beeld gekomen is ecne afbeelding van znlk een
mooi gemaakten molen te nemen. — Zoo toch ieta
tot de eigenaardigheden van deze streek behoort,
is het dit. Wij achten ons gelukkig dat een onzer
vrienden er ons mede verraste en wij daardoor
een schets voor de afbeelding bij dit artikel
kregen. Dit zoolanggevolgd gebruik wordt toch al
zeldzamcr en zal weldra wel gehcel ophouden,
daar men voor reden geeft dat het den molen te
veel benadeelt.
Digitized by VjOOQIC
352
DE OUDE TIJD.
als ieder ander, en het er zonder font of
boete wist af te brengen , ja mij ook niet
meer bezondigde tegen het bruidspaar, dat
zeer ten voordeele myner beurs uitkwam.
't Was toch de gewoonte, dat al wie bruid
en bruigom niet met dien titel, maar met
hunne namen noemde, een duit in het var-
ken moest storten, welke schatkamer onder
bewaring van den voorspeelnoot was en steeds
door hem aan diengene der gasten werd aan-
geboden, wien het noodlottige woord maar even
over de lippen kwam. — Ik verzeker u , dat
door die gedurige offers het steenen voorwerp
duchtig gespekt raakte en het gleufje in
den rug menig duitje verdwijnen zag. —
Mijn buurjuffer vertelde mij , dat dit potten-
en pannengeld voor het bruidje was, en dat
het beestje op den avond na de brniloft
geslacht zou worden. Soms gebeurde het
wel dat den dezer diertjes niet genoeg was,
om al het zondegeld te bewaren. Dit oude
gebruik begon echter in hunne kringen al
„wat te verflaauwen , maar werd door de
mmderen trouw volgehouden ; dezen toch moest
elke bijdrage voor hun huishouden welkom
zyn.
Ik behoef den volgenden zondag en die dagen
waarop er door de ooms , peten en de grootou-
ders "getrakteerd" werd , niet te beschrijven ;
die feesten toch warcn te veel aan het be-
schrevene gelijk. En om te vertellen hoe
lekker, en wat men at en dronk , moge voor
hem die het genoten heeft eene genoeglijke
herinnering zyn, 't is voor degenen die het
niet ten deel viel zeker het tegenovergestclde.
En deze zal my liever volgen naar het "best
vat", dat aan de knechts was gegeven.
Wy vinden in een der pakhuizen al de-
genen , die op de molens werkten of de ouders
van het jonge paar in hun bedrijf behulp-
zaam waren , jong en oud , met hunne vrouwen
of meisjes bjjeen. Een luid gcjuich komt
ons te gemoet, en een lied ter eere van
bruid en bruigom wordt luidkeels aangehe-
ven; een lof, dien we mede hebben kunnen
lezen in een vers, dat op een groot papier
geschreven stond prykende in het midden
van een eereboog voor de deur, wclke wy
inkwamen. Zoodra zwegen de krachtige stem-
men niet, of de oudste der knechts trad
uit den kring en droeg een "dicht" voor,
dat natuurlyk overvloeide van heil- en ge-
lukwenschen, niet alleen voor het jonge
paar, maar ook voor de ouders, die hun
alien werk en brood gaven. Het vers ein-
digde met den wensch , dat deze ook hunne
kleinkinderen eens zoo gelukkig mogten zien
en dat het steeds wel met de molens en
den arbeid gaan mogt. Een luid gejuich
steeg nu weer op, dat niet minder werd,
toen er eensklaps een regen van lovers
en groen op het jonge paar nederdaalde —
en zulks niet uit een hoorn van overvloed,
maar uit een voorwerp , dat , voor zooveel
we uit het vlaggedoek en groen ontdekken
konden, vecl gelijkenis met een "schommeF'
had.
Met het blozende bruidje aan den arm ,
stapt nu de bruigom vooruit en dankt met
een wakkeren handdruk den spreker voor zijn
wensch en zegt: dat het hun goed doet
hunne vreugde te zien , dat ieder arbeider
zijn loon waardig moge wezen, en hoe er
een band moet bestaan tusschen baas en
knechts , wil de arbeid voor beide voordeelig
worden — ; hij hoopt daarom , dat wat tot
hcden bestaan heeft, zoo mag voortduren.
Wederom gejuich en gezang , en toen trad
de spreker van daareven wcder uit den kring ,
docli thans droeg zyn hand een blad met
ettelijke glazen bier, waarvan er ons ieder
een aangeboden werd. Ik nam ook een teug ,
doch moest bekennen dat dit brouwsel mij
te krachtig zou wezen.
"Dat wil ik g'loven", zeide myn gastheer
lagchend. "Dit biertje wordt voor zulke ge-
legenheden door onze bierstekers toebereid.
't Is oud bier met suiker en ligt een scheutje
brandewijn. 't Zal ons te schielijk naar het
hoofd vliegen. Maar ons volkje schijnt daar
tegen te kunnen ; zie maar eens in dien
hoek, waar de boeijerknecht voor bottelier
speelt: hy zal nog lang niet aan het laatste
vaatje zijn. — Zoo'n mengsel noemt men
een best- , een extra vaatje , even als wij een
wijntje uit patersvaatje het neusje van
den zalm zouden noemen. — Zoo'n best vaatje
wordt ook aan de knechts en de timmerlui
gegeven , wanneer er verroed of verard is , of
eenige andere zware karrewei heeft plaats ge-
Digitized by VjOOQIC
VAN "OVER HET IJ."
353
had ; even als dit aan do scheepstimmerwerven
het gebruik is, als er een schip van stapel
loopt. Om echter de hoofden niet te schie-
lijk te doen duizelen, door de maag by
yoortduring van enkel nat te voorzien, krjj-
gen ze straks nog eene versnapering , tul-
band, brood met kaas of koek. — Dat
sterkt wat ; — 't kan en zal er , als wij
weg zijn , lustig genoeg toe gaan ; maar
mjjn oude Dirk is een bedaard man , en
die mag nog al een woordje zeggen; dies
braid ten dans, en toen deze, het gebruik
volgende , daaraan gehoor gaf , kwam de
bruigom reeds den schroom der vrouwtjes te
gemoet door er eene de hand te reiken , en
welhaast sprongen zij en de andere jongelui
nit ons gezelschap lustig in het rond.
Toen de dans gefiindigd was, werd er
nog een paar maal gezongen , eens rondge-
diend van het krachtige brouwsel , en onder
een luid gejuich werd ons een schrede of
Wat uitgeleide gedaan.
Vcraimlc molen aan df /nan.
ben ik nog al gerust. t Is ook daarom
dat ik de vrouwtjes er bij heb genoodigd.
Dit gebeurt niet altijd , maar ik vind dat
de vreugd er by winnen moet, terwijl ook
de pret niet zoo ligt in baldadigheid ont-
aarden zal. Zie , nu begint reeds een dansje.
Let op, ze zullen onze jongelui niet onge-
moeid la ten."
't Was zoo als mijn vriend gezegd had.
Een der mannen trad voor, en verzocht de
1870.
Ik hoorde den volgenden dag dat de pret
in het pakhuis tot diep in den nacht ge-
duurd had , en men kon gerust wezen dat
er niets ergerlijks gebeurd was , daar de
nachtwachts by hunne gewone ronde tel-
kens eens waren komen zien , hoe men het
maakte ; welke beleefdheid de oude Dirk ,
die wist hoe het hoorde , niet naliet met
een glas bier te beloonen.
Een ander feest was de "bruidstranen"
45
Digitized by VjOOQIC
354
DE OUDE TIJD.
— weemoedig in naam, maar vrolgk in
der daad. — Het bruidje, weenende dat
zij den vrijsterstand vaarwel zal zeggen ,
gelroost door alle hare vriendinnen over
de . lotsverandering die haar te wachten
staat — hoe zou dit troosten beterkunnen
geschieden, dan dat ook des bruigoms vrien-
den, ja al de ongehuwden uit de buurt
dien troostenden stoet vergrooten? — Men
kan dus begrypen dat dit "afscheidsmaal"
door vele personen bezocht werd. Neven,
nichten , vrienden , vriendinnen , buren , niet .
enkel dorpsgenooten, maar ook andere kennis
sen werden uitgenoodigd , en de herberg
was ter naauwernood ruim genoeg om de
gasten te bevatten. Was voor het bruidspaar
dit feest zeker niet het minst genoegelijke,
voor onze speelnooten was de taak om aan
den avonddisch voor ieder knaap en raeisje,
die nog geen vrijer of vrijster had , degene
te kiezen met welke zij "aanzitten" zouden ,
niet gemakkelijk.
Ik was getuige van het opmaken dier
lyst , en ras kon ik opmerken , wie van de
vrienden of vriendinnen waren, ja dat er
al vertrouwelijke mededeelingen hadden plaats
gehad, die niet zonder invloed op het u aan-
zitten" zouden wezen. Wordt er van een bonte
rij aan tafel gesproken, hier kon men dit
met het volste regt doen , en het aardigst
was, dat slechts zeer weinigen wisten, wie ze tot
gezelschap zouden krygen , tot , toen het tijd
was om aan tafel te gaan , de speelnoot ieder
paar van zijne lijst alias. Dat niet ieder kreeg
wat hij wel zou verlangd hebben , kon niet uit-
blijvcn ; maar onze speelnoot was te nobel, om —
zooals het wel eens gebeurde , — zonderlinge
combinaties te maken ; en mogt daardoor soms
lach en spot opgewekt worden, zeker dat
hy door zyne wijze van handelen meer het
algemeen genoegen getracht had te bevor-
deren.
Wy, ouden van dagen, namen nog eens
een kijkje, en het was een lust om z66 de
jeugd en de schoonheid in hare opgewekt-
heid des harten gade te si aan. En dat het
de gasten zclven naar genoegen was , bewees
het late uur van scheiden. Ik zat toch reeds
aan het ontbyt , toen de bruSgom het bruidje
naar huis bragt.
IV.
"Hoe houdt men het uit!"dachtik meer
dan eens; en hoewel het niet in woorden
gebragt werd , toch scheen ook bij het jonge
paar en myne vrienden een s til verlangen
te komen naar den laatsten Zondag. Die
gewigtige dag naderde meer en meer, en
men begon te
overwegen
Hoe dat het met het feest en gasten is gelegen.
En hoe men nooden moet en wie en wat gctal,
En hoe men mctter ecr de bruiloft houden zal ,
Dc zake dient bedacht.
Ja, vader Cats mag verder zeggen:
Dc beste brniloftsfeest die iemand houden mag
Bestaat in zedig volk en in een klein beslag,
toch had ik het reeds gezien , dat men aan de
Zaan dehuwelijksfeesten in voile vreugde vierde
en dat , hoe eenvoudig men overigens leefde. er
alsdan niet op de penning gezien werd en dat
van alles in overvloed en er nergens "krimp"
was. Toen ook voor de bruiloft de lijst der
genoodigden werd opgemaakt, merkte ik
mede op. dat men schroomde om iemand
te vergeten , die door familie- of andere be-
trekking aan het bruidspaar of de ouders
verbonden was. De predikant en de school-
me ester werden evenmin als de schout
vergeten. 't Was ook al niet als Cats zingt :
't Is vrij niet om den wijn, niet om de voile glazcn ,
Niet om een los gcwocl, niet om het dolle razen;
't Is om het naaste bloed te wijzen overhand
Wat maagschap dat er rijst uytdezen nieuwen band,
't Is opdat ieder wist , indien hij kwam te sterven ,
Wie zyn verspaarden goed eens zoudc mogen erven,
En wie te zijner tijdt en na een droeven val
Het huijs wanncer het wijkt eens onderstattcn zal.
Toch, lag er eene erkenning der familie in
en een zucht om het jonge paar by die
familie als in te lijven, zoo egoistisch
was dat jeugdig gemoed in de volheid van
zyn geluk niet , noch dachten de ouders er aan ,
om aan die uitnoodiging de eene of andere
mogelijke erfenis te verbinden. Daarvan
toch , hoewel er menig erfoom of moei onder
de genoodigden voorkwam, ontdekte ik geen
spoor, en ik kende ook mijne vrienden te goed ,
Digitized by VjOOQIC
VAN "OVER HET IJ.'
355
om te weten dat zulk eene speculatie niet
in hunne eere lag. Verre van daar.
Mij was yerhaald , en ik zag het hier be-
waarheid , dat , aan de Zaan , in dezelfde
familie veel onderscheid in fortuin bestond,
en de koopman van naam soms minder ge-
zegenden onder zyne bloedverwanten telde. En
toch , geen van dezen vverd immer bij plegtige
familiefeesten over het hoofd gezien.
Toen die lijsten eindelyk in orde waren,
werden ze in het net overgeschreven , van
een goud papieren omslag voorzien en den
boodbrenger ter hand gesteld, die er mede
rond ging en in den gebruikelyken term "nit
naam van bruidegom en braid" de uitnoodi-
ging deed. Toen dit gewigtige werk naar
genoegen verrigt was , werd de kastelein ont-
boden en werd in overleg met dezen alles voor
de bruiloft geregeld. De man had een dik
boek bij zich, waarin hy alle broiloften in
zijn huis tot in de kleinste bijzonderheden
had opgeschreven , en dns als van zelve een
tarief, waarnit men kiezen kon.
Des Vrijdags avonds vd6r den gewigtigen
Zondag kwamen de ouders, speelnooten. strooi-
jers en myn vriendelijke buurjuffer — "daar
ik anders zoo allien zat", als de vrolijke
speelnoot zeide — met den bruidegom ten
huize der braid om "mooi te maken". —
Manden met palm werden nevens ons ge-
zet; boekjes met goud en zilverblad op de
tafel uitgespreid; trommels met gesnikerde
amandelen , erwten en kapittelstokken stonden
naast twee met bloemen versierde zilveren
mandjes. Moest er nn palm geknoopt wor-
den zoo als elders geschiedde?
"Ik zal u weer op den weg helpen" , zeide
myn buurjuffer en spreidde een arm vol
palm voor mij uit. "Als gij er niet tegen
hebt," vervolgde zij, ziende dat ik ietwat
verlegen dien groenen berg aanzag, "dan
znllen wij zamen werken. Ziet, als gij nu
de palm van de takjes knipt en de blaadjes
hier voor my nederlegt, dan zal ik op
ieder een strookje zilver of goud plakken,
en dan djnk ik dat we het der jeugd wel
afwinnen en ons mandje het eerst vol zullen
hebben."
Zoo gezegd zoo gedaan. Als Hercules
aan de voeten van Omphale hanteerde ik
het fijne schaartje; de blaadjes vielen in
milden overvloed neder, en ik lag ze als in
slagorde gestelde krygslieden voor mijne
schoone neder, die ieder met het edel me-
taal kroonde , zilver of goud , naar het haar
inviel.
Zoo werkende / zingende en koutende als
de overigen , hadden we toch zeker meer aan-
dacht voor onzen arbeid gehad dan de meeston
in het gezelschap; althans mijn juffer had
het genoegen om het eerst haar boordevol
mandje in de zilveren mand te mogen ledi-
gen.
"Nuiets anders , en dan wil ik u ontslaan !"
zeide zij toen ik de pijp opnam, die ik bij
den arbeid nedergelegd had. "Gemoetnubij
ondervinding weten wat mooi maken is.
Zie , houd nu eens twee of drie , na het uit-
komt, van de kapittelstokken bij een, en
dan zal ik er dit roode bandje om binden." —
"Neen, z<5<5!" vervolgde ze lagchend , toen ik
de aanwijzing niet begreep ; "dat zou te veel
band kosten en , als gij altijd zulk een getal
naamt , zou de voorraad te ras op zijn ; ik zal
nu straks maar wat eenlingen meer nemen.
Z66 ; nu is 't goed , en daar ge 't gevat
hebt en ik u niet langer van meer manne-
lijke bezigheden afhouden wil, zal ik een
der kleintjes vragen om my te helpen."
De vrolijkheid werd ras algemeen ; scherts
en zang wisselden elkander af , en menig proef
werd er genomen of het suikergoed wel be-
antwoordde aan den roep die van den bak-
ker uitging. Ja, toen de voorraad goud en
zilver opgeplakt was , daalde het overbly vende
palm als voorproef over de hoofden van het
bruidspaar niet alleen , maar op menig der
jongeren in ons midden, 't Was een "kettig"
avondje ! Ik had dit my eerst vreemde woord
dezer dagen al zoo dikwyls gehoord , dat het
raijzelven reeds uit den mond viel. Ket,
kettig — wat was 't anders als ons pret,
prettig. En dit woord werd niet alleen , als
sommigen den goedgeloovigen willen wijsma-
ken, voor brailoftspretjes by voorkeur gebezigd ,
maar was van algemeene beteekenis.
V.
Eindelyk was de derde of laatste zondag
daar. De geboden waren gegaan , niemand
Digitized by VjOOQIC
356
DE OUDE TLFD.
had ze gestuit , en het consent van den schout
was tegen de gestelde betaling van de
klasse, waarin de familie gerekend werd te
behooren, ontvangen. Niets was er das wat
belette om den trouwknoop te leggen.
Er heerschte dien ochtend in het geheele
huis een bijzondere stemming, 't Was een
gevoel van vreugde en gelnk , ja — maar toch
er lag eenige weemoed onder. Zij toch,
die de lust van het huis, de lieveling van
alien was, zou den engen kring verlaten.
Men gevoelde dat er na dezen dag iets ledigs
zou overblyven. Ik zag tranen'in de oogen der
ouders niet alleen , maar ookin die van de oude
getrouwe in den kombof. Ook de oogen
van het bruidje waren vochtig, toen zij met
hare speelnooten, die haar hadden helpen
kleeden, de kamer binnentrad, en de vloed
barstte los toen zij hare moeder om den hals
viel en dankte voor het goede dat zij in het
ouderlijke huis ondervonden had.
De komst van den bruidegom met zijne
speelnoots deed weldra een anderen toon aan-
slaan , en ik maakte van die gelegenheid
gebruik om my door den knecht naar de overzij
te laten roeijen, waar ik een der mooi ge-
maakte molens kon zien. Ik vond dit over-
eenkomstig de mij gedane beschrijving en
had er niets meer bij te voegen, dan eene
erkenning van het geduld voor eene vcrsie-
ring die hoogstens een paar dagen genot
kon geven. En toch was, naar ik hoorde,
ook in dezen de wedijver van de knechts,
welke molen de mooiste was, soms verregaande.
Toen ik terug kwam , voni ik reeds alle
degenen bijeen , wier tegenwoordigheid bij
de trouwplegtigheid vereischt werd.
't Was twaalf ure , en de schout verscheen
om den echt te sluiten, met een ceremoni-
eel , dat koud zou gelaten hebben , wanneer
het eigen gevoel dergenen, wien dit uur
voor het leven besliste , niet mede sprak. —
En toen het u ja" van hunne lippen klonk,
mogt ik met Cats denken:
"I)aar is in langen tijd gcen roan en wijf gepaard
Van zoo gelijken slag en zoo gelijken aardl"
En als dit de voorwaarden van een ge-
lukkig huwelijk zijn, dan voorzeker zouden
deze twee het heil deelachtig worden, dat
ik hun toebad, toen aan mij de beurt kwam
om de jeugdige echtelingen geluk te wen-
schen.
In statigen optogt ging men nu naar de
vermaning, om daar den zegen Gods over
het pas gesloten huwelijk af te smeeken.
De deur — als we weten alleen by plegtige
gelegenheden geopend — de heilige deur werd
ontsloten , en langs een pad van palm , door
de voorstrooyers uit de zilveren mand voor
hunne voeten gespreid, schreed het jonge
paar, door ons alien naar rang en betrek-
king paarsgewijze gevolgd. Inmiddels was
de jeugd , hier even noodig als elders , bezig
gehouden met het suikerwerk dat hun te
grabbel gegooid werd; een geschenk dat
niet alleen hunne snoeplust voldeed , maar te-
vens den weg voor den stoet wat vrijer maakte ,
wijl zy eene andere rigting dan deze nemen
moesten om den buit meester te worden.
*t Was een kort, maar harteiyk woord,
dat door den eerwaardigen grijsaard gespro-
ken werd. En dat die rede van den ouden
vriend des huizes, die beiden had zien ge-
boren worden, beiden door den doop tot
de gemeente gebragt had , en nu hunnen echt
mogt bevestigen, indruk maakte op alien
die hem hoorden, kon een stil opmerker
aan het gelaat der aanwezigen bevestigd
zien. — Van hier ging men met dezelfde sta-
tigheid , terwijl de weg als bezet was door
nieuwsgierigen om den stoet te zien, naar
het huis van des brufgoms vader, waar het
jonge paar zou "ingehaald" worden. Waren
zij taVgestrooid uit het huis der bruid, hier
werden zij door de achterstrooyers twgestrooid.
Wij hadden alien het genoegen om weder
over een loverpad te gaan , evenals ook weder
de jeugd door handen vol suikerwerk bezig ge-
houden werd ; doch dit scheen niet zeer rustig
te eindigen, wijl ik den dienaar van den schout,
die steeds aan het hoofd van den optogt
gefigureerd had, met zijn stok eenige ver-
maningen zag uitdeelen.
Bij het binnenkomen van het huis werden
wij door de ouders van den bruidegom, die
met die van de braid ons voorafgegaan
waren, ontvangen. De vader sprak eenige
hartelijke woorden tot het jonge paar, en
bragt hun daarop een dronk uit een bokaal
met rijnwijn en suiker gevuld, waarin een
Digitized by VjOOQIC
VAN "OVER HET IJ."
357
doorgesneden citroen om een versierden ka-
neelstok prjjkte. Hierop ging die bokaal rond ,
en zoo alle de wenschen vervuld werden , die
toen onder handdruk en kus den jongelui ge-
bragt werden , voorzeker mogt dan hun
huweiyk onder de gelukkigsten gerekend wor-
den! En inderdaad, toen die drukte van
dat algemeene wenschen en kussen voorbij
was en ieder zich weer om de tafel ge-
schaard had , waarop koffij en lekkers gereed
stond, en ik het paar zoo eens aanzag,
moest ik bekennen zelden schooner gezien
te hebben : hjj , de rustige jonge man , met
den arm om de slanke gestalte zjjner uit-
verkorene heen geslagen en haar in het van
geluk stralend gelaat ziende — ik moest het
Hnijgens nazeggen:
Want al is cen raiulijck ooghjen,
Nog zoo gaanw, zoo glad van looghjen,
Het en heeft geen vollen aard
Voor het wel en is gepaart.
Om denzelfden tyd als te voren begaven
we ons , in dezelfde orde als toen , naar de
herberg, waar ook weldra de overige ge-
noodigden verschenen , die mede een ganschen
stoet uitmaakten, daar het eene gewoonte
scheen, dat zij die van denzelfden kant af-
kwamen , elkander "af haalden" en gezament-
lflk naar het feest opgingen, eene gewoonte
die men "aanspreken" noemden.
Terwyl het gezelschap op koffij , morgen-
drank en lekkers onthaald werd , onder welk
laatste de zoogenaamde bitterkoekjes , als
het sjmbool des huwelijks (bitter en zoet)
ook nu weder niet ontbraken, wenkte mij
de speelnoot en vroeg hfl of ik de bruilofts-
tafel eens wilde zien, waar htf dan met een
de plaatsing der gasten wilde regelen, en
ik zoo te geLykertijd de naamkaartjes en
vooral die van braid en bruidegom eensbe-
kyken kon. Ik gaf hieraan gaarne gehoor,
en moest ik ze pryzen , niet minder had ik
een woord van lof over de versiering der
tafel zelve. Ik vernam dan ook dat het
eene gewoonte was, om die tafel te laten
zien , en dat zeer vele dorpelingen van die
vergunning in den loop van den ochtend
gebruik gemaakt hadden. — 't Was inder-
daad een aangename en vrolijke aanblik.
Over het helder witte tafellaken liepen om
en tusschen de borden , waarop de servetten
kunstig gevouwen lagen, en in het midden
der tafel , groene slingers van palm , met
bloemen geschakeerd, kunstig dooreen. Op
de plaats der jonggetrouwden lag een prach-
tige ruiker, en hnnne wjjnglazen waren ver-
sierd. Een zoogenaamd "middenstuk" prijkte
in het midden van den disch. Ik weet niet meer
van welke bouworde die kolossale tempel
was, maar wel dat er geen altaren, bran-
dende harten en inscription aan ontbraken.
Ook aan de einden der tafel prykten een
paar voorwerpen van pyramidalen vorm,
welke met de attributen van handel en
nijverheid voorzien waren.
Wij begaven ons aan tafel, waar dezelfde
orde en gewoonte als bij de vorige feesten
in acht genomen werd. Spijs en wjjn was
even overvloedig, maar nog iets fijner dan
vroeger, terw^jl ook de speelnooten het er op
schenen gezet te hebben , op dit laatste
der groote feesten met alien zwier hunne
betrekking te vervullen.
Tusschen den raaaltijd en het nageregt
werd er een groot paket binnengebragt en
aan den vader van den bruidegom overhan-
digd. Deze gaf het den voorspeelnoot , en
ofschoon onze liedboekjes overvloedig stof
opleverden , zag ik , toen onder eene alge-
meene stilte en verwachting het paket ge-
opend werd, een massa papier verguld op
snee zich aan onze blikken vertoonen. Ik
fluisterde mijne buurjuffer toe : "Wat nieuws
op eene aangename vois?"
u Niet geheel zoo als gij denkt", ant-
woordde zij. En inderdaad , toen ook ik mijn
aandeel kreeg , en het sierlyk gedrukte kwarto
boekske van 8 of 10 paginas groot, met
zijn gevlamden omslag , opensloeg en het lieve
in koper gegraveerd vignet zag en las : "Ter
bruilofte van den eerzamen en de
deugdrijke getrouwd op Westsardam
den .... van .... maand . . . ." vond ik
mij aangenaam verrast, te meer daar ik
aan het einde den naam van een mij wel-
bekenden dichter vond.
"Welnu", sprak zij , "is dat wel een lied-
jen als gij dacht? Vindt ge het geen aar-
dige herinnering? Ik moet zeggen dat mijn
Digitized by VjOOQIC
358
DE OUDE TIJD.
bro6r het niet zuinigjcs aangeleid heeft ook ;
al kan dit dicht ook niet halen bij die , welke
ik van de familie Calif bezit! Gewoonlijk
doet men het met e'e'n vel in folio in twee
of drie kolommen af. Ik heb een heele ver-
zameling van dit soort van verzen, en als
gy lust hebt, moogt ge er wel eens in
bladeren. Er zyn er by , die door onze ver-
manere of de dominees gemaakt zijn; maar
ze worden veelal door bemiddeling der boek-
verkoopers in stad bezorgd, en menig man
van naam leent er dan zyn pen toe."
"Als ik dit en de uitvoering in aanmer-
king neera , dan moet zulk een bruiloftsdicht
soms nog al iets kosten?"
"Dat zegt ge wel. Dit nu is een een-
voudig vignet, dat wel meer gediend zal
hebben; maar by die van Calif, waarover
ik u sprak , zyn de titels heele prenten ; en
daarvan heb ik ook prachtig gekleurde ge-
zien. En toch is dit nog goedkooper dan
de gewoonte om trouwpenningen uit te dee-
len, die hier dan ook weinig navolging ge-
vonden heeft , ofschoon by zilveren bruiloften
wel eens een penning gegeven wordt. Ook
hiervan heb ik er eenige, die ge te gelijk
met de verzen kunt komen zien."
Dat ik het heusche aanbod dankbaar aan-
nam, zal wel geene vermelding behoeven. !
De voorspeelnoot las het gedicht voor, en
het liedje dat het slot uitmaakte werd door
de gasten gezongen.
1 Eene verzamcling bruiloftsverzen, aU hier
bcdocld wordt, meest op groot piano papier ge-
drukt, in mija bezit, getuigt niet alleen dat men
uit ruime beurs bij die gclegenhcden handclde,
maar tcvens dat aan die vreugdc toch nog ecu
ander genot gepaard werd, en men smaak en
gevocl voor het schoonc had. De bruiloftsdich-
ten van Claas Cornelia Calff en Aafje Picters,
1702 , en Cornelis Comelisz. Calff en Grietje Klaa9
Bloem, 1707, prijken beide met eene prachtige
gravure van J. Mulder, naar eene teekeniug van
J. Goeree; ze zijn nitgekomen bij Johannes van
Oostcnrijk te Amsterdam, welke gelettcrde boek-
verkooper ook de maker van de gedichten is. —
Die bruiloftsgcdichten hebben ook nog eene andcrc
waarde: ze doen ou9 een blik in veler geslachts-
boom slaan, en leveren voor de nijverheid en
den handel aan de Zaan menig aardige bijdrage.
Door de dichtcre werd niet verzuimd dc Stroomna-
jadi n daarovcr den lof te doen uitgalmcn.
Inmiddels was het nageregt opgebragt , en
toen men tot het gebruik er van overging,
klonk de schel van den speelnoot. Toen op
dit teeken eene algemeene stilte volgde ,
stond hij op, vulde een voor hem nederge-
zette bokaal , en zeide , dat hij hiermede het
voorbeeld geven wilde om bij het rondgaan
van dien beker nogmaals het jonge paar
geluk te wenschen. Hierop ontrolde hij een
papier, door het rood zijden lint, dat erom
heen gewonden was , los te trekken , en las
een dichtstuk voor, dat, feoe geestig ge-
rijind het ook mogt zijn, in zijne toespe-
lingen toch de perken niet te buiten ging,
waarvan zoo menig ander bruiloftsvers dier
dagen niet vrij was , al klonk het ook van
de luite onzer beste dichters.
Hij overhandigde de bokaal aan den ach-
terspeelnoot ; van dezen ging ze op de strooi-
jers, ouders en bruid- en bruigoms-ooms , en
zoo in afdalende linie de gastenrij langs,
om met de vrienden te besluiten. Het stond
ieder vrij de bokaal zoo vol te schenken
als hy verkoos, maar een vers of een wensch
mocst er zyn en was er dan ook, alleson-
tegenzeggelijk hartelijk en welgemeend , maar,
wat by dien overvloed wel geene verwonde-
ring wekkfcn zal, alles niet even dichter-
lijk en welsprekend; eene opmerking trou-
wens , die ik niet hier alleen te onderschrij-
ven had.
De beker had zijn rondgang gedaan en
kwam weder bij den voorspeelnoot terug , die
hem aan den bruidegom overhandigde. Hij en
zijne bruid stonden op , en nu volgde er een
hartelijk woord aan de gasten voor hunne
wenschen , maar inzonderheid een woord van
liefde en dank aan hen , die hun hunne dichten
geschonken hadden , eene herinnering aan het
huis dat beiden verlaten, maajr niet verge-
ten zouden. Mogten zy blijven deelen in
aller genegenheid en de familiebanden door
dezen echt geknoopt tot genoegen en ze-
gen zijn!
Het nageregt was gedurende het rond-
gaan van de bokaal voor een goed ded
gebruikt, en hoe vele gczondheden we ook
gehoord en trouw medegedronken hadden,
we waren nog niet ten einde. Altijd waren
er , de speclnooten niet het minste , die nog
Digitized by VjOOQIC
VAN "OVER HET IJ."
359
iets te zeggen hadden, en de opgewekte
stemming deed voorzien, dat er nog zoo
schieljjk geen einde aan zou komen. Dit einde
kwam echter eerder dan ik verwachtte , en
even als de vorige malen , gaf het liedje
aan de Vriendschap het sein er toe.
Toen wij van tafel waren opgerezen , zag
ik dat de meeste gasten , de vrouwelyke
vooral, aanstalten tot vextrekken maakten.
Ik wilde mijne schoone mijne dienst aan-
bieden , maar ze voorkwam mij door te zeggen :
'"t is nog* geen scheidenstijd , we gaan ons
slechts "ver^edon.'' Of denkt ge," vervolgde
ze glimlagchend , u dat we met ons beste
pak den geheelen nacht hier durven blijven?
Doe geene moeite, ik zal myn weg alleen
wel vinden, die trouwens Diet verder dan
dit hois is; slechts enkele in de buurt
wonenden gaan naar hun eigen."
Ik begaf mij nu naar een groepje man-
nen , die nog lustig onder hun flesch zaten ,
en was weldra in een druk gesprek gewik-
keld, dat als van zelve over de bruilofts-
feesten kwam. De schout van het dorp
wist me te verhalen, dat de oude eenvou-
digheid allengs afnam en er ook by deze fees-
ten gedurig meer weelde kwam , even als
in kleeding en leefwijze. In zijne jeugd had
hjj dit anders gekend. En toch, zeide hij,
daartegenover staat weder, dat men b\j het vie-
ren van bruiloften minder hoort van ongeregeld-
heden , die de tusschenkomst der regering nood-
zakelijk maken , dan vroeger. Vooral was dit
voorheen noodig bij de zoogenaamde troost-
malen of bruidstranen. Toen kwamen op den
maaltijd dikwijls ongenoodigden en pleegden
er moedwil. Zoo ging het ook met het schut-
ten of schatten der bruid, dat nu mede al
afgeschaft is. Ge weet niet, wat dat is?
Ge weet toch wel tot welke grappen het
soms aanleiding gaf, wanneer , gelijk we straks
zien zullen, de jonggetrouwden het gezel-
schap ongemerkt trachten te verlaten. Wat
al listen van weerskanten aangewend worden
om te ontsnappen en dat te beletten, ja
hoe men het bruidje aan den bruigom ont-
houdt, tot dat eindelijk partyen overeen
komen om de jonge vrouw tegen zekere
schatting aan haren echtgenoot af te staan.
Die schatting nu heeft zoo goed als opge-
houden, want de bruigom lost het bruidje
door de bruidstranen zoo goed als in. Een
ander dergelijk gebruik is 't , wanneer iemand
een meisje uit een ander dorp trouwt, dat
de knapen uit de buurt daarvoor een losgeld
eischen , dat veelal door den bruigom bij wijze
van drinkgeld vereffend wordt. Dit gebruik
is echter meest onder de arbeidersklasse
in zwang geweest. Vraag uw vriend maar
eens om de privilegiSn van Kennemerland ;
daar zult ge een en ander in 't breede lezen. *
1 In Lam's Handvesten en privelegien lezen
wij dan ook. p 727: Alsoo bevonden worden,
datter veel misbruycken werdeu gedacn, soo in
't t roost en van Bruyt en Bruydegoms, die daer
ongenoodrijkt komen endc veel overdaet bedrij-
ving, alsmedevan ecnigc Bruyts te schatten , ende
den Bruydigora alsoo gelt af te dringen ende
knevclen, met groote ongeregeltheden : en op
Bruyloften ongenoot komen ; 't welck niet en be-
hoort, ende omsulks te voorkomen sooveelmoge-
lycken is, soo hebben schoot endc schepenen dicns-
volgens, gcordonneert ende gekeurt, ordonneeren
en keuren mits dezen. Dat van nu voortacn
hem niemant sal veroorloven op eenige Bruyts
troostingen of troostmalen ongenoot tc komen op
poene van de hooghste boeteu.
Item, noch op geene Bruyloften ongenoot te
komen of te comparercn, mode op poene van de
hooghste boetcn.
Item, Dat hem niemant sal veroorloven eenige
bruyts tc schatten ofte de Bruydegoms daarvan
lastigh te vallcn ofte te molesteren, op poene van
de hooghste boeten — waarvan de officicr binucn
's jaars kennisc krijgende van dengene die hem
in 't gunt voorsz. stact, te buytcn gcgaeu heeft,
hem deselve boeten toegewesen sullen worden,
ende alle ende een iegelycken die den schout
sulcks bekent raaeckt, hem in 't voorsz. tc buy-
ten gegaen heeft, de halve boeten daar vooren
sal genieten. 31 dec. 1617.
Den 3en Maart 1620 werd nog gcpnbliceerd : —
Alsoo veel ende verscheyde malen klachten voor
zijn gekomen van eenige jonge luydcn , te wctcn ,
als daar eenige jonge Bruydegoms zijn, datter
dan dickmaels Roosehoeden en kroonen wcrden
geinaeckt, daerbij groote ontucht ' ende moetwille
wert gepleeght, te wctcn, dat zij luiden alsdan
bij nachte ende anderzints loopen berooven ende
benemen de luydcn haer bloemen ende kruyden
uyt haer Hoven ende Twijncn , dat ze dickmaels
niet ofte weynigte daerin laten blijven, tot leet-
wesen van de eigenaars, 't welck een kwaad
1 Ongeregcldheid.
Digitized by VjOOQIC
360
DE OUDE TIJD.
Gedurende dit gesprek waren langzamer-
hand de gasten weder binnengekomen , in het
"verkleeders pak" gedost, dat het midden
hield tusschen het beste en allerbeste, of
liever dat het gewone Zondagskleed was.
De muzikanten , die reeds aan den disch zich
hadden laten hooren , steraden , toen de
thee en confituren gebruikt waren , op nieuw
hunne speeltuigen. Op die toonen waren de
jongelieden ras in beweging, en de jongge-
huwden gaven een goed voorbeeld tot den
dans. Deze was weldra algeraeen , en in dat
gewoel wisten de jongelui de zaal te ver-
laten door de bezorgde moeder gevolgd.
Niemand scheen hunne verwijdering opge-
merkt te hebben , en ik zag aan het knikje ,
dat de goede vrouw bij hare terugkomst
aan haren echtgenoot gaf, dat het jonge paar
behouden naar hunne woning vertrokken was.
Al waren nu de hoofdpersonen uit ons
midden , en al mogt er soms een schertsend
woordje over dat "gniepige" vertrek vallen ,
de vreugde bleef er niet te minder om , en
de morgen lichtte reeds aan , toen het uur
van scheiden sloeg.
VI.
Ik had na zulk een bnriloftspartij , en wie
zal mij dat kwalrjk nemen , een gat in
den dag geslapen en oordeelde het dus te
laat om nog een bezoek by de jonggehuw-
den af te leggen , en daarna aan mijn plan ge-
volg te geven om met de sebuit te ver-
dingh is cndc niet bclcden behoort te worden,
soo hebben wy schout ende schepenen deshalven
geordennecrt, gekeurt en gestatueert, ordennec-
ren, keuren ende statucren mids dezen : Dat hem
nietnant van nu voortaen en raach vervordercn
cenighe Bruygoms Rooscnhoct ofte kroon te ma-
ken, op te boeten van 42 kennemerschellingen
te vcrbenren, wie dacr handdadigh bevonden
ofte binncn een jaartijts betnyght worden sulcks
gedaen ofte geholpen te hebben, midisgaders den
Eygcnaer, daer alsulcke Roosen-hoeden in de
Huyscn boven de voordcur te hangen , ofte buy^en
acn hare hnyscu, mede sullen vcrbcurcn gclycke
boeten als voren, cens in 't etmael te mogen
bekearcn. —
Desc laatste pnblicatie of keur heldcrt het op,
waarom zoo weinig uiterlijk sieraad in de bruids-
dagen op te merken viel. *
trekken. Maar daartoe had ik toch niet
kunnen komen, want ik hoorde alras dat
het gebruik medebragt, om de jongelui
in hunne nieuwe woning gelak te wenschen ,
en te gaan hooren "hoe zy geslapen had-
den", om dan meteen eens te zien welke
"boelgaven" er alreeds gekomen waren. Vroe-
ger, en ook nu nog wdL was het de ge-
woonte , dat de jongelui de eerste veertien
dagen van hun huwelijk by de ouders van
de braid en de tweede by die van den
bruigom logeerden , of, zoo als men dat hier
noemde, "te Warschip" waren. Maar myne
gastvrouw verzekerde my , dat dit haar zin
niet geweest was en zij het beter oordeelde
dat de jongelui dadelyk op hun "zelve"
waren. — u Ieder zyn vryheid", zeide de
goede vrouw , en ik geloof dat zy een waar
woordje zci.
't Zag er maar keurig netjes uit in het
nieuwe huis , met zijn fonkelnieuwe meubelen ,
en het jonge vrouwtje toonde al dadelyk
door hare ontvangst, dat zy de eer van
hare woning wist op te houden. Trouwens,
zy had een goed voorbeeld gehad, en moe-
ders oogen blonken van goedkeuring, ja
men kon het haar en haar echtvriend aan-
zien, hoe gelukkig zy waren op dien dag!
Het gezelschap werd allengs talryker, en
de minsten kwamen met ledige handen, en
die het waren , hadden in den loop van den
dag of in de vorige week hunne offers reeds
doen brengen. Menig meubelstuk of voor-
werp van huisselijk gebruik werd ons dan
ook getoond en , zoo als van zelve sprak ,
ook door ons bewonderd. Het moet van al
die geschenken gezegd worden, dat men
steeds een oog voor het nuttige gehad had.
Eigenaardig onder al die giften was daaren-
boven nog een geschenk van bruSgomsvader,
dat reeds zyne plaats op het hoogje van
den schoorsteen ingenomen had : "een bybel !"
"Dat is een oud gebruik by ons ," fluisterde
mijn buurjuffer ; en ik zag hoe zy verlangde ,
dat ik er mijne goedkeuring aan hechten
zou. Volgaarne kon ik dien wensch voldoen ,
veel beter dan ik hare vraag kon beant-
woorden: "waar nu mijne boelgaaf bleef?"
In ernst , ik had er niet voor op dit oogen-
blik aan gedacht , en men moest mij dus maar
Digitized by VjOOQIC
VAN "OVER HET IJ."
361
op myn woord gelooven , dat die niet achter-
bljjven zou.
"0, gy mannen!" schertste zy. "Dat be-
roemt zich nog al de oud-hollandsche ge-
bruiken te kennen en vergeet wat reeds
voor eeuwen her de eerste pligt van een
bruiloftsgast was!"
"Ware ik in Amsterdam geweest — maar
wie weet of onze jongelui ten slotte van
myn verzuim niet nog voordeel zullen trekken ?
Een vronwenoog ziet beter in deze dingen , dan
dat des mans met den besten wil zulks kan. Doe
me het genoegen en geefmy raad , wat hier het
aangenaamste zyn zou, en, om u het ge-
makkelijk te maken, dit moogt gy beste-
den," en ik fluisterde baar in wat ik het
brnidje had toegedacht.
"Kostelijk gesproken. Amsterdams royaal ,
zoo al8 we zeggen ," voegde zij er glimlachend
by , en ik zag aan haar blosje dat ze 't meende.
"Ik hoop met eere aan 't in mij gestelde ver-
trouwen te beantwoorden."
Dit was dan geschikt , en het lieve vrouwtje
maakte zich er een genoegen van om het
gezelschap mede te deelen, welk eene procu-
ratie zij had. Gelukkig dat mijn vriend er
niet was , anders had ik wat moeten hooren !
Op het eind van den avond werd het
steenen varkentje geslagt en met laid ge-
jaich de inhoud in den schoot der jonge
vrouw gcstort. Vrolijk waren wij bijeen, en
het rjjmpje mogt klinken:
A Is de bruid is in de schuit
Dan is het blijc levea uit,
met onophoudelijke variation in het bijv.
naamwoord. —
*t Was een waar woord , wat grootmoeder
nit haren Cats een paar niaal hooren liet:
De liefde, jonge vrouw, de liefde regt het al,
en
Weest aan uwen Man een regtc zonneblom.
Ik moest by mijn vertrek den jongelui be-
loven hen eens schielijk met mijn vriend te
komen bezoeken , wat ik gaarne deed. Den
volgenden dag had ik moeite genoeg om weg
te komen. Er waren nog zoovele feesten in
het verschiet, waarby ook voor mij eene
uitnoodiging volgen zou. Zoo vele bloed-
verwanten toch hadden niet in de gelegen-
heid kunnen komen om het bruidspaar op
te wachten. — "Ja, ja" , zei myn vriend,
"de speelman zit nog op het dak en zal er in
de eerste veertien dagen nog niet af komen."
Ik wilde het wel gelooven — maar toch
myn besluit stond vast. Ik vertrok met de
aangenaamste herinneringen en was daardoor
best in staat om de plagerijen v«*n mijn
vriend over mijn "bruilofts zwieren" en dat
"van trouwen trouwen korat" het hoofd te
bieden.
(Vervolg en tlot in de volgende
aflevering.)
DE GENEESHEER IN DE 18de EEUW.
Tot een bewijs, dat nog zelfs in de 18 de ecuw
de geneesheer in zijne betrekking zeer weinig
geacht werd , en dat hem voor de diensten door
hem aan kranken bewezen eene geringe be-
looning werd toegekend, kan het navolgend be-
sluit strekken, hetwelk de kerkeraad der
Hervormde gemeente te Zwartsluis den i 5 den
April 1725 genomen heeffc.
"Ter oorsake, dat Eusebius Keunink M r .
Chirurgijn den Kerkeraad bedankt hadde
wegens de bedieninge van de diaconiearmen
1870.
van Zwartsluys, en alsoo die plaats weder-
om met een bequaam Chirurgijn moeste ver-
vult worden : zoo ist , dat de kerkeraad met
eenparige stemmen hebben verkoren Wopke
Keiskes M r . Chirurgijn ad vitam ; dat hij
zal bedienen de diaconiearmen, die geheel
van de diaconie gealimenteert worden, dog
arm- en beenbreuken met de ganchraena
(kanker) zullen uitgesondert zijn , en zal
voor zijn dienst des jaars genieten ses du-
catons , en de arm- en beenbreuken , nevens
Digitized by VjOOQIC
362
DE OUDE TIJD.
de ganchraena, en die niet geheel van de
diaconie gealimenteert worden , zullen naa
billijkheid van de diaconie betaalt worden.
Hierbjj komt nog, dat de gemelde Chirur-
gjjn voor het bestemde geld zal moeten
scheeren alle de manluiden , die van de di-
aconie gealimenteert worden."
Hoe karig deze bezoldiging was , blijkt
eenigermate, indien men weet, dat de in-
komsten en uitgaven der Herv. diaconie te
Zwartsluis in die dagen jaarlijks de somma
van /3000 a /4000 beliepen. En toch was
genoemd contract reeds voordeeliger voor
den geneesheer dan het contract in 1703
door den kerkeraad aangegaan. Want in dit
jaar werd beslotcn, "dat Meester Gerrit
Luiceveld alle de kinderen en oude persoo-
nen , die van de diaconie alhier in 't geheel
gealimenteert worden, zal genesen van hare
qualen , gebreken en ongemakken , die haar
moghten toekomen, hoedanigh die ook sou-
den mogen wesen, geene uitgesondert , en
daar toe leveren alle medicamenten en kraidcn
tot de genesinge dienende; voor welken ar-
bcid sijn E. dan jaarlijks sal genieten de
somma van 18 Carol, gld 18 st. , waarmede
hem vergenoegd sal houden , sonder iets meer
te mogen den diakonen in rekeninge te
brengen."
G. A. PlJNVANDRAAT.
VERZORGERS VAN PESTZIEKEN.
In 1564 woedde te Knesselare, een dorp
in Oost-Vlaanderen , by de grens van Zee-
land , de pest , en verscheidene personen kwa-
men uit Brugge , om de zieken op te passen.
Deze ziekendieners , reeuwers en reenwegen
geheeten, vonden bij hunnen terugkeer in
die stad een zonderling onthaal. De wethou-
ders, vreezende dat zy de besmetting aan
de overige bewoners van Brugge zouden mede-
gedeeld hebben, bevalen hun, met hunne
huisgenooten op den Halletoren te klimmen ,
en er niet minder dan zes weken te blyven ,
alvorens naar hunne woning terug te keeren. !
Zonderling genoeg, zal men wellicht zeg-
gen. En nogtans staat deze maatregel met
de destijds heerschende begrippen, in zake
van volksepidemie , in verband. Inderdaad,
de kens der plaats, voor 't houden der
quarantaine, was het gevolg der overtui-
ging , die toen reeds door de geneeskundigen
gedeeld werd , dat de besmetting altijd klimt ,
en nooit daalt, en men meende er op die
wijze aan te ontsnappen , door de personen ,
die verdacht waren er van aangedaan te
zjjn , eene plaats aan te wjjzen op den toren.
Frans de Potter.
HET SLEEPEN DER JAPONNEN
was reeds in de 1 7 e eeuw hier te lande zeer
algemeen, doch even als de lange haren
sterk gegispt. Hieronymus Vogellius, predi-
kant te Enkhuizen , zong in zijn Geeslelyke
Scheyre (Enckh. 1644.)
Ogh! ghy o vrouw' volk, u te cieren
Niet meer gaet met uw' hayr soo swieren ,
Uw halsen hoogh, soo niet uytrekt,
End' armen totten elle-boogh ,
Als of men op (met H . . ren) toogh !
Veeght niet de straet met sleepend' kleetlen,
Wilt sleghs uw' leeden daer met kleeden ,
Soo ongedekt by straet niet draeft,
Oft g' u in uyt-koop elk een gaeft.
Siet dat u God niet en ontbloot,
Van sigh , van d' eerbaer man verstoot'.
Schotel.
1 "Actum 21 Meye 1564".
"Ead. die was ooc gheresolveert tc lastcnc
alle reeuwers cnde rceuwcghe die hemlicden
Knllen willen moycn ende pheracen met tc Kn es-
se lac re of elders buuten der stede te besta» i ne
en tc rccuwene, dat die heurlicden vertrekken
met huerlieder hnus up de torre der stede, son-
der in huerlieder hnuscn weder te keeren, voor
andstont zij thende van huerlieder dienstc sullen
in dczelve torre ghcblcven hebben den tijt van
zes weken.
{Secrete Resolutiebouck 1557-1565.
Stads-archief van Brugge).
Digitized by VjOOQIC
DE SCHOOLMEESTER IN DEN AANVANG DER 17 e EEUW.
363
DE SCHOOLMEESTER IN DEN AANVANG DER 17° EEUW.
Alweer een praatje over den schoolmees-
ter, zal ■ men zeggen : wij hebben er in dit
tijdschrift reeds meer dan genoeg over gelezen.
Ik bcgrijp , dat alles wat de school betreft u
moet gaan vervelen , want men hoort , behalve
over den oorlog , bijna over niets anders. Neem
tegeuwoordig een courant op , en 'k ben ver-
zekerd dat gij een groot deel er van ge-
vuld zult vinden met berichten over 't stichten
van afdeelingen van 't schoolverbond, een
schoolverbond hier , een schoolverbond daar,
over 't aankoopen van lokalen of terrein
voor 't bouwen van scholen, over 't benoe-
men van onderwijzers , over examens enz. enz.
Wie bij dat alles hot beste staan , 't zijn
de schoolleeraars en de schoolleeraressen (is
dit niet de voorgestelde titel ? ), die prachtige
woningen en goede traktementen bekomen ;
ten minste zij, die eene stad of rijksschool
verkrijgen; — voor hen die hnn eigen za-
ken doen , die eene byzondere school honden ,
wordt het er niet beter op met al die nieuwighe-
den. We willen den gelukkigen schoolmonarchen
hun welvaart niet misgunnen, wantwaarlijk
zij verdienen hun salaris zuur genoeg; de
kwade jongens onder de goeden kunnen het
hun z66 benauwd maken, dat er een enge-
lengeduld vereischt wordt, om de handen
thuis te houden en hun geen lichamelijke
tnchtiging te doen ondergaan, iets, wat
helaas verboden is.
Neen , in dat opzicht hadden de mcesters
van vroeger wat voor! Koningen waren zij
in hun school, rechters en scherprechters
tevens. Hun stoel was een troon, de plak
en de roede waren schepter en folteringstuig.
't Was dus geen wonder, dat die heeren
ook buiten de school iets heerschends, iets
pedants medebrachten. In school waren zij
heer en meester en hadden het woord alleen ;
dat ze het dus daar buiten ook alleen wil-
den houden , is immers zeer natuurlijk. Maar
uit is dat alles; thans mogen de jongens
ook een woordje medepraten, hunne opmer-
kingen en tegenwerpingen maken en ophel-
deringen vragen.
Door een en ander wordt de tegenwoor-
dige schoolleeraar een geheel ander wezen
als de schoolmeester van voorheen.
Om dat goed te begrijpen zullen we eens
nagaan, wat de schoolmeester in het laatst
der 16 e en in de 17 e eeuw was, en wat
hij moest zijn.
Van y66t dien tijd weten we betrekkelyk
weinig over het school wezen. Dat in de
middeleeuwen het onderwijs grootendeels door
de geestelijke broeders en zusters werd ge-
geven, dat aan vele kerken scholen ver-
bonden waren, dat weten we. Daar deze
scholen waarschynlijk voornameljjk waren op-
gericht met het oog op de opleiding van toekom-
stige geestelijken , en er dus vermoedelyk door
den geest, die in dat onderwijs heerschtc,
naar den zin der ouders en der overheid te
veel jongelieden opgewekt of overgehaald
werden zich aan den geestelijken stand te
wyden, werden er al spoedig naast de kerk-
scholen ook stedelrjke scholen opgericht. Reeds
in de 13 e eeuw bestond er hier en daar
zulk een stadsschool, die dan uitsluitend de
"groote schole" werd genaamd, om ze te
onderscheiden van de kerkschjlen.
Dikwijls stonden zoowel "der stede schole"
als die der kerken onder het patronaatvan
's lands Heer , die er soms zeer willekeurig
over kon beschikken , zooals het bv. te Haar-
lem in 1404 gebeurde. Immers Willem VI
gaf de school van Haarlem aan twee zip
ner hovelingen ten geschenke, om die
als belooning voor betoonde diensten tot
hun voordeel op zen voordeeligst te ver-
pachten ; zeker niet de beste weg , om daaraan
de knapste rectoren of schoolmeesters te
verbinden.
Op de groote school werd waarschjjniyk
naast de landtaal ook het Latijn, misschien
ook hier en daar het Grieksch geleerd ; want hy
immers , die toen der tyd in de wereld voor-
uit wilde komen , diende de Latynsche taal te
kennen. Wat het Fransch betreft , 't geen ook
zeer veel gebruikt werd, of men dat ook
al op de "groote schole" onderwees of wel
Digitized by VjOOQIC
304
DE OUDE TIJD.
daarvoor bijzondere scholen bestonden, dat
is moeielijk te beslissen.
Ofschoon we uit sommige stedelyke keu-
ren zouden opmaken, dat er naast de ge-
noemde scholen geene bijzondere mochten
bestaan, blijkt het toch nit de zorg, door
de overheden genomen, om bare school te
doen blocien, dat er wel degelijk byzondere
bestonden. Immers Delft en Haarlem stelden
in de 14 e en 15e eeuw 3 pondcn boete
voor hem die zijne kinderen "ter scolen doet
gaen, elwaert dan in die stede Scole, ten
wair bij goetdnncken van der stede Scoel-
raeesteren" ; waarbij Haarlem nog voegde "dat
beweren , om de rykere met de mindere bur-
gerkinderen op ££ne school te doen gaan ! — Vet
smet. — Maar voor den rektor was het het
slimste ; het schoolgeld was toch al niet veel ,
een stuiver of 5 in 't vierdeljaars , ofschoon het
voor vele onders nogte bezwarend was , zoodat
soms door aalmoezen het schoolgeld aange-
vuld moest worden voor die kinderen u daer
somtijds de beste verstanden onder zijn."
Aan elk stond het vrij een meester aan
huis te nemen; anderen dan hnisgenooten
echter mochten aan dat onderwijs geen deel
nemen.
In het laatst der 16 e eeuw schijnt het
School vertrek nit de 17c eeuw.
niemant scole honden en moet binnen hairlem."
In de 16 e eeuw kreeg men hier en daar
wel verlof , om zijn kinderen te zenden waar
men wilde, mits te betalen aan den rector
een zekere vergoeding ; b.v. in 's Hage was
dit twee carolus gulden 's jaars , in Alkmaar
was het een voile stooter ! ! Zulke bepa-
lingen waren wel noodig , want op somraige
plaatsen verliepen de groote scholen gehcel,
de rijken zonden hunne kinderen naar de
bijzondere. Het paste immers niet, evenmin als
tegenwoordig , zooals men onlangs zelfs eens in
een vergadering van een gemeenteraad hoorde
met het lager onderwijs hier niet vooruit-
gegaan te zijn. Men beklaagde zich over de
plompheid en ongeleerdheid van de Hol-
landsche, Friesche en Zeeuwsche school-
meesters. In de steden moge het nog iets ge-
weest zijn, maar op de dorpen zag het er
zeer slim uit ; en meer zag men er op , welke
diensten de meester, behalve zijne lessen, verder
ten voordeele van 't dorp zou kunnen verrichten.
Hoe ongelukkig het hier en daar met
het onderwijs gesteld was , kan blijken nit het
navolgende , ons door den heer Van der Baan
medegedeeld :
Digitized by VjOOQIC
DE SCHOOLMEESTER IN DEN AANVANG DER 17 e EEUW.
365
In den jare 1620 was door Schout en
Schepenen, benevens den Kerkeraad van de
Hervormde gemeente te Schore en Vlake , tot
schoolmeester, voorzanger en koster aldaar
benoemd de persoon van Samuel de Laval,
op welke benoeming de classis van Zuid-
Beveland , na den beroepene geexamineerd en
bekwaam te hebben bevonden, hare appro-
batde had verleend.
Na verloop van eenige jaren schijnt er
intusschen in de gemeente groote ontevreden-
heid over dien persoon te zijn ontstaan. Al-
thans het Bestuur beklaagt zich heftiglijk
over hem in een verzoekschrift deswege bij
syn met desen, en den predicant, ouderlin-
gen ende Dyakenen hebben hem afgevraecht
ofte hy gheen schoole wilden houden, heeft
voor andtwoort gegheven u Neen." Soodat sy
genootsaeckt syn geweest een anderen school-
meester tot prochielasten te stellen, die de
kinderen voorloopigh leert. Daarom syn wy
voorss supplianten ootmoedich biddende, dat
UEMog. ghelyve hierin te versien , om reeden
dat in onse prochiSn maar drye ofte vyer
ghelebterde menschen en syn , die leesen ende
sehryffen conde ; quamen die te sterffen ,
daer en is nyemant de prochie regheeren
soude connen." —
Iks school mccstcrs troon.
heeren Gecommiteerde Raden van Zeeland
ingediend , wat in hoofdzaak inhield het
volgende
"Versouck van Schout ende Schepenen der
parochie ende heerlyckheyt van Schore en
Vlake in Zuyt-Bevelandt , om te mogen heb-
ben een anderen schoolmeester, alshebbende
er nu een , die reeds meer dan tyen jaeren
sonder vrught voor de jeught is werksaem
geweest, door d'onbequaemheyt dat hy niet
veel geschrifs lesen en can , noch oock reec-
kenen met penninghen noch syfferen en
can , soodat de prochien niet gedient en
Dus slechts vier of vijf menschen in zoo'n
heele buurt konden lezen en schrijven! En
de schoolmeester kon het ook maar zoo zoo.
1 Wil men den afloop dezer kwestie kenncn ?
Dit request word den 12 Dec. 1630 door
Gecorabineerde Raden van Zeeland gesteld in han-
den van den Rentmec9ter Jeronymus van der
Straatcn, ora advis. Op dit advis naroen de Ge-
combinccrde Raden den 5 Jnnij 1631 cene reso-
lutie, waarbij den supplianten wcrt loegestaen
de vcrkiesinghe te doen van een anderen school-
meester , laetende den tcghenwoordighen het
bedienen van 't voorlee8en eudc voorsinghen, mits
Digitized by VjOOQIC
366
DE OUDE TIJD.
Een der meesteren, maar 't was een
uitmuntende , Valcooch genaamd, trachtte
• in die onbekwaamheid eenige verbetering
te brengen. Hij begreep welk gewichtig per-
soon de schoolmeester is, in wiens handen
toch voor een groot deel de toekomst van
een volgend geslacht berust; daarom moet
hij , zegt Valcooch , ter goeder naam en faani
bekend staan, volkomen verstand hebben,
om zijne officietm te bedienen, en op zijn
zedelijk gedrag moet niets te zeggen vallen.
Wat er verder van den schoolmeester ge-
eischt mag worden, leert Valcooch hem in
de volgende regelen:
Ten cersten moet ghij met geen hooverdy zija
(beclat,
Manierich, en simpel gaen in u habyt en clceden;
Met alle borgheren dca plecka houdende vredcn ;
Geen dronckcnschap beminnen, noch overvloe-
(dich brassen ;
Stadich in school te zitten op de kindercn te passen ;
Met gheen lichtveerdich volck bandel noch wan-
(del bedryven;
Wei geachickt te zijn in lesen en schryven;
dat de gagie van L 16: 13: 4 of 100 gld. by
den voorechrcvcn te kiezen schoolmeester eude
den voorleeser halff ende halff, soo langhc de
voorschr. voorleeser het voorss. ambt sal bedingen."
Dc Classis van Zuid-Beveland vocldc zich daar-
door beleedigd. Zij toch had den man geexami-
neerd (misschien was dit cxamen alleen geweest
een onderzoek naar zijne rechtzinnigheid in de
leer) en bekwaam bevonden, en nu was in die
zaak niet eens haar advies gevraagd. Ze stelde
zich dus voor de Laval in de bres, en betoogde
aan Heercn Gecommitteerde Raden van Zeeland,
dat hij valschelijk van onbekwaamheid beticht
werd. Zij had, van de kwestie gehoord ! bben-
de, de Magistraat en de Laval voor de ordin.
Class, vergadering, die dat jaar te Vlake werd
gehouden , doen komen en dc eerstc aangemaand ,
om aan de Laval de school weder in te ruimen
en den nienwen schoolmeester te ontslaan, ter-
wijl Laval had moeten bclooven naerstigh te syn
in syne bedieninghe. De Classis mccnt verder,
dat met zulk een geringe bczoldiging een bekwaam
meester moeielijk te krijgen was, en vooral nu
die gagie nog vcrdeeld werd. Laval was eens
bekwaam bevonden, en was »alsnogh sedert dien
tyt in het lcesen ende schryffen toegenomen. ,,
Het schijut dan ook ten zijnen voordeelc beslist
te zijn ; ten minste tusschen hem en zijn opvol-
ger in 1678 wordt in de Classis-acta geen ander
meester genoemd en komt hij, die met hem zijn
traktement zou deelen, niet voor.
Weten te solfaoeren, op noten de Psalmen te
(singe* ,
De Cloc te stellen, datse de uren op haer tyt
(voortbringen ;
Die Kerch reyn en snyver van linnen houicen.
Secretelick syn gemeent te dienen met trouwen;
Instrufnenten , brieven , request en doen dichten ;
Schrifiure doorgronden , ora de menschen te
(stiehten.
hij moet
«Zijn schrijftuych op y t lijf hebbende, als hij
(gact bij der stratcn ;
Met sija Predicant dickwils con verser ende ;
Veel goede exemph-n zijn scholieren lecrende:
Acht hebbende opder Kcrckcn goeden (goederen).
Wat wordt er al niet van zulk een man
gefiischt! Behalve zijn hoofdzaak, het on-
derwijs, wat komt er in de kerk alleen
al niet voor hem kijken!
Hij moet de klok luiden — de kerk slui-
ten en ontsluiten — de kerk en het kerk-
hof schoonhouden — voor en na de preek
de psalmen zingen — de profecien lezen —
't water voor den doop , den wijn en 't brood
voor 't Nachtmaal aandragen , benevens ta-
fels , stoelen , kroesen en wat daar verder
by noodig is — den predikant roepen , als
die wat lang wegblijft, en hem binnenleiden —
het armenzakje bewaren en aangeven —
schrijven wat de diakenen hem bevelen , en
dit geschrijf geheim houden — de klok op-
winden en gelijk zetten — de ladders op-
hangen — de banken wegbergen — voor
het doopboek zorg dragen — honden en
boeven uit de kerk jagen — duiven en
katuilen vangen , en by dit alles aan domine
en kerkeraad gehoorzaam zijn — och, och
die arme schoolmeester!
't Is veel, niet waar ? Thans wordt zulks niet
eensgee'ischt van hem die den eersten rang heeft
gehaald. En dan, die arme kinderen, wat ztdlen
die het somtijds erg te bezuren gehad heb-
ben, wanneer meester van domine* of ker-
keraad een terechtwijzing had bekomen !
Over de kleinen had hij nog al wat macht, en zij
moesten hem met alien eerbied behandelen ,
want "nieraant 's morgens of 's middaeghs
in der Schole sal mogen komen sonder be-
hoorlycke reverentie te doen." Eens in de
school, dan mochten de jongelui hun hoed
weer op zetten , doch "alsser eenighe Lieden
met eeren ter Schole komen, zoo sullen alle
Digitized by VjOOQIC
OUDWIJKS ABTDYE.
367
de scholieren wel revelentelycken den boedt
lichten." Zoo ook hadden de jongens, als
ze naar of van de school gingen, wel
toe te zien , of zij ook iemand van de Ma-
gistraat of eenig ander "eerbaar" pcrsoon
tegenkwamen , om die "wel reverentelijck te
eeren ende te respecteren, na behooren."
(Wordt verzolgd.)
OUDWIJK'S ABTDYE
DOOR
D. BUDDINGH.
Wij keeren nit de Abtstede, zooals die
tbans is, tot de voormalige Abtdy , die er
het eerst dezen naam aan gaf, en het Oud-
wijker veld in vruchtbare akkers herschiep,
terug. Be 453jarige geschiedenis dier Abtdy ,
is gelijk alle raenschelijke , wereldlijke en
kerkelijke instellingen , gekenmerkt door voor-
en tegenspoed, door opkomst, bloei, verval
en eindelijke slooping. Onder de regering van
bisschop Rudolph van Diepholt (1423 — '55)
bereikte zij het toppunt van haren luister : toen
voerde de Abtdis Lysbeth van Everdinghen
een eigen Abtdy-zegel met den titel: "Wy
vronwe Lysbeth van Everdinghen, by de
genade Gods, Abtdis tot Oudwyck" , cnz. On-
der het bestuur daarentegen van David van
Bourgondie" (1456), toen de fakkel des oor-
logs in het Sticht brandde, ondervond de
Abtdy al het schadelijke eener burgerlijke
verdeeldheid. Toen Maximiliaan in 1483 met
een leger van 16,000 man aan deBiltkwam
en het beleg voor de stad sloeg, nam hy
zelf zijn intrek in de Abtdy, en dikwyls
moesten de adellijke dames het kloosterrui-
men voor de inlegcring der troepen. Ook
onder de regering van Lodewijk van Baden
(1496), werd het door den Heer van Yssel-
stein by afwisseling geteisterd, en strekte
zelfs ten verblijfplaats eener bende Gelder-
sche ruiters , toen de Hertog Karel van Gel-
der was komen opdagen, om de Utrechte-
naren den verlangden bijstand tegen hun
bisschop Hendrik van Beijeren te schenken.
Deze bende ruiters "hidden daar zoo onbe-
zonnen huis , dat de Abtdis , voor het leven
en de eer harer jufvrouwen beducht, het
convent moest ruimen en in allerijl naar
Utrecht vlugten". Later togen zij naar de
ridderhofstad Nyenrode, en van daar naar
Leiden , waar het bagijnhof den vlugtelingen
eene veilige schuilplaats verleende ! .
Toen in 1528 de Geldersche krygsoverstc
Marten van Rossem zijne wel gedisciplineerde
troepen op het Oudwijker veld verzamelde
en zijn strooptogt tegen Holland aankon-
digde , leed het convent geenerlei last . doch
toen weldra daarna de Hollanders onder
den veldheer Jan van Belzerum het Sticht
afliepen , en deze , gelyk vroeger Maximili-
aan , zijn intrek in dit vrouwenklooster nam ,
was de ongebondenheid der troepen zooda-
nig, dat zij, ondanks hun opperhoofd, on-
derscheidene gebouwen in den brand staken ,
alios uitplunderden , met zich voerden of ver-
nielden, en klooster en kerk in den asch
zouden gelegd hebben, zoo niet de tegen-
woordigheid van geest der gevluchte en ver-
scholen jonkvrouwen den voortgang van
den brand gestuit had.
Toen in den voortgezetten krijg reeds de
Gelderschen , die de stad bezet hidden , het
besluit genomen hadden alle gebouwen bin-
nen een halve myl buiten de stad af te
breken, ontkwam Ondwijk dit gevaar nog
tijdig door een oploop iu de stad , waardoor
ditmaal het besluit werd ingetrokken; doch
in den spaanschcn krijg , na de slooping van
het slot Vredenburg, waardoor Spanje's laatste
gezag in dit gewest verdween , kon de Abtdy
Oudwijk het vroeger gedreigde lot niet
ontgaan.
Uit vrees voor de terugkomst der Span-
1 V. d. Monde, Tfldschr. VI* dl. 1840, bl. 27
Digitized by VjOOQIC
368
DE OUDE TIJD.
jaarden , werden onder Oranje in allerijl bol-
werken en torens voor de stad aangelegd,
en den 9 January 1584 een verzoekschrift
tot slooping van het klooster , opdat de vijand
' er zich met in zou kunnen nestelen , aan
den Raad der stad ingediend. Eene poging
tot uitstel was zonder vrucht; reeds den
volgenden dag zag de Raad zich tot dit be-
sloit genoopt : "Alsoo die gemeente seer be-
geert het afbreken van Oudtoyck , dreygende
tselve in brand te willen steken r soo is ge-
• resolveert , dat men om alle confusie te ver-
hoeden, van gemeente uytschryvinge doen
sail, dat men de materialen vant Convent
van Oudwyck op Dynsdag naist comen ver-
copen sail , om voirts afgebroken te worden ,
en dat in 't geheel of in deel en op al sulcken
condition, als men voir den vercopinge op-
lesen sal". Zoo was het lot beslist; doch
onder dit Raadsbesluit leest men in het
dagelijksch Notulenboek deze aanteekening :
"Dit geresolveerd zynde, is de tydinghe
gecomen , dat Onlwyck van enige Burger en
in brant ges token was."
Zie daar het einde eener zedelijke instel-
ling , zooals Utrecht , stad en sticht er in
den middeleeuwschen kloostertijd velen bezat
van onderscheiden regel en orde. In adellijk
aanzien wedijverde zij misschien alleen met
het adellijke kloosterverblijf van Rijnsburg
in Holland, en bezat ook nog eene Stich-
ting in de stad Utrecht zelf, een Oudwijk
in het klein aan de nieuwe gracht, en St.
Janskerkhof, met stalling en bergplaatsen ,
die niet zelden in troebele jaren den nonnen
tot toevluchtsoord verstrekte. Hoewel wij
den algemeenen zedelijken invloed van kloos-
ters en Abtdijen op godsdienst en bescha-
ving niet mogen ontkennen , zoo is het toch
niet wel mogelijk te bepalen , welken invloed
deze adellijke jonkvrouwen in beide opzigten in
haar tijd hebben nitgeoefend ; evenmin alsof
zij zich , buiten eigen medidatign , zooals de
Benedictijner Orde voorschreef, veel met
onderwijs hebben bezig gehouden ; doch land-
ontginning, waarmede de Benedictijner mon-
nikken zich bezig hielden , en het vrucht-
baar maken van woeste gronden werd ook
door de klooster- Abtdis , zoo het schijnt, in
het Oudwijker-veld en elders , waar de Abtdy-
bezittingen zich uitstrekten, met ijver gedre-
ven. Van daar dat het grootste vermogen en
de rijkdom der Abtdy bestonden in landerijen ,
veenen, velden, boomgaarden, bosschen enz.
meest in haren omtrek gelegen. Zoo bezat
de Abtdy onder het bestuur der Abtdis An-
tonia van Drakenbosch bijna twee duizend
morgen lands, waaronder gerekend aanzien-
lijke hofsteden , als Compostel aan de
Biltsche Steenstraat , Scoutenhove en ande-
ren , vele boomgaarden , bosschen , weivelden ,
veenderijen enz. Uit de huur- of pachtpen-
ningen, meestal door een rentmeester gelnt,
benevens de heergewaden (dat zijn opbreng-
sten van allerlei aard daarenboven — meest
levensvoorraad) bestonden de groote inkom-
sten der Abtdy. Daarenboven was Oudwijk
in zijn bloeitijd eene kleine wereld op zich
zelf, die de meeste levensbehoeften op eigen
bodem verwerkte en binnen hare muren
toebereidde.
Wat boerderij of bouw- en brouwhuis ,
bakhuis en stallen benevens duiventil niet voor
keuken en tafel opleverden, dat werd door
de huurders van boerderyen en pachthoeven
aangevoerd ; en die behoefte was groot , want
ook het personeel, dat deze Abtdy bewoon-
de , als geestelyke zusters en wereldiyk of
dienstdoend personeel, was talrijk. In de
bloeijendste jaren telde zy 56 vrouwen : de
Abtdis, Priorin, adellijke jonkvrouwen met den
sluijer, en die nog in den proeftyd waren , kos-
terin, kapellaanster , kelderbewaarster , ka-
merjuffers, dienstjuffers , opper- en onder-
keukenmeid , bouwmoeder , melkraoeder ,
marktmoeder, marktraeid, de bouwsters of
bouwmeiden, en wat meer zij; — voorts
14 mannen , waaronder 7 maaijers, en de-
zulken. die met de paardenfokkerij , de vee-
teelt en boerdery belast waren.
Voor de consumptie van dat 70tal, vrou-
wen en mannen, kan men nagaan dat wer-
den aangevoerd 23 ossen, 3 koeijen, 8
veerbeesten, benevens 26 schapen, 4 vette
hamels , twee lammeren , behalve de kalveren
en varkens, waarvan veel werd gebruik ge-
maakt. Voeg daarbij 580 pond stokvisch ,
een vat gezouten en een vat gedroogden zalm ,
Digitized by VjOOQIC
OUPWIJKS ABTDYE.
369
gedroogde schol, wijting, 3 ton abberdaan,
2 halve vaten gezouten paling, 8 vaten
haring, 2 halve stroy tybuckens (IJ-bokkings),
een zeehond 1 , terwijl 575 jonge karpers in
de vijvers werden geplant; voorts het ge-
vogelte: ganzen en 156 capoenen, 34 hoen-
deren , alsmede eenAvogels , duiven en ander
pluimgedierte. Uit de landerijen te Kamerijk
vloeide der Abtdy niet minder dan 4000
ft*, boter, 8 a 10 kazentoe, die, hoe zwaar
ook , niet toereikend waren voor het genoemde
personeel.
Van het nageregt , dat des zomers uit
appelen , peren , druiven , besi£n (waaronder
den. Immer8 ook hare bezigheden waren niet
bezwarend; wij willen er eene schets vangeven.
De geestelijke oefeningen, den klooster-
zusters opgelegd, schijnen des voormiddags
afgeloopen te zijn. Dan zette een icder zich
aan het spinnewiel, waarvoor de Abtdis het
vlas en de wol leverde; gesponnen zijnde
werd alles naar den wever gezonden om
gerijd, geweven, gevold, en gebleekt ofge-
verwd te worden. Zoo voorzag men in eigen
behoeften van linnen en laken stoffen. Ver-
dere bezigheden bestonden in borduren en
stikken voor het altaar en de kerk, mis-
schien ook voor eigen wereldsche kleeding
Omlvvijk.
"may besieV), des winters uit vijgen , rozij-
nen , gember enz. bestond , kunnen wij geene
hoeveclheden bepalen : vijgen en rozijuen wer-
den bij de korf ingeslagen.
Uit dat alles zal men erkennen , dat die
adellijke jonkvrouwen , tot wereldsch loon voor
hare afzondering en toewijding aan den
Hernel, hier reeds een aardsch paradijs van
overvloed, een waar lui-lekkerland bewoon-
1 Zeehonden-spek was tijdcns de Holl. Graven
zelfs eenc lekkernij op de vorstelijke tafel, blij-
kens Van Wijn, Hist. Avondstonden , euz.
1870.
die des namiddags vcrwisseld werd voor
het gcestelijk gewaad. u Tegen het middag-
uur/' zoo lezen wij verder, "verzamelden
de jufvrouwen zich in de eetzaal oireventer
] om er het middagmaal te gebruiken. Spaan-
sche stoelen met zwart-lederen zittingen
waren om de zware eiken tafels geplaatst,
welke behoorlijk gedekt waren, met geblokt
tafelgoed, a cruisbeelt" genaamt, hetwelk de
Abtdis daarvoor liet woven ; de aanzittenden
waren van dwah of servetten van eene min-
dere soort dezer stof voorzien. Het eten werd
in gewone tijden opgedischt in linnen scho-
47
Digitized by VjOOQIC
370
DE OUDE TIJD.
telen; terwyl de borden uit hetzelfde metaal
bestonden ; "de drinkvaten echter waren van
glas, terwijl die der dienstboden uit tin
waren vervaardigd." —
Wij hebben boven gezien hoeveel er jaar-
lijks geconsumeerd werd. De gewone drank
bestond uit dun of dik bier, d. i. dubbel
bier, in eigen brouwhuis gebrouwen, waar-
toe, even als voor hct brood, de huurders
of pachters van bouwhoeven de noodige
garst, tarwe en rogge te leveren hadden.
Op hooge feestdagen evenwel had er uitdee-
ling van wijn plaats, waarop wij terugko-
men, als wij over uitspanning en het wijn-
gebruik gewagen.
De achtermiddag en avond werden besteed
met wandclen in den ruimen kloostertuin ,
tot het afleggen van bezoeken , en tot het
ontvangen van gasten in de Abtdy, of wel
in het huis der Abtdis binnen de stad.
Eenmaal in het jaar deed de Abtdis , on-
der meer kleine uitstapjes met het Convent ,
een vrolijk togtje met de adellijke juffer-
schap naar de boeren-hofstede Mer-loch
(Meerloge) onder Kamerijk , in het land van
Woerden gelegen, waar dan de Steenen-
kamer voor hare ontvangst was ingerigt.
Dat was dan een ware feestdag voor de
kloosterlingen , zoo velen er decl aan namen ;
want eenige zusters bleven te huis, waar-
voor wij geene bepaalde reden hebben kun-
nen vinden. Dan genoten de deelgenooten aan
den togt alle geoorloofde vrijheid en uit-
spanning, zooals zij om der welvoegelijkheid
wille in de Abtdy niet genieten mogten.
Dan ook werd voor een vrolijk makenden
drank behoorlijk zorg gedragen; wat de
Steenen-kainer zelf niet opleverde werd mede
genomen : een half aam en 2 taken wijn ;
doch die bleken niet toereikende te zyn om
van Merloch naar Woerden terug te reizen ;
want er werden nog zes kwarters bijge-
kocht en gcdronken. Te Woerden tafelden
de zusters bij den Secretaris, terwijl een
speelman de dischgenooten met zijn liefelijk
snarenspel verlustigde.
Te Merloch , waar mijn Vrouw sliep , werd
almede "belle cier" (belle chere) gemaakt, en
gelijk in Woerden aan Secretaris en speelman,
zoo werd hier den bode cene geldelijke gift
of fooi geschonken. Ook het achtergeblevene
gedeelte der JufVrouwen hield onder opzigt
der Priorin mede goede sier (belle cier),
en werd vooral bij de terugkomst van het
rijgezelschap vervrolykt, waartoe de Abtdis
muzikanten of "speelluyde voor die jonge
Jufferen" had mcdegebrajgt. Denzelfden avond
onthaalde de Abtdis het geheele convent
op wijn; er werden nog 30 quarten ge-
dronken.
Dit overmatig wijn-gebruik zal oniretwijfeld
bevreemden , doch men moet daarbij in aan-
merking nemen , dat de adellijke vrouwen ,
behalve hare dagelijksche hop en bier, op
hooge feestdagen uitdeelingen van wijn ont-
vingen, die ten bewijze strekten, dat de
wijnkelder der Abtdis steeds rijkelijk voor-
zien was en de dames schoone gelegenheid
hadden zich in het gebruik daarvan te oefe-
nen : koffij en thee waren nog niet in gebruik.
Die feest- of wijn-dagcn waren de feest-
dag van den patroon der Abtdij S. Steven ;
dan schonk de Abtdis acht kannen wijn
aan het klooster , vier aan de priesters , en
een aan den predicator; op kersavond 5
kannen, doch op den kersdag zelven wer-
den niet minder dan 16 kannen gegeven ;
terwijl een kan basterd en Cen kan romeny
den kloosterlingen het belangrijke van het
hooge feest moesten doen gedenken. Deze
waren extra wijnsoorten; de romeny (van
romania) was eene roode spaansche wijn
(vinutn hispaniense) , ook wijn seek ge
hecten , overeenkomende met onze Malaga.
De bastaertwijn (tritium pas sum) werd om
zijn hoogen prijs ook wel edele wijn ge-
hceten. Op nieuwe jaar werd wederom 7|
kan uitgedeeld, en zoo ook op S. Martijns-
avond , S. Agniet , S. Sacrementsdag , S. Ca-
thrine-avond en Vrouwendag. Daarenboven
werden in 1368 onder Anna van Costrum
nog ruim 80 maal meer of minder groote
hoeveelheden wijn uitgedeeld , waaronder ge-
rekend in de vasten voor icdere jufvrouw en
priester drie quarten.
Die wijnschenkingen hebben nog tot in
1594 voortgeduurd , doch toen werd daar-
voor aan iedere jufvrouw 10 gl. uitgedeeld.
Ten einde de wijnkelder steeds wel voor-
zieu te houden, werd by sommige pachters
Digitized by VjOOQIC
OUDWIJKS ABTDYE.
371
bedongen , boven de bepaalde pachtsom , ook
nog zekere hoeveelheid rynschen wijn te
leveren.
Even zoo als het met de uitdeeling van
de hoeveelheid wijn gesteld was, zoo ook
op hooge feesttijden met de toekenning van
zak- of speldegeld , proven genoemd , waar-
van de hoegrootheid van het meer of min-
der voordeelig jaarlijksch inkomen van het
convent afhing. De gewone prove bedreeg
32 stuivers. Sommige waren van 3 gulden,
en daarenboven ook nog "8 stuivers voor
der JufFeren spelden." De Abtdis ontving
gewoonlijk eene dubbele , de Priorin , welke
de Abtdis in waardigheid volgde , 1 \ prove ;
terwijl de "kinder", d. z. de Jufvrouwen,
die den proeftijd nog niet hadden volbragt,
slechts de helft der gewone bedeeling ont-
vingen en zoo ook met de uitdeeling van wijn.
Wij zouden nog langer, ook by de Iiuis-
houdelijke inrigting van kloostcr en keuken
kunnen vertoeven , doch het voorafgaande
zal ongetwyfeld voldocnde zijn, zich eenige
denkbeelden over het kloosterleven in den
ouden tijd te vormen. De oude tijd , en
daarmede de oude wijk en oude Abtdij
en hare adellijke bewoners zijn voorbij ge-
gaan ; alles is ook /tier nieuw geworden ,
en de voormalige Abtdy , zoo verre zij nit
den brand van 1584 en door den tand des
tijds was gespaard gebleven, is door een
voormalig bewoner Cazius in 1 820 verbouwd
en in een buitenverblijf herschapen , twelk
nog aanwezig is om te getuigen , dat de
rusteloos voortgaande tijd alles en alien
verandert en den meer of min ontwikkelden
geest uitdrukt , welke die verandering in het
leven riep.
Ginds sombere kloostermuren , waarachter
eene aanzienlijke jufFer-schaar zich aan hare
natuurlyke bestemming , als hulpe des mans ,
onttrok en zich aan bespiegelende levens-
beschouwingen overgaf; — hier lagchende
villas , waarop natuur, wetenschap en kunst
in verband tredcn om het levensgenot van
den vrijen bewoner te verhoogen en door de
vrouw te veredclen.
Teregt acht men dit thans de roeping
van het schoone gcslacht ! En wij mogcn ons
alzoo verblijden , dat meer en meer de over-
tuiging algemeen wordt, dat aan de oplei-
ding en vorming onzer jonge dochters , zullen
zij hare echtgenooten eenmaal waardiglijk ter
zijde staan en hare schoone en edele roeping
vervullen , geene kosten of geldelyke opoffe-
ringen en moeiten mogen gespaard worden.
DE JAARMARKT TE BRIELLE IN 144 5.
DOOR
Mr. J. SOUTENDAM.
Ik wil volstrekt niet on der de voorstan-
ders van de afschaffing der kermissen ge-
teld worden , al staat het vast dat zij haar
tyd gehad en , gelijk mij iemand verzekerde ,
den raad Gods uitgediend hebben. Alleen
ben ik van meening, dat zij haar doel,
waarover ik niet zal uitweiden , reeds sedert
lang hebben voorbijgestrecfd en in plaats
van j aar mark ten , in den eigenlyken zin
van dat woord , langzamerhand in periodiek
terugketrende gelegetilieden om pret te maken
zyn ontaard. De byzaak werd hoofdzaak,
zoo als met meer dingen geschiedde. Wie
toch zou thans durven ontkennen — men
vergunne mij deze vergelyking — dat de
prefck het voornaamste deel van de openbare
godsdienstoefening der Onroomschen uitmaakt ?
En toch was zy dat oorpronkelijk niet, en
hetgeen nu als bijkomend wordt beschouwd,
was vroeger het voornaamste bij het houden
van den godsdienst. — "Als het tij ver-
loopt, verzet men de bakens" was een sprcek-
woord onzer practische voorvaderen , dat zij
met zoo vele andere kernachtige gezegden
aan hun hoofdbedrijf hadden ontleend : en
het ware te wenschen, dat men die spreuk,
onder meer zaken , ook toepastte op de ker-
missen , wier getij reeds lang verloopen is.
Digitized by VjOOQIC
372
DE OUDE TIJD.
Men scfiijnt er echter nog niets op gevonden
te hebben , dat ze geschikt zou kunnen ver-
vangen; men sukkelt voort, schaft af, geeft
volksvermakelijkheden , die het door de bank
niet zijn, en de kermissen sleepen haar be-
staan voort en zullen het blijven rekken,
tot dat zij ten langen leste van u it putting
den geest geven. Le combat finira , /ante
de combattants. l
Dat wijsgeerige beschouwingen , die mij op
het gebied der staathuishoudkunde in ver-
band met volksontwikkeling , zedelijkheid en
godsdienst , en wat niet al meer , zouden doen
verdwalen, hier niet thuis hooren, begrijpt
niemand beter dan ik; en wanneer men
zich in den geest ettelijke eeuwen vroeger
verplaatst en het gewigt der voorraalige
jaarmarkten eenigermate beseffc, dan vooral
komen dergelijke bespicgelingen volstrekt
niet te pas. Trouwens is het atreven van
de Oude Tijd voornamelijk er op gerigt , om
het leven en het bedrgf van het voor-
geslacht op bevattelyke en naauwkeurige wijze
zijn lezers voor oogen te stellen , zonder hen
met philosophische uitweidingen te vermoei-
jen en van het ingeslagen pad der vader-
landsche geschiedenis en oudheden af te
leiden. — Dus ter zake.
De stad Brielle was in de 14** en 15 c
eeuw een der bloeijendste koopsteden van
ons vaderland. De haringvaart en die op
kabeljaauw , zoowel als de handel in meekrap ,
in zout , koorn , enz. verschaften aan velen
werk en brood , terwijl het kuipersbedrijf en
in 't algemeen de neringen, die in het
naauwste verband stonden met haringteelt
en visscherjj, groote bedrijvigheid onder de
Briellenaars verwekten. De Voirboden of
Keuren van den Briel leveren daarvan menig
bewijs op , en voorzeker zou het geen onver-
dienstelijk werk zijn de verzameling dier
onuitgegeven keuren , waarvan alleen de korte
inhoud door Alkemade en van der Schelling
in hunne Beschrijving van den Briel , I,
1 Wie mecr over de jaarmarkten en kermissen
wenachen te lezen, verwijs ik naar het geschrift
van Mr. J. J. Brasser, getiteld: Oeschied- en
rechtskundige verhand. v. d. week- en jaar-
markten, mi/sgaders v. d. zoogen. kermissen,
bijzonder in Zeeland. Leijden „ 1792. 8°.
bl. 159 v., wordt vermeld, het licht te
doen zien. — De 26 e voirbode of keur han-
delt over de jaarmarkt , onder het opschrift :
"Pander J air mar ct ten brielle" en doet
ons zien , wat er in het midden der 15 e eeuw
bij die gelegenheid alzoo door "mi- ende
wtlemse luden" d. i. door poorters en
vreemdelingen , aangebragt en te koop ge-
steld werd. Het cerste art. bepaalt, dat de
jaarmarkt zal ingaan des Zaterdags voor
Ste Katherina-dag l en acht dagen daarna
mag duren, terwijl er nog het volgende bij
werd gekeurd: u Ende deze marct sal heb-
ben vier wercke toech daghen , die wesen
sullen ende volghen den Saterdaghe voirsz."
Dit beduidt, dat van gpzegde acht dagen
er vier icerkd&gen zouden zijn, waarop
tevens getoogd of getoond , d. i. uitstalling
der verschillende koopwaren mogt plaats
hebben. Eigenlijk waren er slechts drie rust-
of viKRdagen, want die aan Ste Katherina
gewijd, een heilige dag, viel er van zelf
af. In het volgende art. wordt de jaarmarkt
van den Briel tot een vrije verklaard en
gezegd, dat u een yghelic mensche vri wesen
sal desen marct, varende ende kerende, m.
a. w. dat elkeen vrij en ongestraft de jaar-
markt mogt bezoeken en ongehinderd zou we-
zen in zijn komen en gaan , zonder voor geringe
schulden te mogen worden aangesproken.
Bleyswijck , Beschr. v. Delft , spreekt daar-
van bl. 660 en verhaalt dmtrent de ver-
schillende jaarmarkten te Delft , dat de meeste
er van "met sodanige vrydommen begiftigt
(waren), dat op de selfde niemand om
eenige civile schulden bekommert of gear-
resteert (mogt) werden ; als wanneer men
gewoon is een hout Cruysje aen Stads-poorten
of Valbruggen te slaen, zijude een oud
overblijfsel en traditie, alluder ende (zinspalen-
de) misschien op de vrijmakinge Chris ti (/ ?).
Zij die zich aan de wetten van den lands-
heer vergrepen hadden, wegens "quade fag-
ten" (misdaden) vervolgd werden, waren
van dien vrgdom uitgesloten , terwijl men
eindelijk ook aansprakelijk was voor schulden
"in die marct" (staande de jaarmarkt) ge-
maakt. —
1 S/e katiiju vait in op tleu 25«=n N : uv«mbtr,
Digitized by VjOOQIC
BE JAARMARKT TE BRIELLE IN 1445.
373
Dat de draperie of lakennering ook te
Brielle werd . gedreven blijkt , behalve uit
andere bepalingen der voirboden , uit het 3 e
art. dezer keur, dat over de wantsnijders
(lakenkoopers) handelt , die tevens poorters
waren, in tegenoverstelling der vreemde
wantsngders , die hunne waar ter jaarmarkt
bragten. — Want is laken , dat in linnen ,
toollen en zijden want werd onderscheiden ,
en onder meer verbodsbepalingen op het
punt der draperie behoort ook deze : dat
geen poorter of poorteresse, of ingezeten
van den Briel "enich laken sal doen weven ,
tsy wollen of lynnen laken" dan binnen
de stad en buiten bet werkzusterhuis aldaar,
enz. Evenmin was het geoorloofd "enygc
laken te doen vertoen" elders, dan binnen
de vrjjheid van den Briel, en voor den
zelfden prijs even goed geverwd, "als men
te ley den of in den hage of te delft doet ,"
enz. — Voorts werd de jaarmarkt bezocht
— men zeide toen ook: de markt twzoe-
ken — door hen, die "mailrie" verkoch-
ten. Wat mailrie is wordt in het 5.- art.
verklaard. "Item alle die ghene die mailrie
te copen hebben , dats te verstaen : scar en
(scharen) sloten ende dier gheliken" enz.
Wij noemen het fijn ijzerwerk , en nog heden
ten dage heet een koopman in ijzerwaren,
te Goes en misschien ook in andere Zeeuwsche
steden , een maljenier. Of het woord afge-
geleid moet worden van malie , fr. maille ,
waarvan malienkolder , een pantser van ijzeren
ringen, die in elkaer gevlochten waren of
uit zaamgevoegde ijzeren kettingjes vervaar-
digd, komt mij waarschijnljjk voor. Het
maken van malign , scharen , sloten enz.
behoorde tot het ambacht van den smid-
kunstenaar, en niet onder de werkstukken
van den grofsmid. — Naast de maljeniers
- stonden de s la lien of kramen van hen, die
"tynnenwerck" (voorwerpen van tin) te koop
hadden ; vervolgens die in metaal- en koper-
werk , en eindelyk die in "yzertcerck" han-
del dreven, d. i. die zwaarder en grover
ijzerfabricaat uitstalden , dat door den grof-
smid was vervaardigd , die , gelijk Kiliaen het
inzijn Woordenboek of Dictionarium Teutoni-
co-Latinum verklaart , meer massive stukken
yzer smeedt en zich niet van de vijl bedient. —
Schoenekramen , in onze keur u xro/ool*rn"
d. i. scoe- of sckoenloo&sen genoemd — van
scoe , het enkelv. van het meerv. schoen ' —
ontbraken niet, en "vreemde luden", die pla-
tynen hadden aangebragt, vond men in de-
zelfde rei en "elx teghens malcander over."
Wat een peatyn is , leeren ons de oude woor-
denboeken , die dit schoeisel door hoUch ,
tryp , slilleganck verklaren. De Franschen
noemen het patin of galocke z=l des semelles
de bois et le dessus de cuir. Omdat ze,
even als de muilen der Scheveningsche visch-
vrouwen, bij het gebruik zoo'n klapperend
geluid maakten, gaven- onze voorouders
schertsend hun den naam van stillegangers ;
per antiphrasin, geljjk de geleerden dat
noemen, omdat het woord juist het tegen-
overgestelde aanduidt van het begrip, dat
aan zjjn natuurl\jke beteekenis is verbonden.
Zoo spreekt men thans van u een vrolijke
mosch" of "een pretmaker-majoor" ', terwgl
daarmee juist het contrarie, nl. een saaije
broeder wordt bedoeld; en wie heefb niet
dikwijls een gemeenen kerel den titel van
"een fijn heer" hooren geven? — In het
6 e art is sprake van hen, "die Jaircoec
te coep hebben," waarmee de koekkramers
worden aangeduid. Wat jaarkoek is, weet
ik niet beter te verklaren , dan door het
thans gebruikeljjke kermi&koek. Vennoedeiyk
werd hg telken jare bij gelegenheid der jaar-
markt gebakken , en zeker muntte hij door
zgn gehalte zoowel als zijn uiterlp voor-
komen boven de gewone en dageljjksche
koeksoorten uit. Onze wakkere voorvaderen
hielden veel van koek, raaar hij moest ge-
kruid zijn , en Vader Cats was van 't zelfde
gevoelen, toen hij deze les verkondigde:
"Geefl kinders zoete koek en vrouwcn klareninost,
" Wat op de tonge bijt is echtc mannekost "
Want stellig dacht hij daarbij aan cruil-
koek , peperkoek , en wat dies meer zij. In
oude rekeningen uit de 14 e eeuw wordt reeds
gewag gemaakt van peperkoek en koeken-
deeg , waartoe peper, g ember, kaneel , foelie
1 Zoo zijn lee en pee het enkelv. van te&n en
j>eH, meerv. In Zee land wordt dit vcrschil nog
in aeht genoincu.
Digitized by VjOOQIC
374
DE OUDE TIJD.
en nagelen werden gebruikt , en by van Has-
selt, Geldersche maaltijden, wordt van
koeken van Nuys en van Venlosche gesproken.
In de Histor. en Letterk. Avondstonden
van van Wijn komen o. a. voor: Lovensche
(Leuvensche; koeken, Cruitkoeken en ver-
gulde koeken; laatstgenoemde werden met
Nieuicejaar nit Henegouwen aan "miinre
lieuer Vrouwen", d. i. aan de gravin , ten
geschenke gezonden. Evenzoo werden toicken
of garstekoeken , die door geheel Duitschland
bekend waren, omstreeks kersmis aan de
vrienden rondgezonden , en ik geloof niet
zonder grond te mogen vaststellen, dat de
Brielsche "jaircoec" op dezelfde wijze als
kermie- of jaarmarkts-cadeau aan vrienden
en kennissen werd vereerd. In een rekening
van 1516 wordt Knapkoek venneld, en of-
schoon daarmee ook een muntsoort aange-
duid wordt, kan ik nit een Delfsche The-
sauriers-rekening van 1570 een voorbeeld
bybrengcn , waarin stellig en zeker van
koek sprake is. u Den iiij maert o. a. XV^LXIX
stilo delphico (1570) betaelt Cornelis Jansz. ,
boode , van zeekere kuapkoucken tot Bruys-
selsLcnden President gebracht thebben : X sc."
Die "president" was Viglius , en behalve den
knapkoek — vermoedelijk naauw verwant aan
de thans zoogen. "Delfsche jaapmaatjes" —
krceg hij nog 2 halve vaten Dclflandsche
boter van Burgemeesteren ten geschenke,
alles met het doel om hem te "versoeten"
en , zooals de Franschen zeggen , "lui graisser
la patte." Maar genoeg over koek, die op
de tegenwoordigc jaarmarkten , zoowel in de
stad als ten platten lande, de voomaamste
rol speelt. — Op het einde van de rei,
door de koekkramers bezet , stonden zij , die
"mar eery e" te koop hadden. Het fr. mer eerie
geeft de verklaring aan de hand, nl. mer-
chandises de merrier, des petites etoffes ,
du fie , de la sole , etc. , kortom , alles
wat een marskramer gewoonlijk vent. —
Even als nog in mijn jeugd te Delft ge-
schiedde , mogten in de 1 5 e eeuw te Brielle ,
"bij consente vanden burghemeesters" , alle
"comans, die gout, sulver of dockeng he-
like Jutoelen" te koop hadden, staan u In
der stede buys" , waar zij met hunne kost-
baarheden tegen diefstal beter be veil igd waren.
Het znw. dock beteekent pop , en een docken-
kraemer is volgens het woordenboek van Plan-
tijn =. nn quinqualier , merrier (Taffiguets
d'enfans de pen de valeur , hetgeen wij een
galanterie- of snuistertj-kramer zonden noe-
men. u Dockenghelike Jnwelen'* zou men , mrjns
inziens, kunnen verklaren door gouden en
zilveren kinder speelg oed , dat ook in later
tijd , vooral in de vorige eeuw , zeer in zwang
was, getuige o. a. de tentoonstelling van
oud- en merkwaardigheden in 1863 te Delft
gehouden, waar een ontelbare menigte van
dergelijke "docken" van allerlei vorm , be-
werking en waarde was uitgestald. — Een
afzonderlijke plaats was bestemd voor de
kooplui in verschillende soorten van leder.
Vooraan stonden de kramers in zeem- of
zemenleder , d. i. : van zulk leSr . dat door
middel van stampen met traan is doordron-
gen geworden ; verderop die in tasschen
riemen. , enz. In de voorboden wordt een
afzonderlijke keur u van scoemakera" gevon-
den, waarin bepalingen voorkomen op het
maken van "koyen-, calveret/- ende scapen
*cotn*\ Zij doelt op het vcrvaardigen van
schoenen van koeijenleer, enz. Behalve de
genoemde le£rsoorten maakt de keur ook
melding van "cordewaen" of kordetcaen&ch
leder, dat door Kiliaen verklaard wordt:
corium Hispanicum (Spaansch leer), dat van
Oordua of Cordova, een stad in Spanje,
afkomstig was. In verband met het gilde-
wezen van die dagen wordt aan elken schoen-
maker uitdrukkelijk verboden meer dan e'e'ne
soort van leer te bewerken , zoodat hij , die
"koyen scoen" verkocht, geen "calveren
scoen" te koop mogt stellen , en omgekeerd :
elke soort moest op zichzelve blijven. De rei
van leer- en schoenekramen werd gesloten
door hen, die u lynnen laken" of lijnwaad,
wel te onderscheiden van wollen laken , te
koop boden. — In het volg. art. word en de
tchrijmcerkers en die "houlwerck" ter markt
bragtcn vermeld en hun een bepnalde staan-
plaats aangewezen. Zij handelden in "banckett,
stoelen , selelen , spennen , schragen of dier
ghelijc" ; ook "houten scutlelen" (schotels)
en "lantaernen" behoorden tot dezelfde ca-
thegorie. Spennen zijn spenden of ttpinden ,
kasten , waarin brood en andere eetwaren
Digitized by VjOOQIC
DE JAARMARKT TE BRIELLE IN 1445.
375
werden geborgcn en bewaard. — Ten slotte
was er ook een plaats bewaard voor hen , die
"peltrye ende bonlwerck" , waarvan in de
niiddeleeuwen veel meer gebruik werd ge-
maakt dan thans, voor do marktbezoekers
ten toon stelden, in de hoop op een goed
debiet en met het oog op den winter , die ,
volgens een oude rijmalnianak nit de 15 e eeuw,
den dag na "Sente Kathelinen" reeds "een
raagtig man" wordt. Ik lees daar op den
26 en ^ 27 en en 28«« November: "Nu wert
de winter een machtich man ; De liede doen
meer cleeder an, Omdat hem beghint te
nopenc tcoude" , m. a. w. : omdat de kou
hen begint te nijpen , te prikken of te ste-
ken. Daar rekenden de bontwerkers of "pel-
tiers" natuurlijk op, en het is wel waar-
schijnlijk, dat zij op de Delfsche jaarmarkt,
die vroeger — reeds y66r 1246 — op
St. Odnlphus, den 12 en Jnnij, inviel en in
gezegden almanak "den lancxste dach vanden
jaro" hcet, zoo'n goede kalandisie niet von-
deu , als in den Briel , waar de jaarmarkt
na het begin van den winter ' gehouden
werd en menigeen zich nog van een pelsrok
of sainaar met bont gevoederd — z66 schreef
men vroeger — of dergelijk opperkleed wenschte
te voorzien. — Nu ik den lezer zoo goed
mogeiyk op de hoogte heb gebragt van het-
geen er alzoo op de jaarmarkt ten Briclle
te koop was, rest mij nog de vermelding
van eenige bepalingen van politic op dat
stuk. Vooreerst moesten de kramers by den
baljuw en burgemeesters "cavelen" , welke
plaats — de kenr noemt het "stede" —
ieder in de hun aangewezen rei innemen
of de hoeveelste elk in zijn rei wezen zou.
Het ww. cavelen beteekent dobbelen , loten ;
met den taerling (dobbelsteen) of door het
trekken van een nummer , dat op een loodje
of iets dergelijks geslagen of gedrukt is.
"Ende wye anders dede van enyghen pun-
ten, dan voirsz. (voorzeid) is" — zoo ein-
digt het art. — "die verboerde (verbeurde)
1 In ecu [Calender van nog ouder datum dan
de bovenvermelde. — waarauhijnlijk uit het begin
der 13 e eeuw — wordeu de jaargetijden aldus
verdeeld: Lente, 22e Febr. ; Zomer , 24e Mci;
Herfst, 23e Augs.; Winter, 23e Novr. —
een boete van iiij ft* holl." Dat er ten alien
tijde menschen zijn geweest , die van de om-
standigheden protiteerden , zelfs ten koste van
hun naaste, is een feit van algemeene be-
kendheid. Het bljjkt, dat sommige lui in
den Briel er geen been in zagen om huur
(staangeld) te vorderen, ja zelfs te nemen
van de "comans" , die hier en daar met
hunne "stallen" op de straat voor de huizen
een grootere of kleinere plaats besloegen.
Een boete van iij »t" holl. was hierop gezet,
en "wye anders stonde, dan voirsz. is, ende
dan zijn cavel draecht" , d. i. : die in een
andere rei en op een andere plaats of stede
stond, dan bepaald en hem bij loting te
benrt gevallen was , verviel in dezelfde boete ,
welke , naar de geldswaarde van dien tfld bere-
kend , minstens op een bedrag van/30. — N. c.
mag gesteld worden. Het art. drukt ten slotte
alien nog eens op 't hart, "te cavelen ende
te staen , als &y gheset syn , male teg hens
den anderen (tegen malkander over) , sonder
ttcy (zonder twist), op die solve boete". —
V66r dat ik het in 't 12 c art. dezer kenr
las, had ik nooit vermoed, dat het kermis-
wenschen en de daarmee beoogde fooi reeds
in het midden der 15 : eeuw zoo zeer
gebruikelyk waren , dat het op zekcre straf-
fen moest worden verboden. Zic hier de ge-
heele bepaling. "Item alle g her ende luyden"
— wij zouden zeggen : wenschende 1. , in
de beteekenis van btgeeren , nJ. een kermis-
fooi — "verbiet men totter luyden huyse
te gaen om hair kercmisse of te eyschen ,
of den luden op die strate te manen (lastig
te vallen) , op hair opperste cleet" — dit
werd hun door de politie afgenomen — "ende
op een Jair die stede" — verbanning uit de
stad gedurende een jaar — "ten ware of se
yemant mit hem noede (noode), diese mit
hem hebben woude" , d. i. : tenzij iemand
die "manende luyden" uit eigen beweging
inviteerde om met hem kermis te gaan hou-
den. — In het laatste art. maken de baljuw
en het geregt bekend, dat van alles, wat
in de voorgaande kcur geschrcven staat en
te verb«teren valt, de verklaring aan hun
collegie verblijft ; in deze bewoordingen : "Item
alle voirsz. poynten (punten), die in deser
ordinanci# vander Jairmarct ghescreven staen ,
Digitized by VjOOQIC
376
DE OUDE TIJD.
Ende alle ander dinck, dat hier te vcrbe-
teren is, dat houden die baliu ende tgbe-
raene gherecbt tot boiren verclareu". — En
hiermede stap ik van mijn onderwerp af.
Moge deze bijdrage, geput uit een verzarae-
ling van Keuren , die weinig of niet bekend
zijn, den lezers van dit tijdschrift aange-
naam wezen en moge zjj tevens de overtui-
ging helpen vestigen , dat er eigenlijk niets
nieuws onder de zon is. Wat wij daarvoor
houden heeft zijn oorsprong in oude, lang
vervlogen tijden, waarvan de studie een
der krachtigste middeleu is tot opwekking
en verlevendiging van den echt nationalen
geest , opregtc vaderlandsliefde kweekende in
de harten van alien , die de vrijheid be-
minnen en waarderen.
BODENSTAVfN.
Hodenstaf van Anthem en Tiel.
Herinnert gij 't u nog, bejaarde lezer,
hoe in vroeger tijdeu , wanneer gij uwen
burgemeester of schepenen op 't Raadhuis
wenschtet te spreken, met hoeveel moeite
dit steeds gepaard ging? Hoe er een barri-
cade bestond, die u den toegaug tot die
Heeren versperde, en het u niet als ten
koste van uwe beurs gelukken kon , dat strui-
kelblok uit den weg te ruimen? Dat strui-
kelblok, die barricade, 't was de bode.
Door den naam van stadhuis reeds in een
I stemming gebracht , die u het hart eenigszins
angstig deed slaau, werd het u als toege-
nepen bij het betreden der groote vestibule
en holle zalen. Daar staat de deftige .man
(niet de burgemeester, maar de bode,) in 't
voile besef van 't gewicht van zijn post.
Streng is de uiMrukking op 't gelaat van
dien trouwen wachter. Schoorvoetend nadert
gij, den hoed in de hand, en byna zoudt
ge meenen een flauwen sch^n van glimlach
bij hem waar te neinen, dien hij moeielgk
Digitized by VjOOQIC
BODENSTAVEN.
377
kan onderdrukken bij de gedachte, hoe gij
u als een weerlooze prooi aan hem overgeeft.
Uw groet wordt ter nauwernood of in 't ge-
heel niet beantwoord.
"Zou" (hier schrikt gij voor uw eigen
stem, die zoo ongepast laid klinkt in die
nolle zaal, en gij stemt ze onwillekeurig
wat lager) "zou er . . . ook . . . mogelijkheid
zijn, Zyn Edelachtbare mijnheer den Burge-
meester te spreken?"
"Geen mogelijkheid op."
u 't Spijt me, dan zal ik darned maar
eens terug komen."
u 't Zou moeite voor niet zijn , vriend ; de bur-
gemeester is den ganschen dag niet te spreken."
"Morgen dan, of overmorgen?"
u, t Helpt je alleraaal niets, de burge-
meester heeft het z66 druk de geheele week ,
dat ik je maar raden zou te wachten."
"Wachten? dat kan ik niet. Zou er dan
niets aan te doen zijn?"
Hy heeft u aan zyn hengel, hy wordt
fideeler en begint: "Zijn je zaken dan van
ztfoveel belang? waarover is 't dan wel?
misschien zou . . . (hij speelt met den dobber).
"Van heel veel belang", zegt gij en zrjt
meteen zoo dom , hem uwe zaken mede te dee-
len , even als je 't den burgemeester zult doen.
u Ja wel , nu begrijp ik , dat het je keel wat
waard zou zijn. Ik zou je graag helpen, maar
"Zou u wel willen gelooven, dat ik er
graag een driegulden voor over had ? Als ik u
niet beleedigde ..." En daar hij zijn hand
ophoudt, laat ge het geldstuk daarin glyden.
"Nu, ik zal 't probeeren, maar of 'tluk-
ken zal ..." Hy gaat in 's Burgeraeesters
kamer binnen , en een. oogenblik later hebt
gy verlof, hem daar te volgen.
Op die wijze was de betrekking van
stadhuisbode vrij lucratief, maar tegenwoor-
dig — *t is daarmede ook al uit — er
valt ja , nog wel eens wat af, maar de room
is van de melk. Ook-hadden die boden van
vroeger dikwijls wat een invloed op de Heeren
Burgemeesters. En waardoor? Vooreerst, bur-
gemeesters en schepeuen traden van tyd tot
tyd a/ y de bode bleef ; hij werd op den
daur als een stadhuis-meubelstuk beschouwd ,
men zag van hem wat door de vingers, 't
was een oud prater , hy kon aan Burgemees-
lb70.
ter nog vertellen, hoe Burgemeester A. za-
liger deed met dit of dat, wat Burgemees-
ter B. gewoon was te doen — in e'e'n woord —
hy wist zich onmisbaar te maken. Daarbij ,
in den ouden tijd viel er voor Burgemeester
ook nog wel eens een extratje af, wat hy
juist zoo niet altijd weten wou ; dus de
alwetende bode moest zwygen , en op zijn
beurt mocht hy ook wedr eens wat doen.
Herinnert gij 't u ook nog, hoe gij op
uw trouwdag, in statigen optocht naar de
trouwkamer tredend , voorafgegaan werd door
den bode , die dan een Zondagsch gezicht
zette in *t vooruitzicht van een goede fooi ? Hoe
hy by 't verlaten van het stadhuis u een weg
opende tusschen de gapende medeburgers en
straatjongens ? Hoe elk met ontzag week voor
het wapen , wat hy zoo statig hanteerde , den
bodenstaf ? En hebt ge opgelet , hoe fraai be-
werkt die stok was? Maar wat doe ik daar
een malle vraag ; wie denkt er op zulk een oogen-
blik aan , hoe de staf van den bode er uitziet !
Alzoo , ge hebt er niet opgelet, en daarom laat
ik u in de hierbygaande afbeelding twee zulke
staven zien. Gcwoonlijk zijn ze van zwart of
bruin hout (Groningen heeft ze van balein),
versierd met een zilveren top, met zilveren
banden en ringen.
De eerste is die van de stad Arnhem;
van daar de dubbele arend, het wapen der
stad, op den top; de tweede behoort aan
de stad Tiel , zooals het wapen op het schild
van den krijgsman op den top aanduidt, en
heeft drie zilveren banden en een dergelijk
Christusbeeldje , wat op een voetstukje te-
gen den middelsten band aanstaat, tot
verciering. Het handvatsel eindigt beneden
in een bol , van een ring voorzien , waar-
schijnlijk om den staf te kunnen ophangun.
De stad Tiel bezit twee gelijkvormige sta-
ven, waarvan de een het jaartal 1631, de
andere dat van 1636 draagt. Zy hebben
een lengte van 1,19 N. E. , terwijl die van
Arnhem 1,08 N. E. lang is.
Later zullen wy waarschijnlijk nog de afbeel-
ding van een paar dergelyke staven geven ,
waaruit op nieuw zal blijken , hoeveel werks
men vroeger van alles maakte, en hoe de
goede Kinaak in alles voorzat.
4b
Digitized by VjOOQIC
378
DE OUDE TIJD.
DE LOTERIJEfl.
(Vcrvolg en slot Van biz. 227.)
Tot nu toe hadden de loterijen voor een
groot deel een min of mecr godsdienstige
tint gehad; immers ze werden, zooals we
gezien hebben, veelal met een menscblie-
vend doel gehouden en gewoonlyk van een
mis voorafgegaan , waarom dan. ook elk ,
meenende daarmede een Gode welbehagelijk
werk te doen , gaarne er deel in nam.
Toen door de hervorming de missen bij zulk
een gelegenheid van zelfs vervielen en de predi-
kanten, die, naarmate bun invloed grooter werd,
zich met alles , ook met de loterijen bemoeien
en sterk daartegen ijveren gingen, werd de
liefhebberjj in de loterij merkelijk minder,
zoodat in de tweede helft der 17 e eeuw er
bijna geen gehouden zjjn. Op het laatst
dier eeuw ecbter schgntmen er weder meer
trek in gekregen te hebben; in 1695 en
1696 toch hielden niet minder dan 24 ste-
den hare loterijen , waaronder die van Arn-
hem in het laatstgenoemde jaar gehouden
belangrijk is, wijl de prijzen daarin uit-
sluitend uit medailles bestonden. l
't Was ook toen , dat de staten-generaal
er ernstig over begonnen te denken, om de
loterijen tot voordeel der schatkist te doen
strekken. Er was al vroeger wel eens een
balletje van opgegooid , maar 't werd steeds
door het volk slecht ontvangen. Nu echter
was ten gevolge van de langdurige oorlo-
gen de schatkist erg uitgeput; dus de nood
dwong om naar buitengewone middelen uit
te zien.
In 1709 had dan de eerste zoogenaamde
Generaliteitsloterg plaats, die eigenljjk meer
een loterij-leening was en die door een aan-
tal dergelijke gevolgd werd.
Op de 8000 loten waren 1300 prijzen,
die recht gaven op lflfrenten van /3() tot
/" 3000 of op obligation, al naar de keuze
der trekkers , terwjjl zy , wien een der 6700
* Zie dit tijdschrift, deel I, bladz. 158.
nieten de beurt viel, van' de door hen ge-
storte / 250 (de prijs van een lot) 6 pCt.
'sjaars als interest ontving. Eindelrjk gaven
de het eerst en het laatst uitgekomen num-
mers een premie van / 1 50 ljjfrente.
Die loterij vond zulk een aftrek , dat er
liefhebbers te veel waren, zoodat er dade-
lijk tot een tweede werd overgegaan , die ,
waarsehijnlijk door de wijzigingen in het
plan gemaakt, minder goed van de hand
ging, en daarom in tweefin gesplitst werd.
Met de derde in 1710 liep het z66 slecht,
dat men om aan te moedigen de renten van de
nieten tot op 7 pCt. verhoogde.
Het laat zich gemakkelijk begrjjpen, hoe
bij het groot aantal dier loterijen , achter-
eenvolgend gehouden (van Maart 1709 tot
Mei 1710 alleen werden er vier getrokken)
de schulden des lands en de uitkeeringen
zich onbegrijpelijk snel vergrootten. Daaren-
boven maakten de Staten der verschillende
Provincie*n ook afzonderljjke provinciate loterij-
leeningen, zoodat Holland van 1697 tot
1794 zgne schuld, niettegenstaande er 41
mill, werd afgelost, met ruim 208 mill,
vermeerderen , en op ruim 422 mill, ge-
bracht zag , terwijl de jaarlijksche rente bgna
167 tonnen gouds bedroeg.
Men zag spoedig zelf in, dat op dien
voet niet kon voortgegaan worden, wilde
men niet het land in een finantieelen af-
grond storten. Aan den beroeraden financier
Willem Kersseboom werd dan ook in 1726
opgedragen een vyftigtal nieuwe plannen na te
rekenen en te onderzoeken.
Hij rapporteerde daarop, dat het onmo-
gelgk was op nieuw lyfrenten te negocigeren
en recommandeerde daarentegen een klassen-
lotery, bestaande uit drie klassen, elk van
40000 loten. Inleg en prgzen waren in de
eerste klasse hooger dan in de volgende,
terwyi elk nummer, in de eerste klasse
getrokken , tevens ook diende voor de andere
Digitized by VjOOQIC
DE LOTERIJEN.
379
klassen ; trok b. v. N°. 5 den hoogsten prijs in
de eerste klasse, dan trokken ook de N°. 5
in de volgende klassen de hoogste prijzen
daarmt.
Dit plan werd door zekeren Huyskes uit-
gedacht, die voor zyne uitvinding /500
ontving, maar tevens van alle desknndigen
moest hooren, dat zijn plan een prulleplan
was en reeds vroeger veel betere door Troul-
jaert bedacht en door de Staten van Zee-
land in praktgk waren gebracht.
Deze eerste generaliteits-klassenloterij
kwaui dan ook niet vol, waaroin alleen de
40000 loten der derde klasse getrokken
zijn geworden.
De tweede lotery in 1728 begint almeer
op de tegenwoordige te gelijken. Vier klas-
sen , trekkende met tusschenruimten van zes
weken — opklimmende pryzen en meerdere
duurte der loten by de latere klassen. —
In de drie eerste klassen vryloten voor de
vierde enz.
Deze loterij leverde dan ook door de
korting van 40 pCt. op de pryzen onder
en van 12 pCt. op die boven de /1000 voor
de schatkist de som op van / 183,410,
dat was ruim 140 duizend gulden meer
dan de vorige.
Wy kunnen niet al de verdere plannen
nagaan ; alleen willen we hierbij voegen ,
dat de 43 9tc lotery, 't was die 1761, en
vervolgens al de verdere, alien 2 mill, en
meer gulden bedroegen , — terwyl het aan-
tal loten afwisselde van 26 tot 52 dui-
zend. Evenzoo is de som van den hoogsten
prijs niet te bepalen , — sinds 1760 tot
op onzen tyd was het / 100000; alleen
de jaren 1807 en 1808 leverden 3 loterijen
op , waarvan de hoogste prys 200000 gulden
bedroeg — lager dan / 50000 kwam men
alleen twee malen, toen de hoogste prijzen
slechts op '* 25000 tot lokaas gesteld waren.
Het getal klassen liep van vier tot acht.
Ofschoon in 1726 door de staten-generaal
besloten werd, dat met deze generale-klas-
senlotery alle andere provinciale en parti-
kuliere loterijen zouden verboden worden,
stemden niet alle provincie*n daarmede in;
zelfe zy , die haar goedkeuring aan dat be-
sluit hadden geschonken, hielden er zich
niet aan , zoodat men voortdurend van pro-
vinciale negotatien door middel van lote-
rijen leest.
Vooral voor die van Utrecht was het
onmogelyk, hare toesteraming en medewer-
king aan dat besluit te verleenen, daar ze
aan de Utrechtsche Provinciale Compagnie
van commercie en navigatie (ook al een
dier compagnien , die als een uitvloeisel van
de speelzucht dier dagen kunnen beschouwd
worden) in een der conditien had toegestaan
in de Provincie Utrecht zooveel en onver-
schillig welk soort loterijen te houden, als
commissarissen goed dacht. tegen betaling
van jaarlyks 8000 gulden aan de Aalmoeze-
nierskamer der stad. Door de compagnie
werd van dat verlof dan ook een vry ge-
bruik gemaakt, daar ze in de 30 jaar van
haar bestaan minstens drie en dertig lote-
rijen , waarvan een van niet minder dan
zeven en een half millioen , heeft gehouden.
Ook de Staten van Holland hielden zich
evenmin aan het besluit, waarvan men een
'bewijs vinden kan in de loterij van 1748,
volgens een plan van de vroegere afwijkende. '
Later in 1760 kreeg een andere com-
pagnie, de geoctrooijeerde Societeit, naast
die der generaliteit , het monopolie der lote-
ryen. In 1802 trok deze loterij voor 't
laatst.
Soms gelukte het den staten-generaal van
tyd tot tyd een loterij tegen te houden ;
het gaf veel haken en oogen, maar over
't algemeen stoorde men zich niets aan al
hunne betoogen. Zoo werd een beklagbrief
daarover, in 1753 door hen aan de staten
van Zeeland gericht, eenvoudig voorkennis-
geving aangenomen.
Intusschen ging de generaliteitsloterij , die
allerwege ook buitenslands , waar ze veel
aftrek had , in een goeden reuk stond , steeds
voort , tusschenbeiden van titel veranderend.
In 1798 heette ze u de Bataafsche" - — on-
der Koning Lodewijk "koninklyke Hollandsche
lotery" — onder Napoleon "la loterie de
Hollande", en eindelijk "de koninklflke Ne-
derlandsche lotery", welken laatsten naam
1 Zie Oude Tijd, deel 1, bladz. 303.
Digitized by VjOOQIC
380
DE OUDE TIJD.
ze, hopen we, zal blijven dragen, totdat
ze, wat we ook hopen, afgeschaft zal wor-
den. We raoeten echter maar niet er op
vertrouwen, dat die afschaffing spoedig ge-
beuren zal; de liefhebberij schijnt hoe lan-
ger hoe grooter te worden als men in aan-
merking neemt de ontelbare loteryen , waar-
mede we overstroomd worden : nu is het
voor een yolkspaleis , dan voor de weer-
baarheid, watersnood of 't roode kruis,
societeiten en weeshuizen. onderwyzers- en
knnstenaarsvereenigingen , alles krygt zijn
beurt. — De spelers echter krijgen niet elk
zijn beurt; een enkele arme mag zich eens
ryk spelen. honderde rijken daarentegen
spelen zich arm. Laten we ons dus raaar
van 't spelen onthouden en tevreden zijn
met ons lot. Op die wjjze gewonnen geld
brengt ook niet altijd geluk aan , dat zien
we aan dien schoenmaker te Haarlem , die
in den Franschen tijd het geluk of ongelok
had drie malen hooge prijzen te trekken.
De man was een vlijtig oppassend huisva-
der, die met hard werken zjjn huishouden
kon onderhouden. Daar trekt hij een grooten
prfls , en de bloed vcrandert als een blad op
een boom ; van een knap man wordt hij
een verkwistend dronkaard. Gelukkig is 't
geld spoedig op, en hem is 't een steen
van 't hart. Hij gaat weer werken , past
op zooals 't hoort, tot hem weer een ge-
lukje treft. Op nieuw vangt hetoudelevenaan,
met hetzelfde gevolg , en toen ten derde male
hem de tijding werd gebracht van zijn nooit
gehoord geluk, om drie maal achtereen
groote prijzen te trekken, riep de man
wanhopend uit: "Och, lieve God! moet
dan dat ongelnkkige leven weer begin-
nen!" Hij scheen er niet toe geboren, om
rijk te zijn.
VAN "OVER HET IJ."
IJOOR
J. HONIG Jz. Jr.
(Vcrvolg en slot vnn biz. 361.)
Vierde gedeelte.
I.
In geen half jaar had ik mijne Sardam-
sche vrienden bezocht, en wilde ik ze voor
den winter nog zien , dan werd het meer
dan tijd. November gaf nog schoone dagen,
dus stapte ik op den, laatsten Zondag dier
maand met mijnen vriend in de schuit en werd
gelukkig overgebragt. Maar tot onze teleur-
stelling vonden we de vrienden niet te huis ,
daar ze "by de kinderen te gast waren".
Meteen voldoen kunnende aan de belofte
der jonge vrouw na de bruiloft gedaan ,
trokken we de stoute schoenen aan , vonden
de wederzijdsche familien bijeen en hoorden ,
"dat we met den neus in het vet waren geval-
len , daar men op de "gebraden haast" uit was.
De vader van den jongen man had -geslagt"
en, naar gewoonte, was van die eigen ge-
weide koeijen, niet alleen aan de knechts
van de molens het hun bij het loon gecon-
ditioneerde "voet" vleesch gegeven, maar
had ook de zoon zyn deel daarvan bekomen.
En daar deze nu juist "jarig" was , had men
de gansche familie op het u beste stuk"
genoodigd.
Wij moesten blijven , en deden dit gaarne.
u Ge moet," zeide het jonge vrouwtje , u het
eenvoudige voor lief nemen ," en toen mijn
vriend opmerkte , dat we al eens ondervonden
hadden , in welken zin dit eenvoudige moest
opgevat worden , antwoordde ze glimlachende :
"Oh, dat was bij moeder thuis. Wfl jonge
' lui kunnen het zoo breed niet laten hangen ,
want Claes heeft met my geen kapitaal be-
trouwd."
Digitized by VjOOQIC
VAN "OVER HET IJ."
381
"Neen, neen ," sprak de vader ; "wij geven
niet als in de stad een huwlijksgift mee!"
"Neen !" viel de grootmoeder in, "Cats zegt
teregt van den jongen man:
Krijgt hij een geldig wijf, wat kan hij meer
(bcgccren ?
1 'Daarom niet alleen," zei onze vriend, "maar
ook wat het huishouden kost , moet verdiend
worden. Zoo leert men de tering naar de
nering zetten en het zeil niet te hoog op-
halen. ,,
hoofdschotel gebraden vleesch met graauwe
erwten , en een andere , met suiker en rozijnen
toebereid, die een extraatje heeten mogt. Toen
we aan het dessert waren , kon het niet anders
of de gezondheid van den jarige moest ge-
dronken worden, en toen later die zijner
vrouw aan de beurt was, verwyderde zich
de vader van onzen gastheer een oogenblik
van tafel , om schielijk weder terug te komen
met een bokaal in de hand, 't Was een
vrij groote beker, en uit de zorg waarmede
hij behandeld werd, Week het dat de man
Sartlamschc rouw.
u, t Is zoo," sprak op zjjn beurt de jonge man ,
u maar bovenal is er dan een spaarzaam
vrouwtje noodig om de boel regt te houden."
"Als ge wel zegt , Claes ! door den schoor-
steen gaat zooveel verloren. Ik herinner me
nog , dat ik , toen ik trouwde , met minder
toe moest dan gjj — maar zuinigheid en
vlijt — ge kent het spreekwoord wel —
deed er ons toch komen."
't Werd tfjd voor den maaltijd, die een-
voudiger was dan ik er vroeger tyjwoonde.
Toch was het een smakelyke disch met zyn
er belang in stelde. H\j vulde het glas,
waarin een schip op stapel gesneden was,
en sprak:
"Deze bokaal was het eigendom van den
vader mjjner vrouw, en hij liet hem maken
toen het eerste voor hem gebouwde schip
van stapel liep, en het ."wel afloopen van
het scheepje" als hier te lezen staat, is er
na dien tQd nog dikwijls uit gedronken. 't Is
alzoo een herinnering aan een der bronnen
onzer welvaart; maar die wordt ook tevens
op eene andere zaak overgebragt. Drinkt men
Digitized by VjOOQIC
382
DE OUDE TIJD.
uit dit glas op het wel afloopen en de goede
vaart van het scheepje , waarvan men zoo
veel hoopt voor zijn fortuin en zijn handel ,
men doet het ook , zooals ik thans wil drin-
ken, lieve Aagje! op omstandigheden als
de uwe. Mogt hetgeen gy hoopt en verwacht
tot uwe en onze vreugde afloopen en Gods
zegen daartoe met u zijn!"
En rond ging de beker , en wensch volgde
op wensch, bij kwinkslag en boert in het
eind om de aandoening der vrouwen weer
in vrolijker stemming op te lossen. Eigen-
aardig aan het oord waar we ons bevonden
kwam ons die dronk voor , en mogt men elders
het Hansje in den Kelder, Maaiken in 't
Schapraaiken , het Kinnetje in het Spinnetje ,
het Bolletje in 't Holletje drinken , en die
bekers van zilver zijn , natiohaler vond ik het
fijngeslepen glas mijner vrienden , dat uit het
leven des tyds als het symbool er van ge-
grepen was.
Wel was 't een gewigtige gebeurtenis in
hun leven, die de jonggehuwden te gemoet
mogten zien , en schertsende mogt ik na den
maaltrjd de vrouw van mijn vriend toevoe-
gen: "Dat zal een drukte geven, grootmoeder!"
"Dat zal het," zeide zy , glimlachende
over een titel dien ik zag dat haar goeddeed.
u Moeite — zorg te over — doch dat is
niets, als het maar goed gaat. Maar ik
merk al waar het u om te doen is. Met
waar, ge zult gaarne willen weten, wat er
hier aan die historie al zoo vast is?"
Ik kon het niet ontkennen, en zij was
wel zoo vriendelijk my z66 veel te vertellen ,
dat ik het niet kon onthouden en dus den lezer
verwijs naar deel 2, bladz. 209 van dit tyd-
schrift, waar hij dat alles lezen kan.
Nog herinner ik mij , hoe zij my mede-
deelde hoe druk werk de meid heeft om al
de namen van hen, die naar kraamvrouw
en kindje komen "vragen" op te schrijven,
en hoe er een brief je voor de glazen gezet
wordt , waarop ieder lezen kan , dat 'kraam-
vrouw en kind welvarende zyn". Zoo ten
minste willen we hopen dat hier het geval
zal zijn.
Op den tienden dag heeft het brierje de
bflvoeging: "de vragers worden in huis ver-
zocht." Dan komt de gehouden lyst te pas ,
want ieder opgeschrevene krijgt een glas
gesuikerden wijn en een koekje , en daar dat
getal vragers soms honderd en meer is , be-
grypt ge dat de koekbakker al eens de han-
den wrijft over de klandisie, en het den
kraamheer vrij wat geld kost. Bovendien
worden de kinderen uit de familie , van goede
vrienden en uit de buurt dien dag onthaald
op een boterham met suiker of muisjes ;
jongens of meisjes; als 't kind een jongen
is zijn ze gekarteld, doch is 't een meisje,
glad. Dat noemen wy suikerdeboUen , gij,
stedelingen, als ik 't wel heb, kinder-
maanstik."
Na dien tienden dag volgen de "kraam-
kopjes" of de bezoeken van familie , vrien-
den en buren , die dan plegtig genood worden
op de kofifij of thee , naar het uitkomt. Op die
kopjes ontbreken ook de suikerstukken en
muisjes niet, en even als gij thans uit een
bokaal het wel afloopen van het scheepje ge-
dronken hebt , wordt er dan op het welzijn van
kraamvrouw en kindje gedronken uit bekertjes
waarop een heele kraamkamer is uitgesneden.
Doopmalen als in de -steden worden hier
niet gegeven. Bij ons doet de vrouw haar
"kerkgang", en devermaner dankt voor hare
gelukkige herstelling en bidt den zegen af
over het kind. De gereformeerden hebben
natuurlijk hun doop , en 6f de moeder of de
grootmoeder of peet houdt het kind. Wel
volgt er dan bij beiden een familie-bijeen-
komst , maar dit gaat er steeds eenvoudig toe.
"En hebt ge dan geen peter of meter ?"
"Wat gij ten uwent al daaronder verstaat ,
neen , ofschoon zij of hij , naar wien het kind
genoemd is, daarvoor aangemerkt wordt,
en die eer dan ook met een pillegiftbetaalt."
u Ik wil wedden dat er thans reeds uit-
gezien wordt, trie de zilveren bel vereeren
nioet?" zeide ik schertsend haar aanziende.
Zij bloosde en zeide : "Gaarne zou ik hem
geven , zooals gij meent , maar nog liever zag
ik het kind naar vader vernoemd. Het eerste
een jongen , dat is zoo de algemeene wensch."
u Hoe het dan ook zy — laat het my
spoedig hooren."
"Dat beloof ik u, want even goed als er
berigt van het huwelijk gedaan is , zullen ze
ook van de bevalling wel een brief afzenden."
Digitized by VjOOQIC
VAN "OVER HET IJ."
383
Wy moesten ons haasten om de schait
te halen. "Een glaasje nog op de valreep !"
zeide onze gastheer, en we gaven hem
gehoor, daar w\j dan meteen hem vriende-
ljjk dank konden zeggeri voor zijn onthaal
en tevens den wensch uiten, dat de familie
gelukkig vermeerderen mogt.
n.
De rouw sitt veeltyts op de slippcn van de vrcugcft
zegt Cats, en mrjne Sardamsche vrienden
moesten het ondervinden, (Ook de vrienden
van omen Sardamschen ttchrijver moesten dii
helaas ondervinden! Zie de laatttte noot
van dit stuk.) want er waren ter naau-
wernood drie maanden verloopen, sinds
Aagje gelnkkig "bevallen" was van een
"jongen" zoon , of ik ontving een zwart-
geranden brief, welke het doodsbericht van
de moeder van mjjn vriend inhield. Een onge-
steldheid verhinderde my om aan de uit-
noodiging te voldoen, aan de overledene
"de laatste eer" te bewQzen, maar ik
achtte het toch mqn pligt, om zoo ras
de doctor het mrj vergunde , mijn condolean-
tiebrief door een persoonlflk bezoek te ach-
tervolgen. Wei was er reeds een maand
over de droevige gebeurtenis heengegaan ,
maar nog vond ik de luiken voor het huis
ragns vriends aan de zijde der kerk ter hal-
verwege gesloten, en ik vernam dat het de
gewoontp was, aan het sterfhuis als by de
naaste betrekkingen , om dit zes weken na
de begrafenis vol te houden. Een sombere
tint lag over het huisvertruk , dat ik het laatst
in zulk een vrolijk licht gezien had.
Ik vond mijn vrienden in rouwgewaad en
met geen enkel sieraad aan hnnne kleedy.
Toen ik mjjne deelneming in haar verlies be-
tnigd had, kon het wel niet anders of ons
gesprek moest zich tot de overledene bepalen.
Diep in de zeventig, ofschoon men op 't
gezigt het levenslustige oudje pas zestig ge-
geven zou hebben , was zy geene uitzon-
dering op den regel, dat men hier meer
oude vrouwen dan mannen ziet. Haar opge-
rnimd gestel deed nog niet aan haar verschei-
den denken. En bovendien, men had de
goede brave vrouw nog zoo gaarne willen
behouden, en het was zooals mjjn vriend zeide :
u of h\j door haren dood zoo op eens tien
jaren ouder scheen geworden."
Van de lieve doode kwam ons gesprek
als van zelve op de gebruiken , aan de Zaan
■by het sterven en begraven in zwang, en
nit de mededeelingen van mijn vriend zamelde
ik het volgende op.
Zoodra iemand gestorven is wordt de dorps-
klok geluid. Meest geschiedt dit des mor-
gens ten 8 nre , doch voor aanzienlgken
ten 11. Aan den duur van dat luiden kan
men hooren of er een kind of een volwassene
overleden is. Voor langer luiden dan de
gewoonte medebrengt, wordt ook iets meer
betaald. De familie, in het sterfhuis veree-
nigd, maakt de listen op, welke, met een
zwart omslag voorzien , aan de boodbrengers
ter hand gesteld worden, om in het dorp
"huis af huis aan" en verder zooals de
lijst aangeeft, berigt van het overlijden te
doen. Wanneer de ljjder den laatsten adem
hee't uitgeblazen en er geen twflfel meer
overgebleven is aan den dood, worden de
buren gevraagd om het lijk "uit te strekken" ,
dat is het af te leggen en in het laatste
kleed te hullen. Dat gewaad van fijn linnen
met zwarte randen krijgt elk kind, dat het
ouderlijk huis verlaat, bij zijn uitzet mede:
eene stille herinnering voor wat zeker komen
zal ! Zoo wordt het lijk in de bedstede , soms
op stroo , nedergelegd , en aan de buren
wordt koffij en brood gegeven.
Nu volgen de condoleantie-bezoeken. Als
men dat komen en gaan van familie , vrien-
den en bekenden opmerkt, die tafel met
koffij en koekjes, geestrijke dranken, tabak
en pijpen zag, dan zou men, zoo de luiken
van dat huis niet gesloten en de bewoners
van dat huis niet in rouw gekleed waren ,
wanen een verblyf der vreugde binnen te
treden. "Ik condoleer u met uw verlies en
hoop dat gij het op een volmaakte plaats
raoogt wedervinden", is de formule, die ge
door de bezoekers tot in het oneindige hoort
herhalen , al mogen er onder zyn die het wagen
dien vorm te verbreken, door harteiyke uit
den grond des gemoeds opwellende woorden.
Al die bezoekers nemen plaats, alien ge-
bruiken iets naar het uur van den dag, en
menig rookt zijne pijp alsof Ky genoodigd
Digitized by VjOOQIC
384
DE OUDE TIJD.
ware. Allen informeeren zich naar de ziekte en
de laatste oogenblikken des overledenen,
waarop ook steeds door de treurenden een
Yerhaal moet gegeven worden, dat dikwerf
de wonden weder optnscheurt, al is 't ook
dat die telken3 weSromkeerende verhalen
het wee als verstompen. Zoo gaat het af
en toe, en men wil die gewoonte niet bre-
ken , wetende dat het elders niet beter
is en overtuigd, dat verre de meesten dit
bezoek uit waarachtige deelneming afleggen ,
en gelooven dat het den bedroefden goed moet
doen , menschen te zien en troost te vernemen.
Een dag vijf, zes, eene week soms staat
het lijk "boven aarde". Z661ang worden
dan ook de visites gemaakt ; alleen als de ziekte
besmettelijk is gaat men eerder tot begraven
over. Den dag voor die begraving eerst wordt
het lijk gekist, het lijk dat ieder der be-
zoekers bij hun vertrek steeds getoond is
geworden bij toestemming der vraag: "Wilt
ge den overledene nogeens zien?" Weinigen
weigeren dit, en hoogst kwalijk zou men
het nemen, als het niet gevraagd werd. Waar
dikwerf den levende geen belangstelling ge-
toond is, wordt er thans eene stille aan-
dacht aan den doode gewijd.
Des avonds biengcn de timmerlui de "laat-
ste woning". Die doodkist is ineestal van
het zwaarste en beste eikenhout. Vele hout-
koopers hebben dit steeds voor dit doel in
yoorraad. Sommige handelaren in hout zoe-
kon by hun leven reeds de planken uit die
voor hunne kist moeten dienen , en bewaren
ze met zorg, welk voorbeeld bij rjjke lieden
wordt nagevolgd. Het kisten van het lijk
geschiedt mede door de buren , waarna er
door de beide naast het sterfhuis wonende
vrouwen , als "kleedoplegsters" , een zwart
laken over gehangen wordt , waarin men aan
het boveneinde evenveel plooijen legt, als
de overledene jaren telt. Deze lakens of
"doodkleeden" behooren aan de wees- of
armenhuizen , of aan de kerk , en zijn in drie
soorten voorhanden. Voor het gebruik daar-
van wordt betaald, naarmate de stof van
het kleed is , door den stand van de overle-
dene geelscht. Enkele familien bezitten een
eigen doodkleed.
Is het lijk gekist en het kleed er over
gelegd, dan worden de naastbestaanden ver-
zocht om het te "zien". Aan de buren wordt
voor hun arbeid weder koffij en brood voor-
gezet. Den volgenden dag zal de begraving
geschieden. De familie is verzocht ora den
overledene de laatste eer te komen bewijzen ,
en daar die familie aan de Zaan nog al
breed uitgemeten wordt , en alle goede vrien-
den en bekenden uitgenoodigd worden, zijn
bij eene begrafenis alligt honderd personen
achter het lyk te tellen. Velen dezer worden
echter alleen ter begrafenis verzocht , maar
al wat familie is of onder de "goede" vrien-
den behoort , komt na den afloop weder aan
het sterfhuis terug, of, zooals de' term van
den boodbrenger luidde : "worden als vriend
aan huis" verwacht.
De begrafenisplegtigheid geschiedt veelal
ten 2 uren 's namiddags. Een uur te voren
komen de verzochten aan het sterfhuis
bijeen. Zij vinden daar de kist in het "beste
end" nedergezet , en om die kist scharen
zich de vrouwelyke leden der familie: de
naaste van den bloede aan het hoofdeinde,
en zoo in afdalende linie; demannen zetten
zich rond het vertrek , en als er geen plaats
meer is, in de kamer welke er gemeenschap
mede heeft. Aan het benedeneinde der kist
staat het pultrum met den folio-bijbel er op ,
en daarbij plaatst zich "de lezer", die het
boek openslaat om tot stichting en stemming
der gemoederen eenige kapittels uit het
Heilig Woord te lezen. Dikwijls heeft hij
daartoe slechts de aanwjjzing van den over-
ledene te volgen, die soms reeds by zijn
leven heeft opgeteekend, wat hij begeert
op zijne begrafenis gelezen te hebben; en
dat niet alleen , er zijn er 'die met zekere
naauwgezetheid alle de personen opschrijven ,
die hun lijk moeten volgen , en tevens welke
vereering aan de buren, den "lezer" enz.
moet uitgereikt worden, ja hoedanig hunne
geheele begrafenis moet ingerigt zijn ; terwijl
weder anderen angstvallig het eveneens willen
hebben als het bij man of vrouw , vader of moe-
der geweest was, en vooral niet minder begraven
willen worden dan hunne overledene famielie.
Het lezen op de begrafenissen geschiedt
bij de Doopsgezinden steeds door de Ver-
maners , en wordt dan met gebeden begonnen
Digitized by VjOOQIC
VAN "OVER HET IJ."
385
en gefiindigd , terw\jl er een troostend woord
bij gesproken wordt. Dit behoort anders
tot het ambt van den schoolmeester en levert
hem een groot deel van zijn salaris op.
De dikwyls galmende toon van den man,
die leest als of hij voor het bordje in de
kerk staat, klinkt niet altijd harmoniesch
met den rouw die in de harten huist van
hen , die z66" zijne diensten gebruiken moeten.
Zoodra is het nor niet geslagen of de
klok begint te luiden, en de naaste der
buren, d.i. hij die naar de z\jde der kerk woont,
treedt, na eerbiedig geklopt te hebben, de
kamer binnen en : "vrienden , het uurtje is
geslagen! kunnen wij voortgaan het lijk tor
aarde te bestellen?" zooluidt de vorm zijner
"opeisching", die dikwyls met haperende stem
gesproken wordt ; want het besef van 't gewigt
zjjner taak doet hem vaak het hart klop-
pen. Hjj ziet het zachte knikken niet, maar
veronderstelt het als antwoord op z\jne vraag ,
en sluit met de mannen die hem vergezel-
len de kist. Z\j dragen ze door de dooddeur
naar buiten, waar reeds van den vroegen
ochtend af de baar voor de dear gestaan heeft.
De dragers verrigten dezen dienst uit buur-
schap. Van elke zijde van het hnis worden
zes personen gevraagd , terwgl de vrouwen
der naastwonenden als "kleedoplegsters"
dienen. De buurman aan de zy'de der kerk,
als de naaste, heeft voor alles te zorgen,
en wil dat steeds doen, en de een voor den ander.
Ongetrouwden , tenzij ze reeds op jaren zgn ,
worden altijd door ongehuwde personen graf-
waarts gedragen. Niet ieder evenwel ver-
vult dien burgerplicht. Velen laten het
door hunne knechts of door anderen, zich
daartoe aanbiedenden verrigten en staan
dan aan dezen het "uitgedeelde" af, of
betalen eene kleinigheid , zoo er geen "draag-
geld" gegeven wordt. Dezen dragers wordt v<56r
de begrafenis steeds een glas bier geschonken.
Zoodra de kist op de baar geplaatst is,
wordt het kleed er over gehangen en nemen
de dragers den last op de schouders, om
er "statig" mede grafwaarts te gaan. De
naastbestaanden volgen hen naar graad der
verwantschap
De oudsle op straat,
Da naaste in graat,
lb70.
en zoo verder, de ovcrigenzooals ditbijzwggende
overeenkomst of regeling geschikt is , "mans
\66t vrouwen" , doch alien paarsgewyze. De
vrouwen gehuld in hare huiken of regen-
kleeden, zooals ze ook om de kist gezeten
hebben. In de kerk is de groeve geopend,
en met behulp van den doodgraver laten
de dragers de kist er in neder. De naast-
bestaanden werpen de eerste schoppen zand
er op, terwrjl de dragers verder die taak
vervolgen. Is de kist voor het oog als ver-
borgen, dan zetten zij de baar over het
graf en ontblooten het hoofd, ten teeken
dat de plegtigheid verrigt is. In dezelfde
orde keert de "ljjkstatie" terug, doch de
dragers gaan nu er achter , terwijl by het
verlaten der kerk het luiden ophoudt. Soms
gebeurt het, dat lijken van eigenaars van
molens of werven door hunne arbeiders ge-
dragen worden, en veelal dat bij hunne
begrafenis alle de knechts het lijk volgen.
Een enkele maal geschiedtdebegraving zonder
klokgelui, hetgeen "bijzetten" genoemd wordt.
In het sterfhuis teruggekeerd , wordt door
den dominee of vermaner — die met hunne
vrouwen steeds bij de begrafenis genoodigd
worden — nog een bemoedigend woord ge-
sproken. Als dit gefiindigd is , zet men zich
om de tafel, waar den mannen tabak en
pijpen aangeboden en eerst thee gedronken
wordt, en waarna men koffij met wit- en
krentenbrood , somtijds koek en gerookt
vleesch opzet. Tot negen of tien ure blijft
men zoo te zamen , en moge ook dit zamen-
zyn niet ontaarden in hetgeen van de
doodmalen, elders gebruikelijk , wel ver-
haald wordt, en moet men het goede niet
miskennen , dat oorspronkelijk in dit "na-
blijven" der betrekkingen en vrienden ge-
legen is, om den treurenden de ledigheid
van het huis niet zoo dadelijk te doen ge-
voelen en hen door deelnemende gesprekken
op te beuren en te sterken , toch geven die
bjjkomende spjjzen en dranken alras eene
andere wending aan de droevige stemming en
worden de gesprekken wel eens van dien
aard , dat het doel der zamenkomst als ver-
geten schijnt, en na het scheiden de ledig-
heid en het "alleen achterblijven" zich te
sterker laten gevoelen.
49
Digitized by VjOOQIC
386
DE OUDE TLTD.
De treurige plegtigheid is alzoo volbragt
Er moet nu echter nog een pligt der dank-
baarheid vervuld worden , eerst aan de buren
voor hunne hulp — het uitstrekken , kisten ,
en dragen , alles wordt afzonderlijk met eene
Tereering in geld beloond — dan aan den lezer ,
wien mede eene gift wordt uitgereikt, en
eindelyk aan de familie en vrienden , wier
belangstelling vergolden wordt door bet ge-
schenk van een krentenbrood of koek , welke
laatste, onder den naara begrafeniskoek be-
kend, door vorm of smaak zich van den
gewonen onderscbeidt. Eene enkele maal
worden er ook begrafenis-penningen uitge-
deeld. Zeer velen hebben by hunne laatste
beschikkingen aan kerken , weeshuizen en
dorp eene som gelds vermaakt, en de ach-
tergeblevenen haasten zich om den wil des
overledenen te voldoen. Zoo verzuimen zy
ook niet om op de zerk, die de groevedekt,
den naam , ouderdom , ja soms het beroep of
kwaliteit van den begravene te doen beite-
len , meest met een zinnebeeld op den naam
of het beroep , hetwelk by velen later als wapen
wordt aangenomen.
Aan uitcrlijke teekenen van rouw ontbreekt
het mede niet. Heeft gedurende den tijd , dat
het lyk boven aarde staat, de molen van
den overledene stil gestaan met het kruis
naar het sterfhnis gekeerd en zijn al de
windborden van de roeden afgenomen, na
de begraving worden die borden wel weder
opgelegd, doch zes woken lang, als wind-
stilte of zondagsrust er toe noopt , wordt de
molen in dezelfde rigting gezet, met "de
roed v66r de borst". Ook de molens der
naastbestaanden "rouwen" in dien tyd ; doch
hier zijn niet alle de borden weggenomen.
De graad van bloedverwantschap bepaalt
het getal, en de molens staan slechts op
den dag der begrafenis stil. Al naar de zwaarte
van het geleden verlies wordt de rouw door de
betrekkingen gedragen; de mannen toonen dien
door een floers om den hoed van smaller of bree-
der vorm en door het zwarte gewaad; de vronwen
door het meerder of minder zwart harer
kleederen. Zoo heeft men den diepen of zwaren
ronw , welke een jaar — den halven of ligten
rouw , welke den overigen tijd gedragen wordt ,
om dan nog door telkens flaauwer schake-
ringen weder in gekleurd over te gaan. Dat
rouwdragen duurt voor de meest treffende
verliezen van ouders of echtgenoot twee voile
jaren , en die lange tyd is wel oorzaak
by vele familien, dat ze zelden geheel "uit
den rouw"-*komen. l
Z66 wordt in de hoofdzaak, by aanzienlyken
zoowel als by geringen , aan de overledenen
"de laatste eer" bewezen; het onderscheid
ligt alleen in de uitvoering. * —
Wij warcn nog druk in gesprek toen de
schout mijn vriend kwam bezoeken. Hij was
mij op dat pas eene welkome verschyning,
want ik herinnerde my nog zijne mededee-
lingen op de bruiloft gedaan , en twijfelde
ook niet , of hij zou mij ook thans weder
eenige byzonderheden kunnen mededeelen ,
die hem uit den aard zyner betrekking beter
dan mijn vriend bekend konden zijn. Ik had
my dan ook niet bedrogen. — Om het zich
gemakkeiyk te maken vroeg hij myn vriend
het vroeger genoemde privilegieboek. u Wat
vroeger in zwang was," zeide hij, "zult ge
hieruit het best kunnen opmerken, want
waarom anders die keuren? Ze leeren ons
ook, dat de mensch in de ernstigste zaken
al spoedig een reden tot weelde vond , en dat
de justitie zoowel in 't droevig als in 't bly , den
verdoolde tcregt moet helpen. Hier heb ik
een keur van 18 Mei 1616:
"Alsooinen dagelijks bevinden dat die klock alhier
van vccl pcrsoneu , over seek ere dooden ofte over-
ledenen, seer enorm ende onijestadigh boven onre-
delickheyt wort geluvt, waeruyt liehtclijck ccn
ongehiek sonde eanseren , 't zy om den klock te
scheiiren ofle andersinte, e^idc oock tot swarc las-
1 Het dragen van de hnik na de begrafenis hield
niet lang stand, ofsehoou bij de doopsgezinden dat
gewaad bij het viercn van het avondniaal tot in
het begin der vorige eenw nog gcbrnikt wenl.
- T)e eerst en werden in de kerk, de anderen op
bet kerkhof begraven onder de groene zodtm ; beidr
betaaldcn kerk- en begrafenisregten naarde klasse
waarin zij zieh aangeven; de armen wenlen voor
rekening van wicn het aangiug ter aarde b««teld.
Toen de graven in de kerken alien partieulicr eigen-
dom ge worden waren, kocht men, als 't noodig
was, eene grafruimte op het kerkhof en Het dcze
met eene zerk dekken. Opmerkelijk is bet, dat de
graven in bet "hekjc" om den prodikstocl , en in
bet midden der kerk , bij velen de voorkeur hadden
Digitized by VjOOQIC
VAN "OVER HET U.'
387
ten van den Toorn ende datter aenkleeft ; omme
wacriune te versien, soo hebben Schout endeSche-
penen, na voorgaende klachte , gckeurt geordonneert
en gestatueert, keuren ordonneere ende statueren
mits deseu : Dat hem niemant sal vervorderen den
voorsz. klock van nu voortaen nieer te liiyen over
Dooden ende andersints, nieer dan met drie Man-
nen oftc oude Pevaonen ende jonge Luyden nae
advenant, telekens op de boeten van tien Stuyvers
by elck persoon te vcrbcuren, ende die bekeuriuge
van die sal ineede gedaeu inogen worden van de
Schoolmeester , die welcke daerinne volkooinelyck
sal ghelooft worden, soowel oft de Schovt sclver
ghedaen hadde." —
"Die schoolmeester is in onze dorpen een
gewichtig persoon ," merkte de schout met
een glimlachje aan. "Behalve dit ambt van
8tille-verklikker is hij ook doodgraver, al
laat hij het werk door anderen doen.
Als zoodanig moet hij zorgen voor het kerk-
hof en de graafgereedschappen , het maken
en ruimen der graven ; verder houdt hy het
begraafboek en ontvangt de regten , die door
hem echter weder aan kerkmeesters , wier
koster hij almede is, verantwoord worden.
Vroeger waren onze graven enkel met stee-
nen bevloerd; in 1619 is echter het leggen
van zerken meer in gebruik gekomen.
"Verder lezen we hier nog: "om by een
kind , dat dood over de aarde staat , niet
langer te blijven waken als tot 's avonts ten
tien are — " ; evenzoo mogten de buren zulks
niet doen by eenig ander ltjk. — Des Zon-
dags mogten gecne graven in de kerk geopend
worden of op het kerkhof "voor en aleer
de tweede predikatie gedaen ende sal wesen."
"Niemant, 't zy jonck of oudt, sal hem
vervorderen eenige Bloemen, palm of ander
kruyt voor Dooden te garen ofte Hoetjes te
maecken , noch eenighe Hoetjes aen te han-
gen". Dit is eene keure van Wormer, die
zeker al zeer oud is , althans van het begin
der zestiende eeuw. Van geene onzer andere
dorpen heb ik eene dergelijke gevonden. Dit
gebruik, ook van elders bekend, moet dus
in deze buurt alleen op dit dorp in zwang
geweest zyn.
"Hier lees ik weer iets over de kisten , en
hoe te Wormer eene keur noodig geacht
werd "dat alle timmerluyden en kistemakers
gehouden sulle wesen de doodtkisten water-
dicht te maken". Zeker werd er de hand
wel eens mede gelicht; en toch laten die
zaken zich goed betalen. Te Wormer had
men eene bepaling, die zeker door den een
of ander voor de gezondheid bezorgde vroed-
schap is genomen. Op boete namelyk werd
verboden dat niemant sijn hoet salmooghen
afhouden, terwyl doode begraven worde".
Hier heeffc men meer eerbied voor een doode
wanneer hier iemand op straat eene lijkstatie
tegenkomt , zal hy steeds het hoofd ontbloo-
ten en wachten tot dat de stoet voorbij is.
Daar is ook nog een andere keur in zwang
geweest, namelijk "dat men geen Doode
onder de hand sullen mogen ter begraven
dragen, 't zij dat de Dooden verdroncken
zyn ofte kraemvrouwen , ofte anders (?) maer
alle op de schoudera gedragen sullen moe-
ten worden. Ook hebben wy en de meeste
andere dorpen keuren, "om op het kerkhof
geen kleeren te bleeken , noch beesten te
laten loopen , kalvers noch Hoenders , varkens
schapen of honden; geen asch, vuyligheyt
of andere materie te smacken ofte brengen."
Verder "sal hem niemant vervorderen op het
kerckhof te loopen rasen, smacken mitstee-
nen , kluyten of andere ontucht te bedryven ,
er te loopen jagen en springen over de gra-
ven en andere rebelligheid , ja klootschieten ,
kolven of kaetsen op dat kerkhof of daar-
omtrent", en dat alles op de boete van 42
kennemer schellingen , de ouders voor haar
kinderen te betalen : de Meester voor haer
knechts, de Vrouwen voor haer meiskens,
die selve aen haer huer sullen mogen korten."
"Van gedenkteekenen in uwe kerken zal
wel geene sprake zyn, denk ik?"
"Och neen? Zulke beroomde niannen heeft
ons dorp niet voortgebracht , al kunt ge op
de zerken een tal van namen lezen van hen ,
wier handel en bedryf eene herinnering waar-
dig waren. Het eenige wat onze kerk aan de
westzijde bezit en waarom het volk ze de
"bullo kerk" heet, is de groote schilderij,
ter vereeuwiging eener droevige gebeurtenis
daar opgehangen. Hebt gy dit nog niet ge-
zien? Niet? Kent gy ook de platen niet,
die men over des Stiers Wreetheydt heeft
uitgegeven? Ook al niet? Misschien is u
dan ook niets van die geheele geschiedenis
Digitized by VjOOQIC
388
DE OUDE TIJD.
bekend. Welnn, hier hebt ge een versje,
wat u in eens op de hoogte brengen zal :
Als men schreef zestien hondert zeven en veertigsict
Is 't Augustus 20 en 9 tot West Sardam geschiedt
Dat een Stier, wreed en boos , niet eens maar uienig-
(malen
Zijn Meester werpt om hoog en doct hem aan vcel
(qualeu.
De Vronw komt om de Man te hclpen in dees nood
En verder zal de beer schout , voor wien zicb
toch alle deuren openen , wel zoo goed zijn
u de schilderij te laten zien."
Mijn tjjd was echter te beperkt omthans
reeds van het vriendeliyk aanbod gebruik te
maken , doch ik recomraandeerde mij voor eene
volgende gelegenheid. Ik bleef ook liever
dien dag met mijn vriend en de zijnen te
De schilderij in de Bullekerk te Zaatidani.
Hij doet haar desgelijks en scheurt haar op de schoot
Waardoor eeu Jonge Zoon zeer schielijk komt te vooren
Lag van de Moer in 't veld vicr vaam door des stiera
(toren ;
Dees Man en zijne Vrouw na zes en dcrtig uuren
Moesten met groote pijn beide de dood bezuuren
En 't ongeboren kind heeft geleefd maanden negcn
Is doen mede gerust; geuieten *s Heeren zegen.
(Naror seller, 1869).
zamen , om eens in ruste te praten over het
verleden. '
1 Hij vermoedde het nict, onze hooggeacht«
vriend Honig, dat dit voor hem de laatste maal
zou zijn, dat hij met zijue vrienden in ruste zou
mogen praten. Onder het zetten toch vau dezc
zijne woorden over begrafenis en rouw, werd hij
Digitized by VjOOQIC
DORDRECHT IN DEN AANVANG DER 17c EN DER 1 9 C EEUW.
389
zelf na een korte ongesteldheid ten grave ge-
bragt en zijnc zoo gelukkige famielie in ronw ge-
dompcld.
Het zoa van groote ondankbaarhcid getuigen ,
zoo we niet een woord van hulde aan de nage-
dachtenis van onzen geachlen medewerker toe-
brachten , die steeds onvermoeid zocht en opspoorde ,
wat voor de geschiedenis van de Zaanlanden , waar
de naam Honig ondcr de meest bekende klinkt,
van eenig bidang kon zijn eu die tevens, niette-
genstaaude zijnc veelvuldige werkzaamhedcn , door
anibts- en verderc betrekk'mgen hem opgelegd , ge-
legenheid wist te vinden, de vruchten van zijn
onderzoek aan andcren mede te declen.
Met wcemoed zien wij den man na, van wien
nog zoo veel verwacht mocht worden.
Zijne nagedachtenis zal steeds in eere blijvcn , bij
allcu , die hem en zijnc werken hebben inogen kennen.
v. D. K.
DORDRECHT IN DEN AANVANG DER 17° EN DER 19- EEUW.
DOOR
Dr. G. D. J. SCHOTEL.
(Vervolg van bladz. 249.)
In den aanvang der XVII eeuw waren
er in Nederland twee steden, waarin de
fraaije kunsten, en by uitnemendheid de
nederduitsche taal en lctterkunde, beoefend
werden , en die te regt , ;t setels der sanggodin-
nen", "tempels der musen", "uytneraendein
const-liefde en constenaren", werden genoerad ;
Amsterdam en Dordrecht, "mededingsters
in handel en scheepvaert , susters ghelyckende
in excellentie van gaven van musyck ende poe-
876." In "poesye, waerin jeughdige bemin-
naers als aen hoogescholen werden geoeffent."
Deze hoogescholen kunnen niet anders dan
de rederjjkkamers H bloeyend Eglentier , de
Bijencorfi de witte Lavenderbloem , te Am-
sterdam, te Dordrecht de Fontein geweest
zyn. Al de groote dichters aan Amstel
en Merwe waren kweekelingen en leden dier
broederschappen. In beide steden hadden de
dichters hunne Maecenaten, en wat Maiden
voor die van Amsterdam was , was Devel-
stein voor die van Dordrecht. Daar vereenig-
den zich des zomers de uitstekendste geesten
van den lande : Vossius , Barlaeus , Anna
Maria van Schurraan , Anna Visscher , gelijk
te Muiden , Vondel , Reael , Sweeling , Duarte ,
Tesselschade , en mogten de van Beverens
als geschiedschrijvers en nederduitsche dich-
ters niet bfl Hooffc vergeleken kunnen wor-
den, zfl overtroflfen hem als staatslieden en
beoefenaars der latjjnsche Mnse.
Vooral bereikte de geestdrift voor muziek
en poezy te Dordrecht haar toppunt , toen Cats
er het pensionarisschap bekleedde. Hier schreef
hij zelve een menigte gedichten , die in zflne
bundels verspreid z\jn, doorweefde hfl den
Schat der gezondheid en ongezondheid van
Beverwyck met zgne zangen. Zelfs poorten,
gestichten en graven gaven er getuigenis
van zflne ervarenheid in het punt- en graf-
dicht. Lydius bragt sommige zijner verzen
in de taal van Latium over en dichtte in
zijnen trant ; Jacob de Witt , de van Nispens ,
Godewyck, en zoo vele anderen, werden in
zyne school gevormd. Doch met zijnvertrek
week de Muse niet uit de grijze vest. Alle
soorten van poezy werden meer of minder
gelukkig beoefend. Reeds gewaagden wij van
de dramadichters. In het puntdicht noemde
men Overstege i4 den tweeden Martiael", Jonck-
tys volgde in het minnedicht Janus Secundus na,
van den Bos beoefende het heldendicht,
Abraham van de Mijle de nederduitsche taal
en dichtkunst beide. Simon van Beaumont,
Jeremias de Decker, later naar de Amstel
vertrokken, Samuel en David van Hoogstra-
ten, Castilleios, Caspar Parduyn, Moesien-
broeck, Johannes van Someren, Marie de
Witt, Jacob de Witt, later Jan de Witt,
voorts Agneta Colvia, Maria Visscher, die
zich na haar huwelyk met Adriaan van
Wesel te Dordrecht had ne^rgezet, tok-
Digitized by VjOOQIC
390
DE OUDE TIJD.
kelden alle de nederduitsche lier. Wij noe-
nien hier slechts enkelen van velon , en dat
er tusschen de dichters even als tusschen
de schilders ecn vriendschappelijke band
bestond, blijkt uit de menigte liedboekjes,
waarin zij onder hun zinnespreuke hunne
luimige dichtstukjes plaatsten , uit de lofver-
zen die zij voor elkanders werken plaatsten ,
en de gedichten waarmede zy elkanders jaar-
dagen , bruiloften enz. versierden , en de a tra-
nen" en "weeklagten" en u droeve zielebeden"
die zij bij elkanders dood en grafnitstortten.
Dat ze na de kwijning en eindelijke ont-
binding der Fontein nog andere vereenigingen
hadden, waarin zij hunne verzen voorla-
zen, besnoeiden en lekten, of zich onder-
ling over de schoone kunst onderhielden ,
is wel waarschijnlijk , docb niet zeker. Ten
minste ontmoetten wij van de talrijke
kunstlievende genootscbappen , die zich aan
het eind der d7 e eeuw schier overal in ons
vaderland vonnden, er niet e'e'n te Dort. Aldaar
begon zich, vooral in het laatste gedeelte
dier eeuw , allengskens een andere rigting te
openbaren. De geestige en luimige zangers
uit den aanvang , de meer statige en deftige
uit de helffc dier eeuw, werden door rijme-
laars vervangen, die hunne theologische
denkbeelden en hunne drooge en verveelende
zedekundige vertoogen en lessen in berijmd
proza go ten en den "goedgunstigen en dicht-
lievenden lezer" voorzetten. In het laatst
der 17 e en het grootst gedeelte der volgende
eeuw , ontmoetten wy zelfs niet e'e'n dichter ,
waardig dien naara te dragen , aan de Merwe ;
doch in het laatste gedeelte er van , begon-
nen Elikink, van den Breugel, Repelaer,
van Steenbergen , Lamme , Joannes en Pieter
van Braam,Bluss£, schoon alle nog genootschap-
pelijke dichters, betere toonen aan te slaan.
t De meesten zongen in den geest van Young
en Herveij , of gaven navolgingen van Gel-
lert. Vooral bragt het verblijf van Hoeufft te
Dordrecht veel toe om de oude zanglust te doen
ontwaken. Het was echter eerst in den aanvang
der 18 e eeuw dat de oude dichteren school
aan de Merwe wederom geopend werd, en
er zich manncn in vonnden, die met de
dichters uit den aanvang der 17 e kon-
den wedyveren. Wij noemen slechts van
Groningen, Kisselius, Schouten, en onder
de dii minores Schull, Bosson, Balen,
de Jager, van der Meer. Nu werd ook
Diversa sed Una gesticht. Openlijke ver-
gaderingen werden gehouden, waarin voor
een talrijke schaar van vrienden en vrien-
dinnen van het schoone en goede, niet al-
leen door de genoemde mannen, maar ook
door andere begaafde Dortenaren, zooals de
advocaat Timmers Verhoeven, wiens elogium op
J. de Decker een welverdienden lof inoogstte
de even geleerde als smaakvolle Huet en
Vockestaert, en van den Brandeler, die
zoowel de nederduitsche als de grieksche,
latynsche en britsche lier bespeelde , de wel-
sprekende kerkredenaren Kist, Wildschut,
vooral B. F. Tydeman, even uitstekend
dichter als geoefend oosterling, J. G. Velt-
raan , die met Kist en Tydeman lang den
presidialen stoel van Diversa bekleedde ,
de geestige en schrandere Schull , en de als
musicus, dichter en mensch hooggeroemde
Antoni Kist, de wakkeren oudbeidkun-
dige en veelzydig gevormde Jan Smits Jr. ,
voorlezingen in poezy en proza , over allerlei
onderwerpen werden gehouden. De roem van
het Genootschap lokte ook vele dichters en
geleerden uit andere oorden des vaderlands
naar Dordrecht , en ook Scheltema , van der
Hoop , Tollens , Gebel droegen er hunne mees-
terstukken voor.
Waren de openbare vergaderingen ingerigt
om het letterlievend publiek aangename en nut-
tige avonden te verschaffen , de bijeenkomsten
der werkende leden verschaften ook een rijke
bron van genot. Daar vereenigden zich des win-
ters op bepaalde tyden de uitstekendste man-
nen , die Dordrecht toen binnen hare muren be-
zat, niet- slechts om gedichten en proza -
stukken te hooren voordragen, maar om er
hun oordeel over uit te spreken , elkander
te oefenen en over alles wat in het rijk van
kunst en wetenschap voorviel te onderhouden.
Met verlangen werd steeds naar die winter-
avonden uitgezien ; zeldzaam verzuimde men ze,
en nooit ging men onvoldaan van elkander. De
uitstekendste. voortbrengselen van poezy en
proza , welk in die jaren te Dordrecht in het
licht verschenen, waren in deze byeenkom-
sten voorgedragen en beoordeeld. Ook de
Digitized by VjOOQIC
DORDRECHT IN DEN AAN V ANG DER 1 7 e EN DER i 9 EEUW.
391
beoefening der physica werd niet ver-
geten, en het genootschap bezat zoowel
een uitstekende verzameling van physische
instrumenten als een goede bibliotheek.
Behalve deze vereeniging waren er toen
te Dordrecht nog anderen. Zoo vonnden
de voortreffeljjke van den Noordaa, \jverig
oudheid- en penningkundige , de meermaal
genoemde en nooit genfreg door mjy gewaar-
deerde Jan Smits Jz. , mijn vader en ik ,
toen proponent, een historisch antiquarisch
kringetje, waarin ons liefhebberij-vak werd
besproken , soms penningen en oudheden , ook
wel teekeningen en prenten bezigtigd wer-
den. Als ik aan deze gezellige bijeenkomsten
denk, dan roep ik nog met Jufvrouw Post
nit:
O, die liebe Abcndstande,
Kostlich, hciTlich sind sic mir.
Behalve deze bestond er nog een derde ver-
eeniging , waarin over letter- en vooral dicht-
knnde werd gehandeld. Hiertoe behoorden
Schull en van der Hoop , die toen aan hnnne
Bijdrctgen tot Boeken- en MenschenkennU ar-
beidden ; Van Groningen , Kisselius en ande-
ren , ook ik , werden van trjd tot tijd uit-
genoodigd aan die bijeenkomsten deel te
nemen.
Wij noemden zoo even J. Smits Jz. Deze
was toen de vraagbaak van Dordrecht in
al wat geschied- en oudheidknnde betrof.
Een zyner vurigste wenschen was met mij
een Beschrgving van Dordrecht in het licht
te geven. Er was te Dord geen sympathie
voor onze onderneraing , en de regeering had
toen niets voor knnsten en wetenschappen
over , gelijk die ten tijde van Gondhoeven ,
Beverwijck, Balen en van Van der Wall.
W\j moesten onzen arbeid staken. Hadden w\j
hem later begonnen, toen een Lotsy of de
Raadt aan 't bewind waren , en de bekwame
Secretaris van den Brandeler aan 't hoofd
van 't Archief stond, wg zouden beter
geslaagd zyn.
Nog e'e'ne opmerking. In de 17 e eeuw
waren er verscheidenen te Dordrecht , die zich
met het vertalen van oude Grieksche of het
schrijven van oorspronkelijke romans bezig
hidden. Wij herinneren slechts aan de
Grieksche Fenua van van Nispen , de overzet-
tingen van van Someren, het Tooneelder Jalou-
syen van Joncktys, de Arcadia en een reeks van
andere romans van van den Bos. Gedurende het
tweede gedeelte dier en de geheele 1 8 e eeuw ver-
scheen er niet e'en , doch in den aanvang
der 19° maakte zich Brnggemans als ver-
taler, en Maarseveen als schrijver van oor-
spronkelflke romans , in den geest van Kist ,
bekend.
En nn meen ik genoegzaam mijne stelling :
dat het Dordrecht in den aanvang der 17e
en der 19 e eeuw den toets der vergelijking
door kan staan, bewezen te hebben.
Hoe het thans aan de Merwe gesteld is,
kan ik niet be^rdeelen. Toch moge ook van
mfln geboortestad nooit kunnen gezegd worden :
'\Sy is van d'oiule deught en eeiivoud gautseli ver-
(vullen,
"H^r hiiysen, borgteu svn met uvtgestreektehallen,
"Men leelt er fier eu Irotseh en wint er werells
(goet ,
"Men smaekt er volop weeM. uien handelt in
( voorspoct,
"Maer laey! de<*glykheyt en oude goede zeen,
"Gansch zv verdwenenzvn , als wolcken naar ik meen.
GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN,
Dooa
D. VAN DER KELLEN Je.
Vervolg van bladz. 333.
Op bladz. 331 is er reeds ter loops ge-
sproken over de schellendracht , eene mode ,
die in Engeland en Frankrgk weinig, doch
in Duitschland grooten opgang maakte. Ook
in ons land schijnt men er nog al mee op
gehad te hebben ; immers op de afbeeldin-
Digitized by VjOOQIC
392
DE OUDE TIJD.
gen der Graven van Holland vindt men die
voor een groot deel met schellen getooid.
Daaruit zou men opmaken , dat die dracht
gedurende den geheelen duur der grafelijke
regeering in de mode was, zoo men niet
wist, dat die raeeste portretten te gelijker
tijd , dat is in net laatst der 15 * of in 't begin
der 16 e eeuw gemaakt zijn en men das daar-
voor de kleeding van zyn tyd, of die men zich
uit zijnejeugd herinneren kon, genomen heeft.
Men droeg klokjes en bellen , nu eens aan
kettingjes aan den gordel hangende , dan weer
had men ze aan een ten hand breeden fluweelen
band , die over den eenen schouder op de andere
henp afhing, op de wyze als de tamboer-
en om te toonen , dat die gekheid aan de
narren behoorde ? Hoe het zij , na dien tijd
is de bel een der attributen van den nar
gebleven.
Ook aan de snavelschoenen hebben we
reeds een enkel woord gewijd. Zij waren in
die tijden welnietiets nieuws ,maar toch, to en
bereikten zij den hoogsten graad van ontwikke-
ling. Vroeger waren reeds ze verboden , schoon
't niet hielp ; of men ook aide straf liet dragen
door den schoen maker, die ze maakte of
door hem die ze droeg , 6f ook al als straf
des Hemcls de bliksem aan een bnrggraaf
en zijne vrouw en anderen de snavels hunner
schoenen afsloeg, zonder hen verder iets te
Kleeding in dc tweedc hclft der lie ecu*-.
majoors die banden dragen ; er waren er ook ,
die met een klokje aan een ketting om den
hals pronkten. Op een uit dien tijd overgebleven
borduurwerk ziet men een ridder, die den onder-
zoom van zijn kleed geheel met bellen heeit
bezet ; een weinig boven den zoom loopt een
tweede rei bellen; om de schouders volgt
een derde rei , terwijl een enkele vrij groote
klok hem aan den gordel op den rag hangt.
Hoe een verstandig mensch aan zulke gek-
heid kwam, de Hemel moge 't weten. Was
het om de narren na te volgen , of wel gingen
de narren, die meestal slimme koppen wa-
ren , ze dragen om de mode te bespotten
deeren, men stoorde zich er niet aan. En
toch , hoe lastig de dracht was , blijkt daar-
uit , dat by meer dan Ce'n gevecht de sol-
daten de punten hunner schoenen afsneden,
om zich gemakkelijker te kunnen bewegen.
En hoe kon het anders, wanneer men aan
zijne voeten schoenen heeft, die wel drie
maal de lengte van den voet hebben ; wan-
neer by het loopen dat overtollige eind nu
eens slap heen en weer fladdert, of, zoo het
zeer stijf opgestopt en omgekruld is, altijd
u een eind voor de voeten vooruitloopt ? als
gij soms genoodzaakt zoudt zyn, door ket-
tingjes die lange einden aan de knieen vast to
Digitized by VjOOQIC
GESCH1EDENIS VAN DE KLEED1NG IN DE VROEGERE TIJDEN.
393
maken ? En nog was dit ongemak nog niet alles ,
maar men droeg daarbij nog bovendien hoaten
onderschoenen , spottender wys stillegangers
genoemd , juist wyl ze door hun geklos vcel
geweld maakten, daar ze blj al hare groote
leagte slechts door een riem , waar men den
voet doorstak en later door een riem, die
over den yoet gekruisd werd, dus vrij los,
aan den voet verbonden zat , en daardoor bij
elken voetstap een klossend geluid maakte.
Aanvankelijk bestonden ze eenvoudig uit een
plat stuk bout; later maakte men ze met
hakken en klossen onder den bal van den
voet, zoodat de snavel, die ook aan ben
raodellen, die de daar zoo bloeijende kunst
aan de nijverheid aanbood. De ververijen
waren ook zeer beroemd door de frischheid en
duurzaamheid van bare kleuren.
De vorsten en de adel maakten een mini
gebruik van al dat moois. Zoo bad Karel
in den slag van Granson niet minder dan
honderd rokken met goud gestikt bq zich.
Ze werden daarin in de verte door de bur-
gery , die bij die weelde zeer goed stond en
hoe langer hoe rijker werd, nagevolgd.
De pracht der kleeding van die dagen
moge de oogen verblind kunnen hebben , veel
smaak in de snede heerschte er echter niet.
Kleeding in de 2e hclft der 15e eeuw,
niet mocht ontbreken, vrij in de lucht stak en die
van den eigenlijken schoen daarop kon rusten.
In de tweede helft der 15 e eeuw was het
voornamelyk het Bourgondische hof, dat in
de mode aan het beschaafd Enropa den toon
aangaf. Zoowel Philips de goede, maar
meer nog zyn zoon Karel de stoute bielden
er bizonder veel van , groote pracht en weelde
in alles , ook in de kleeding tentoontespreiden.
De Nederlanden waren dan ook destijds de
rijkste staten , dank zij hnnnen bandel en
nijverheid. De fijnste, kostbaarste stoffen
werden er vervaardigd naar de schoone
1870.
Bij de galakleeding van de groote heeren
behoorde destyds een wrjde lange overrok,
die van voren toegeknoopt kon worden , ge-
voerd en omzoomd met hermelijn of ander
bontwerk. De monwen waren wijd en som-
tijds twee aan e'e'n arm, waarvan de een
aangetrokken werd, de tweede los van den
schoader naar beneden hing. Daarentegen
droegen anderen weder een wel wjjden doch
korten rok, die nauwelijks een handbreedte
over de heupen of wel tot aan de kniefin
kwam en aan den gordel dichtgehaald werd ,
met mouwen , die behalve van onderen ook aan
de z\jde een lange opening hadden ; beide ope-
60
Digitized by VjOOQIC
394
DE OUDE TIJD.
ningen konden naar verkiezing gebruikt worden.
Bij den langen zoowel als bij den korten overrok
behoorden de schouders hoog opgestopt of
opgepoft te worden , min of meer als de pof-
mouwen die de dames voor een twintig jaren
droegen , om den schouder breeder te toonen.
Bij onze heeren echter was het meer te
doen om den schouder te yerhoogen. 'T was
zeer wansmakelrjk.
Geen edelman droeg in die tijden een
baard, daarentegen lang haar, midden op
het hoofd gescheiden , of \ wel laag op het
voorhoofd bijna op de oogen hangend, en
daar recht afgesneden. De meest gewone
wijze om het hoofd te beschutten was de
vilten of kastoren hoed , vrij hoog , eenigsins
van boven smaller toeloopend en daar afge-
plat. De bekende hoed van Karel was er ook zoo
een , doch van geel flnweel ; in plaats van
het bandje , wat wij om onze hoeden hebben ,
had hij er een kroontje op van groote en kleine
robijnen en saffieren. Verder daarboven nog
3 rijen paarlen , en van voren een groot ver-
siersel van diamanten , robijnen en paarlen ,
waarin een witte en een roode krullende
veder staken. De hoed werd door de Zwitsers
buitgemaakt en met nog een diamant voor
4700 gulden verkocht.
Daar de hofetikette toen begon te ver-
bieden, aan het hof den hoed op het hoofd
to houden , bedachten de ridders er wat op
om hun hoofd voor de koude te beschutten. Ze
droegen namelijk onder hun hoed een muts ,
bijna van den vorm van den hoed en van
een kwast voorzien , doch zonder rand. Die
hidden ze op 't hoofd , terwijl ze den hoed
in de hand hadden of aan een band op den
rug lieten hangen.
De vrouwen droegen nog zooals vroeger
twee kleederen over elkaar. Weinig echter
viel het onderkleed in 't oog; slechts op
de borst en aan de voeten, waar het met
een breeden rijkgestikten zoom versierd was,
kwam het te zien , terwjjldat onderkleed, om
den fraai gepunten schoen niet te bedekken ,
niet al te lang genomen werd. Bovenaan
was het van voren wijd'opengesneden , om het
gemakkelijk te kunnen aantrekken , en 't
werd vervolgens met een gouden of kleurigen
veter dicht geregen.
Aan het bovenkleed, de robe, besteedde
men zeer veel zorg. De bizonder zware stof ,
waaruit het vervaardigd werd , gaf zeer breede
en geknotte plooien. De sleep, soms van
ellen lengte , ontbrak niet , zoodat de dames
een geduchte vracht aan haar kleed hadden
mede \e sleepen, waarom zij zich dan ook
den sleep door pages lieten nadragen. Al-
leen aan een vorstin of die van den hoog-
sten adei was het geoorloofd , dit door vrou-
wen te laten doen; by plechtigheden ge-
schiedde zulks bij de eerste door eene adellijke,
die zelf van hoogen rang was en dan bij zulk eene
gelegenheid haar eigen lang kleed moest
laten sleepen. Hoe ver men het destijds in
de etikette gebracht had, blijkt uit devol-
gende staaltjes. Toen de Dauphin van Frank-
rijk, voor zijnen vader vluchtende aan het
hof van Filips den Goede kwam , vond hij
daar de dames alleen. Toen de Hertogin hem
tegemoet ging, droeg een der hofdames
haren sleep, een ridder of jonker die van
hare schoondochter , de vrouw van Karel den
Stoute. De andere dames droegen de haren
zelf. Bij den Dauphin gekomcn lieten en de
hofdame en de jonker de sleepen vallen tot
eerbetuiging , en toen later de Hertogin met
den Dauphin te zamen gingen , droeg haar
eereridder wel den sleep , maar zij zelf hield
er steeds de hand aan , alsof zij zelf hem
droeg. Zoo ging het een ander maal, toen
zij aan de koningin van Frankrijk hare op-
wachting ging maken. Aan de deur der
kamer van de koningin gekomen, nam
ze den sleep uit de handen van de eerste
hofdame , die hem tot daartoe gedragen had ,
en liet hem, zoodra zij de koningin ont-
waarde, dadelrjk vallen.
Bij de hoogste hoffeesten werd ook de
mantel omgeslagen , over beide schouders en
door een kostbaar lint of band bijeen ge-
houden. De sleep ontbreekt ook daaraan niet ;
de stof is van de duurste, de voering her-
melijn of ander bontwerk , en de mantel met
paarlen en juweelen bezaaid. Voor den man-
telsleep waren soms wel twee dames tot
dragen noodig.
Het zonderlingste van de vrouwenkleeding
bestond in de hoofddeksels. Maakten de
mannen veel werk van hun haar , waren zij er
Digitized by VjOOQIC
GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VEOEGERE TIJDEN.
395
trotsch op lange haren te kunnen toonen,
de vrouwen daarentegen deden al haar best ,
geen enkel haar te laten zien, en wat ze
niet bedekken konden, brandden zij af of
trokken ze uit. In plaats daarvan vergroot-
ten zjj hare hoofddeksels of mutsen (hoe
zNillen wij ze noemen) nitermate, iets wat
het Bourgondische hof van het Fransche
overgenomen had, waar koningin Isabella
het in de mode gebracht had. Van haar
vertelt men , ofschoon *t zeker wat overdre-
ven is, dat de deuren en poorten van het
kasteel van Vincennes vergroot moesten wor-
den, om haar en hare hofdames met hare
geweldige coiffuren te kunnen doen passee-
ren. De vrouwen geleken gehoornde herten,
die den kop neigen als zij in 't bosch gaan.
"Als ze in de kerk gaan," zoo spreekt een
der oudjes, "geven ze er geen acht op, of
men haar 't wijwater aanbiedt, och neen,
zij hebben slechts aandacht voor hare hoorns ,
en bukken zich, opdat die niet zouden af-
breken."
'tis jammer, dat ons niet de namen be-
kend zijn van al die wonderlijke torens en
gebouwen , die de schoone sexe op het hoofd
meetorschte. Eene beschrijving er van te
geven is ook bijna niet te doen : men had
er in den vorm van een suikerbrood , soms
van een el lang, uit welks afgeplatte punt
een lange sluier hing. Om het haar van
het voorhoofd , wat daardoor nog niet bedekt
was , onzichtbaar te maken , was aan of onder
het suikerbrood een breed lint bevestigd,
dat over 't voorhoofd en tot op de schouders
hing. Een ander soort bestond uit een ge-
raamte van koperdraad of karkas , waarover
de een of andere stof gespannen werd. Maar
al 't beschrijven helpt niet veel ; een blik
op het plaatje op bladz. 392 maakt eenige
der vormen duidelijk.
Handschoenen werden aan het Bourgon-
dische hof steeds gedragen. AUeen bij zwa-
ren rouw over vader of echtgenoot liet
men ze gedurende den geheelen rouw ach-
terwege.
Na den val van Karel den Stoute schijnt
er eene geheele modeloosheid geheerscht te
hebben. We zien toch in die jaren allerlei
meest uiteenloopende kleedingen naast el-
kaar ; hier de meest nauwsluitende pak-
ken , daar zware en wijde tot op de voeten
hangende tabberds; de eene vrouw droeg
schouders en boezem bloot tot onder de borsten,
de andere bedekte alles zorgvuldig tot aan
den hals , ja hulde zich het hoofd in
doeken en sluiers, zoodat ter nauwemood
het aangezicht zichtbaar bleef. En 't was niet
alleen zoo in de Nederlanden , maar in de na-
burige landen was het eveneens gestcld.
In de 16 c eeuw echter kwam in alles weder
meer orde , zooals we later zien zullen , en 't
werd tijd ook, want het stond met alles
toen zeer vreemd geschapen, ook met de
zedelijkheid , die toen als 't ware met de
zedeloosheid strijd voerde.
Hoe het met de laatste stond, kan men
daaruit opmaken , dat men zich niet geneerde
b.v. bij intochten van monarchen, die te
doen ontvangen door geheel naakte meisjes.
Zulks geschiedde nog in i 520 bij de intrede
van Karel V te Antwerpen. Albert Durer
was op zyne reis hier te lande daarbjj te-
genwoordig en schrijft daarover op zijne
naive wijze aan zijn vriend Melanchton : "De
overheid van Antwerpen leide bij den intocht
van Karel V allerlei vertooningen op straat
aan, waarbij ook voorkwamen de schoonste
en voornaamste meisjes uit de stad, bijna
geheel naakt , zonder hemd en alleen met een
dun floers bedekt."
De jonge doch ernstige Karel keek daar
niet naar, maar Durer bekent, dat hij er
wel degelijk een oogje op geslagen heeft ,
"omdat hij schilder was", dus voor zijne studie.
Heeft Durer zich niet maar iets wgs la-
ten maken, en waren die dames werke-
lijk van de voornaamste , dan zat er bij die
meisjes niet veel schaamte in , en pleitte het
zeker niet voor hare zedigheid.
Bij het mindere volk bleef de kleeding
over 't algemeen nog by het oude. Altijd
nog de bloese of hemd , met of zonder gor-
del, nauwe of wijde broek, die of over do
kousen hangt, of in de lange kousen ge-
stoken wordt; lange en korte laarzen of
schoenen, lage muts op de kort gesneden
haren , een vilthoed , en de nog altyd geliefde
kap ; op de heupen een groote lederen tasch ,
en het onontbeerlijk mes in koker aan den
Digitized by VjOOQIC
396
DE OUDE TIJD.
gordel. Zoo zag een man uit het volk er des-
tijds uit. En de vrouwen ? Niet ge iecolteerd
als de hoogere standen hebben we ze ons
voor te stellen, maar met vrij nauwslui-
tende kleederen tot aan den hals dichtge-
knoopt of geregen, mouwen niet te wijd en
niet te nauw , wijde rokken , kort genoeg om
de bewegingen der voeten niet te belemme-
in de laatste tijden groote verandering ge-
komen. Terwyl de malienhemden nog altijd
een grooten rol gespeeld hadden, werd in
het midden der 15« eeuw het gebruik van
het plaatijzer meer algemeen. Naarmate het
buskruid en het kanon meer in gebruik k warn en,
verloor het malienhemd veel van zjjne waar-
de . — het plaatharnas beschutte beter tegen
ren , en daarover een wit schort of boezelaar.
Het haar, bij de boerinnen loshangend en
niet lang, werd veelal gestrengeld, en ge-
woonlijk door een dock bedekt, die onder
de kin vastgeknoopt of los nederhing. Over
het algemeen was de kleeding van vrouw en
man meer frisch gekleurd dan vroeger.
Wat de krijgskleeding betreft , daarin was
den schok der kogels. Daarom moet men
zich den ridder uit dien tijd voorstellen ge-
heel in 't ijzer. De afbeelding hierboven ,
voorstellende de wapenrusting van Karel den
Stoute , geeffc daarvan een duidelgk denk-
beeld , terwijl men er tevens uit kan zien ,
hoe men , door verschillende versieringen, ook
daarvan alweder een prachtstuk wist te maken.
Digitized by VjOOQIC
CATALOGUS VAN S&HLDERIJEN .
397
CATALOGUS DER SCHILDERIJEN VAN DIEGO DUARTE, TE AMSTERDAM IN 1682, MET
DE PRIJZEN VAN AANKOOP EN TAXATIE.
In een tjjdschrift aan den "Ouden Tijd"
in Nederland gewijd, wordt natuurlijk z66-
veel over geschiedenis van kunst en kunst-
werken van allerlei aard gesproken , dat
ook die der schilderknnst daarin wel eene
plaats verdient , hoe weinig ze daarin ook tot
nu toe behandeld is. Doch de bescheiden zijn
over het algemeen zeer schaarsch ; het is niet
dan zeer zelden , dat brieven of aanteekeningen
van oude schilders gevonden worden , en alleen
de lotgevallen der eertijds zoo rjjke schilderij-
kabinetten hier te lande hebben bewezen , hoe
veranderlijk de smaak voor, en waarde van
kunst is. Overbekend toch is het , hoe rijk ons
vaderland in de 17 e en 18 e eeuw was aan
de prachtigste schilderstnkken der eerste
meesters uit de Italiaansche , Spaansche ,
Duitsche en Fransche school, hoe in een'
tgd, toen buitenslands alles weinig gewaar-
deerd werd , die overschoone kunst hier een
veilig toevlugtsoord vond, tot ze later door
volslagen gemis aan knnstzin en eenzijdig
patriotismus geheel door Hollandsche kunst
verdrongen en voor luttel gelds naar den
vreerade ging , z66 zeer dat het alleen in de
Galerij van wijlen koning Willem II was,
dat men zich aan buitenlandsche kunst ver-
gasten kon, en daarvan eenige kennis kon
bekomen.
Een voortreffelijke leiddraad nu in die ge-
schiedenis der kunst , van den smaak en der
waardeering van schilderijen , zyn de cata-
logussen met prijzen van vroegere en latere
veilingen , gelijk de heeren Hoet en Ter-
westen dit in de vorige eeuw terecht begrepen
hebben , geiyk hunne Naamlijat in 3 dn.
aantoont, en hunne Fransche en Engelsche
navolgers , nl. : Blanc, in zijn Cabinet de
curiosites, Defer in zyn Catalogue de Ta-
bleaux en J. S m i t h in zijnen voortreffelijken
Catalogue of Pictures, 9 vol., bewezen
hebben. Tot die catalogussen acht ik de
volgende lijst een overwaardig toevoegsel ,
zoowel om het gehalte der beschreven stuk-
ken als om de bygevoegde aanmerkingcn ,
als ook omdat deze lijst nog 2 jaren ouder
is dan de eerste , welke Hoet herdrukt heeft.
De ljjst is afkomstig uit de Joodsche fa-
milie Jessurun Cardozo, en mg eerst voor
korten tijd in handen gekomen. Het zal my
aangenaam zijn zoo deze mededeeling gelijk-
soortige opgaven uitlokt, en tot allerlei op-
merkingen , b. v. over de schilderijen en de
plaats waarzethansberusten, aanleiding geeft.
Fred. Mullen.
Register van de Schilderyen , tegenwoordich
alhier in buys mrj Diego Duarte aen-
gaende tot heden 12^" July 1682.
Van Raphael Vrbino.
No. 1. Een Marienbelt. bestaende in
on9 Lieve Vrouw , St. Anna en Sint Joseph
in 't verschiet , gehandelt van Don Ema-
nuel, Prince van Portugal tegen een dia-
mant rinck , dc (Hainan t rou cost gld. 2000
mit noch een achtkantich safirkcn, daerin
gegravecrt een faustina, en noch een cu-
rieus Robyntic, bcyde in riuc en te sae-
mcn wacrdich mit den oncost van de schil-
dery te laeten herplacken en accomoderen gld. 2200
No. 2. Een visioen van Ezechiel, be-
staende in 5 fignren en 2 (?) engclcn in
de lucht en onder een verschietend lant-
schapken, beteckent dc vicr Evangelisten
gekocht tot Uytrccht in den roep (veiling)
van den ouden Grave van Arondel , die dat
in zijn leven vcul geestimeert heeft cost
Van Andreas Del Sarto.
No. 3. Een Marienbelt, bestacndc in
9cs fignren Maria, St. Anna, Jesus, S.
Jan en twee engelen, tot parys gekocht voor gld. 800
No. 4. Een Maria Magdalena tot aan
de knieen (halve figure^ cost
No. 5. Een S. Jan (halve figure) cost
met oncost van te laten vcrgrootcn(P) en
accomodeeren
Deze schilderij schijnt verkocht te zijn
54
45
50
1 In een tweede lyst staat dat de robyn en safir te
zamen 160 gl. waard waren, — dus kostte het opplakken
en accomodeeren 60 gl.
Digitized by VjOOQIC
398
DE OUDE TIJD.
geworden, volgens de kantteekeuing : "ge-
sonden aen de Vorstin van Nassaw."
No. 6. Een schets of model van 't voorn.
Marienbelt in 't kleyn, maer mot ver-
anderinge in de ordonnantie cost gld. 48
No. 7. Een vrouwe-conterfeytsel on-
volmaeckt „ 9
Van Titiano.
No. 8. Een Maria Magdaleen met een
verschiet gereputeerd voor het eerste
origineel cost gld. 800
No. 9. Een Musieck van dry vrouwen
conterfeytsels en een mans gehouden voor
syn eyghen „ 255
No. 9*. Een mans conterfeytsel van den
vermaarden Bindo Altoni di Ronieyn , cost. „ 80
No. 10. Een Model, daer Ste. Lauwe-
rcys op de rooster gebradcn wort, cost. „ 138
No. 11. Een conterfeytseltien van een
Venetiaens vrouwken curieus gcschildcrt „ 38
half (geschildert van Palma al Vecchio).
Van Georgon da Cas tel-franco.
No 12. Eene St. Jan in de wildcrni8
levensgroottc , komt uyt de collectie
Buckingam cost gld. 60
No. 13. Een Manskonterfeytsel half
lijf met eon rode muts in dehant, seggen
eenen generaal van een leger is geweest.
cost „ 151
No. 14. Een Mans konterfeytsel half
lijf in 't harnas met de hant gehantschoent
op 't harnas cost „ 35
Van franco Parmegiano.
No. 15. Een Marienbelt met 4 figuren
Maria, Jesus, S. Jan, S. Magdalena en
een verschiet cost gld. 102
No. 16. Een Lncresia, halve figure,
hair dootstekend , „ 60
No. 17- Een cleyn Marienbelt, twee
figuerkens „ ?
No. 1 8. Een cleyn Marienbelt met veel
figuerkens, in wit en swart geschildert
eene groote ordonnantie cost „ 54
Van Jacomo Tintoret.
No. 19. Een avoutmael van de 12
Apostelen, gehandelt (getroqueerd) van den
Prins van Portugal tegen gesteent . . cost gld. 1 50
No. 20. Een conterfeytsel van Octavius
da Strada Jacobi filius cost „ 260
Van Lorenzo Bonnon.
No. 21 . Een groot stuck. De geboortc Ve-
nus uyt het schuym der zee met veelc
naeckte figuren. Van den Prins van Por-
tugal gehandelt tegen gesteent weert. . . . gld. 200
Van Palma Vecchio oft den ouden.
No. 22. Ecu Marienbelt en *t kindeken ,
St. Gommer (?) en een Maria Magdalena
vier figuren , cost gld. 100
No. 23. Een conterfeytsel van de ver-
maerde Bella Laura del Petrarcha . . cost „ 103
Schilderijen van differente Italiaensche
meesters.
No. 24. Een groot stuck van een Lu-
cretia met eenen poignairt in de hant
heele figuren van Guido Reno cost gld. 350
No. 25. Eenen Sint Jan aen een fonteyn
halve figuur met een schelpxken in de
hant , van Hannibal Carats „ 55
No. 26. Eenen nootGodts Marienbelt met
twee Engelcn van Luca di Cangeadgo cost „ 50
No. 27. Een St. Joriskcn van Jacomo
Bassan kompt van Nicolas Lanier „ 4S
No. 28. Een Jaght met figurken van
oft naer Jacomo Bassan en met anderen
overgenomen „ 30
No. 29. Een Magdaleen van Paris Bordon „ 24
No. 30. Een Pissend Bacchusken van
Sementa getroqueert weert „ 30
No. 31. Een Stuxken van Druyven en
vruchten van Michael Angelo Caravagio
oft Angelo Cavalier Mahot „ 160
No. 32. Twee stucken Prospectiven van
Biviano costen beyde „ 40
No. 33. Een stack van dry figuren een
Cortisaen Jongman en Coppelaere van een
Italiaensche Meester „ 50
No. 34. Een H. Sebastiacn met Enge-
lcn van oft naer Guarcin d'achento „ 20
No. 35. Een knielend Pristerken oft
levit van Spaniolcttie. cost „ 36
No. 36. Een stuck met veele figurkens
van niinphen in een boscagie daer Perseus
bijkomt om 't Casket te haelen van Carlo
Joscpho Warner „ 1 00
No. 37- Twee conterfeytsels van twee
bedelaer8 man (Pelgrim) en vrou tot Roo-
men geschildert van van Dalen. . . costen „ 60
No. 38. Een marienbelt met het kint
in Italien geschildert van ***... cost „ 24
No. 39. Een Italiaens Marienbelt St.
Joseph en 't kint in een doncker lant-
schap van Teuiers gecocht voor ., 1 50
No. 40. Een groot stuck van de maeltijt
van den vader des huysgesins uit het Evan-
gelio van Joannue Magus, disci pel van
Raphel Urbin en schilder van Carolus V „ 200
No. 41. Ecu groot stuck ecu Goden-
fjest met veele ciraten van Peleus van Ge-
orge Pens, Discipill van Raphel Urbin cost „ 40
Van Antonio More
No- 42. Ecu seer groot autaer stuck,
voor desen gestaen iu ons liu vrouwen
Capel in ons livrouwenkerck . bestaende
Digitized by VjOOQIC
CATALOGUES VAN SCHILDERIJEN.
399
in figuren en een prospectieve van den
Tempel geschildert van den ouden de
Vriesc op swaer panAcl met een swacre
vergulde lijst cost me 400 gld. oncost van
*t selve repareren en in staat te stellen cost gld. 600
No. 43. Een .Conterfeytsel van den
Cardinaal Granvel als i Was hier Eersten
Minister van Staet „ 240
No. 44. Een Conterfeytsel van de ko-
ningin Maria van Engeland , huysvrou van
Philippus secundus Koninck van Spanien „ 48
No. 45.Een Conterfeytsel van Isabella van
Portugal Huisvrouw van Carolus Quintus
dit en het voorss. komen uit bet kabinet
van den Keyser Rudolphi eertyts tot Praag „ 24
No. 46. Een Conterfeytsel van een
Vrouwken van ditto Meester gld. 30
No, 47. Een Cleyn rondeken bet Con-
terfeytsel van bemselven in de figure van
S. Paulns. cost , 12
Van Nederlantsche en andere Schilders
Van Petro Paulo Rubbens.
No. 48. Een groot autaarstuck van dry
figuren wat . meer als levensgrootte van
Maria Josepb en tkint cost gld. 350
No. 49. Een groot schawstuck met tien
figuren genaemt d'ottasie (occasie ?) van
syn beste manicr cost „ 2000
No. 50. Een groot scbawstuck van elff
figuren ecnen dronken Silenus. De vruch-
ten van Snyders , cost „ 1000
No. 51. Een scbawstuk met vecle figuren
bet badt van Diana van bem heel over-
scbildert ' cost „ 190
No. 52. Een stuck op paneelheel curi-
eux genaemt bet stalleken oft verlooren sone „ 1 000
No. 53. Een stnek op paneel den slagb
van de Amasoonen vol werckx van syn
vroege manier. Het lantscbap ofte verschiet
is gebeel van den fluweelen Breugbel . . . „ 100
No. 54. Een conterfeytsel van de In-
fanta van Spanien, de moeder van den
tegbenwoordigen Kayser in Spanie ge-
schildert .' „ 30
No. 55. Het conterfeytsel van een vrouw
met een spiegeltje in de hand, 't lijf en
hant van Joannes Bonchorst alias Lange
Jan • cost „ 15
No. 56. Het conterfeytsel van den Bor-
gemee8ter Rockoede. (?)HLyfen bant van
Lange Jan cost „ 15
No. 57. Twee scbetsen of modellcn,
de eene is den roof van de Sabinen de
andere daer zy de vrede maccken „
1 Dit stuk is blgkens eene kanttcekeninp "versonden
aan de Vorstin van NaBsau.
No. 58. Het conterfeytsel van Koninck
van Vranckryck Louis XIII half lyf van
bem naer *t leven gld.
Van Antonio v. Dyck.
No. 59. Een stuck met veele figuren
kleyn levensgrootte d'historie van d'ont-
dekking van Achilles gld. 100
No. 60. Een groot stuck den Prince
Barbancon gebarnast te peert in een lant-
scbap met synen pagic dragende syncas-
quet — levensgroot „ 1 200
No. 61. Een conterfeytsel van den sel-
ven Prince van hooil tot voet seer fracy
en statclyck geschildert „ 500
No. 62. Een conterfeytsel van Molyn
van Genoa geschildert op de Italiense mode
geclect seer goet „ 180
No. 63. Twee conterfeytsels van En-
gclsche Dames , halff lijff de eene de gra-
vin van Northumberland, de andere van
juff. Oyli (?) my en mon frere aengaende. „ 260
No. 64. Een conterfeytsel van den grave
Don Carlo (?) my en mon frere aengaende „ 50
No. 65. Een conterfeytsel van eenjon-
gen met gekrolt hair tot beneden de
schoudercn „ 60
No* 66. De Konincxkroone en Scbepter
van Engeland met de Gloob van hem naar
d' leven geschildert, en door Lange Jan met
bywerck geappliceert tot een Vanitas cost „ 30
No. 67- Een conterfeytsel van Sir Jan
Mints my en mon frere aengaende, van
hem oil naar hem „ 1 20
No. 68. Een conterfeytsel van de scboone
Hertoginne van Richmond in hair kleet van
Staet, levengrootte van hem oil naer hem „ 40
No. 69. Een vrouwen-contcrfeytsel met
twee handen, sittende in eenen rood flu-
weelen stoel en een roy gordijn seer fray
geschildert gecocht den 6 Oct. 1682 voor „ 134.8
Van den ouden Breugel.
No. 70. Een Boerenbruiloft vol figuren
cost gld. 225
No. 71. Een Boerenkarmis watcrverf
vol figuren „ 255
No. 72. Een Lantscbapken de vlnch-
ting van Egypte „ 280
Van den fluweelen Breugel.
No. 73. Een Paneel van een stuck seer
curieux festons van blommen, vruchten,
gevogelte en gediert vol wercx met een
aerdich verschiet en 14 figueren van Gon-
zalos, Mariabelt Engeltiens en andre, al
over 30 jaer van hem geschildert alles
zeer curieux cost gld. 1200
No. 74. Een seer curieus stuck daer
Volcanus de wapenen van Vranckryck aen
Digitized by VjOOQIC
400
DE OUDE TIJD.
370
250
Venus presenteert vol wercks en een aer-
dich verschiet, de drie figuerken van van
Balcn seer goet cost gld. 360
No. 75. Een offerande van de dry ko-
ningen , vol wercks , seer curienx ge-
schildert cost
No. 76. Een Lantschap met veele figur-
kens y t gesicht van Andelccht my en mon
frere aengaende
No. 77. Een weergade tot het voorsv.
een lantschap en revier en figurkens my
aengaende , ,, 150
No. 78. Een seer curieus lantschapken met
een rivicr, schepen en vol figurkens. cost „
No. 79. Een curieus lantschapken, H
gesicht van H. Bernard op de rivicr
schepen en veel figurkens „
No. 80. Een boscasiken naar 't levcn
seer curieus „ 180
No. 81. Een cleyn landschapken met
figurkens curieus „ 150
No. 82. Noch een cleynder met figurken,
gesicht van Botchart? seer curieus
No. 83. Een stuck van wapenen van
den fluweelen Breughel , de 3 figuren van
La Haye en het lantschapken van Viruli ,
comt samen tc costen
No. 84. Twee copyen lantschapken met
veele figurkens , curieus geschildert. costen
No. 85. Een water met Casteeltien van
Rammekens in 't verschiet , en de 3 eerste
schepen die naar Oost-Indien voeren , eenen
sonnen onderganck
xVo. 86. Een blompot achtcantich stuck
van groote en cleyne blommckcns seer
curieus cost
100
60
60
190
31
Van Geerard Don.
No. 87. Eenen Hermiet knielent voor
een autaerken daer eenen grootcn boeck op-
lcyt met aerdige bywercken seer net en
meesterlyck geschildert cost
No. 88. Een vrouwken met een tros
druyven in de hant met veel bywerck
seer aardich en curieus
500
450
Van Mieris.
No. 89. Een nacht met vier figuren en
een lanterne keers en maenlicht capitaal
en curieus . . gld. 403
No. 90. Een cleynder syn conterfcytsel
tien op sen Italiacns gekleet spelende
op een Luyt „ 170
Van Joannes van der Neer.
No. 91. Een seer curieus stuck van 2
Jongens spelende met een kat en eenen
hont met een aardige architecture en
prospective vol cleyne figurkens .... cost gld. 400
Van Meester Quinten Matsys.
No. 92. Een curieus stuck van twee
groote figuren en veleby wercken genaemt het
icegerken oft Jetvellier heel curieus. cost gld. 800
No 92*. Een Marienbelt met het kin-
deken sittende in een oratoriken, heel
curieus , 200
(verkocht voor 600 gld. aan de vorstin
van Nassau).
No 93 Noch een Marienbelt met het
kindeken wat cleyner maar heel curieus goet „ 300
No. 94. Noch een biddend Magdaleent-
jen met eenich bywerck van ditto mees-
ter oft iemant anders van die manier. . .
30
. 528
400
1000
460
240
Van Wouwermans.
No. 95. Een seer curieus stuck groote
pacrdemert vol wercx en een aardich
verschiet cost gld
No. 96. Noch een pacrdemert wat cleynder
oock vol wercx en verschiet , seer goet. cost „
No. 97. Vijf groote stucken lantschappen
van differente gesichten vol wercx seer
curieus en van een formaat „
No 98. Een wat cleynder vol figurkens
en perdekens die ter jacht gaen heel
curieus cost „
No. 99. Noch ecu diergelycke een
plundering vol wercx ,
(in geld 140 guldens met een stuk van
Wouwermans , daer de boercu tcruooyen
te peert.
No 100. Een lantschap van (Jocquier?)
met figurkens van den fluweelen Breugel
heel goed cost „
No. 101. Een conterfcytsel den graaf
van Southampton levensgrootte op panned „
No. 102. Een conterfcytsel half lijf van
Hans Holbeen van een man met een
swarte muts op, heel curieus van ditto
Holbeen oft wel van Quinten Mattij cost „
Van Rottenhamer.
No. 103 Een stuck vol figuren, daer
de goden en godinncn van de Rivircn op
't drooge sit ten en Phaeton gestagen wort
van den blixcm Het verschiet van Paul
Bril cost gld. 492
No 1 04 . Een Marienbelt met cngelen St.
Catharina en een St. Joseph vol wcrx cost
No. 105. Een Pan en Si ri nga , het bos-
ken van den fluweelen Breughel . . . cost
No. 106. Een racr stuck vol figuren
daer Theseus van Achilous getracteert wort
in een spelonke. De figuren van deClerck
heel curieus ende den gront, verschiet en
alle het bywerck van den fluweelen Bruegel
cost ,, 240
200
120
100
70
62
Digitized by VjOOQIC
CATALOGUS VAN SCHILDERIJEN.
401
Van Brouwer.
No. 107. Ecn> lautschapken het verlo-
ren soontien by de verkens, wat rou
raaar goet cost gld. 90
No. 108. Een kurieus stucxken een Toe-
back dronkerken en andere figuren cost . „ 40
No. 109. Een conterfeytseltien van Mat-
hias de la Hay met een glas wijn in de
hant cost „ 72
Van Joannes de Maubense.
No. 110. Een stucxken van dry con-
terfeytseltiens Henricus Octavus met syn
twee Busters heel curieus, als jonge kin-
deren waeren gld. 80
No. 111. Een conterfeytsel van een man
met de banden te saemen biddende een Eel
parsoon de wapen acbter op H Paneel
geschildert cost „ 81
Van Cornells Poelenbufg.
No. 112. Een ons lievrouwen- hemel-
vaart met veele engeltiens onder een ver-
schiet heel curious cost gld. 200
No. 113. Een lautschapken oft aurora-
ken naar Elshamer maer met veranderingen „ 42
No. 114. Een cleyn lantschapken met
figurken „ 42
No. 115. Een lievrouwen Hemelvaart
vol wercx , grooter als 't eerste maer niet
curieus my en mon frere aengaende, cost „ 50
Van den ouden de He em.
No. 116. Een seer curieusen Blompot ,
Vruchten en andere aardichheden , synde
de vier elementen vol wercx cost gld. 330
No. 117. Een stuck met Vruchten heel
curieus „ 150
No. 118. Een seer groot stuck de his-
toric van Clelia te peert en veele naeste
figuren van langen Jan cost „ 300
Van Veerendael.
No. 119. Een groot e Cartel met festons
van alderhandc blommen zen besten oyt
gcmaect cost gld. 510
No. 120 . Noch een cartel , wat clcynder
vol werck van allerhande blommen oock heel
goet „ 410
No. 121. Een feston van blommen.. „ 41
Van Adam Elshamer.
No. 122. Een St. Laurevskeu in een
lantschapken heel raer en curieus geschil-
dert cost gld. 306
No. 123. Een lantschapken genaemt
het auroraken, dat in print uytgaet.... „ P
No 124 . Een lantschapken seer curieus
genaemt den sonnenonderganck „ P
1870.
Van Parcellas.
No. 125 Een groot stuck een water
met schepen van sijn beste maniere op doeck gld . 240
No. 126 . Een Noortzee met schepen op
bert. (op bordpapier) „ 55
No. 127. Een Spaens Zeeken zeer goet
cost ., 200
Van Paulo Bril.
No. 128. Ecu groot lautschap met ge-
bergte , watervallen en figurkens curieus . gld . 240
No. 129. Een lantschap oft boskasien
met Pan en Seringa van syn beste maniere
cost „ 200
No. 130. Een cleyn lantschapken seer
goet en curieus de figurkens van Elshamer
cost „ 61
Van Joannes Fijt.
No. 131. Een seer groot stuck, een
wilt swynen Jacht menichte van honden 4
vronwe en twee mansfiguren te paerde
met een lantschap maer de figuren van
Tyssens cost gld. 300
No. 132. Een stuck met liggendedoode
beestien* „ ?
No. 133. Een blompot met roosen cost „ 12
Van den ouden en jongen Steenwrjck.
No. 134. Eendoncker kerke met licht
van onder gld . 70
No. 135. Een wit kerckscken curieus
cost „ 36
No . 1 36 . Eenen kcrcker dacr St. Pieter
door den* Engel nyt verlost wort vol werck
van den jongen heel raer „ 100
Van La Hay.
No. 137. Vyf stucken de vyf sinuen,
heele figuren met veel bywercen en
ciraten ciirieus geschildert cost gld. 240
No. 138. Noch vyff stucken de vyff
sinnen figuren half levens met veele by-
wcrcken en curieus „ 100
No. 139. Twee conterfetseltiens een
Joffrouken en keukenmeysken met veele
bywercken curieus .... 45
No. 140. Een stnckxken van Danac den
gulden regen en een out wyff met by-
wercken cost „ 30
No. 141 . Een stnckxken van een Hevder
en Heyderinnen by een fonteyn in een
lantschap „ 30
No. 142. Een stucxken van Bersabcin
*t bat met een out man en moorken en
een verschiet „ 36
No. 143. Een stucxken van een Jof-
frouw haer cledende doende een hondeken
dansen en een meysken dat haer bedde
maeckt en meer wercx „ 36
61
Digitized by VjOOQIC
402
DE OUDE TITO.
Van Boyermans.
No. 144. Een offrande van de heydenen
aen de Apostels met veele figuren en
een verschiet „ 140
No. 145. Een cleynder van Meleager
en Athalante en het lantschap van Spie-
rincx cost „ 30
No. 146. Een geboorte Venus cleyn
stucxken met veele figoren net gcschil-
dert (my vereert , 18
No. 147. Een stucxken van Apollo ver-
volgende Daphne het lantschap van Im-
melraet „ 40
No. 148. Eon cartel van vruchten met
een Marienbelt vol werck gld . 48
No. 149. Een cleynder cartel van
vruchten met een Soluator wit en swert „ 24
No. 150. Een cleyn stucxken van
vruchten cost „ 6
(vereert aan de jonge Princes van Nassau)
Van van Pene.
No . 151. Een stuck van twee bedelaars
spelende met de terlingen met een verschiet gld . 30
No . 152. De wcergade van 3 bcdelaers
spelende met de kacrte met een verschiet „ 36
No. 153. Een Cleyn van een Toeback-
dringster „ 2
No . 154. Een stuck van vogels , beesten
en vruchten tot Parijs geschildert door
Bocl , 52
No 155. Een seer curiens lantschap-
kcn met veele clcyne figurkens en ecu
watcrstroom met scheepkeus naar 'tleven
van Harman Saegtleven cost „ 50
No. 156. Een Italiaens iantschapken
met figurkens van (de) Heusch „ 30
No. 157. Noch een cleynder van ?.. „ 5
No. 158. Een groot Marienbelt van
W. C. Coxcy , 30
No. 159. Een Moorenconinck oft Prins
van Joannes van Eyck , 6
No. 160. Een naeckt vrouken een niu-
sika met musikale instrumentcn van Jan
Hem6en „ 20
No. 161. Een conterfeytsel van eenen
DomHeer met een purpure muts op
't hooft van Schorel „ 20
No. 162. Een stucxken van eenen
St . Jeronimus met een Magdalientjen met
een verschietticn van Schorel „ 6
No. 163. Twee stucxkens antike con-
terfeytseltien van vrov en man met een
verschitticn van Schorel „ 8
No. 164. Een cleyn conterfeytsel tien
van Jan van Kalker syn eygen conter-
feytsel van hem gedaen „ 11
No 165. Een vluchting van Maria met
veel figuren en lantschap en beesten van
(Gonbare?) „ 60
No. 166. Een Marienbelt St. Joseph St.
Catharina in een lantschap . van Wouters. „ 36
No. 167. Een oordeeltien vol wercx van
Jaq. de Backer „ 60
No. 168. Een Hollants Scheepvaart van* „ 85
No. 169. Eenen Droncken Bacchus van
van Dalen „ 12
No. 170. Een Mercurius met een cupi-
doken naer antiek geschildert van dito
van Dalen „ 12
No. 171. Een boerenkermis daer ze dan-
sen met een verschiet vol werex van de
Waal en Malo „
No. 172. Een stucxken 't Vonnis van
Paris van Bisct , het verschiet van Spirincx „ 55
No. 173. Een Lantschap van (VirulsPj cost „ 78
No. 174. Een raer stucxken vol wercx
figurkens van Mostaert „ 300
No. 175. Een lantschap met figurkens
en beesten van Berchem „ 60
No. 176. Een stucxken van een Joffrou-
ken dat op een Claveciugel spelt metby-
werck van Vermeer ,, 150
No. 177. Een lantschap van Artois de
figurkens van Minderhout „ 87
No. 178. Een cleyn Iantschapken van
Genoels „ 10
No. 179. Twee lantschappen van (Fabri?)
naer 't leven geschildert en beydc gestof-
fecrt van Minderhout „ 10
No. 180. Een Marienbelt met veele
figuren en een antiek lantschap van Lucas
van Leyden „ 36
(vereert aan de Vorstin van Nassau).
No. 181. Een offerande van Salomon
aen de afgodt „ 8
No. 182. Een conterfeytsel van de in-
fante Isabella „ 30
No. 183. Een conterfeytsel van Mis-
tres Coddringen „ 24
No. 184. Een Bachusfeest van figuren
van van Balen, het verschiettien vanflu-
wcelen Breugel „ 100
No. 185. Een fimytstuckie en stilstaende
dingen van van den Bronck cost „ 14.8
No. 186. Een Boerenkermis vol figur-
kens , in een lantschap van David Teniers
eertijds geschildert voor den Biscop van
Gent met syn conterfeytseltien daerin als
huysman geclect . . .cost „ 200
No. 187. Een Magdalena keerslicht seer
goet van van Schalcken gemaugelt tegen
een Iantschapken en . . . .gl. toegegeven cost „ 120
Digitized by VjOOQIC
UIT HET 1 MEMORIAEL-BOUCK VAN BURGEMEESTEBEN VAN DELFT. 403
UIT HET 1. MEMORIAEL-BOUCK VAN BURGEMEESTEREN VAN DELFT, LOOPENDE
VAN DEN JARE 1537 TOT 1574.
BOOR
Mr. J. SOUTENDAM.
Ofschoon het beweren volkomen juist is,
dat de inededeeling van dorre uittreksels
nit keurboekeu, memorialen en andere ste-
delijke registers van vroegeren tijd in "de
Oude Tijd 1 * niet te huis behoort en voor het
meerendeel der lezers van dat tjjdschrift
zeer vervelend moet wezen, geloof ik toch,
dat zij , in hun oorspronkelijk gewaad terng
gegeven en met de noodige verklaringen
voorzien, zeer geschikt moeten geacht wor-
den om de onde toestanden in hun ware
gedaante te doen kennen. Immers verliezen
die mededeelingen veel van het eigenaardige ,
dat haar kenmerkt, zoodra men ze in een
modern pak steekt, en indien het gezegde:
"le style, c'est Vhomme" waarheid bevat,
komt het mij voor, dat men met hetzelfde
en misschien meer regt zou mogen aanne-
men, dat de stijl het tijdperk kenschetat,
m. a. w. : dat er een onafscheideljjk verband
bestaat tnsschen de feiten en de wijze,
waarop zij worden voorgesteld. Het bewgs
hiervoor zullen de extracten, in de volgende
bladzijden meegedeeld , den lezer leveren ,
dien het v6or alles om waarheid te doen
is , welke in romans en novellen , die geschicd-
kundig heeten, maar al te vaak en te veel
aan de behoeften van het behandelde onder-
werp wordt opgeofferd, waardoor noodzake-
ljjk scheeve voorstellingen en valsche begrippen
worden geboren en voortgeplant. De onde
taal schrikke dns niemand af; zij behoort
bij de feiten, even goed als de Spaansche
kleeding bij de krachtige gestalten der Ne-
derlanders nit de 16« eeuw.. —
(Fol. XHI ro.) Up huyden den XXVI.
nonembri a . XVc. ende XL, heyt Cornelis
Willemsz. die bnrgemrs. vergadert zijnde in
de bnrgemrs-camer geclaeght, dat tsheren
dienaers np dinxsdache lestleden zeer onma-
nierlick an zyne doeren (deur) clopten, wil-
lende bier getapt hebben inder nachte. —
Ende alzoe zijnre huysvrou den seluen die-
naers antwoirde gheen bier te tappen soe
laet, soe zijn die selue dienaers van daen
gesceyden, sprekende hair zeer violeynicken
(vileinig) toe. Ende zjjn wedergecommen
tsandernachts tswoensdacs ('s woensdags) om-
trent des middernach(t) zeker vjjf tsheren
dienaren, cloppende ende stoetende zeer on-
maenierlick upter doeren, ropende dat zfl
van tskeysers wegen die duere updoen souden.
Ende alsoe zjjnre hnysvrouwen haestelick ter
doeren liep, soe hoerden (hoorde) hjj, aleer
die seine zijn huysvrou ter doere mochte
geraeken, dat die duere up gestoten ofte
geslagen worden van die selue dienaers , die
zeer quaelick ieghens zjjnre huysvrou spraken »
seggende: "ghij bent een mancke hoere ,
alle mane huere , vleijshoere , mit meer dier-
gelflck onbetaemelicken woirders; comende
upter cameren voir zijn bedde ; daer hij naecte
(naakt) leggende was, bij namen Jan vis-
coeper, soghe labbe ende Wouter, ende
hebbende elxs een bloot langhmesse in zijnre
handt, drigende dair mede hem clager ende
sprekende hem zeer quaelicken toe , ropende »
"ghij hebt een huere getrout, toeet ghij
wel wat ghij gedaen hebt" slaende die
voirsz. Wouter hem omme z\jn kynnebacken ,
gaende alzoe entelick, zeer quaet gelaet ma-
kende, van daen. —
Den mi e decembri a . XL heyt die voirsz.
Cornelis den burgemrn geclaeght, dat voir
zynen huyse gewest (geweest) zgn , upt huy-
den omtrent Vm uren, Vranck Moyses (de
verdere namen zijn niet ingevuld) tsheren
dienaers, hem quaelicken toesprekende , dat
hq oner henluyden den burgemrn geclaeght
hadde , seggende dat hfl J t nimmermeer be-
wflsen en sonde ende hem wel verleeren 't
Digitized by VjOOQIC
404
DE OUDE TIJD.
selue meer te doen. Ende naer veel gelijcke
driegende (dreigende) woordens, soe heyt
Vranck Moyses entelick geseyt: "Wij gebie-
den U vrede te houden ende inne te gaen
leg gen ieghens ons vijfuen, van tskeijsers
tcegen, gaende alzoe van daen. —
(Fol. XXVII r°.) Up huyden den VI cn april
a«\ XLm heyt Trijn Ziuerts, huisvrou van
Heyndrick Gerritsz. vander Gou, clachte-
lick den burgemrn. te kennen gegeuen, hoe
dat inder nacht die dienaers, als bij namen
Vrank Moyses ende langhe Pier hair doir
(dear) up geloopen hebben ende hair, leg-
gende bij haer getroude man, Heijndrick
Gerritsz, verdoft (verdoofd), ende nair hem
genomen, ieghens hair wille, speck, vleijs,
tynne (tinnen) vaten ende anders, thoirluy-
der appetite. Ende noch mit hem dair en
tenden genomen tbedde, dekenen, oircus-
sens, dair zij np geleghen hadden, ruckende
tselue bedde vuyt (uit) haer naers. Ende
nair (nadat) bijsonder Vranck Moyses hier
np gehoirt is geweest, soe heyt hij onder
andere woerders (woorden) geleden (beleden),
dat die vrou bij accordt twe jaeren hem luy-
den gegeuen hadde tellick jaer II L. hollts.
in twe terminen, omme alzoe te moghen
bij den voirsz. man (te) blijfuen , twelk die
vrou hoerende (hoorende) heyt tselue bekent
gesciet te zijn omme vexatie te scutten , etc.
Ende nair dat hemluyden gelast was tguet
weder te brenghen totte voirsz. vrou, soe
en heyt dies iegenstaende die vrouwe tguet
niet moeghen (mogen) crighen, dan tselue
guet seluer halende ende betalende die knechts
noch XV. st. —
(Fol XXII v°.) Fjjtgen pietersdr. van
Utrecht ontboden zjjnde ende gestraft van
dat zg dagelixs tapt, sonder consente van-
der earner (nl. van Burgemeesteren) ende
sonder poirtrische (poorteresse , burgeresse)
te zgn ende oick contrarie tverbot hair tan-
deren tjjden bij burgemrn. gedaen , bekende
zedert dien tgt getapt te hebben , beghe-
rende datmen hair tselue vergeuen wilde,
ende dat doir dien mijnheer die scout hair
tselue toegelaten ende geconsenteert heyt
gehadt, die zij ter cause van dien HI. L
heyt te betalen, te weten XV. st. gereet
(contant) betaelt ende die reste pinxsteren
naestcomende ; bekennende oyck dat hair
tselue verboden zijnde, die dienaers hairge.
raden hebben te gaen big die scout, omme
te duen tgundt zij gedaen hebben. — Actum
den lesten april a°. XV C . XLIDI. —
Het bovenvermelde doet ons een blik slaan
op den toestand van het polietiewezen in die
dagen. Zoowel de Schout, plaatsvervanger
of commissaris van den landsheer Karel V,
graaf van Holland , als zijne dienaars maken
van hun magt misbruik , om geld af te per-
sen, en verkrachten de keuren en ordonnan-
tien op het stuk van personen, die "in on-
echte sittende" bevonden worden, ! dreigen
met verboden wapenen, ' gebieden vrede
te houden met verzuim der vereischte formali-
teiten 8 en mishandelen burgers in hun woning.
Wat moet men denken van een Schout »
die tegen betaling van III L , aan een vrouw
toestaat , tegen het uitdrukkeljjk verbod van
Burgemeesteren in , te tappen , terwgl zijn
dienaars haar den weg wijzen, langs welken
het consent en de oogluiking kunnen wor-
den verkregen ? Van correctie of straf tegen
dat verregaand misbruik van gezag uitge-
sproken wordt niets gemeld. Men begrgpt,
dat wanneer schout en dienaars gemeene
zaak maken, de toepassing der bij de keu-
ren vastgestelde straffen achterwege moest
blyven en dat de mishandelde personen zich
te vergeefe over het hun gedane onregt en
geweld beklaagden. "Omme vexatie te schut-
ten" , d. i. : om zich tegen kwelling en over-
last van den kant der geregtsdienaars te
waarborgen , te beschutten , betaalt een vrouw,
die voor een hoer wordt uitgemaakt, jaar-
ljjks II L. bij accoord. Niettegenstaande dat ,
wordt zij in haar huis, op haar bed lig-
gende, mishandeld, bestolen en nadat den
dienaars gelast was het gestolen goed terng
te brengen, geschiedde dit niet; integendeel
moest zq het zelve gaan halen en bovendien
aan de knechts , die het haar thuis bragten ,
nog als fooi 15 st. betalen. Die goede, onde
1 Zic: Keuren en Ordonn. v. Delft, v. d #
aanvang d. 16e eeuw tot 1536; Delft, 1870, gr.
8° bl. 89 en 90 *-).
* Ibid., bl. 64. —
» Ibid., bl. 70 en 71.
Digitized by VjOOQIC
UIT HET 1, MEMORIAEL-BOUCK VAN BURGEMEESTEREN VAN DELFT. 405
tijd ! Waarlijk , op 't punt van veiligheid en
bescherming van personen en eigendommen
liet hjj , hoe veel goeds er in vervlogen eeuwen
ook bestond en tot stand kwam, nog al
wat te wenschen over. De Crimineel-boeken
en Sckepenvonnis8en kunnen daarvan getui-
gen , maar tevens leveren zij ook het be-
wijs, dat alle mogelijke soorten van straffen
en boeten weinig of niets vermogen , zonder
een goede organisatie der politie, wier die-
naren , zoo als boven Week , weleer nit winst-
bejag accordeerden met de overtreders der
keuren, die zij moesten hand haven.
Enkele uitdrukkingen , in bovenstaande
extracten voorkomende , hebben welligt eenige
verklaring noodig. — In de middeleeuwen
en , gelijk nit de klagt van Cornells Willemsz.
blijkt , ook in lateren tjjd , was men gewoon
geheel ongekleed te slapen. Om slechts e*e"n
voorbeeld aan te halen, is het voldoende
hier te wjjzen op het gedicht getiteld Jley-
naert de Fos, waar sprake is van Tibert
den kater, die door een looze streek van
Reynaert in den strik loopt, welken "die
pape" (de pastoor) in zijn schnur gespannen
had. Op het gerucht , dat de venneende dief
gevangen was, liepen alien, die in huis
waren , toe en , gaat de dichter voort : "Selve
die pape ne wilde niet sparen, Qnam uten
bedde moedernaect" . Sparen beteekent hier
dralen, toachten. — De uitdrukking: "zeer
quaet gelaet makende" bednidt : zich zeer
kwaadaardig aanstellende , waarvoor men
ook vindt: hem (zich) z. k. gelaten; van
gelaet -=z uiterlijk voorkomen. — "Thoir-
luyder appetite" kan men 't best verklaren
door naar hun welbehagen, hun believen,
het fr. : selon leur bon plaisir. — Onze voor-
onders, die de dingen bij haar naam plag-
ten te noemen en de zoogen. kiesche om-
schrijvingen meestal niet gebruikten — men
denke o. a. aan vader Cats — spraken
overal hun moeders taal , en Trijn Ziuerts
zeide dan ook rondnit in haar klagt by Bur-
gemeesteren ingediend, dat de dienaarshaar
't bed "vuyt haer naers", d. i. : van onder
haar, hadden weggernkt.
(Fol. XLVm r°.) Is bij die earner, als
scout en scepenen, geconsenteert Cornelis
Aelbrechtsz. , als ontfangher ouer die boeten ,
vallende onder die vroetscappen , te betalen
vuyt die penninghen vande seine boeten ge-
comen , mr. dire pijnsz , scout , vier rijns-
gulden ende XVI. st. , die hij ten achteren
is , als reste van XV. rynsguldens ende nn.
st. , die hjj betaelt heyt den ytaliaen , die
vuyt alderbouenste veynsteren van der nyewe
kercksthoren , bij een coerde needer y upter
aerden gedaelt w, tot voir den huyse van
gerrit dirckz den boer , genaempt die Keyser ,
den XVI. angnsti a*. XLVHI.
Mij dnnkt, dat die italiaansche Blondin
voor zijn waagstuk goed betaald werd , als
men nagaat, dat een latijnsche "scoelma-
gi&ter" (schoolmeester) een jaarlijksch trac-
tement trok van XLII car. gulden, zoo wat
/ 75, — van onze munt. Een rtjnsgulden
bedraagt omtrent 30 st. — Zie hier een
staaltje van de condition, waarop een prae-
ceptor werd aangesteld:
(Fol. XLIX r«.) Florys Outwflnz is ange-
nomen bfl burgemrn. , omme inde groete '
(groote) scole die jongkste kynderen te leren
lesen ende scriuen (schrflven) ende daer zij-
nen gehelen tijde, inder schole zijnde, te
moeten toe scicken (wrjden) ende employeren ,
sonder daer yet anders te moeghen doen off
te handen trecken (ter hand te nemen.) En-
de oyck die ktcere (het koor) in d' een
Kercke te bewaren, sulxs (zoo als) dat be-
hoirt, mits dat burgemrn. hem jairlixs be-
taelen sullen voir zijnen arbeyt XLII. caro-
lusse guldens, daer die stadt toe betalen
sal XXXVI. car. gul. ende die rectoer (rector)
VI. car. guldens. Ende bevindende, dat hij
1 Dc verlenging vau den korten voeaal, thans
door verdubbeling van den klinker geschiedende ,
werd vroeger bewerkt door toevoeging van een e
of i. Het is hier de plaats niet om over ditpunt
uit te weiden; evenwel moet ik, naar aanleiding
van de spelling groete waarschuwen tegen een ver-
kcerdc uitspraak van de letterver binding o«, die
niet altijd een tweeklank vonnt, maar dikwijls
als een dubbele o moet worden beschonwd en uit-
gesproken. Geert Groete zou men nu Groote schrij-
ven; 's mans naam heeft met het znw. groete
(salutatio, salut) niets gemeen. Heir, meir y hair
oir , enz, zijn voorbeelden der verlenging door
toevoeging van de i. De tweeklank oe wordt in
de taal der 16e eenw meestal on geschreven. —
Digitized by VjOOQIC
406
DE OUDE TIJD.
hem zeer wel draghet (gedraagt) in zijnre
officie (bediening) , soe sal men hem noch
een doeghde tsiaers doen van III. ofte VI.
guldens. Actum den XV en decembri a .
XV<\ XLVHI.
Upt huyden den XVQpn decembri a .
XV C . XL VIII heyt cornelis arentz. gelient
(geleend) florys outwjjnz voirsz. een graewen
tabbert (graauwen tabbert), een saertse en-
de een koercleet (een sarge- of sergekleed
en een koorkleed), ten mjwesen van mi-
chael iansz. , burgemr. , ende simon heyn-
dricz. , twelk oick die selue florys alsulcxs
(geheel zoo) vanden voirsz. cornelis beken-
den ontfangen te hebben. — Wat "die kuere
beicaren" beteekent , kan men bjj Bleysw. ,
Besch. v. Delft vinden. De latijnsche school-
meesters waren gehouden met hunne leerlin-
gen in het koor mee te zingen, in vereeni-
ging met het koorpersoneel der kerk, dat
door de "Sangmeesters" of "seven-ghetijde-
meesters" werd gedirigeerd ; zq toch waren ,
zooals Bleysw. schrqft, "als Heeren en Mees-
teren over dese Chore en Musicale Bende
ghestelt." — De uitdrukking: u iemand een
doeghde doen" beteekent, wat men thans een
gratificatie of douceur geven pleegt te noe-
men. Men hoort nog wel eens zeggen : "het
doet mjj deugd" voor: het verheugt mij,
het doet my goed. Deugd wordt bij Kiliaen
overgezet met beneficium, weldaad. Om van
meer voorbeelden niet te gewagen, haal ik
hier alleen Vondel aan, die in zijn Gijsbr.
v. Jemst. , bedr. I. 2 , zegt :
"Gij hebt de stadt en mij geen kleinen dienst gedaen ;
Een deught, die nimmer zaluitmijn gedachtengaen."
(Fol. LVI vo.) Up huyden ten daghe com-
pareerden inde burgemrncamer bynnen der
stede van delf, pouwels claesz. pannebac-
ker ende belie heyndricsdr. , zijne huysvrouwe ,
voir burgemrn. ende enighe hoeftmans (hoofd-
mans) vander geselscappe vande clovenierders ,
die tot des selfs comparants versoke (verzoek)
vergadert waeren. Ende verclairden die selue
comparanten , hoe dat thonis pouwelsz. hoirl.
(hunluider) zoon, oudt wesende ontrent VI.
jaeren , geweest was den XJLUl. Septemb.
lestleden inde clovenierders doelen, aldair
die scutters scietende waeren die papegaye,
omme hooghe upgerecht (op een staak ge-
plaatst). End 3 alsoe Jan Jansz. potter , mede
scietende als scuttere nae die selue pape-
gaye , hoirl. voirsz. zoene (zoon) bij onno-
telheyt (zonder boos opzet) ende ongevalle
doireoeten (doorschoten) is geweest. Twelck
sy seyden langhen tijde ter harten getrocken
(genomen) hebbende, niet en hebben connen
verge ven. Soe hebben sy noch tans , nu hem
beraden hebbende mit God almachtich ende
guede (goede) menschen, voir ons verclaert,
vervangende alien hoeren (hunne) kynderen,
vriendens ende maghen, dat sg vergeven
vuytter harten (van harte) ende om goodts
willen den voirsz. Jan Jansz. alle tgundt
die selue daer enichersins an misdaen ofte
misbruyct (verkeerd gehandeld) sonde moghen
hebben; belovende tselve den voirsz. Jan
Potter ofte zijnen kynderen tot ghenen tij-
den (nimmer) achter te houden (na te hou-
den), te verwiten ofte hem van dien te be-
claghen (deswegens aan te klagen) in eny-
gher manieren. Aldus gesciet den X en
Octobri a°. XV C , LI, mijn Iegenwoirdich
(nl. de secretaris), ter presentie van vranck
van der meer pietersz. , heyndric Jansz. en
adriaan claesz. burgemrn, cornelis aelbrechtsz.,
pieter pietersz. , mr. willem tielmansz. , cor-
nelis michielsz. , huyg die groot ende simon
heyndricz. , hoeftmans. —
De manslag, in 't bovenstaand extract
meegedeeld, was door onvoorzigtigheid be-
dreven, en den dader, volgens het oude
strafregt, niet tocrekenbaar , m. a. w. hij
was "exeusabel" De tusschen de magen van
weerszijden ontstane veete werd , nu zfl "mit
vrientscappen" verzoend waren, opgeheven
en was voor altijd nit de wereld Het is
hier de plaats niet om over de regtspleging ,
die bij het treffen van den zoen plaats had ,
te handelen; in de Nederd. regtsoudh.
van Noordewier en in andere werken, als
in de Besch. r. Brielle door v. Alkemade
en v. d. Schelling, is dit onderwerp uiteen-
gezet, dat een voornaam punt van het
oud-Holl.- en municipaal- of gemeentelgk
regt uitmaakt. Ik meen echter den lexer
geen ondienst te doen met de mededeeling
Digitized by VjOOQIC
UIT HET i* MEMORIAEL-BOUCK VAN BURGEMEESTEREN VAN DELFT. 407
van het volgende, getrokken nit het werk
van Joost de Damhouder, "Doctor in beyde
de Rechten, ende Raedt Ordinaris van de
Keyserlycke Majesteit Xarel de V e ," die
in zijn Practycke in Griminele saecken , bl.
126 v. het volgende meedeelt: "Item, wor-
den gheexcuseert van doodt-slaghe , alle de
gheene die doodt-slagh committeeren (begaan) ,
niet uyt quaden wille oft meynighe , maer
onnooselijck (in het extract: by onnoselheyt)
by eenigh accident , ende by onghevoile. —
Ende daerom en wordt sulck mischievelycke
(tyj ongeval) ende casueele (toevallige) doodt-
slagh, den facteur (dader), alwaer hy Prie-
ster, niet gheimputeert (toegerekend) tot
eenigh irregulariteit (onregelmatigheid in
zyn gedrag), ghelyck den text verhaelt van
een Priester, die te paerde rijdende (om
appetyt te krijghen) dat seer wilt was ende
den breydel (teugel) brack, waer by hy *t
dan niet regeeren en koste (konde), maer
het ontdroegh hem (het ging met hem door) ,
soodat het een kindt doode in sijns Moe-
ders arm; om welck faict (feit) den Prie-
ster niet irregulier en was, want hy gheen
onbehoorlijcke faict en dede met ryden , en-
de het dooden van den kinde was misval
(ongeval, ongeluk) zonder schalt. Een ander
exempel verhaelt den text van twee Klerc-
ken , ' daer d' een den anderen in d' aerde
(op den grond), by spel en worstelinghe ,
werpt; ende daer den valder, by ongelucke,
in sjjn handt hadde een mesken (mesje),
daer den werper in viel, hem soo quetste,
dat hy daer van sterf j in welcke meschief
(ongeval) den onderleggher , met den messe
niet culpable (schuldig) en was. Maer is in
dit casueel meschief te noteeren, dat nie-
mandt daer by geSxcuseert en wordt, dan
die 't doet onversinnelyck (uit onvoorzigtig-
heid) , sonder intentie (boos opzet) , meyninghe
oft wille, ende oock in sulcke wercken (be-
dryf, handelingen) , die synen persoon ghe-
oorlooft ende beqoaem (overeenkomstig) zijn ,
ende dat met alder diligentie (naarstigheid)
1 Een JclercTe is een geestelijke. Zij droegen een
"cruyn" of ook geen , maar altijd klerckelicke t
d. i. geestelijke kieeding. Tegenover hen stonden
de leeken.
om het pcrijckel te beletten. — " 2 De clovenier-
dertdoelen was de plaats, waar de schutters
die de coluvre bij hnnne oefeningen en uit-
spanningen gebruikten, bij elkaSr kwamen.
Volgens Bleysw. , bl. 562 , was de bena-
ming coluvre afkomstig van "een Frans
woord, beduydende sooveel als een Basse
ofte Roer, gelyck 't selfde in die beteeke-
ningh in d' Oude Chronjjck van Hollandt
dickwils gelesen word." Hetgeen hij verder
over de Schutterijen en Doelens meedeelt
is zeer lezenswaardig. Zie hem van bl.
557 — 572 zyner Beschrijv. —
Het le Memoriaelbouck van Burgemrn.
bevat vele ordonnantien van betaling ,
door den stads-tresorier te voldoen, betref-
fende zeer verschillende en curieuse onder-
werpen, waarvan ik er cenige wil meedeelen.
(Fol. LX v°.) Heer,tresorier pieter vranckz. ,
burgemrn ordonneren u te leveren in han-
den van cornelis dircz. beest ende arent wil-
lemsz. , attelgerymgrs (artilleriemeesters) ,
LUn car. guld. , omme daennede inden toe-
comenden ommeganck te vervallen (te be-
stryden) die costen, die alsdan vallen sullen
van bier , broot, hammen ende anders voir
den person en, die ommegaen sullen en van
pyperen (pijpers) ende trommelaers , naer
ouder gewoenten (gewoonte), mits gehouden
te zyn guede rekeninghe daer van te doen.
Actum den H en Juny a". XVc ende LII.
(Fol. LXIX vo.) Heer tresorier, enz. bur-
gemrn ordonneren uw te leveren in handen
van die attelgeriemgrs dezer stede L H. van
XL gr. tpont, omme mede te vervallen die
« By gelegenheid dat de Damhouder spreekt
van de ontoerekenbaarheid van jonge kinderen,
laat hij deze klagt hooren: "Ende seecker, wy be-
vindcn, dat de kinderen van onsen teghenwoordi-
ghen tijde, snooder ende veel argher (slimmer,
boosaardiger) zijn, dan de kinderen van voorleden
tijden waren, (Godt betert!)" Men ziet, dat het
gezegde : "II n'y a plus d'enfants !" voor ruim
drie eeuwen even waar meet geweest zijn, als in
onzen tyd van vooruitgang en ontwikkeling , nu
de jeagdige hersenen, eer zij gesloten zyn, ten
koste van het teere ligchaam, worden gepijnigd
en opgevuld met begrippen, die de kinderlijkc on-
bevangenhcid in "snoodheyt" doen verkeeren. — •
Digitized by VjOOQIC
408
DE OUDE TIJD.
costen van den aenstaenden ommeganck, be-
roerende die spys ende drank, die men in
den doelen behouen (behoeven) sal voor tge-
meen geseUcap (d. i. : voor al de leden der
schutterij), trommels lager 8 , sluyerdoeh voir
die beveeUluydens (bevelhebbers , hoplieden) ,
ende diergelflck , mits gehouden te zfln , enz.
Actum den X- n Junij a . XVc LIII.
De "omweganck", waarvan in bovenstaande
ordonnantifin sprake is, was de vroeger zoo
vermaarde groote processie of Delfsche Om-
megangh , die jaarljjks op den eersten zon-
dag na St. Olof of Odulphus plaats had.
Bleysw. schrijft daarvan o. a. het volgende:
"En het schijnt, dat de Burger-wagt ofte
Schutterifin van ouds met haer antjjks-geweer
dese Processie ofte Ommegang mede hebben
gevolgt (geljjck in diergelijckc gelegentheyt
hedendaegs [nl. in 4667] t'Antwerpen en op
andere plaetsen na de moderne wijse ge-
schiet); of dat dese monstering van geweer
en wapen-handeling in desselfs plaetse op
de Jaer-marcten is gemtroduceert (ingevoerd) ;
want ick dese actie van de Schutterie ver-
scheyde mael en selfs in haer Ordonnantie
met de naem van Ommegang gementioneert
(vermeld) vinde". — Na de Keformatie bleef
de oude benaming van Ommegang behonden ,
maar gaf toen niets anders te kennen dan
hetgeen Bleysw. een "monstering van geweer
en wapen-handeling" noemt. Wij zonden het
nu groote inspectie en parade van de schut-
terij knnnen heeten, die tegenwoordig nog
door een wandeling langs de voornaamste
straten der stad gevolgd wordt. De Schut-
terij werd na den afloop der plegtighcid, in
den Stads Doelen op bier, brood en ham ont-
haald, waarbij de tamboers en pijpers niet
werden vergeten. Met "sluyerdoeck" wordt
bedoeld de stoffage , benoodigd voor de slnyers
of sjerpen (6charpes) der hoplieden ; de kos-
ten daarvan werden door de stad betaald,
die den "beveehluydem" van tijd tot tijd
nieuwe singers, bij wflze van gratuileyt,
zoo als men vroeger een cadeau noemde,
vereerde.
Pol. LXXIII vo. komen drie ordonnantifin
voor, die op 'tzelfde onderwerp slaan, nl.
het verbigf in October 1553 van den bu-
schop van Ebron, suffragaan van "mgn
beer die bisscop van Utrecht" , in de "grjjze
Govaertsstad" , zoo als Delft in dichterlijke
bewoordingen dikwijls wordt omschreven ; de
historie moet er echter protest tegen aan-
teekenen. De reden waarom heb ik vroeger
reeds vermeld. Zie hier de ordonnantifin zelve:
Heer tresorier enz. , bnrgemrn deser stede
ordonneren n te leveren in hoeren (hunne)
handen XXV L van XL groot tpont , omme
dieselve voorts bij (door) hen vuytgereyckt
(overhandigd) te worden mijn heer die sof-
fragaen van Utrecht, tot een gratuytee,
van dat hij bynnen deser Stede zekere da-
ghen gevaceert heyt (zich onledig gehouden
heeft) mit a" administreren tsaer amentum
confirmacionh (het sacrament van 't vorm-
sel), enz. Zijn hem dese voirsz. penninghen
ten voirsz. daghen toegeleyt bij rayn heeren
van de Wet , collegialiter (gezamentlyk) ver-
gadert z|jnde, enz., omme te betalen die
soffragaen XX L. , die eappellaen HI L. ,
ende die twe dienaers H L. , van zijnre
voirsz. vacatifin (zittingen). Ende sullen (nl.
myn heeren vande Wet) daer en tenden (daarna)
afdoen alle tgundt hij in zinte Aeghten ver-
teert heyt, den tyt voirsz. dat hij totter
confirmacie gevaceert heeft, ende daer en
tenden oick van alle den tijt, dat hg in
beyde die Kercken (de Oude en de Nieuwe
Kerk) XIII. daghen gevaceert heyt int con-
sacrertn (wijden) [van] die outaers , etc. —
De kosten van wyn en anderains in 't con-
vent van St. Aagten gedaan, beliepen L H.
XHn st. , van XL groot vlaems tpondt , en
aan mr. Joost heyndricz. werd VIII L. ver-
goed "vande costen, tzgnen huyse gedaen
bij mqn heer die bisscob van ebron , soffra-
gaen van mijn heer die bisscob van Utrecht ,
mit zijnre familie (gevolg) , ten tijt van drie
dagen, doen (toen) hij inde nyeice Kerch
vormende was."
De suffragaan , van het lat. suffraganeus ,
ook wijbi88chop geheeten, was de vicaris
of plaatsvervanger van den aartsbisschop of
metropolitaan van Utrecht en stond dezen
in zijn bediening ter zijde, voornameljjk bg
het wgden van bisschoppen, dat de aarts-
bisschop alleen niet doen mogt. — Over het
klooster van St. Aagten heb ik bfl een
Digitized by VjOOQIC
UIT HET l e MEMORIAEL-BOUCK VAN BURGEMEESTEREN VAN DELFT. 409
vorige gelegenheid reeds gehandeld, als de
plaats, waar de htooge geestelyke en wereld-
lijke Heeren op stads kosten plagten ont-
haald te worden ' . Het re/cctorium of reefter,
waar de kloosterzusters hare dagelyksche
maaltijden hidden , bood een uitstekende ge-
legenheid aan om, gelijk men toen sprak,
"te coste te gaari\
Behalve Delflandsche boter, Delfsche
knapkoek , gerookte schapen- of lamsbout-
je8 , hengstpaarden enz. gaven Burgemeesters
nog andere cadeaux of "gratuytees" aan ver-
schillende "goede Heeren" , die men ver-
s to nd, dat aan de stad in deze of gene
"affaire" goede diensten zouden kunnen en
willen bewyzen. In myne Mededeelingen uit
het archie/ der stad Delft, bl. 132 vv. ,
teekende ik er eenige op. Fol. Li 111 v°. van
het l c Memoriael lees ik nog iets derge-
lijks : Heer tresorier , enz. , burgemrn ordon-
neren uw te betalen cornelis arentz V L.
XII st. , van XL gr. tpondt , die hy verleyt
heyt (verschoten heeft) van XII scapen casen ,
die onlanis geleden tot Brusele gesconcken
ztjn eenighe guede heeren aldaer, enz. Den
XXVIII™ novembri a . XV<*. LHI. — In
1556 nam de secretaris, in plaats van mr.
cornelis , op zich , "op zynen bequaemen tij-
de" (tegen den behoorlyken tyd) te bezorgen
eenige "schapen billekens, hammen, roeck-
vleys (rookvleesch) ende tonghen (ossetongen)
zoe men die best sal moeghen becoramen,
omme mit die zelfde te gratificeren enighe
heeren. " Dergelyke "kleine attenties" namen
Burgemeesters te baat, om zich "vrunden"
(vrienden) uit den onregtvaardigen Mammon
te verwerven, die de belangen der stad,
vooral bij de "veelheyt van processen,"
zouden behartigen en voor de "goede expe-
» In Maart 1554 werd de Stads-tresorier gelast
aan den prior van St. Aagten, van XXVII I
maaltijden, beloopende LXII car. guld. IV st.,
en van wijn XX car. guld. XV I II st. te betalen;
de knecht van den prior kreeg XII st. voor fooi.
Die tcerkosten werden gemaakt door "mijn heeren
Numan ende Hanneman" , Commissarissen van
*s Keizers wege gezonden, om de stads-rekening
van het vorige jaar na te zien.
16 70.
ditie van de justitie" (d. i. : voor een be-
slissing ten voordeele der stad) veel zouden
kunnen uitwerken. De Delfsche magistraat
begreep zeer goed — wy kennen het ver-
schijnsel ook , maar passen het geneesmiddel ,
omdat het onzedelijk is, immers nooit raeer
toe? — dat "praatjes geen gaatjes vullen,"
"que les petits cadeaux entretiennent raraitie"'
en — "que le ventre gouverne lo monde."
En z66 zal het wel blyvcn. —
In dezen tyd van oorlog en geruchten van
oorlog, waarin achterladers en mitrail-
leuses een hoofdrol spelen , komt het my niet
ongepast voor het volgende uittreksel mee
te deelen, dat een opsomming bevat van
verschillende soorten van geschut , door Bur-
gemeesters van Delft aan den graaf van
Bossu, Stadhouder van Holland, gezonden,
in het najoar vau 1569.
(Fol. CLXXXVII v°.) Up huyden den
XI en Octobris a°. XV C . LXIX syn bij mijn
heeren den burghemrn. deser stede aen den
persoon van myn heer den grave van Boussu ,
stadthouder van hollandt , by Willem pietersz.
van Wormer ende symon claesz. van amster-
dam , beyde schippers ende damloopers (d. i.
die met hun schepen den Leidschen dam
konden passeren), ghesonden ende bestelt
(bezorgd) dese naevolgende partyen van ge-
schut, te weten: XII falquenetten ende
kleyne serpentynen , hebbende allegaderhet
delfsche wapen, wesende die selve gheteyc-
kent, het l ,r stuck aldus V; noch een stuck
met du8danighe II kerfkens (kerfjes); noch
een stuck met dusdanighe I kerf ken; noch
een stuck met tghetal XI; noch een stuck
met tghetal XVI ; noch een stuck met XIII ;
noch een stuck met XII ; noch III stucken
met het getal 1550; ende noch II stucken
zonder ghetal. Ende tot elcken van de voirsz.
stucken ghedaen (gevoegd) twe earner en ,
op haer ghetal ende teycken (d. i. : die bij
elk stuk behoorden.) Item noch vier langhe
veltstucken met loofxoerck y te samen heb-
bende het delfsche wapen, ghemaeckt by
(door) Johannes Tolhuys, spnder laeden.
Item noch ses ysere bassen , met twe cleyne
bassen met haer ysere comers, ende noch
52
Digitized by VjOOQIC
410
DE OUDE TIJD.
mi grote vellstucken ghenaemt (met den
naam er op van) hans poppenreyder , elex
met zijn teycken , te weten , d' een van St.
J oris, die H St. Huybrecht, die IIP St.
Sebastiaen ende het HIP St. Cristofel;
maeckende te zamen XXVIH stucken ghe-
schuts, al te samen bij Karel van Bcntynck
(als daertoe bij synder Excell^. gecommit-
teert) volghende sijnre visitatie ghefiligeert
ende begeert (d. i: na een door hem ge-
daan onderzoek uitgekozen en verlangd);
met noch tot elcke stucke gheschuts XXV
ysere cloten (kogels), makende VII C cloten.
Hebben oick mede ter selver tijdt aenden
voorn. (voornoemden) Grave van Boussu ghe-
sonden nil grote ysere quartierslang ende
XX ysere bassen, te samen gheteyckent
V. D. , toecomende (behoorende aan) de vis-
scherjje (d. i. : de haringvisschery van Delft ,
die te Delfshaven gevestigd was), ende tot
elcken stucke gheschuts II ysere cameren ,
mede gheteyckent als voren ende tot elcke
stuck gheschuts een dozyn ysere cloten. —
De benamingen van "falquenetten" cfeine
serpentijnen" en "quartier slangs" zijn ont-
leend aan het dierenrqk , nl. aan den valk
en de slang. Men vindt ook gewag gemaakt
van kanonnen, die basiliscus , nachtegaal,
valkhaan en coluvrtjn (van couleuvre , adder)
werden genoemd. Het zou mij te ver leiden
hier een beschrijving van het kaliber enz.
dier verschillende stukken mee te deelen. In
het Militair woordenboek van Landolt, Leid.
1 861 , 8 * en in de geschiedenis d. Nederl. ar til-
ler ie van Kuipers, Nijm. 1870, 8' wordt
over dit punt breedvoerig gehandeld. —
Door "earner" wordt aangeduid dat gedeelte
der ziel van een vuurmond, dat bestemd is
om de lading te bevatten. Bij deoudeartil-
lerie was een earner een ijzeren cylinder,
waarin de lading werd gedaan , en die daarna
in de kulas van het stuk werd geplaatst. Zij ,
die in 1863 en 1869 de tentoonstellingen
van oud- en merkwaardigheden en van wa-
penen , te Delft en Amsterdam gehouden ,
hebben bezocht, znllen zich misschien den
serpentijn herinneren, die daar op zijn af-
fuit — men noemde dit oudtyds lade , ge-
lgk nu nog de schaft der handvuurwapens
heet — en met zyn van een handvat voor-
ziene, losse earner stond te prijken. — Het
"looftcerck" werd bij het gieten van 'tstuk
daarop aangebragt ; in musea van artillerie ,
o. a. in dat te Kopenhagen, vindt men
prachtige proeven van kanongieterskunst ;
het behoorde tot de poezie van den krijg. - -
"Bassen" , zoo genoemd naar het geluid dat
wij gewoonlgk blaffen heeten , ' waren kleine
stukken, die nog voortleven in de draai-
bassen der kanonneerbooten. — De kanon-
gieter Johannes of Jan Tolhuys is bekend,
al was het maar uit het Boek der opschrif-
ten, bl. 255 vv. Wie Hans Poppenreyder
was, is mij niet gebleken. Natuurlgk goot
hij de vier groote veldstukken , die in het
uittreksel worden genoemd. Zij waren ver-
moedelijk op kosten van de gilden, wier
teeken of merk zij droegen , vervaardigd , en
gelijk Bleysw. bl. 637 v. verhaalt van een
stuk genaamd de Kuiper van Delft (Zie
Boek d. opschr. , bl. 257) , dat aan 't kui-
persgilde toebehoorde, zoo zullen de veld-
stukken respectivelyk aan de broederschappen
van de schutters, van de bakkers (St. Obrecht),
van die van de handboog en van de zakke-
en bierdragers hebben toebehoord of althans
uit de kas van elk der genoemde gilden
bekostigd zgn geworden. —
1 De geleerde Lipsius zegt in zijn Woordenb.
dat bassa (basse) beteekent catulus (een jonge
hond) en dat het wordt afgeleid van latrare, dat
bassen of blaffen beduidt. Dus : iets dat een bag-
send geluid maakt. Vgl. het woord baf, dat kleine
kinderen gebruiken om een hond aan te dniden.
A
Digitized by VjOOQIC
REGISTER.
Aanteekemng, 309.
Abdij van Bern, 33.
u n Ondwijk, 367.
Abtatede, 335.
Admiraalzeilcn, 92.
Advertentien, 199.
Afhoavren der vnist, 4.
Afzetten, (Been-) 103.
Alkmaar, (Weeshuis te) 39.
Arrestatie, 5.
Augustijnen, 35.
Avondmaalsbeker, 67.
Baars, 52, 144.
Baker, 209, 264.
Bathinge, 65.
Bavo Lepinus, 44.
Bedelary, 82.
Bedevaarten, 5.
Bedilles, 254.
Bedslede, 98.
Beer, (Dansende) 272.
Behangsels, 98.
Begraven, (Levend) 4.
Belasting, 199, 240.
Belegeringsvertooning , 60.
Berdaxen, 299.
Bern, (Abdij van) 33.
Beul , 7.
• sloon, 7. 186.
Beunazen, 29.
Bcurs, (Amsterdam ache) 129.
Beurtvecr, 50.
Bezigheden eens pronkers, 39.
Bewcegmiddel , (Nieuw) 63.
Bczoldiging, 361.
Bier, 352.
a buyzen, 302.
Bisschop, (Kabinet van) 132.
Blauwboekjes, 105.
Bleekerijen, 274.
Bloemruiker, 808.
Bodenstavcn, 376.
Boeier, 51, 201.
Boek, (Zonderling) 11.
// winkcl, 218.
Boelgaaf, 360.
Boerenbedrjjf, 109.
liedje, 305.
Bocrman, 45.
Boete op dronkeuschap, 107.
Bohcmiens, 17.
Borgstelling, 73.
Born i us vrijaadje, 163.
Bonvrvallen van Batinghe, 69.
Bollen, 168.
* bakker, 170.
n tumult, 170.
Braders, 800.
Braderijen, 800.
Breekens, 115.
Brief van een non, 62.
Brouwcrijen, 302.
Bruidstranen, 353.
Bruigom, (Dronken) 40.
Bruiloft, (Na de) 22.
u sk oaten, 28.
ii stafel, 22.
u sverzen, 358.
Burgemeester, 137.
Bybel, 242.
Bygeloof, 173, 215.
c.
Cameretten, 80.
Caprocn, 298.
Caros van staat, 139.
Catechiseermeester, 285.
Catalogus v. Schilderijen , S97.
Cen8uur,.(Kerkei;jke) 159.
Ceremonieel, 138.
Ceremoniemeester, 314.
Clopscheentje , 160.
Codden, 299.
Contract, 327.
Coolhaes, 125.
Cornelia Jan Pauwelsz, 73.
Courauten, 71, 108.
D.
Damscbuiten, 51.
Dankbaarbcid , 188.
Dans, 353.
Descartes woning, 131.
Dessert, 146.
Deugd docn.
Deviczen, 99, 298.
Dichtcrs, 248.
Dienaren, ('sHeeren) 403.
Dienstboden, 13.
Dieverij, 291.
Dolhuis, 334.
Dood, (De zwarte) 328.
Doop, 292.
// eling, 293.
// sformulier, 127.
* vonten, 294.
Dordrecht, 88, 137, 171,205,
237.
Droogmaking, 131.
Droogscbeerders , 28.
Dramas, 14.
Drenkeling, 236.
Drinkgewoonten , 133.
a boom, 114, 155.
ii gereedschap, 221.
Duif, (Geverfde) 272.
Eenvoud, 136.
Eerewijn, 58.
Eetwaren, 58.
Egmond, 260.
Eik van Zuylichem, 60.
Eleonora vau Frankrijk, 59.
Emmertjes, 315.
Entbenge, 71.
Erfpachten, 70.
Excys, 301.
P.
Fceaten, 58.
Feestmaal, 306.
Formulior, (Doops-) 127.
Francis de Oroote, 181.
Franken, 121.
Fulco, (Ridder) 34.
G.
Oalcrij, 53.
Gallier, 101.
Oarenzieden, 214.
Gastbuis, 224.
Gasterije, 299.
Gebcd, 198.
Geldbocten, 6.
Gclcerdhcid, 131.
Genceskundc, 102.
Geneesheer, 361.
Germaan, 101.
Digitized by VjOOQIC
412
REGISTER.
Gescbiet, 409.
Gevecht van studenten, 42.
Gevel, 88, 137, 161.
n steen, 85, 149.
Gezondheidsregel , 71.
Gild van St. Kathelijne, 155.
Gilde, (Snijdcrs-) 30, 31.
a gocdcren verkocht, 156.
Gipsies, 17
Glazen tcntjacht, 89, 91.
Goudleder, 98.
Graftombe, 38.
Halmgcven, 80.
Handel, 91.
Hcidenen, 16.
Heilige deur, 356.
// steen, 216.
Heksenproces , 8.
n wegen, 339.
Hemdcn, 252.
Hemony klokkengieter, 327.
Historie van Belgie, 43.
Hoedekens, 298.
Hofhouding, 345.
Hofwijck, 208.
Holland een tuin, 132.
Hondenslagcr, 7, 72, 87.
Hottingahuis, 15.
Hont, (Alkmaarder) 130.
Hnis Batbinge, 65.
// Zuylichem , 21 .
» bouden, (Kwaad) 111.
w houding, 150.
Huldigingsreis, 59.
Huwelyksaanvragcn, 71.
ti penning, 22.
// voorwaarden , 162.
I.
Inocculatie, 220.
Intredc, 138.
Israelieten, 129.
Jaar, (Nieuwe) 1.
// mark ten, 154, 371.
Jaapmaatjes, (Delftsche) 374.
Jacht op heidencn, 19.
// partij, 26.
Kabinet van Bisscbop, 132.
Kamerbeschntling , 98.
Kan, 149.
Kandeelstok, 245.
Kantoor, 53.
Kap, 192.
Kappen, (Spaausche) 76.
Karel de Groote, 26.
Kasteel van Gorincbem, 343.
Kastijding, 39.
Kattengeslacht, 217.
Kei, 181.
Kerk te Dwingelo, 66.
n te Egmond, 108.
Kerken, 51.
a gaan, 232.
n nilen, 99, 303.
// wijdingen, 154.
Kermis, 153, 187. 271, 233.
/' wenschen, 375.
Keukcnboek, 306.
Keur, 261.
Keurslijfmaker, 32.
Retting, 353.
Kindermalen, 214.
a stoel, 113.
// en nit overspcl, 128.
Kinderkleeren , 244.
Kleeding, 100, 120, 191, 250,
328. 406.
" van een pronker, 39.
» te Dwingeloo, 66.
" te Hindeloopen, 281.
Kleerkoopers, 29.
Kleermaker, 25, 45.
Klooster, 349.
Klopbot, 136.
Knijpen, 299.
Koek, (vergulde) 2.
n (Leuvensche) 2.
n Kramen, 373.
Koepel, 132.
Koetskarren, 85.
Koopacte, 160.
Kop, (gouden) 317.
Koorn, (gebrand) 148.
Kordewagen, 115^
Kost (Zaanschc) 90.
n cn v. vervoer, 56, 147.
« * benlszwaarden, 181.
n it promoveercn , 327.
Kavel, 298.
Kraamhcer. 213.
// kamer, 211, 244.
// kloppertje, 200.
f malen , 214,
// vrouw, 210.
Kramers, 271.
Kracbt der pen, 302.
Krankzinnigenbuis, 257.
Kromscbaren, 27.
Kroonen, (De vier) 334.
Kruis en mnnt, 8.
Kunst, 172.
u stukken, 45. 405.
Kwakzalver, 187.
L.
Lakenkooper, 27.
Lappedieven, 27.
Ledekantje, 103.
Leges voor 't beksenwegcn , 242.
Lemnie, 45.
Leven8wijzc te Dokkum, 123.
Leverijen, 298.
Lied (Kinder) 187.
// (Minne) 190.
// (Scharenslijpers) 265.
(Boeren)
a erbockja, 315.
Loopen op stelten, 46.
Loterij, 222, 256,
u kaart, 223, 257.
Lotery deviezen, 223.
u pryzen, 225.
n trekking, 226, 258.
Lucbtbuis, 55.
Luiercorf, 212.
Lijkplechtigheid, 238.
M.
Maaltijd, 134.
Macnstik, 214.
Maljeniers, 373.
Manslag excnsabcl, 406.
Martcrs, (Tarame) 81.
Meelmolen, 205.
Mcineed, 110.
Menschen met ee*n oog , 45
Meter, 213.
Metten, (Dommclde) 72.
Middagmaal, 230, 234.
Minne, 210, 241.
Mi-parti, 255.
Mirakel, 34.
Mis, (Paepscbe) 110.
Misgeboorte, 46.
Mitrailleuse, 297.
Mode, 25.
Mocras, 132.
Moesjes, 108.
u doosjc, 108.
Molens, 130.
• (versierde) 351.
o (Meel) 205.
Mommerijen, 2.
Monnikenwoert, 36.
Moorden, 111, 181.
Mopsje, 315.
Morgengave, 23.
Musicyns, 206.
Musiekvereeniging, 206.
N.
Naaikamer, 228.
Naaimeisjes, 20.
Naamfeest, 62.
Narrendeviezen, 99.
Narreschip, 289.
Negers, (Omgaandc) 29.
Netjes-droogen, 350.
Non, (Brief v. een) 62.
Nonncn, 349.
o.
Oliekoeken, 372.
Ondcrtrouw, 309.
Onkosten bij lykplcchtigh. , 238.
Onmatigheid, 106.
Onschuld der Hollanders, 133.
Ontdekking, (Vreemde) 131.
Ontheiliging derZondag, 111.
Onzedelykheid, 13.
Opcnbricf, 75.
Opschudding in een kerk, 40.
Opzitten, 310.
Oudcwater, 339.
Oudwijk, 367.
Overspel, 111.
Overstroomingen , 291.
Digitized by VjOOQIC
REGISTER.
413
Overwinden v. schepen, 202.
P.
Paardje, ('t geleerde) 272.
Palmknoopen, 354.
Pamfletteti, 105.
Paruiken, 102.
Pastoorshuishouding , 150.
Paters, 349.
u vaatje, 301.
Penning, (Huwelijks) 22.
Pestzieken, 362.
Peter, 213.
Pillegiften, 295.
Pincrs, 114.
Plakaat tegen bcdelcn, 84.
Policicwezen 16* eeuw, 404.
Pomade, 102.
Predikant, 55.
Priemen, 299.
Promotie, 323.
Pronk (Te) stellcn, 41.
Pronkjonker, 39.
Prijs van hnisbenoodigdheden ,
152.
Prijs van Heeding, 32, 151.
n /r spijs en drank. 150.
Pijnbank, 9.
Pijpen, 50, 90, 145.
Rantsoenen, 119.
Recbten en voorrcchten , 69.
Rechtsgedingen, 74.
a pleging, (Haarl.) 176.
n spraak, (Oude) 3.
Reeuwers, 362.
Reiskosten, 147.
Rhijnwyn, 135.
Rinck, 299.
Ring, (Zenven dubbeltiens) 173.
Rondjes, 310.
Ruiker, 357.
s.
Sardam, 51.
Scheper,(de Drentscbe) 266, 285.
Scheppers, 28.
Scbieten, (In 'tnieuwe jaar) 2.
Scboenkramcn , 373.
School, 229.
// Latjjnsche, 171, 247.
mecster, 363. 405.
ii ii gehnnrd, 185.
Schoonb. der Holl. vrouwen, 133.
Scboonmaakkosten , 56.
Schoorsfeen, 98, 321.
Schnit, (Blauwe) 289.
Scbutters, 271.
Slaadje, (op een) 132.
Slaapkamer, 227.
Slagt, 146.
Sleepen der iaponncn, 362.
Slot te Schagen, 321.
Sluizcn, 90.
Sluijerdeeck , 408.
Smuijchtapper , 301.
Snijder, 27, 29.
Snijderswinkcl , 38.
Snijkamer, 335.
Soeteman, 218.
Soykens, 155.
Spsarpotten, 237.
Spaansche kappen, 76.
Speelgocdkraam , 153.
Spcl, (Vaderlandsch) 269.
Spiljoenen, 299.
Spook, 216.
Spreekwoord, 15, 148, 320.
| Stadskeuren, 200.
I Staten-collegic, 42.
Staven, 299.
vStelten, 46.
Stichtings-diploma, 36.
Stokman, 72.
Stoom, 13.
Stoven, (Bad) 263.
(Fatsoenlijke) 263.
Straffen, 4, 6, 231.
Stranding van walvisscben, 42.
Studentcn, 42.
Suikcrwerk, 22, 246.
Swobs laanwe, 15.
Tafel, 76, 345, 349.
Tappers, 404.
Tentamen, 324.
Tentjacht, 89, 91.
Tentoonstelling , 104.
Terechtstelling, 178.
Toiletboekcn , 306.
Titels v. boeken, 11.
Tollen op linnen, 108.
Tonyn, 42.
Tooncclaankondiging, 333.
a spelers, 129.
a speelknnst, 207.
Tooverteeken , 7.
« poeder , 8 .
Torenschuit, 51 .
Tortnur, 9.
Tontenburg, (Georg van) 69.
Touwslagerij , 273.
Tredraolen, 125.
Tronvren en vrijen, 22.
n in stilte, 22.
Tuin van Pinto, 130.
Tulpomanic, 131.
Tuniek, 191.
Tydverdrijf, 81.
Uithangborden , 52.
Uitspanningen , 171.
Uitvindingen, 63.
Uitzct, 315.
• ting van stndenten, 42.
Upsteeckers , 299.
V.
Vaderland, 129.
Vaernewijck , (Marcus v.) 43, 44.
Vantijd, 245.
Varken, (Steenen) 852, 361.
Vechten, 299.
Vcrdrinken, 4.
Veerschuit, 49.
Verjaargeschenk , 62.
Verven der huid, 251.
Veroordeelde gered, 186.
// ing van dieren, 10.
u a n kinderen, 10.
Vertooning v. een belcgering, 60.
Vervolging der heidencn, 19.
Verzoekschrift op rijra , 93 , 249 .
Vexatie schutten, 404.
Visscherij, (Grocnlands) 220.
Vischmaal, 23.
// koken, 135.
Viziocn, 35.
Volkssmaak, 15.
Voorpoort, 37.
u teckencn, 3.
Vosscnvangers , 99.
Vrcde van Utrecht, 350.
Vrocdvrouw, 212.
Vrouwcnstraffen, 666*
Vrijaadje van Bornius, 163.
Vrijdom van axcijns, 301.
Vuist, 5, 76.
Vuurbaak, 130.
a proef, 7.
W.
Waelcn, (De) 51.
Wagen, (De vergulde) ggg.
Walviscb, 41.
Wantsnijders , 373.
Watercn, (Kostelyke) 125.
Wcelde, 105.
Weeshnis, 193, 227.
o reglementcn, 39.
Werktuigkunde, 46.
a digen, 45.
Wcrktuig voor droogmaking, 63.
a n besproeing, 63.
Werven, 51.
Weezen, 39.
Willekeur, 261.
Winnebrooden , 115.
W issel wagen , 85.
Woeker, 112.
Wollenaaisters , 28.
"Wondcrcn, 47.
Wgn, 146.
IJ.
IJdelheid van Regentcn, 196.
z.
Zedelijke toestand, 110.
Zecdienst, 129
Zeelieden, 119.
Zeilen in rompagnie, 92.
Zelfmoord, 10.
Zigeuncrs, 16.
Zindelijkhcid, 129.
Zoen treffen, 406.
Zuylichera, (Huis te) 21.
Zweep, 87.
Zwik, 314.
Digitized by VjOOQIC
LUST DER PLATEN.
Biz.
Een heidcnkamp 1
Arrestatie op een gewijde plaats 5
Tortuur 9
Hcidenen , naar Rembrandt 16
Heidcnen op weg, naar Callot. ... 17
Het huis te Zuylichem, naar P. Huygcus. 21
Dc klecrmaker, naar Brekelenkamp 25
Dc snijder, naar J. Ammon 29
Graftombc van Arcnd van der Sluis 36
Voorpoort van de abdij van Bern (van binnen) 37
u a nun u buiten) 37
Walviseh in 1598 op het strand bij Katwijk
geworpen 41
De Lemmie 45
Gedrochten nit "der nature bloeme" 48
Zaandammcr veerschuit 49
De eik van Zuvlichem 61
Dwingeloo 64
Het huis Bathinge 65
Bouwvalien van het huis Bathinge 69
D' vergulde wagen 85
Huis in de Wynstraat te Dordrecht 88
Tent- of glazenjagtje 89
Een kamer uit de 17c eeuw te Dordrecht. 96
Bedstede en kamerbetimmering , 17 e .ccuw. 97
Germaansche vrouwen 101
Gennaan 101
Gallier 101
Het ledckantje te Egmond aan den Hocf. . 104
Moesjesdoosje 108
Het boerenbedrijf in de 17 e eeuw 109
Kinderstoel 113
Frankische mannen 121
Frankische vrouwen 121
Moddermolen 125
Geveltje uit Dordrecht 1 37
Visschers van over 't TJ 145
Oude gevelsteen 149
Speelgoedkraam 17 c eeuw 153
Dordsche huizen 1 61
De bollebakkcr 169
Gcvangcnis in de 17 e eeuw 177
Een wonderdoktor 189
Biz.
Mannen uit de 10e en lie eeuw. 192
Vrouwen u u u u n n 193
Het kraamkloppertje 200
De meelmolen 205
De baker 209
De kraamheer 213
Vreemd dnnkgereedschap 221
Loterijkaart van Egmond 224
Spaarpotten 237
Kraamkamer 244
Minne 245
Kleeding uit de 12e en 18e eeuw 252
a a a n u u v ........ 253
Kaart van de loterij voor het krankzinni-
genhuis te Amsterdam 257
Scharenslijper 265
Een vaderlandsch spel 269
Touwslagerij 273
Glasschilderij 280
Hindelooper kleederdracht 284
De blauwe schuit 289
Een doopeling 293
De mitrailleuse 297
Boerenbinnenhuis 805
Zaandamschc dame 309
Gouden kop 317
De schoorstecn op het slot te Schagen .... 821
Kleeding 1350— 1430 329
Vrouwenklecding omstreeks 1400 332
Abtstcde 337
Het kastcel van Gorinchem 344
Tafeltje uit de 17e eeuw 349
Versierde molen aan de Zaan 353
Schoolvertrek 17° eeuw 364
Des schoolmecsters troon 365
Oudwijk 369
Bodenstaven 376
Zaaodamsche rouw 381
De schilderij in dc Bullekerk 885
Kleeding in de 2e helft der 15e eeuw 392
tt U II II II u u H 393
Wapenrustiug van Karcl den Stoutc 396
Digitized by VjOOQIC
INHOUD.
Biz.
Nieuwejaar 1
Oude rechtsspraak , door Mr. A. Verstcr. . . 3
Beschouwingen eu opmerkingen naar aan-
leiding van een zonderling boek, door
D. P. van Heyst 11, 43
Swob's Laauwe. Friesch spreekwoord 15
De heidenen , iazonderheid met betrekking
tot hnnne behandeling in ons vaderland,
door Mr. J. W. Staats Evers 16
De naaimeisjes in 1748 20
Het huis te Zaylichem, door Mr. A. Ver Huell. 20
Het vrijen en trouwen 22
Geschiedenis van de kleeding in de vrocgere
tijden, door D. van der Kellen Jr., 25,
100, 120, 191, 250, 328
De abdij van Bern 33
Hoe een pronkjonkcr in den aanvang der
18 e eeuw zijn dag passeerde 39
Weezentucht 39
Een dronken bruigom 40
Walvisch in 1598 op bet strand bij Katwijk
geworpcn 41
Van over 't IJ , door J. Honig Jz. Jr. 49,
89, 135, 144, 201, 218, 307, 350, 380
Onkosten aan de vervulling ecner predikants-
plaats verbonden in de 2e hclft der 17e
eenw, door Dr. R. C. H. Romer 55
Uit den tijd van Karcl V, door Dr. En-
gelbregt 57
Dceik van Zuylicbem, door Mr. A. Ver Huell. 60
Brief van cene non nit de Byloke aan den
preloat der St. Pieters-abdij , medegedceld
door F. de Potter 62
Uitvindingen 63
Dwingeloo en wat'tnog meer te zien geeft,
door C. van Schaick 64
Opmerking 71
Bladvulling 71
Hondeslagers, door E. Lanrillard 72
Jan Pauwcls Comelissen, door J. H. van
Dale 73
Tamme martcrs 81
Nog iets over bedelary in dc 17 c eeuw,
door Dr. Jan ten Brink 82
Iete over de eerste Gcldersche wissclwogens,
door Mr. A. Ver Huell 85
De hondenslagers in Belgie, door Jan Broec-
kaert 87
Oude gevels te Dordrecht 89
Verzoekschrift op rijm van den sehout der
vrijheid Etten Picter Nuyts 93
Biz.
Wat er alzoo in een burgerhuis van de 17c
eeuw te vinden was, door D. van der
Kellen Jr 95, 209, 241 , 291
Kerkuilen, door Jan Broeckaert 99
Deviezen van narren 99
Vosscnvangers 99
Proeven van geneeskundige behandeling... 102
Het ledekantje te Egmond aan den Hoef,
door C. W. Bruinvis 103
Tentoonstelling van Zceuwsche oud- en merk-
waardigheden te Middelburg 104
Hit den ouden tijd. Mededcelingen van Mr.
J Dirks 105, 163, 240
Verzcnding onzcr couranten naar Engeland
in het laatst der vorige en in het begin
dezer eeuw ] 07
Mocsjes 108
Het boerenbedrijf in de le helft der 17e
eeuw 109
Een blik in den zcdelijken toestand der
mnatschappij van vroegeren tijd, door
S. Piccardt 110
De kinderstoel 113
Het Sluischc Sint-Kathclijnegilde en zijn
merkwaardige drinkhoorn, door J. H. van
Dale 114, 155
Het dagelijksch brood onzer zeclicden voor
50 jaar door Th. Jorissen 119
Hoe men in den aanvang dezer eeuw nog
te Dokkum lcefde 123
De tredmolen 124
Colhaes distillateur, door Dr. G. 1). J. Schotel. 125
Een oud doopsfbrmulier in Drentbe in ge-
bruik , door C. van Schaick 127
Een wandcling door een boek , door Mr. A. Ver
Huell 129
Drinkgewoontcn onzcr vaderen in de 17eceuw. 133
Geveltjc uit Dordrecht 137
Zondcrlinge verkiezing van een Burgemccstcr. 137
Ceremonieel bij H. H. M. , practicabel om-
trent de aanwezende Ministers van vreemde
Potcntaten, door P. A. Leupe 138
Staaltje van straf in de vorige ccuw, eenen
predikaut opgelegd, door J. van der Bann. 147
Spreekwoorden , door Harrebomee 148
Een Postoors huishouden in de 18e eeuw,
door Jan Broeckaert 150
De kermis, door D. van der Kellen Jr... 153,
187, 271, 333
Eene kerkclijke censuur bij de Hervormde
gemccntc te Neuzen , door J. van der Baan . 159
Digitized by VjOOQIC
1NH0UD
Biz.
Dordtsche huizcn 160
Bollen, door J. ter Gouw 168
Dordrecht in den aanvang der 17« en der
19e eeuw, door Dr. G. D. J. Schotel. 171,
205, 247, 389
Bijgeloof in Drcnthe, daar waar ik thuis
was, door C. van Schaick 173, 215
Haarlcmsche rcchtspleging , door Mr. A. J.
Enschede 176
Francis de Groote, door J. II. van Dale.. . 181
Op welke voorwaarden Claes Pietersz. in
1636 tot schoolmeestcr te Wormerveer wcrd
gchunrd 185
Een vcroordeelde door een maagd gered . . . 186
Hoe een scherprechter in 1608 betaald werd. 186
Kindcrliedjc 187
Ben dag in een wecshuis in de 18« eeuw,
door VV. M. Seheltema Ez 194
Bclasting op advertcntien 199, 227
Het kraamkloppertje 200
De Meelmolen 205
Hofwijck , door Frederiks 208
Garen zieden 214
De inocculatie in 1774 220
Vreemd drinkgereedschap 221
De Loterijcn 222, 256 , 378
Een vorstclijk drenkcling, door A. Aarsen. 236
Spaarpotten 237
Lijkplechtigbcid voor den Heere van Was-
senaer , door Mr. A. J. Enschede 238
Een rederijkcrsverzoekschrift 249
lets over de stadskeuren, a)s rijke bronn'en
voor de kennis der Nederl. taal, door
Mr. J. Soutendam 260, 298
Scharenslijpers liedje 265
De Drentsche Scheper, door A. L. Lestur-
geon . . . . 266, 285
Een vaderlaudsch spel, door Dr. Romer. . . 269
Touwslagerij 273
De Haarlemsche blcekerijen, door Mr. A.
J. Enschede 274
De kleederdracht der Hindelooper vrouwcn. 281
Biz.
De blaauwe schuit of *t Narreschip 289
Dieverij bij overstrooraingen 291
De mitrailleuse in vroegere tijden 297
De kracht der pen 302
Kcrkuilen, door C. v. Schaick 303
Boerenliedje 305
Toilet en kcukenbocken 306
Een fcestmaal omstreeks 1722 306
Afbeelding van den gouden kop door de
• staten van Holland en West-Friesland vcr-
•cerd aan de Witt, de Ruijter en van Gent
1667, door P. A. Leupe 317
Sprcekwoord , door P. J. Harreboinee 320
De schoorsteen op het slot te Schagen , door
C. W. Bruinvis 321
Een promotie in de 18e eeuw, door Frederiks. 323
Contract tusschen de 8 tad Haarlem en den
klokkengieter Hemony, door Dr. C. Ekama. 325
Utrechts Abstede, door D. Buddingh 335
Het heksenwegen te Oudewater, door H.
C. Rogge 339
Het kasteel van Gorinchem 343
Hoe de tafels in de hof houding van Prins '
Maurits waren ingcdeeld, door P. A. Leupe. 345
Tafeltje uit hot laatst der 17c eeuw 349
Paters en nonnen in een kiooster 349
De geneesheer in de 18e eeuw 361
Verzorgers van pestzieken 362
Het slecpen der japonnen 362
De schoolmeestcr in den aanvang der 17 e eeuw 363
Oudwijk's Abtdye, door D. Buddingh 367
De Jaarmarkt te Briclle in 1445 , door Mr.
J. Soutendam 371
Bodcnstaven 367
Catalogus der schilderijcn van Diego Daarte
te Amsterdam in 1682, met de prijzen
van aankoop en taxatie, raede^edeeld door
Fr. Mailer " 377
Uit het inemoriacl-bouck van burgemeesteren
van Delft, loopende van den jare 1537
tot 1574, door Mr J. Soutendam 403
Digitized by VjOOQIC
Digitized by VjOOQIC
Digitized by VjOOQIC
-Srrr*-'
.Ob
\W0
3 0000 108 640 248
**
Digitized by VjOOQ
Digitized by VjOOQIC